Terug naar de beginpagina. | Naar het overzicht in het kort. |
Van de 955 geïnventariseerde terpen in Friesland zijn de meesten van na het jaar 1000. Slechts enkelen zijn ouder. De tekst van Plinius (zie daar) heeft dus geen enkele betrekking op Friesland. In de tijd van de Romeinen waren daar geen terpen. De gangbare geschiedschrijving lokaliseert van de 7e tot de 9e eeuw het grote volk van de Fresones in het Nederlandse Friesland. Het was een machtig volk en derhalve zo groot in getal, dat het in een langdurig conflict met de Franken stand kon houden. Waar in Friesland heeft dat volk gewoond? Uit deze periode levert de archeologie ons enige terpen op, waar toch moeilijk zo'n groot volk gewoond kan hebben. Juist in deze periode hadden de transgressies een nieuw hoogtepunt bereikt. Volgens P.C.A.Boeles, die de hele archeologische collectie in het Fries Museum (zo'n 11.000 nummers) bestudeerde, bestaat er geen continuiteit in de bewoningsgeschiedenis in het oude Friesland. (Bron: Fryslan, jrg.6 (2000) no 2, blz.15). ![]() (Klik op het boek om hier meer over te lezen.) De Friezen. De vroegste geschiedenis van het Nederlandse kustgebied. Met dit boek uit 2013 probeert Luit van der Tuuk de traditionele opvattingen die bestaan ten aanzien van de Friezen, weer eens te onderstrepen. Het is onvoorstelbaar dat iemand die zoveel zegt te weten over de geschiedenis van de Friezen, met een boek durft te komen waarin hij de traditionele opvattingen tegenspreekt en tegelijk toch weer bevestigt. Dat hij slechts de traditonele opvattingen verdedigt blijkt al uit de literatuurlijst. Bij hem vind je geen referenties naar auteurs als Delahaye, Boidin of Vandermaele. Door hun standpunten te negeren is het wel erg gemakkelijk de tradities als enige waarheid te hanteren. De geschiedenis van het Nederlandse Friesland begint met een vervalsing: het Karelsprivilege. Het Karelsprivilege is een voorrecht dat Karel de Grote zou hebben geschonken aan de Friezen als dank voor de steun bij de inname van Rome. Daarvan is historisch geen enkel bewijs gebleken, laat staan dat er een privilege zou zijn gegeven aan de Friezen. Ook dat zou zeer ongebruikelijk zijn geweest. De originele oorkonde die daarover bestaan zou hebben bestaat niet (meer?). We bezitten slechts een kopie uit de 15e eeuw, wat de tijd van het ontstaan perfect aangeeft. De traditie van het Nederlandse Friesland gaat niet verder terug dan die van de vlag en het wapen. Een eerste verwijzing naar een Fries wapen wordt gevormd door een vaandel dat afgebeeld staat in de “Brabantse Kroniek”, een manuscript uit 2e helft van de 14e eeuw. Het vaandel of banier is blauw met twee gaande, aanziende gele leeuwen en het veld bezaait met witte penningen. Dit is dus de eerste en originele Friese vlag! De huidige vlag krijgt pas in de laatste kwart van de 19e eeuw een vaste vorm en is ontstaan op particulier initiatief. Het ontwerp was gebaseerd op een, in die tijd populaire, afbeelding uit de kroniek van Winsemius (1586 - 1644) van het z.g. "oude" Friese wapen met de schuinbalken, al dan niet met harten of plompebladen. ![]() Het wapen met de gaande leeuwen sluit wel aan bij de leeuwenwapens zoals die van Bordeaux langs de Noordzeekust richting Noord-Duitsland, Engeland en Denemarken voorkomen en waarin één, twee of drie gaande leeuwen staan. Pas ca.1475 duikt er in een Frans wapenboek een wapen van de ”Koning van Friesland” op. Dit is het eerste wapen met schuine balken en harten, dat aan een Friese koning wordt toegedicht. Deze afbeelding is de oudste weergave van het wapen dat later het wapen van de Ommelanden zou worden. Dit wapen heeft een blauw veld, dat