Terug naar de beginpagina. Naar het overzicht in het kort.

Het klassieke Germania was Frans-Vlaanderen.

Caesar heeft de Germanen uitgevonden.
Waar de naam Germanen vandaan komt is onzeker. Dat zij zichzelf zo noemden is zeker niet het geval. Het waren enkele klassieke schrijvers zoals Poseidon en de Romeinen die hen voor het eerst zo noemen, al moeten we er bedacht op zijn dat hun geschriften pas in latere kopieën zijn overgeleverd. Ze werden onderscheiden van de Galliërs vanwege hun andere taal.
Wat wel bekend is dat het een verzamelnaam is voor meerdere stammen en volkeren, net zoals 'Romeinen' een verzamelnaam is voor meerdere volkeren die aan hun kant streden en beslist niet allemaal uit Rome kwamen. Voor de Romeinen waren het hun 'vaste' en lastige tegenstanders. Voor de Romeinen waren het 'mannen van oorlog' waartegen ze steeds moesten strijden. Het waren "Gwere-mannen", ofwel les "Hommes de Guerre". Komt daar hun naam misschien vandaan: oorlogsmannen? Want dat waren ze voor hun tegestanders: oorlogsmannen waar niet van te winnen was.

Onder Germania wordt traditioneel Duitsland begrepen. Dit komt echter niet overeen met het Romeinse Germania Inferior en Germania Superior die traditioneel ten westen van de Rijn tot aan de Noordzee geplaatst worden. Blijkbaar hebben historici zich hier nooit al te veel over verbaasd.
Wat ook opvalt is dat de koningen van Germania begraven zijn in Parijs en St.Denis. Wel een vreemde plaats voor 'Duitse' vorsten.

Toch zijn er ook kritische historici die veel genuanceerder over de Germanen schrijven. Iedereen die moeite heeft met de opvattingen van Albert Delahaye zou het boek 'De Germanen, van 100 v.Chr. tot 300 na Chr.' van Malcolm Todd moeten lezen. Daarin komen nogal veel zaken aan de orde waarbij aan de traditionele opvattingen niet alleen getwijfeld wordt, maar deze ook voor onmogelijk worden gehouden.


Frans-Vlaanderen waar tijdens de transgressies duidelijk 'het eiland van de Bataven' (klik op de kaart en zie de pijl) is te zien.


De Merovingische aanduiding van Germania was het gebied tussen Doornik, Cassel en Arras. Koningin Genevievre, patroon van de stad Parijs, is begraven in het Panthéon. (Bron: de Mythe).

Germania wordt pas sinds de 15e eeuw opgevat als het huidige Duitsland en gebieden verder naar het oosten (tot in Rusland waar nooit een Romein geweest is).

In 1425 werd een kopie van Germania van Tacitus ontdekt in de kloosterbibliotheek van Hersfeld (Hessen-Kassel, Duitsland). De titel "Germania" kreeg dit boekje van Tacitus pas later, toen het eenmaal volledig verkeerd op Duitsland was toegepast. Het "begrip" Germania had intussen een totaal andere betekenis gekregen. De Fransen noemen Duitsland nog steeds Allemagne, wat feitelijk de juiste naamgeving is. De Engelsen noemen dat land feitelijk onjuist Germany.

De 85 stammen in Germania worden in de traditionele opvatting verspreid over een groot gebied tot in Denemarken, Hongarije en Rusland. Tegen veel stammen ver naar het oosten zouden de Romeinen gestreden hebben zonder één spoor achter te laten. Archeologisch is van de Romeinse aanwezigheid ver in Duitsland nooit iets gebleken. Te veel zaken in de teksten genoemd, komen niet overeen met wat de traditie ervan gemaakt heeft. Dat roept terecht de vraag op of het Germania van Tacitus wel betrekking had op Duitsland.


Een Germaan.


Tacitus en andere klassieke schrijvers (Strabo, Mela, Suetonius, Ptolemeus) vermelden veel stammen in Germania. De traditionele geschiedenis heeft deze stammen verspreid over heel Europa, tot in Denemarken, Hongarije en Rusland, waar nooit één Romein geweest is. Het is de grootste waanzin in de traditionele geschiedenis van West-Europa, voortgekomen uit het misverstaan van de klassieke teksten.
Vooral de "deplacements historiques" van riviernamen hebben bijgedragen aan deze algemene verwarring. De klassieke Renus was niet de Rijn, maar de Schelde. De Albis was niet de Elbe, maar de Franse Aa. De Amisia was niet de Eems, maar de Hem. De Wisurgis was niet de Weser, maar de Wimereux. De Lippia was niet de Lippe, maar de Lys. Zie verder bij de Rivieren.
Al deze rivieren lagen volgens verschillende Romeinse schrijvers in het land der Bataven. Dit wordt in de traditionele geschiedenis steeds verzwegen, omdat het daarmee niet te rijmen valt.


Publius Cornelius Tacitus (ca.55-117 n.Chr).



Germania van Tacitus.


De veldtochten van Drusus (15-9 v.Chr) en Germanicus (14-16 n.Chr.) uitgezet op een kaart (zie voorbeeld hiernaast) tonen de onjuistheid van de traditionele geschiedenis aan. Deze veldtochten over afstanden van 1000 en meer kilometers zijn onmogelijk geweest in het toenmalige Duitsland, waar veel ondoordringbare wouden waren en helemaal geen wegen. En onderweg hebben de Romeinse legers vele forten gebouwd, die nooit in Duitsland zijn aangetroffen.

Bij een gemiddelde dagmars van 25 km, zou Germanicus zo'n 40 dagen onderweg zijn geweest. Dan zouden er toch zo'n 40 kampen gevonden moeten worden? Maar er is in Duitsland op die route geen enkel kamp gevonden.


Maurits Gysseling (zie daar), een van de opponenten van Albert Delahaye heeft in de Algemene Geschiedenis der Nederlanden (deel 1, 1981) Germania feitelijk goed beschreven inclusief kaartje: zie hiernaast (klik hier voor het kaartje).
Gysseling noemt 'de Germaanse taalinslag tot ongeveer de lijn Amiens-Saint Quintin- Mézieres zeer sterk'.
Men mag dan ook aannemen, vervolgt Gysseling, dat in het gehele Romaans-Germaanse menggebied plaatsnaamparen voorhanden waren: plaatsnamen die vanuit een gemeenschappelijke oervorm in elk van beide talen een fonetische evolutie doorliepen overeenkomstig de tendens in die taal (eventueel met onderlinge beïnvloeding) of die vertalingen of klankaanpassingen waren uit de ene taal in de andere. Toen naderhand een van beide talen ophield te worden gesproken, ging meteen de plaatsnaamvorm in die taal verloren, zodat alleen de vorm in de zegevierende taal voor het nageslacht bewaard bleef.

Wat was Gysseling hier dicht bij het oplossen van de problematiek die Albert Delahaye wel doorzag. Onbegrijpelijk dat hij zo tegen Delahaye ageerde!



Detail van de kaart hiernaast, waarop duidelijk het S.Willebrordi te lezen is. Dit was de aankomstplaats van St.Willibrord op het vasteland, te Gravelines in het gebied van de Morini. Katwijk is een fabel uit de 17e eeuw!

De veldtochten van Germanicus, volgens Robert Nouwen (zie daar).
Germanicus vertrek vanuit Vechten via het kanaal van Drusus en de meren over zee naar de monding van de Eems. Zij ontscheepten in het stamgebied van de Frisii, waar zij de hulptroepen, die over land opmarcheerden, opwachtten. Van de Eems trok Germanicus naar de Weser, waar hij een legerplaats inrichtte. Germanicus stak met zijn leger de rivier over en rukte op naar de vlakte die Idistaviso werd geneoemd (p.189|. Die was gelegen tussen de Weser en een heuvelrug. Daar wachtte de Germaanse coalitie onder aanvoering van de Cherusci de Romeinen op. In het grensgebied van de Cherusci en de Angrivarii, dat uit wouden en moerassen bestond, vond een tweede veldslag plaats. Ook die wonnen de Romeinen en opnieuw richtten zij op de plaats van de overwinning met de buitgemaakte wapens een zegeteken op. De Angrivarii gaven zich over. De zomer liep ten einde en het Romeinse leger keerde terug naar de winterkwartieren aan de Rijn (p.191). Vlak voor deze veldtocht was Germanicus al vanuit Xanten via de Lippevallei naar (vermoedelijk) Aliso opgerukt. Tijdens de herfst ondernam Germanicus nog twee expedities, een naar het stamgebied van de Chatti, een naar het stamgebied van de Marsii.