beladen is met drie zilveren schuinbalken. De balken worden (in het blauw) vergezeld van negen rode (rechtopstaande) harten. ![]() Het eerdere wapen met de twee aanziende leeuwen zal later dat van West-Friesland worden, terwijl het huidige "westerlauwers" Friesland ca. 1494 een variant krijgt op het wapen met de aanziende leeuwen. Pas in 1957 wordt de vlag en het wapen door Provinciale Staten officieel vastgesteld. Het wapen en de vlag van Friesland zijn dus aantoonbaar uit het zuiden afkomstig. De "Nederlandse" leeuw is net zo Vlaams als veel plaatsnamen in Friesland. ![]() De gothische St.Wulfram kathedraal van Abbeville. ![]() Klik op de afbeelding voor een vergroting. Een opmerkelijk maar veelzeggend voorbeeld van een mythe in de geschiedenis van Friesland. In het artikel hierboven is sprake van een afbeelding van "een Frieze edelman" die van een Kroatische veldheer blijkt te zijn. Friesland kent meer van dergelijke "geleende" historische mystificaties. Zo blijken de eerste "graven van Friesland" die van Vlaanderen te zijn, blijkt Bonifatius bij Duinkerke vermoord te zijn en woonden de klassieke Friezen in Frans- en Belgisch-Vlaanderen en blijkt de Noormannenschat van Winsum zo vals als wat te zijn. Het is tekenend voor de wijze waarop Friesland met haar geschiedenis omgegaan is. |
Graaf Robert de Frise, de eerste edelman die zich 'Frise' noemde, is begraven in Cassel, zijn thuisland. De klassieke Friezen slaan op de vlucht voor oorlogsgeweld. Wanneer hele dorpen door de Noormannen worden platgebrand blijven slechts twee mogelijkheden over; of vertrekken of onmiddellijk aan de heropbouw beginnen. De Vlaamse Friezen zijn in hun overgebleven boten gestapt en zijn noordwaarts gevlucht om dat ze wisten dat daar: 1. droge grond was, die hetzelfde was als de grond uit hun thuisland dat ze verlieten, 2. deze grond vrij was omdat er niemand woonde 3. de Noormannen niet uit het noorden kwamen maar uit Normandië. Zij vluchtten hun vijand toch niet tegemoet? De Vlaamse graven wisten evengoed als hun zeevarend volk dat de drooggevallen en onbewoonde gronden leken op de vlakte die zij verlieten. Het volk had een nieuw thuis nodig en de leiders rijfden de grond en de belastingen binnen want het feodaal stelsel was in zwang. Niets is dan eenvoudiger dan de oude namen mee te nemen. Daar de taal geen probleem was is ook die in stand gebleven.
De Friese taal. De traditie van het Nederlandse Friesland gaat niet verder terug dan die van de vlag en het wapen.(zie hiernaast). Ook de traditie van de Friese taal gaat niet verder terug dan de 17e eeuw. De Friese traditie begint pas in 1640! Nog steeds fungeert 'het Fries' als meest ideologisch wapen in de politieke vrijheid van Friesland. Voor de 18e eeuw hebben we geheel geen concrete informatie omtrent de mondeling taalgebruik in de kerk en het onderwijs. Het 17e eeuwse (Nederlandse) Fries staan in een geheel andere spellingstraditie dan de oud-Friese teksten uit de eeuwen daarvoor. Dat geeft een duidelijke breuk aan. De oudste Friese teksten dateren dan wel uit de 11e eeuw, maar nooit is aangetoond dat die over het Nederlands Friesland gaan. (Bron: Spiegel Histroriael, okt.1975 p.544 ev. Het Fries tot 1800). Actueel!In het Algemeen Dagblad werd de nieuwe film over de Friese koning Redbad besproken. Daarop reageerde ik met een ingezonden brief op 26 juni, waarna op 29 juni een reactie kwam van ene Johan Hermes uit Rotterdam. De door mij ingediende repliek werd in het AD aanvankelijk zonder opgave van redenen niet geplaatst. Na enkele emails aan de redactie van het AD werd er als reden opgegeven dat "het artikel te lang zou zijn voor een onderwerp waarin vermoedelijk een beperkt deel van onze lezers geïnteresseerd is". Mijn repliek op Johan Hermes kunt U hieronder lezen.De visie van Albert Delahaye. Er moet een duidelijk onderscheid gemaakt worden tussen het klassieke Fresia (zie bij Fresia of Frisia) dat in Frans en Belgisch Vlaanderen lag en de Nederlandse provincie Friesland. Fresia was het eerste land der Friezen uit het eerste millennium, het Nederlandse Friesland is het tweede land der Friezen uit het tweede millennium, dat behalve Friesland ook de kop van Noord-Holland en een deel van Groningen omvatte. Het scharnierpunt ligt in de 10e eeuw, toen laag Nederland vanuit het zuiden ontgonnen werd. Over het bestaan van Friese koningen in de vroege middeleeuwen, zoals Aldgisl en Radboud, is in Nederland heel weinig bekend. Historische bronnen uit die tijd ontbreken in ons land. De verhalen zijn in de 10e eeuw meegekomen met de nieuwe bewoners van de noordelijke gebieden in ons land. Archeologisch is van deze vroege koningen in Nederland al helemaal nooit iets aangetoond. In Frans-Vlaanderen zijn er wel koningsgraven van 3500 jaar oud gevonden te Fresnes-les-Montauban en te Fréthun, twee Friese plaatsnamen. (Bron: Callens J., De HST en de archeologie in De Franse Nederlanden, Annales 1994). Opvallend blijft dat in de archieven in Friesland van de periode vóór 1498 weinig te vinden is. Het zijn niet meer dan schamele resten die in het Rijksarchief bewaard worden. Het beginjaar van het archief van Dokkum is 1555. Verder terug heeft men niets. Het archief in Franeker begint in 1526, Bolsward in 1544, Harlingen in 1574, Leeuwarden in 1426, Sneek in 1490, Stavoren in 1600 en IJlst in 1613. Het zijn ook voornamelijk overheidsarchieven. Veel kerkelijke archieven, waarvan het merendeel van de gereformeerde of hervormde kerken, beginnen pas tijdens de reformatie in de 17e eeuw. Het oudste kerkelijk archief in Dokkum (van de Classis Dokkum) begint in 1605. De oudste kerkelijke archieven van de Rooms-katholiek kerk zijn die in Leeuwarden en deze beginnen in 1663. Die van de parochie van de H.Bonifatius begint iets eerder in 1657. Deze bevat ook het archief van de St.Willibrordus-statie vanaf 1765 tot 1854. (Bron: de archieven in Fryslân). Wat zijn naam, bevolking, streeknaam, plaatsnamen en zelfs riviernamen betreft, zijn het nederlandse Friesland, Groningen en West-Friesland in Noord-Holland de vrucht van een migratie uit Frans Vlaanderen. De opvattingen over de goederen van de abdij van Echternach in de Friese landen zijn ontstaan door een aantal misverstanden in de 16e eeuw. Zie daarover de Friese goederen van Echternach. Dit geeft al aan dat veel plaatselijke gebruiken geen ver verleden kennen en pas heel laat zijn opgetekend en ontstaan. In de oudste archieven verneemt men ook niets over St.Bonifatius en Dokkum. De verering van Bonifatius in Dokkum begint pas na 1874. Dat is 11 eeuwen na dato. De Friesche Bedevaart naar Dokkum te Leeuwarden begint in 1919 en loopt tot 1953. De Historie van Vriesland door kroniekschrijver Peter Jacobsz van Thabor (geschreven tussen 1470 en 1530, Dutch edition 1973) laat ook duidelijk zien dat de geschiedenis van Friesland pas begint in de 13e eeuw. Het eerste jaartal dat in deze kroniek genoemd wordt is dan wel 781, waarbij vermeldt wordt dat 'eerst dat Karsten (Christen) ghelove ontstanc'. Men slaat Bonifatius hier al over. Maar het volgende jaartal is 1270 'doe wort ghepredict dat heilighe cruys over de Karstenheyt'. Tussen 781 en 1270 heeft men dus NIETS, geen enkele geschiedenis in de Historie van Vriesland. Dat is bijna vijf eeuwen met NIETS. Volgens informatie over de geschiedenis van