Commentaar: Dat zijn dus vier expedities binnen een jaar. Blijkbaar is het kanaal van Drusus bij Nouwen de Utrechtse vecht, zoals op de kaartjes op p.190 en 191 wordt afgebeeld. Het is een opvatting die in Nederland al lange tijd verlaten is. 'De meren' is bij hem de Zuiderzee, maar deze bestond in de Romeinse tijd niet (ook weer volgens de traditie). De vlakte van Idistavo wordt traditioneel bij Minden geplaatst. Zet je deze tocht af op een moderne kaart, dan gaat het over een tocht van ruim 500 km (afgerond, omdat de reisroute niet precies te reconstrueren is). En dat allemaal binnen een half jaar (lente en zomer). Vlak daarvoor vond de veldtocht naar Aliso plaatst. Waar Aliso lag wordt niet duidelijk, maar in Duitsland houdt men het op een locatie in de buurt van het Teutoburgerwoud, maar ook een locatie in Westfalen komt in aanmerking. Toch een tocht van zo'n 300 km vanuit Vechten. In de herfst volgen nog twee expedities (naar de Chatti en naar de Marsii) van bij elkaar zo'n 600 km. Samen gaat het daarbij om tochten van ruim 2800 km heen en terug. Bij een gemiddelde reis van 20 km per dag door onbekend gebied, met voetvolk en ravitaillering (Bron: prof.dr.A.Sizoo, reizen en trekken in de oudheid.) is Germanicus dus 140 dagen aan het reizen. Dan heeft hij slechts 14 weken de tijd gehad voor ravitaillering (de zwakke plek in veel oorlogen), om kampen te bouwen en te vechten. Inderdaad een knappe prestatie van die Romeinen.

"Inter Saxones quippe et Alemannos gens eius non tam lata quam valida; apud hystoricis Germania, nunc Francia dicitur". (Gervasii Tilberiensis (1150-1228), Otia Imperialia, editie: G.Rümpler 1856)

".......het oude Germania wordt tegenwoordig Francia genoemd".
Aldus een tekst uit de 12e eeuw, lang voordat de latere mythen ontstonden.

Momenteel (2021) wordt er ook in Duitsland heftig getwijfeld of Germania wel Duitsland was. Germany (Duitsland) is nicht Germanien. In ZEIT@ONLINE wordt gesproken over Römische Rätsel. Archäologische Entdeckungen verändern unser Bild von der Herrschaft der Römer in Germanien.

De LINIE van Drusus in 9 vóór Chr.
"Ter bescherming van de provincies liet Drusus overal versterkingen en wachttorens bouwen, langs de Mosa, de Albis en de Wisurgis. Langs de oever van de Renus liet hij meer dan vijftig forten aanleggen. Bononia en Novesium liet hij door bruggen verbinden".
Bron: Aelius Spartianus, lV, 12.


Deze ene tekst weerlegt de hele traditionele opvatting over het klassieke Germania.
Traditioneel werd de Mosa als de Maas opgevat, de Albis zou de Elbe zijn, de Wisurgis de Weser en de Renus de Rijn. Bononia zou Bonn zijn en Novesium Neuss. Van al die versterkingen, wachttorens en forten is in Duitsland archeologisch nooit iets teruggevonden. Van bruggen tussen Bonn en Neuss, een afstand van 70 km., kan geen sprake geweest zijn. Bovendien is de vraag hoe versterkingen en wachttorens langs de Elbe en de Weser, voor bescherming van de provincies in Gallië moeten zorgen. In 9 vóór Chr. was er nog géén Romein in Nederland geweest, laat staan in Noord-Duitsland langs de Elbe en de Weser!

Germania lag volgens de klassieke bronnen aan de kust van het Kanaal.

Projectie volgens Yeb Boersma: "Waar lag ooit Germania?"

Teksten van andere schrijvers bevestigen die van Aelius Spartianus. Het Germania van Tacitus en andere de Romeinse schrijvers lag aan het Mare Germanicum en was Frans-Vlaanderen. Het Mare Germaniucum was Het Kanaal, waar aan beide zijden de Saksen woonden. Zie verder bij Saksen.
In de 'Nederlandse" opvatting wordt ook altijd verzwegen dat Bononia (=Boulogne-sur-Mer) de hoofdstad van Germania Inferior was. En het was ook hier dat Drusus een rij van forten liet aanleggen en niet ver in Duitsland waar nog geen enkele Romein geweest was.

Plinius beschrijft ca. 77 rivieren en volken in het noord-westen van Frankrijk.
Rond de hele zee tot aan de rivier de Schelde (dat schrijft hij letterlijk!) wonen de volkeren van Germania. Want Germania is nog jaren daarna niet helemaal verkend, schrijft hij. Een ander volk is dat van de Ingaevonen, waarvan de Sicambri (=Sugambr), de Teutones en Chauci deel uitmaken. In de opsoming van volkeren vanaf de kust tot de Schelde noemt hij nog de Texandri, de Menapii en de Morini. In het binnenland noemt hij de Nervii, Tungri, Sunici en Frisiavones.

Het is duidelijk dat Plinius de volkeren noemd van links naar rechts en niet andersom zoals veel historici het opvatten. Hij plaats de volkeren van Germania dus niet in Duitsland, maar ten noorden van Gallië in Gallia Belgica.
Gallia lag tot waar Germania begon en dat was aan de taalgrens. Ten noorden van Gallia en van de taalgrens lagen Germania Inferior en Germania Superior. De Rijn is nooit de scheiding geweest tussen het Germaanse en Romaanse taalgebied.

Romeinse veldtochten.
De Romeinen hebben in alle veldtochten tegen de Germanen vele overwinningen behaald. Julius Caesar (57-55 v.Chr.) heeft de Eburonen uitgeroeid en de Nervii, Aduatuci, Cimbri en de Treveri verslagen. Drusus (15-9 v. Chr.) heeft de Tencteri, de Usipeti, de Chatti, de Marcomanni, de Cherusci, de Suevi, de Sygambri en de Chauci verslagen, terwijl de Frisones zich bij zijn leger aansloten. Hij stak de Wisurgis over en stootte door tot de Albis alles op zijn weg vernielend. Tiberius (8 v.Chr.) versloeg de Canninefaten, de Attuarii, de Semnonen en de Hermundures en brak de weerstand van de Langobardi, een der wreedste volkeren van Germania. Germanicus (14-16 n.Chr) versloeg de Marsi, de Bructeri, de Tubanti en veroverde het gehele land tussen Amisia en Lippa. In 8 v.Chr. waren alle Germaanse stammen al bereid tot aanvaarding van het Romeins gezag, behalve de Sygambri (Bronnen: Tacitus, Cassio Dio, Velleius, Suetonius, Livius, Eutropius, Florus en Orosius).
Ofwel volgens de traditionele opvattingen was heel Nederland ten noorden van de Rijn en heel Duitsland tot aan de Elbe in 16 n.Chr. door de Romeinen veroverd (het gele gedeelte op onderstaand kaartje). Het vreemde is dat al deze veldslagen tot ver in Duitsland plaats vonden vóórdat er ook maar één Romein in Nederland was geweest. Wat nog vreemder is dat van al die veldtochten van de Romeinen in Noord-Duitsland geen spoor is gevonden.
Dat de Treveri de bewoners van Trier waren is eveneens aan discussie onderhevig. In Noord-Oost Frankrijk komen daar ook de plaatsen Tréveray, Trévilly en Travecy voor in aanmerking.
En de Varusslag bij Kalkriese dan? Kijk daarvoor eens bij De Varusslag: Noord-Frankrijk dus!

En dan willen de traditionele historici ons laten geloven dat de Romeinen Duitsland niet hebben kunnen veroveren en dat daarom de Rijksgrens langs de Rijn werd gelegd!