Friesland, onder meer weergegeven in het Scheepvaartmuseum in Sneek, was vroeger in Friesland het meeste land drassig. Met koetsen, paarden en karren en te voet kwam men maar met moeite van plaats naar plaats. De tijd van 'koetsen, paarden en karren' geeft al duidelijk aan dat het over de 15e eeuw en later gaat. In de tijd daarvoor was Friesland, zoals meer gebieden in 'drassig Nederland', niet bereisbaar. Hoe St.Willibrord, St.Bonifatius en andere predikers hier dan rondgetrokken hebben, wordt door de historici dan ook nooit vermeld maar angstvallig verzwegen, aangezien wel duidelijk is dat dan de hele geschiedenis zich hier niet voorgedaan kan hebben. De vaak vermelde Friese handel begint ook pas na de 15e eeuw en kent zeker geen continuïteit vanaf de tijd van Romeinen. In het onlangs verschenen boek van Annemarieke Willemsen (wetenschappelijk medewerkster van het Rijksmuseum van Oudheden) over de "Gouden Middeleeuwen" komt zij tot enkele opvallende bevindingen, die het gelijk van Albert Delahaye onweerlegbaar aantonen. Haar opvattingen over Nederland in de Merovingische tijd zijn opzienbarend en bevestigen de onjuistheid van de traditionele opvattingen. Zie verder bij het gelijk van Delahaye. Zij komt tot de conclusie dat de traditionele indeling in Nederland van Friezen, Franken en Saksen niet gebaseerd kan zijn op de archeologie. De vraag is waarop dan wel? In elk geval ook net op de geschreven bronnen, zoals prof.dr.D.P.Blok (zie daar) al eerder en dus zeer terecht concludeerde. Daarmee zet zij een dikke streep door het hele boek 'De Friezen' van Luit van der Tuuk (zie hiernaast). Het boek hoeft niet van tafel, maar moet er juist open op blijven liggen. Met dit boek is het 't beste aan te tonen dat de hele geschiedenis van het voorkomen van een 'Fries Rijk' in Nederland nergens anders op gebaseerd is, dan op enkele reeds lang weerlegde aannames. In Archeobrief 1 van maart 2001 komen Jos Bazelmans, Menno Dijkstra en Jan de Koning tot de conclusie dat 'de Friezen genetisch misschien helemaal niet bestaan'. Het Frisia project (initiatief van de provincie Noord-Holland, dus niet van Friesland) is helaas in een pril stadium gesmoord. Schaarse resultaten en de tamelijk gematigde belangstelling van historici en onderzoekers deed het de das om. Zou het niet gewoon zo zijn dat de gematigde belangstelling voortkwam uit de schaarse en weinig aansprekende resultaten van archeologische opgravingen? Immers in Friesland is niets gevonden van het oude en omvangrijke volk van de Friezen, dat niet alleen tegen de Romeinen streed, maar nadien ook tegen de Franken. Dat ze volgens de traditie vanuit Friesland even naar Noord-Frankrijk trokken om er te strijden, is in de traditionele geschiedenis altijd een onverklaarbaar feit geweest. Volgens Albert Delahaye is dit gemakkelijk te verklaren, aangezien de Friezen in (Frans-)Vlaanderen woonden en dus in hun thuisland tegen Romeinen en Franken streden. ![]() Ruim 2000 teksten over de Friezen. In tegenstelling wat historici lange tijd beweerden en nog beweren, is het volk van de Fresones (Friezen) aan de hand van zo'n 2000 teksten prima te localiseren. De onwetendheid van het bestaan van deze teksten heeft tot deze voorbarige conclusie onder historici geleid. Dit noemt men in de vaderlandse geschiedenis "kritisch tekstonderzoek". Men heeft gewoon geen weet gehad van het bestaan van al deze teksten, omdat die niet in Nederland, maar allemaal in Frankrijk zijn terug te vinden. De eerste vraag die een kritische lezer zich dan stelt is "Wat doen teksten over 'ons' volk der Friezen in Frankrijk, terwijl er geen enkele in Nederland te vinden is?" Het