Germania lag aan de kust van Mare Germanicum, zoals uit deze kaart uit de 9e eeuw blijkt!
Klik op de afbeelding voor een detail-vergroting. Let vooral op het S.Willebrordi links van Portius Ittius, de aankomstplaats van St.Willibrord op het vasteland in het gebied van de Morini. Let ook op de streek aan de kust waar 'Frisorum Pars' (het land van de Friezen) staat vermeld. Dat was dus niet Nederlands Friesland.

De visie van Albert Delahaye.
De grootste en ingrijpendste fouten in de traditionele geschiedenis van West-Europa zijn gemaakt met de verkeerde locatie van het klassieke Germania. Bij Tacitus en andere klassieke schrijvers was Germania niet het huidige Duitsland, maar de streek van Frans-Vlaanderen. Tacitus somt in zijn "Germania" 85 stammen op die onder Romeins gezag waren. Enkele malen noemt hij ook expliciet dat stammen onder Romeins gezag leven, zoals de Naristi, Marcomanni en Quadi. Uit de contekst blijkt duidelijk dat deze stammen op en rond de taalgrens wonen, aan de kust van het Kanaal en verder landinwaarts. Veel namen van die stammen zijn bewaard gebleven in huidige plaatsnamen, zodat het nu nog steeds mogelijk is die "verdwenen stammen" terug te vinden. Behalve de namen van de rivieren Albis, Amisia, Wisurgis, Lippia en Renus, geeft ook de plaats van "de kolommen van Hercules" en "het Hercynische woud" een vast aanknopingspunt waar deze stammen gewoond hebben. Ook deze lagen in Frans-Vlaanderen vanaf de kanaalkust. Details in teksten die onmogelijk toepasbaar zijn op midden Duitsland, bevestigen eveneens deze woonplaatsen. Hieronder sommen we er enkele op. Bij nadere bestudering van de teksten blijkt dat met de Romeinse "Renus" de Schelde bedoeld werd, met de Danuvius de Aisne (vanouds Danuve genoemd), met de Albis de Aa, met de Amisia de Hem, met de Wisurgis de Wimereux en met de Lippia de Lys. De 85 Germaanse stammen woonden in Noord-Frankrijk, waar ze in veel plaatsnamen nog etymologische relicten hebben achter gelaten.


Zelfs Maurits Gysseling niet bepaald een fan van Delahaye, moet hem wel eens gelijk geven als hij schrijft: "Et pourtant, St.Omer et aux environs avait une population d'expression germanique". Hoe Germaans wil je het hebben in Frans-Vlaanderen? Het daaruit voortgekomen Nederlandstalige karakter van St.Omer blijft zelfs nog tot in de 20e eeuw bestaan. Nog heden vindt men er, ondanks de verplichte invoering van het Frans en zelfs het verbod op het Nederlands, duidelijke Nederlandse namen van straten, in termen en in documenten, zoals Middeldyck, gildhalle, Bredwatter (breedwater), Achterhaege (wijk in St.Omaars), Hollewech enz. Zie ook bij Diets.

Julius Caesar.
Als eerste wijzen we op de veldtochten van Julius Caesar, beschreven in zijn boek "Commentarii de Bello Gallico". De hierin genoemde tochten in Gallië en Germanië hebben zich in tussen de jaren 57 en 51 vóór Chr. allerminst in Nederland of Noord-Duitsland voorgedaan. Daarover is elke historicus het toch wel eens. Zie bij Citaten! Aanvaarding van dit feit, maakt de traditionele beschrijving van de volkeren in Germania onhoudbaar.
Aanvaard men bovendien het feit dat Julius Caesar naar Brittannië overstak vanaf Wissant (waar nog heden een archeologische vindplaats Camp de César heet), dan plaatst men ook die geschiedenis op de juiste plaats. Dan lag ook dáár het Eiland der Bataven en blijkt de zogenaamde oversteek vanuit de Betuwe is een ongelooflijke farce uit de 17e eeuw.


Het gele gedeelte zou in 16 n.Chr. onder Romeins gezag hebben gestaan. De archeologie bevestigt dit allerminst!
Bovendien ontbreekt dit gebied op de Peutingerkaart, waarmee nogmaals de valsheid van die kaart wordt aangetoond.
(Klik op de afbeelding voor een vergroting)

Een veldtocht van Drusus.
In 15 vóór Chr. werd Drusus naar de provincie gezonden en onderwierp hij het eerst de Usipeti, daarna veroverde hij de gebieden van de Tencteri en de Chatti. Met de buit en de tekens van de Marcomanni richtte hij een monument op. Vandaar viel hij de sterke naties aan, de Cherusci, de Suevi en de Sygambri. Tot versterking en bescherming van Gallië aan die kant liet hij wachtposten en versterkingen leggen langs de Amisia, de Albis en de Wisurgis. Langs de oever van de Renus liet hij meer dan 50 forten bouwen. Bononia (Boulogne) en Gesoriacum (de landtong aan de overzijde) liet hij door bruggen verbinden en legde er zijn vloot. Hij ontsloot ook het tot dan toe ongeziene en ontoegankelijke Hercynische Woud. Om al zijn verdiensten verleende de senaat hem de eretitel van Germanicus. (Bron. Florus. Epitome. ll. 30).

Dezelfde schrijver vermeldt het volgende:
De Cimbri, de Teutones en de Tungri vluchtten weg uit de uiterste gebieden van Gallia, daar hun land door de Oceaan overstroomd was.
(Bron. Florus, Epitome, l, 38, 1).

Drusus leidde tussen 12 en 9 v.c. vier campagnes in Germanië, die vooral vertrokken vanuit de Neder-Rijn en de Noordzeekust. Zij waren indrukwekkend. De Romeinse oorlogsmachine leek ongenaakbaar. Bij herhaling drong de jonge veldheer door tot de Eems, de Weser en de Elbe (p.159). Cassio Dio beschrijft een van die veldtochten die van begin lente tot het invallen van de winter duurde (p.161).

Commentaar: Een veldtocht vanaf de Noordzeekust tot de Weser, waarbij de Usipeten, de Sugambriërs, Cherusken en Chatten onderworpen werden is ongekend, feitelijk onmogelijk. Het is een veldtocht over een afstand van ruim 900 km (afgerond, terug is dat 1800 km). Berekend met de Michelin-Routeplanner over de huidige snelwegen, die er in de Romeinse tijd beslist niet waren. Toen was ruim 80% van Duitsland nog bos!. Dit deed Drusus dus in slechts 6 á 7 maanden waarbij onderweg elke dag een kamp werd aangelegd, nog even een brug werd gebouwd (over de Lippe) en heel wat strijd werd geleverd. Wie dit gelooft moet er eens een atlas bij pakken en die naast het kaartje leggen dat op p.159 wordt afgebeeld. Als je erbij betrekt dat de Romeinen elke dag een kamp bouwden, moeten er toch zo'n 240 kampen terug te vinden zijn in midden-Duitsland. En dat nu is allerminst het geval. A.W.Byvanck (zie daar) merkte daar al over op "Het is intussen wel zeer merkwaardig dat de Romeinse heerschappij en de langdurige oorlogen zo uiterst weinig sporen in het eigenlijke Germanië (hij bedoelde Duitsland) hebben achtergelaten. Voor de beschaving van het land schijnen de jaren van Drusus tot Germanicus welhaast zonder betekenis te zijn geweest."