antwoord is even simpel als de vraag: "De teksten zijn precies daar geschreven waar het volk der Friezen leefde: in Frans- en Belgisch-Vlaanderen." Veel taalonderzoekers hebben niet voor niets de gelijkenis tussen de Oud-Engelse en de Friese taal benadrukt. Hoe kon St.Willibrord de Friezen verstaan en zij hem, zoals in enkele vita vermeld staat? Hoe kon de Friezenkoning Radboud met Wulfram de bisschop van Sens praten? Bij de rijksverdeling in 839 wordt het hertogdom Frisia tot aan de Maas genoemd tussen het rijk van de Saksen (dat lag bij Boulogne), het graafschap Hamarland (Henegouwen) en het graafschap van de Bataven (dat was het land van Béthune). Het gaat deel uitmaken van het rijk van Karel de Kale, koning van West-Francië en het kan dus niet in of bij Holland hebben gelegen. Gerulf wordt daarbij niet genoemd. In 841 vernielen de Normanni het land tot aan Atrecht (Frans Arras), waarna de monniken van schrik vluchten met de relieken van St. Vaast door Frisia naar Engeland. Ze nemen natuurlijk de kortste weg van Atrecht naar Engeland en reizen uiteraard niet via Leeuwarden, dat toen onder water lag. De Friezenkoning Radboud (692-720) past alleen in een Noord-Franse omgeving en buiten de loutere naam Fresia is er niets dat hem in verband kan brengen met het huidige Friesland, Holland of - wat dat betreft - met Utrecht. Voor de legendarische mislukte doop bestaat er maar één bron. De Friese koning Radboud zou uit de doopvont gestapt zijn, toen bleek dat hij zijn niet-gedoopte voorouders niet zou zien in het hiernamaals. Die doop werd verricht door Wulfram (ook als Wulfran of Vulfran/m of Fulfran/m geschreven), abt van Saint-Wandrille (in Normandië), bisschop van Sens en voorganger en tijdgenoot van St.Willibord in de prediking onder de Frisones. Wat zocht de Friese hertog Radboud in het Franse Sens? Of anders gezegd, waar was een kerk in Friesland te vinden als de doop zich dáár zou hebben voorgedaan? Bovendien, hoe valt het te verklaren dat geen enkele Nederlandse kerk het patronaat van de zo belangrijke Friezenbekeerder Wulfram kreeg? Dat St.Wulfram vanuit het Nederlandse Friesland naar Frankrijk zou zijn gebracht na zijn overlijden, is een gevolg van dezelfde misplaatste historie. Het leven van St.Wulfram heeft zich volledig afgespeeld in Frankrijk en wel in de omgeving van Rouan, Abbeville en Sens. In Frankrijk zijn vele kerken met het patronaat van St.Wulfram. De gothische collegiale kerk (kathedraal) van Abbeville voert sinds de eerste bouw het patronaat van St.Wulfram (zie afbeelding hiernaast). Juist in deze kerk van Abbeville zijn de overblijfselen van het corpus van St.Willibrord teruggevonden. Hoe komen de relieken van "de apostel van Friesland" in Abbeville terecht? Het is een volgende aanwijzing van de onjuistheid van de Nederlandse traditie! Wat zijn naam, bevolking, streeknaam, plaatsnamen en zelfs riviernamen betreft, is het Nederlandse Friesland de vrucht van een migratie vanuit Frans Vlaanderen. Een paar doublures zouden niets hebben betekend. Maar het overweldigend aantal getransplanteerde namen laat niet de minste twijfel bestaan over de werkelijkheid van de migratie. In de teksten over Fresia komen niet minder dan 1600 plaatsnamen voor die in Nederland nergens te vinden zijn, maar die in het noorden van Frankrijk wél zijn aan te wijzen. Ook is er in Nederland geen enkele plaats die genoemd is naar de Friezen. In Frans-Vlaanderen is een twintigtal plaatsnamen te vinden die onmiddellijk terug gaan op de Fresonen : Fersinghem, voorheen Frisinghem; Festibert, voorheen Fristubert; Fresingahem, Fresingehem; Freskenes; Frescôte; Frémicourt, voorheen Friesmecourt; Frésicourt; Fresnicourt; Fresmessent; Fresne (komt liefst 4× voor); Fresnes-sur-Escaut; Fresnes-lès-Montauban; Fresnicourt-le-Dolmen; Fresnoie; Fresnoy (bestaat 6×); Fresnoy-en-Gohelle; Fressain; Fresse; Fressin; Fressaing; Fressincourt; Fressins; Fressinge; Fressenghe, Frissinghe (=Fresionowic uit het register uit 870, wat dus niet Vreeswijk was); Frévillers, voorheen Friesvilla; Frévin-Capelle; Frissinghe; Frisincort; Frisincourt; Frisincurt; Fresni; Fresthun; Frestubert; Fresté-les-Pernes; Fressinium; Fresville; Fressenville; Fressies; Friesen; Frisé; Frizon, voorheen Fresonium; Friesenheim, voorheen ook Frisenheim. Overbodig is nogmaals op te merken dat er in Nederland geen enkele plaats is die genoemd is naar het oude volk der Friezen, hoewel er op dat vlak ooit iets is geprobeerd met Vreeswijk in Utrecht. En als het begin van de geschiedenis van het volk der Friezen zich in Noord-Frankrijk heeft voorgedaan, moet ook de rest van die geschiedenis zich daar hebben afgespeeld. Alle veldslagen tussen de Friezen en Romeinen en die tussen de Friezen en Franken, hebben plaatsgevonden in Frankrijk. Te denken valt aan de slag bij Tertry (Textricum), Poitiers, (V)Inchy (Vinciacum), St.Omer (Sithu), Coyecques en Dorestad. De slag om Dorestad vond plaats in Gallia, zoals de betreffende tekst letterlijk zegt. Dat kan dus onmogelijk Wijk bij Duurstede zijn geweest, dat immers niet in Gallia lag. ![]() Tekst uit "Overzigt van de geschiedenis der Letterkunde en Beschouwing (1822)" over "De Morini, de Menapii, Den Portus Itius, de Toxandri en de Salii" door N.Westendorp, waarbij hij al wijst op "aardrijkskundige zwarigheden". Net als op de kaart hieronder is sprake van het gebied "Francorum seu Frisiorum pars" (blauw onderstreept) dat tussen Oostende (rood onderstreept) en Greveningo ligt. "Tot onze grote verwondering" schrijft Westendorp en geeft "deze gedachte niet hoger dan voor een (ver-)gissing". Hij vat Greveningo blijkbaar op als Grevelingen in Zeeland (hij noemt de Krammer) en niet als Gravelines bij Calais, wat wel overeen zou komen met de afbeelding. Duidelijk is dat het hier over Noord-Frankrijk gaat waar immers de woonplaats van de Morini en Menapii was. Het is tevens duidelijk dat het klassieke Frisia in Vlaanderen lag. Let ook op het S.Willebrordi (groen onderstreept, de plaats waar St.Willibrord aan land kwam) en de kop van deze kaart waar Mare Germanicum te lezen staat. Het is daarmee duidelijk aan welke zee het echte en klassieke Germania lag. (Carolus Calvis, genoemd op de legenda, leefde tussen 823 en 877). ![]() Pas in de 10e eeuw kregen de graven van Vlaanderen delen van Nederland in bezit. Met de ontginningen van laaggelegen gebieden kwamen ook de bewoners vanuit het zuiden naar het noorden. Deze bevolking nam de namen van plaatsen, rivieren en van heiligen en andere tradities mee naar hun nieuwe woongebied, waarmee de grote spraakverwarring in de Nederlandse historische geografie begonnen is. In Nederland is wel eens geprobeerd te stellen dat het kasteel van Radboud zich te Medemblik zou hebben bevonden. Echter het kasteel te Medemblik stamt uit de 13e eeuw (1287) en is gesticht door graaf Floris V. Het geeft wel de tijd aan waarin de Nederlandse mythen langzaam ontstonden: de 13e eeuw. Er zijn veel teksten te vinden waarin de Friezen en Friese vorsten voorkomen, die onmogelijk in Nederland zijn te plaatsen. In Frankrijk passen ze allemaal wel. Zoals de tekst bij Einhard, biograaf van Karel de Grote. De vroeg-middeleeuwse documentatie van Fulda is uit Noord-Frankrijk afkomstig. Omdat we moeilijk kunnen aannemen dat een Friese graaf betrokken was bij het graven van