En als je dan weet dat Drusus in het jaar 12 vóór Chr. de Frisones bedwong en daarna versterkingen liet aanleggen langs de Albis, de Amisia, de Wisurgis en de Lippia - die toch de Elbe, de Eems, de Weser en de Lippe waren (??) - 'ter verdediging van Gallia' tegen de Germanen, dan ga je toch enkele vraagtekens plaatsen. Het is ronduit belachelijk dit in het noorden van Nederland en Duitsland te plaatsen, op 400 km afstand van het dan door de Romeinen beheerst gebied, terwijl de Germanen al ten westen van deze rivieren woonden. Wilde Drusus hen beletten weg te lopen?
Langs de oever van de Renus (is niet de Rijn maar de Schelde) liet Drusus in 15 v.Chr. meer dan 50 forten bouwen. Bononia (Boulogne) en Gesoriacum (de landtong aan de overzijde van de Liane) liet hij door bruggen verbinden en daar stationerde hij zijn vloot. Het is dezelfde haven waar vanuit Julius Caesar zijn overtocht naar Brittannia organiseerde. Die 50 forten langs de Renus zijn archeologisch ook nooit aangetoond langs de Rijn.
In dit verband worden de rivieren Amisia, Albis, Wisurgis en Lippia genoemd, wat vanzelfsprekend de Hem, de Aa, de Wimereux en de Lys waren, allen in Frans-Vlaanderen gelegen. Zie bij de rivieren. Dat verdedigingsstelsel hield nauw verband met de Drusus-gracht, met welk werk Drusus in 9 vóór Chr. begon. Het is klinkklare onzin om dit werk in Nederland te veronderstellen, nota bene ruim 50 jaar vóórdat de eerste Romein nog naar West-Nederland moest komen!
De rivier Amisia hier genoemd was niet de Eems maar de Hem(us). De opvatting van deze rivier als de Duitse Eems is één der aanleidingen tot de mythen geweest, net zoals de Rhenus steeds gezien werd als de Rijn. Dat Drusus in 12 vóór Chr. de Friezen bedwong, toen honderden kilometers in de omtrek van Friesland nog geen Romein te bekennen was, is de grootste miskleun van de historici. De historici durven het niet te zeggen, doch de enig mogelijke conclusie is dat Drusus, stadhouder van Gallia, generaal was van het eerste parachutistenregiment ter wereld. Onmiddellijk daarna begon Drusus met de aanleg van een linie forten vanaf Boulogne tot Novesium (dat niet Neuss is maar Feignies in Noord-Frankrijk). 't Waren dus geen parachutisten doch genietroepen met zwaar materieel, die beslist niet even, nota bene met een troep van 20.000 gevangen Germanen!, op oefening trokken naar het Nederlandse Friesland alvorens hun werk te Boulogne te beginnen.

Het traditionele woongebied van de Teutones (en de plaats van het Teutoburgerwoud) in midden Duitsland is dus een grote farce. Zij woonden overduidelijk aan de kust in Noord-Frankrijk, naast de Cimbri (Simencourt) en Tungri (Doornik).
Dat er over de locatie van de Teutones al langer twijfel bestaat mag blijken uit onderstaand kaartje (uit 'Nederland in den Romeinschen tijd' van A.W.Byvanck, pag.91), waarop dit volk in Denemarken geplaatst wordt, terwijl het de buren waren van de Tungri, die traditioneel in de buurt van Tongeren/Maastricht geplaatst worden. Wel een grote afstand om van buren te kunnen spreken.


Hiernaast het klassieke maar foutieve Germanië.
(Klik op de afbeelding voor een vergroting)


De traditionele geschiedenis laten Drusus tussen 15 en 9 vóór Chr. en Germanicus tussen 14 en 16 na Chr. veldtochten van duizenden kilometers maken door onbekend en dichtbegroeid gebied (70% van Duitsland bestond in de Romeinse tijd uit bos). In Noord-Duitsland zou Drusus versterkingen aangelegd hebben ter bescherming van Gallië tegen invallen van de Germaanse volkeren. Waarom daar? En dat terwijl de Germaanse stammen waartegen de Romeinen de meeste strijd hebben geleverd (Bructeri, Tencteri, Chatti, Marsi, Sugambri, Cherusci enz.) al binnen het Romeinse Rijk woonden. En dat allemaal zonder sporen achter te laten, want van die versterkingen en al die forten in Noord-Duitsland is nog nooit iets teruggevonden. (De vindplaatsen van Romeins in Nederland en in Duitsland langs de Rijn, zijn allemaal van decennia later, na het begin van onze jaartelling).

De genoemde Germaanse stammen woonden echter niet in het verre Duitsland, maar in Frans-Vlaanderen vanaf de kust van het Kanaal en verder landinwaarts. Plaatsing van deze stammen in midden-Duitsland zoals traditioneel altijd gedaan is, is een grote farce. Archeologisch is van de aanwezigheid van deze volkeren of de strijd die ze met de Romeinen geleverd hebben in Duitsland ook nooit iets aangetoond. Het enkele "vermoedelijke Romeinse kamp" dat men er gevonden meende te hebben, bewijst natuurlijk helemaal niets van deze omvangrijke Romeinse veldtochten.
Van de traditionele locaties van deze volkeren (zie kaartje hierboven afkomstig uit "Nederland in den Romeinschen tijd" - A.W.Byvanck, p.91) heeft nooit iets geklopt.

Ook de plaatsing van de Varusslag (9 n.Chr.) in midden-Duitsland, is het gevolg van diezelfde verwarring. Die slag heeft nooit plaatsgevonden bij Kalkreise (zie hieronder en bij Varusslag), maar eveneens in Frans-Vlaanderen. Daar heeft Germanicus een ereteken opgericht voor Varus en zijn soldaten en het oud altaar van Drusus hersteld: het befaamde Tropaea Drusi. Het gaat hier steeds om gebeurtenissen in dezelfde streek. Plaatsing van de Varusslag in midden-Duitsland en de Drusus-gracht in Nederland is in tegenspraak met wat Tacitus letterlijk schrijft. En wie zou het nu juist hebben gehad? Tacitus of de historici zo'n 19 eeuwen na hem?


Rechts: Kaartje uit Gysselings "Germanisering en Taalgrens" in de Algemene Geschiedenis der Nederlanden.
(Klik op de afbeelding voor een vergroting)


Ongewild, maar vrij dicht benaderd, geeft Gysseling door het gearceerde gebied aan waar Caesar, Tacitus, Ptolemeus en alle andere klassieke schrijvers GERMANIA situeren. Het "Grote Germania", zo indringend en gedatailleerd door Ptolemeus beschreven, sluit in het noorden en het oosten daarop aan, met dien verstande dat het geen noemenswaardig deel van Duitsland bevat.

Het grijze gebied geeft Germania aan, al moet het nog verder naar de kust doorgetrokken worden, zoals de dunne lijn en de vlekken al aangeven. Dáár op de taalgrens in België lag het klassieke Germania. Dat was dus niet Duitsland. Daar lag ook het Germania Inferior van de Romeinen, waarvan Boulogne-sur-Mer de hoofdstad was volgens Zozimus (Historia Nova, VI-2). Dat lag dus binnen het Romeinse Rijk en niet ergens in Duitsland. Het is dan ook onbegrijpelijk dat Gysseling zo ageerde tegen de opvatting van Delahaye die hij gewoon bevestigde.

De Kolommen van Herculis.
De Kolommen van Hercules zijn Cap Gris-Nez en Cap Blanc-Nez ten noorden van Boulogne, waar de witte en kale krijtrotsen als een muur uit het water rijzen. In de buurt, in de omgeving van St. Inglevert, bevond zich een bos van Hercules.
Plinius schrijft in ca. 4 naChr. over de Ontdekkingstocht van Augustus op de Noordelijke (lees: Westelijke) Oceaan (Naturalis Historia, ll, 167). "Van Gades en de Kolommen van Hercules (Gibraltar) wordt vandaag de gehele omtrek van Spanje en Gallië naar het westen bevaren. De Noordelijke Oceaan is voor een groot deel bevaren. Onder toezicht van de goddelijke Augustus voer de vloot om Germania heen tot aan het Promontorium van de Cimbri. Vandaar had men het zicht op een immense zee, waarvan verteld wordt dat zich daar Scythia (Schotland?) bevindt, een kust van onstabiele gronden".

Zoals bijna alles, dat we tegenkomen, zijn de Kolommen van Hercules ook gedoubleerd. Een tweede stel bevindt zich te Gibraltar bij de Middellandse Zee, waar de naam waarschijnlijk het eerst gegeven is. ln Frankrijk is de naam een kennelijke imitatie. Mede daarom moet hij hier waarschijnlijk anders worden opgevat. De naam zal door schippers gegeven zijn, die vanuit de verte komend, de krijtrotsen van Engeland en Frankrijk zagen, wat inderdaad de indruk van twee kolommen gaf, waarvan de boog was afgebroken. Het spreekt vanzelf, dat daarna de verwarring is opgetreden met de dubbele Kolommen van Hercules. Ook hier werden later bepaalde gegevens naar Gibraltar getrokken, die evenwel aan de Franse doublure toebehoorden.
Het "Bos van Hercules" lag in de buurt van de Kolommen van Hercules: Cap Gris-Nez en Cap Blanc-Nez, die in andere teksten beschreven worden als de zuilen of kolommen van Hercules. Vanaf de zee gezien doen beide kapen inderdaad aan als twee witte kolommen tegen een groene achtergrond. Op deze plaats kan ook de naam van Hercules Magusanus, een "hoofdgod" van de Bataven genoemd worden. Munten van Keizer Postumus (259-268) wijzen op een optreden op zee tegen zeerovers en/of de herovering van Engeland. Mededelingen uit dezelfde tijd wijzen erop bij de pacificering van Batavia, het land der Bataven (W.A.van Es, p.49).