een kanaal tussen de Rijn en de Donau wordt deze bron maar overgeslagen; in de juiste streek valt echter alles op zijn plaats. Op dezelfde plaatsen lagen al kanalen; men kon van de ene kant al van de Renus in de Danubius en de Moenus komen. Dit is dan ook de streek waarin men de kanalen van Drusus en Corbulo moet zoeken. De locatie van deze kanalen in midden Nederland is een grote farce en net zo onmogelijk als het verblijf van de Romeinen of Karel de Grote aan de Weser in Noord-Duitsland! Wat weten we nu feitelijk echt? "Het land van de Friezen (Fresones) is hetzelfde land dat ook Francia Rinensis heet en voorheen Gallia Belgica Alobrites werd genoemd." (Bron: de Ravennas, Cosmographia, IV, 24). Deze ene zin is feitelijk al voldoende om de hele Nederlandse traditie te weerleggen, maar er zijn meer bewijzen die de onjuistheid van de traditie aantonen. De Friezen woonden aan deze kant van de Renus, aldus klassieke FRANSE bronnen. We willen de lezers 3 opvallende archeologische bevindingen niet onthouden. Het weerlegt evenzovele mythen. Het ontstaan van de terpen in Friesland sluit precies aan bij de ontginningen in laag Nederland. En dat was vanaf de 10e en zelfs 11e eeuw. De altijd opgevoerde handel van de Friezen blijkt dus een mythe te zijn. Van internationale handel is in Friesland nog nooit een spoor gevonden. Er is ook nadien geen handelsplaats ontstaan. De grote handels- en havenplaatsen lagen in Holland, niet in Friesland. Dit in tegenstelling tot Frans-Vlaanderen waar Delahaye de Friezen plaatst. Daar zijn havensteden ontstaan als Calais, Duinkerke, Boulogne, Gend, Brugge en Antwerpen. In Friesland is geen enkele internationale havenstad ontstaan. Zo gunstig voor de scheepvaart lag en ligt Friesland dus niet, afgeschermd door het waddengebied. Vlaanderen Vlasland. Het is ook een bekend feit dat het beroemde Friese laken uit Vlaanderen kwam. Daar groeide het vlas waarvan dit laken gemaakt werd. In de Nederlandse provincie groeite geen vlas, daar is de bodem veel te nat voor. De zware leemgronden van Haspengouw, Brabant en Henegouwen, alsook de zandleemgronden van Zuid-Vlaanderen lenen zich uitermate voor de teelt van vlas. Maar het was de Leie die de vlascultuur vooral in Zuid-West-Vlaanderen verankerde. Deze rivier beschikt immers over uitzonderlijke rootkwaliteiten en garandeert de felbegeerde hoogwaardige vezels. De bloeiende vlasindustrie zette de streek rond Kortrijk op de wereldkaart, herschiep het landschap ingrijpend en bracht al vanouds een ongekende welvaart naar de regio. Vooral in de Karolingische Tijd (negende eeuw) herwon de plant haar prestige van weleer. Dat blijkt onder meer uit het feit dat pachtgelden en belastingen soms in vlas werden betaald en dat er zware straffen stonden op vlasdiefstal. Vlaanderen was het vlasland van de westerse wereld. Met de opkomst van de steden in de tiende en de elfde eeuw ging ook de handel in vlas opnieuw floreren. Plattelanders voorzagen de poorters op die manier van textiel. In een later stadium ontstonden er in de steden ook eigen weverijen. Sommige plaatsen, zoals Kortrijk en Bergen, waren erg vermaard omwille van hun fijn linnen, waarvan zowel kledij als wandtapijten gemaakt werden. Zeker nadat in de vijftiende eeuw de figuratieve damasttechniek haar intrede deed, kenden de weverijen in die steden een gouden tijd. Bij aanvang van de zestiende eeuw reikte de vlasnijverheid van Brugge tot diep in Henegouwen. Hieronder een aantal teksten waarin de Fresones of Friezen genoemd worden en die onmiskenbaar over Frankrijk gaan.Voor meer teksten over de Friezen verwijzen we naar De Ware Kijk Op, te bestellen via deze website. |