Het Promontorium Cimbrorum moet gelijkgesteld worden met de hoge rotswand tussen Boulogne en Wissant. Plinius (Naturalis, lV 97) zegt dat dit "promontorium" (wat letterlijk "voorgebergte" betekent) zich in de Oceaan uitstrekt als een schiereiland. Het is dezelfde plek, die Ptolemeus het "lcius Promontorius" noemt dat hij vlak boven Boulogne plaatst.
Ook hier is het duidelijk dat het over de kust van Frans-Vlaanderen gaat en niet over Jutland of Noord-Duitsland.

Het Hercynische woud.
Het eerste wat opvalt is dat het Hercynische Woud in Duitsland is aangewezen op onmogelijke plaatsen. Het zou het aanzienlijke woudgebergte zijn in midden-Duitsland, tussen de Rijn en de Karpaten, evenwijdig aan de Donau. Ten tijde van Caesar vormde het de grens tussen Germanië en Gallië. A.W. Byvanck (p.97) identificeert dit woud bij de beschrijving van de veldtochten van Drusus, met "het Duitse Middelgebergte". Het zijn onmogelijke plaatsen omdat de grens tussen Germanië en Gallië nooit in Duitsland heeft gelegen en ook Julius Caesar en Drusus nooit in Duitsland zijn geweest.
Julius Caesar is de eerste die dit woud vermeldt. Julius Caesar is al nooit in België of Nederland geweest en al helemaal nooit in Duitsland. Dat heeft de archeologie al keihard aangetoond. Het Hercynisch woud heeft de opmars van Julius Caesar naar het noorden gestuit. Verder naar het noorden is hij nooit gekomen. Caesar geeft een uitvoerige en duidelijke beschrijving van dit woud in zijn Commentarii de bello Gallico (Hoofdstuk Vl, 24,25): "Er was een tijd, dat de Galliërs de Germanen in dapperheid overtroffen. Toen voerden zij oorlog tegen hen en zonden kolonisten naar de overkant van de Renus (Schelde), omdat zij te talrijk waren en niet genoeg grond hadden. Want de vruchtbaarste gronden van Germania liggen in de nabijheid van het Hercynische Woud, dat sommige Griekse schrijvers Orcynia noemen. Het Hercynische Woud heeft een breedte van acht dagreizen van een lichtbepakte reiziger. Dit is het enige middel om de afmetingen ervan aan te geven, daar de Germanen geen maten voor afstanden hebben. Het begint aan de grenzen van de Helvetii, de Nemeti, de Rauraci, volgt de lijn van de Danuvius en loopt door tot aan de gebieden van de Daci en de Anartes. Vandaar draait het naar rechts en verwijdert het zich van de stroom en raakt door zijn uitgestrektheid aan vele volken. In dit deel van Germania is niemand die zijn uitgestrektheid kent, zelfs niet na zestig dagreizen, of die weet waar het eindigt. Men zegt dat er veel soorten dieren verblijven die men elders niet ziet."

De woorden van Caesar laten er niet de minste twijfel over bestaan dat het Hercynische woud in het noordwesten van Frankrijk begon - er wordt nota bene de Nemeti genoemd, die in Atrecht (Arras) woonden. Daarover is nooit enige discussie geweest. Men moet bij de genoemde rivieren en volkeren de dwanggedachte van de oude tradities wel even loslaten. De Danuvius is niet de Donau, maar de Aisna, de Renus is niet de Rijn, maar de Schelde, de Helvetii waren niet de bewoners van Zwitserland, maar van Helfaut op 70 km. ten noordwesten van Arras.
Het Hercynische Woud is hetzelfde woud dat later wordt aangeduid met de namen Carbonarisch en/of Ardenner-Woud. Beide benamingen kregen door omstandigheden, die in niet onbelangrijke mate door de historische mythen werden beinvloed, een veel te oostelijk accent, alsof de namen Carbonarisch en Ardennen alleen voor het oosten van België zouden gelden. De naam Ardennen is even breed achtergebleven in België, Luxemburg, de Elzas, en ver in Frankrijk, waar verschillende streken nu nog de Ardennen heten.
Ook andere schrijvers vermeldden het Hercynisch Woud, waarbij het wel duidelijk is dat het hier niet over Duitsland gaat, waar geen Romein aanwezig was in de tijd vóór Chr. (zie Strabo en Posidonius) of in de 4e eeuw na Chr. (zie de tekst van Claudianus), toen de Sygambri, Chatti en Cherusci in onderwerping aan de Romeinen leefden. Met andere woorden: de Romeinen verbleven in hun streken. Zij woonden in een gebied dat in de 4e eeuw nog onderhorig was aan de Romeinen. Dat sluit Duitsland geheel en volkomen uit!

  • Strabo, die tussen 60 vóór Chr. en 20 na Chr. schreef, is even duidelijk. Hij plaats het Hercynisch Woud bij de Suevi (Geographia, lV, 6, 9). De Suevi woonden niet in Zweden of Zuid-Duitsland, maar waren de bewoners van Kortrijk.
  • Posidonius (Grieks schrijver uit de 1e helft van de eeuw vóór Chr.) verhaalt dat de Boii eens het Hercynische Woud bewoonden en de Cimbren vandaar verdreven hadden. De Cimbren woonden niet in Jutland, maar in Simencourt (noord-Frankrijk).
  • Plinius, die ca. 50 na Chr. schreef, is zo mogelijk nog duidelijker (Nat. Hist. lV 98 - 100). Hij geeft een vrijwel volledige opsomming van de stammen en rivieren in Noord-Frankrijk en zegt: "Heldere stromen vloeien uit in de Oceaan (Atlantische Oceaan): de Guthabus (Gy, zijrivier van de Scarpe), de Visculus of Vistula (Leie), de Albis (Aa), de Amisia (Hem), de Renus (Schelde) en de Mosa (Moze). Meer in het binnenland ligt de Hercynische Berg (dat is de Katsberg van de Chatti), die in adel voor geen andere onderdoet."
  • Claudianus schrijft op het einde van de 4e eeuw (Claud. Vlll), dat de wilde Bastarnae (Basseux) en de Bructeri (Broxeele) de Cimbri, bewoners van het Hercynische Woud, verdreven hadden, tevens de machtige Cherusci (Chérisy) uit de streek bij de Albis (Aa). Elders (De consulatu Stilichonis,l,22B) zegt hij dat Stilicho de macht van de Romeinen aan de Renus (Schelde) weer stevig gevestigd had, zodat de Romeinen ongestoord in het Hercynische Woud konden jagen en daar de heilige eikenbomen van de barbaarse godsdienst konden vellen. Weer elders schrijft hij (De bello Pollentino, 329 - 339), dat bij het Hercynische Woud de Sygambri (Cambrin), de Chatti (Katsberg) en de Cherusci (Chérisy) in onderwerping aan de Romeinen leven.
  • De Divisio Orbis Terrarum (1, ll) uit het begin van de 5e eeuw, laat Germania in het noorden grenzen aan het Hercynische Woud, in het zuiden aan de Renus (Schelde), in het westen aan de Oceaan (Atlantische Oceaan); in het oosten aan de Danuvius (Aisne).

    Met deze teksten, die beslist niet mank gaan aan onduidelijkheid, staat onweerlegbaar vast dat het Hercynische Woud in het noordwesten van Frankrijk begon en dat het met een wijde boog tot ver in Frankrijk doorliep. Hier moet men de stoplijn van Julius Caesar's opmars leggen, die immers volgens zijn eigen woorden juist hier door de wouden werd geblokkeerd. Dan heeft men tevens het juiste beloop van de "limes Germanicus" te pakken, en zal men zich er wel voor wachten op basis van de Peutinger-kaart, die niet over Nederland gaat, deze "limes Germanicus", aangelegd voor de verdediging van Gallië, in het midden van Nederland te leggen.

    Vergelijk de plaats van de genoemde volkeren eens met hun traditioneel toegekende gebieden in Duitsland. Dat zou betekenen dat het Hercynisch Woud vanaf Noord-Denemarken tot in Zwitserland liep, vanaf Nederland tot in Polen: hemelsbreed een oppervlak van ruim 800 bij 1200 km., wat totaal niet overeenkomt met de beschrijving van Julius Caesar. Bovendien strekt het Hercynisch Woud zich dan ook uit over streken waar nooit één Romein is geweest en waar wel volkeren woonden waartegen de Romeinen gevochten hebben, zoals de Cimbren, de Bructeri, de Sygambri, de Chatti, de Cherusci en de Suevi.

    Het Hercynische Woud heeft geen relict achtergelaten in de naam van een streek of van een bos. Wel zijn er enkele plaatsen aan te wijzen, wier namen vermoedelijk van Hercynia zijn afgeleid, zoals Herzeele ten noorden van Cassel; Hersin-Coupigny in de buurt van Lens; Orchies (afgeleid van Orcynia) ten noorden van Valenciennes. Na de Romeinse periode komt de naam "Hercynia Silva" niet meer voor.

    Traditie en mythe.
    Als Germania van Tacitus Duitsland geweest zou zijn, dan zouden Drusus, Germanicus en andere veldheren reeds vóór en vlak na onze jaartelling verre tochten tot in het noorden van Duitsland gemaakt hebben, waar ook nog vele forten gebouwd zouden zijn. Daarvan is nooit iets teruggevonden. A.W.Byvanck constateert in zijn boek "Nederland in den Romeinschen tijd" (1943/1944) reeds het volgende: "Het is intussen wel zeer merkwaardig dat de Romeinse heerschappij en de langdurige oorlogen zo uiterst weinig sporen in het eigenlijke Germanië hebben achtergelaten. Voor de beschaving van het land schijnen de jaren van Drusus tot Germanicus welhaast zonder betekenis te zijn geweest". (Byvanck, o.c. p.193).
    Er is dus geen archeologisch spoor van de aanwezigheid van de Romeinen in het noorden van Duitsland gevonden. Net zo min van de vele forten die de Romeinen er dan gebouwd zouden moeten hebben. Drusus zou volgens de traditie in het hoge noorden van Duitsland vele forten hebben aangelegd, ter bescherming van Gallië tegen de Germanen. De aanleg van die forten begon hij in Boulogne, zoals de klassieke schrijvers ons meedelen. De traditionele opvatting is dus complete waanzin en dat heeft blijkbaar geen enkele historicus ooit opgemerkt.

    Voor de plaats van de Varusslag is ook nooit een aannemelijke verklaring gegeven. Zelfs Duitse historici en archeologen twijfelen aan de juiste plaats van die slag. Andreas Thiel schrijft hierover in "Die Rómer in Deutschland" (Konrad Theiss Verlag GmbH, Stuttgart 2008):
  • "In de Kalkrieser-Niewedder Senke heeft blijkbaar een gevecht plaats gevonden, waarbij Romeinse troepen zware verliezen hebben geleden. Op goede gronden beschouwen veel onderzoekers de Kalkreise als de plaats van de Varusslag. Toch passen veel klassieke gegevens over deze slag uit het jaar 9 n.Chr. niet bij de vondsten in Kalkreise, zodat het ter discussie staat of hier niet de gevolgen van een gebeurtenis uit de zomer van 15 n.Chr. zijn te vinden, toen Aulus Caecina met vier legioenen op de terugtocht van de Weser bij de "Pontes Longi" in de hinderlaag van Arminius liep". (Bron: A.Thiel)
    Op de plaats die men voor de Varusslag in gedachte heeft, wordt deze slag uit archeologisch onderzoek niet bevestigd. Er kan net zo goed een andere slag hebben plaats gevonden, bijv. die van Arminius tegen Caecina uit 15 n.Chr. oppert Thiel. Maar dan kan er evengoed nog een andere veldslag hebben plaats gevonden, die niet vermeld wordt in de ons bekende Romeinse literatuur. Immers de Varusslag vond in Noord-Frankrijk plaats, want daar lag de Wisurgis, de rivier die genoemd wordt. En daar lagen de "Pontes Longi" (is Longfossé in Frankrijk), die Ptolemeus (Geographica, II, 11-14) bij de "Tropaea Drusi" met de coórdinaten 33.45 en 52.45 plaatst, alwaar een altaar aan Drusus gewijd, zich vlak bij het graf van Varus en het Teutoburgerwoud bevond. De Wisurgis was de Wimereux en niet de Weser.

    Wat zeggen de klassieke teksten?
    De vele teksten over Albis, Amisia, Wisurgis en Lippia waarin tientallen geografische aanduidingen staan, die voorheen evenzoveel raadsels waren en waarmee maar wat gegoocheld is, liggen in Frankrijk voor het oprapen. Zij bevestigen dat de gangbare opvattingen fundamenteel fout zijn. De teksten horen niet thuis in Nederland of in het noorden van Duitsland. De elementen van de vier rivieren lopen niet alleen door ná 250 na Chr., toen de Romeinen Nederland al verlaten hadden - in Friesland en het noorden van Duitsland zijn zij überhaupt niet geweest- maar ook tussen de 3e en de 10e eeuw, waar zij zeker niet op deze streken kunnen slaan.
    Er zijn bijna 500 teksten beschikbaar uit de klassieken, de vroegmiddeleeuwse bronnen en de oorkonden van Werden en Lorsch, die bewijzen dat de Bataven in Frankrijk woonden. Toch blijft men maar doorgaan over Bataven in Nederland. In een kwestie als deze moet radicaal teruggekeerd worden naar de eerste bronnen en natuurlijk niet naar de schoolboekjes, die zo'n schone maar wel 500 km afgedwaalde verhaaltjes geven over de Elbe, de Eems, de Weser en de Lippe.


    Enkele voorbeelden van ongerijmdheden in de traditionele opvattingen.
      In de Duitse literatuur (zie voorbeeld van een boek hiernaast over Geschichte und Mythos) wordt ook danig getwijfeld aan het beeld van de Germanen als voorouders van de Duitsers. Dat beeld is vooral ontstaan in de 19e eeuw, vooral onder invloed van het Duitse Nationalisme, misbruikt in WO.2. Het is eenzelfde misverstand als zou je de Franken als voorouders van de huidige Fransen beschouwen. Mischa Meier stelt dat Caesar de Germanen uit gevonden heeft.
    • Ptolemeus (98 n.Chr.) beschrijft in zijn Geografica de Provincia Belgica Secunda. In deze provincie plaatst hij o.m. de Menapiërs (is Keltisch en betekent 'kustbewoners') of Bataven. De 2 namen komen bij meer schrijvers als synoniem voor. Wie de Bataven vanuit Frans-Vlaanderen, hun werkelijke woonplaats, naar de Betuwe wil verplaatsen is niet bezig met historische geografie, maar met mythevorming.
    • Het kanaal van Drusus, een omvangrijk en ingrijpend werk, zou in 9 v.Chr. in Nederland gegraven zijn (aan de Utrechtse Vecht? de IJssel?) voordat er één Romein in Nederland is geweest.
    • Tacitus schrijft (Germania, 32) dat de Chatti vlak naast de Usipi en Tencteri wonen "waar de Renus reeds een vaste bedding heeft en een voldoende grens vormt". Deze ene tekst weerlegt de traditionele opvatting dat de Chatti in Hessen zouden wonen en de Usipi en Tencteri in Nordrhein-Westfalen en Oost-Nederland. Het gaat hier duidelijk om de monding van de Renus aan de kust in een kweldergebied en niet om het begin van een rivier, zoals de traditie steeds hanteert. Indien dat zo was zouden deze volkeren in de traditionele opvatting in Zwitserland of Zuid-Duitsland geplaatst moeten worden en niet in midden-Duitsland en Oost-Nederland. Overigens plaatst men de Tencteri afwisselend ten zuiden of ten noorden van de Chatti (zie de verschillende traditionele kaartjes van "Germania"). Dr.A.W. Byvanck (o.c. p.44) laat Julius Caesar tegen Tencteri en Usipeti strijden ergens tussen Kleef en Xanten, Dr.W.A. van Es (o.c. p.24) houdt het op Gorinchem. Aangezien Julius Caesar nooit zo ver noordelijk is geweest, zijn beide locaties onjuist.
    • De Germanen zelf zijn van ouds de oerbewoners van Germania. Zij hebben geen vermenging ondergaan met andere volkeren (Tacitus, Germania, 2). Tacitus spreekt dus de "volksverhuizingen" van de Germanen die de traditie zo graag hanteert, radikaal tegen.
    • Claudianus noemt de Cimbri bewoners van het Hercynisch woud, dat bij de Helvetii begint en evenwijdig aan de Danuvius loopt (Claudianus, VIII -eind 4e eeuw). Volgens de traditie woonden de Cimbri in Denemarken en de Helvetii in Zwitserland. Misschien dat de traditie het Hercynisch woud daarom in midden Duitsland plaats, precies tussen beide uitersten in. Aangezien Julius Caesar het Hercynisch woud in zijn opmars in Gallia noemt, kan het onmogelijk in Duitsland gelegen hebben, want daar is Casaer nooit geweest. De Helvetii in Zwitserland waren overigens geen Germaanse, maar een Gallische stam. De ongerijmdheid van de traditionele opvattingen is hier wel erg duidelijk.
    • Wat schrijft Tacitus over muntgeld (Germania, 5)? De Germanen geven niet om goud of zilver. Die het dichtst bij Gallia wonen stellen goud en zilver op prijs voor de handel. Zij kennen en gebruiken onze munten, waarvan zij bij voorkeur de oude en reeds lang bekende munten gebruiken. De in groten getale circulerende zilveren munten vinden zij geschikter voor hun alledaagse handel. Dit weerspreekt de archeologische opvattingen omtrent de "Keltische muntschat" van de Eburonen. Volgens Julius Caesar woonden de Eburonen "niet ver van de zee". Byvanck meende daarom dat ze op de Zeeuwse en Zuidhollandse eilanden woonden, Van Es dacht meer aan de Bommelerwaard en het land van Altena. Volgens de traditie woonden de Eburonen ten zuiden van Maastricht langs de Maas. Ook hier blijkt wel de grote verschillen en de verkeerde opvattingen.
    • In het jaar 58 voeren de Hermunduri en de Chatti oorlog tegen elkaar om de zoutwinning aan de zeekust (Tacitus, Annales, XIII, 57). Het is dus complete waanzin beide volkeren in midden- en zuid-Duitsland (Hessen of daaromtrent?) te plaatsen.
    • Het bos van Herculis genoemd in de veldslag van Germanicus tegen de Cherusci (14-17 n.Chr.) was gelegen bij de Wisurgis (Tacitus, Annales, II, 11-12). Dit bos lag vlak bij de Kolommen van Herculis, die aan de kust van Het Nauw van Calais gesitueerd moeten worden. Het is dus ongehoord de Cherusci in midden-Duitsland te plaatsen. Het is tevens een indicatie waar men het in Nederland onvindbare Castra Herculis moet plaatsen. Niet in Nederland, maar hier in Noord-Frankrijk.
    • Pannonia wordt door Tacitus "de grens tussen Gallia en Germania" genoemd. Traditioneel wordt Pannonia in Hongarije geplaatst. Hoe dan sprake kan zijn van de grens tussen Gallia en Germania, is nooit toegelicht. Tacitus beschrijft hier (Germania, 28) succesievelijk de volkeren in Germania. Hij noemt in volgorde het Hercynisch woud, de Renus en de Moenus, vervolgens Pannonia en enkele volkeren daar, daarna heeft Tacitus het over de Treveri. De traditionele geschiedenis laat Tacitus hier dus gedachtesprongen maken van midden-Duitsland (Hercynisch woud), naar Frankrijk (Moenus=Maas), naar Hongarije (Pannonia) en weer naar het westen (Treveri=bewoners van Trier? Dat de Treveri de bewoners van Trier waren is eveneens aan discussie onderhevig. In Noord-Oost Frankrijk komen daar ook de plaatsen Tréveray, Trévilly en Travecy voor in aanmerking.). Dit nog afgezien van de discussie wat Renus is: Rijn of Schelde. Maar ook de Rijn in Duitsland "past niet" in het verloop van de opsomming van Tacitus. In de opvatting van Albert Delahaye liggen genoemde plaatsen in een logische volgorde van west naar oost in Noord-Frankrijk. Van de Kanaalkust (het Hercynisch woud) via de Schelde, de bovenloop van de Maas in Frankrijk en Pannonia (dat aan de Aisne=Danuvius lag) naar Trier, is een logische en doorgaande lijn van west naar oost.
    • De Bataven waren de buren van en woonden volgens Tacitus (en andere klassieke schrijvers) vlak bij of zelfs naast de Morini, de Menapii, de Chatti, de Bructeri, de Chauci, de Suevi, de Usipi, de Halusii, de Nemetes, de Texandri, de Frisones, de Canninefates, de Frisiavones, de Aesti, de Tungri, de Ampsivarii, de Angrivarii, de Anglii, de Dulgubini, de Gothones. Plaatsing van de Bataven in de Betuwe en de Germaanse volkeren tot ver in Polen, is de grootste historische absurditeit aller tijden. Al deze volkeren zijn terug te vinden in Noord-Frankrijk waar zij in de namen van plaatsen naamkundige relikten hebben achtergelaten. De Bataven waren de bewoners van het land van Béthune, waar het stadswapen (zie afbeelding hiernaast) geen enkele onduidelijkheid laat bestaan.
      In de Guide Vert de Michelin vind je de volgende omschrijving: Les gens de Béthune. Leurs ancêtres étaient à moitié sauvages. Retirés en forêt, ils vivaient de la chasse. Mieux valait ne pas les provoquer : leurs massues ne les quittaient jamais. Les deux gaillards barbus et armés de leur gourdin qui figurent sur les armes de la ville symbolisent cet état primitif des premiers occupants.
    • Volgens Tacitus waren de Helvetii en de Boii Gallische stammen die woonden tussen Hercynisch Woud, de Renus en de Moenus. De naam van Boihemia bestaat er nog steeds. (Tacitus, Germania, 28). In de tradionele opvattingen woonden de Helvetii in Zwitserland wat helemaal niet tussen Hercynisch Woud (in Hessen? Thüringer Wald?), Renus (de Rijn) en Moenus (de Main) ligt, om nog maar niet te spreken van de Boii in Bohemen (in Tjechië) Hoe dat met dan met de Gallische stammen zit, wordt verzwegen. In de opvatting van Delahaye waren de Helvetii de bewoners van Helfaut in Frans-Vlaanderen. Daar lag ook het Hercynisch Woud (zie hierboven) en woonden de Boii in Boëseghem.
    • In het jaar 15 n.Chr. heeft Germanicus het slagveld van Arminius en Varus laten opruimen en er een grafheuvel opgericht. Daarna marcheerde hij terug naar de Amisia. Daar beval hij zijn ruiterij om zich langs het strand van de Oceaan naar de monden van de Renus te begeven. Volgens geschiedkundigen en archeologen moeten wij ons dus voorstellen dat de ruiters zich eerst zo'n 200 kilometer vanaf het slagveld bij Kalkreise naar de monding van de Eems begaven en dat ze daarna, nog eens 500 kilometer langs de Groningse, Friese en Hollandse kust aflegden, dwars door wadden, venen, zee-inhammen en riviermondingen.
      Waren ze rechtstreeks en dwars door Nederland naar de monding van de Rijn gegaan, dan zou dat nog niet de helft van die afstand zijn geweest, door veel toegankelijker en bekend (volgens de traditie) terrein, en eventueel hadden ze een groot deel van die route per schip (over de Rijn) kunnen afleggen. Ook uit dit soort ongerijmdheden mag blijken dat Tacitus het helemaal niet had over de Rijn en de Eems, maar over Renus en Amisia. Waar die gevonden moeten worden is, sinds ze door Albert Delahaye zijn aangewezen, wel duidelijk: in Noordwest-Frankrijk! Overigens is van het door Germanicus aangelegde massagraf, dat de resten van duizenden lichamen moet hebben bevat, nooit iets teruggevonden in Duitsland.
    • Voor zijn 3e veldtocht in Germania (in 16 n.Chr.) liet Germanicus een vloot gereed maken, omdat een aanval vanaf de zee beter zou slagen. Het Eiland van de Bataven was aangewezen als verzamelpunt voor de bevoorrading. In afwachting van de vloot liet Germanicus een inval doen bij de Chatti. De Germanen weigerden slag te leveren en vluchtten weg na het grafteken van Varus en een oud altaar, aan Drusus gewijd, vernield te hebben. Bij aankomst van de vloot verdeelde Germanicus de schepen onder zijn legioenen. Hij begaf zich naar het kanaal dat de naam van Drusus draagt. De vloot legde aan op de rechteroever van de Amisia. Toen de cavalerie en de legioen in goede orde de schepen verlaten hadden, werd de achterhoede van de Bataven overvallen in de verrassing van de vloed en velen verdronken. Germanicus richtte bij de rivier een kamp op en werd in de rug aangevallen door de Angrivarii welke aanval werd afgeslagen. Na de Wisurgis overgestoken te zijn vernam Germanicus dat Arminius met de Cherusci gereed stonden in een bos, toegewijd aan Hercules. In de slag die volgde tussen de Wisurgis en de heuvels werden de Cherusci verslagen. Arminius wist met hulp van de Chauci te ontkomen. De vloot die nog altijd bij de Amisia lag kreeg opdracht naar de Oceaan te varen. Door een zwaar onweer met hagel en storm ontwikkelde zich een ramp. De storm voerde de schepen terug naar zee en wierp ze op de verschillende eilanden, waar rotsen of wadden als vijanden op de loer lagen. De galei van Germanicus kwam aan land in het gebied van de Chauci en dagen zwierf hij over de rotsen en landtongen, zichzelf beschuldigend van deze catastrofe. (Bron: Tacitus: Annales, II, 5-26).
      Plaats je dit hele verhaal op de traditionele locaties in Nederland (Betuwe, Friesland, Eems) en Duitsland (Wezer, Hessen, Thüringen, Sachsen en Niedersachsen), dan is het inderdaad een warrig verhaal, zoals Byvanck het ooit kwalificeerde. En Byvanck had inderdaad gelijk: in de traditionele opvatting is het inderdaad een warrig en geheel onlogisch, ja zelfs onmogelijk verhaal. Maar plaats je dit verhaal aan de kust van Frans Vlaanderen, dan klopt elk detail en is het een logisch verhaal en past het ook bij de eerdere veldtochten van Julius Caesar, Drusus en Germanicus zelf, die juist in het gebied van Frans-Vlaanderen al die veldslagen voerden. Let er op dat in 16 na. Chr. nog geen Romein in Nederland was doorgedrongen en dat er al Bataven in het Romeinse leger dienden.
    • Bononia genoemd in verband met de opstand van de legioenen in Germania van 68-70 n.Chr. (Tacitus, Historia II, 53; III, 67,71) is Boulogne aan de Kanaalkust in Noord-Frankrijk en niet Bonn in Duitsland. Bononia (Boulogne) was de hoofdstad van Germania Inferior, wat Bonn in de traditionele geschiedenis nooit geweest is.
    • Plinius schrijft dat de Cimbri, de Teutones en Chauci deel uitmaken van het volk van de Ingaevones. Het is baarlijke nonsens de Cimbri in Jutland te plaatsen, de Chauci in Noord-Duitsland, de Teutones in zuid-Duitsland ten zuiden van de Main en de Ingaevones in Nederland en Neder-Saksen.
    • Bij de opstand der Bataven in 68 en 69 n.Chr. noemt Tacitus ook het volk van de Samatica (Tacitus, Historia IV, 54), die daarbij betrokken was. Het is verbijsterend te moeten constateren dat de traditionele geschiedenis dit volk in Hongarije of afwisselend zelfs helemaal in Rusland plaatst.
    • De Burgundiones plaats men in Polen, terwijl in Frankrijk een landstreek toch direct naar dit volk verwijst.
    • De hoofdstad van de Menapii was Castellum Menapiorum (Cassel) in Noord-Frankrijk. Zij woonden dus niet in het Nederlandse Brabant.
    • Het is opvallend dat in de traditionele geschiedenis vele Germaanse stammen steeds een andere woonplaats toebedeeld hebben gekregen. De Franse historici hanteren soms andere streken voor die stammen, dan de Duitse of de Nederlandse historici. De meningen zijn steeds verdeeld, ofwel: men weet het niet. Zo worden de Suebi of Suevi zelfs in Zweden, dan weer in midden-Duitsland en west-Polen (?) of in Zuid-Duitsland (Zwaben-Schwaben) gelocaliseerd. Dit verklaart waarschijnlijk de mythe over de Germaanse volksverhuizing, die niet bestaan heeft anders dan in de hoofden van historici, om de Germaanse volkeren steeds op de gewenste plek te krijgen.
    • Zelfs de kleinste details passen in Frans-Vlaanderen. Tacitus schrijft: "Zo kent hun jaar dan ook alleen deze seizoenen: winter, lente en zomer, die bij hen een betekenis en een eigen naam hebben. Wat de herfst betreft: hiervan kennen zij noch de naam noch de vruchten." (Tacitus, Germania, 26).
      Dit detail past perfect in Frans-Vlaanderen, waar het plaatselijk dialect geen woord kent voor "herfst". Men spreekt er wel van "de lenten", wat late vruchten betekent zoals erwten.

    Consequenties.
    De consequenties hiervan behoeven niet breed uitgemeten te worden, daar iedereen begrijpt hoe kolossaal zij zijn. Misschien mag op één consequentie wat meer nadruk worden gelegd.
    Onder de vele klassieke teksten is er geen enkele die met Nederland in verband kan worden gebracht. Met andere woorden: er is geen tekst aan te wijzen waar de klassieke schrijvers over Nederland spreken, daar zij dat in de verste verte niet bedoeld hebben. Om het met nog duidelijker woorden te zeggen: Nederland komt in de klassieke geschiedschrijving helemaal niet voor.
    Waar Plinius, Tacitus en andere klassieke schrijvers het hebben over de kusten van de Oceaan, bedoelen zij de kust van Frankrijk. Wat ten noorden daarvan ligt noemen zijn de "Agri Decumates", de woeste drooggevallen gronden. En die "Agri Decumates", die woeste gronden, was niet het zuidwesten van Duitsland, wat er in de traditionele geschiedenis doorgaans van gemaakt wordt.

    Nederland: de "Agri Decumates"!
    De herziening van het gangbare beeld van Romeins Vlaanderen, Nederland en Duitsland langs de Rijn wordt door Tacitus bevestigd. In de eerste eeuw vóór Chr. was een groot deel van westelijk Europa door een transgressie overstroomd. Dit verklaart ook, waarom Julius Caesar niet in België, Duitsland en Nederland is doorgedrongen. In feite zou hij dit alleen hebben kunnen doen tussen Doornik en Avesnes-sur-Helpe, en daar zat toevallig het sterke volk van de Sueven, bovendien beschermd door vrijwel ondoordringbare wouden, wat Caesar zelf ook vermeldt. Tegen het einde van de eeuw vóór Chr. begon een regressie (na Duinkerke I), het zich terugtrekken van de zee, wat zich in de eerste eeuw voortzette, zodat een groot gebied ten noorden van de Schelde (de Renus) droog kwam te liggen. De Romeinen hadden niet de minste belangstelling voor deze vlakte, die de Geograaf van Ravenna uit de 7e eeuw nog een "woestijn" noemt. Het schuim van Gallia, zegt Tacitus, derhalve lieden die om de een of andere reden de benen moesten nemen, trok daar naar toe. Blijkens de gevonden inscripties waren daar veel veteranen bij, die na het afzwaaien uit het leger geen bestaan meer konden vinden in Gallia. Zet men deze "vlucht", want dit was het onmiskenbaar, halverwege de eerste eeuw, dan wordt het motief nog duidelijker. Toen immers hadden in Gallia en Germania ernstige woelingen onder de legioenen geheerst. Dit beeld klopt perfect met de resultaten van de opgravingen. lmmers, zowel in Duitsland als in Nederland beginnen dan de sporen van de Romeinen, met op veel plaatsen onverklaarbare vondsten van verschillende legeronderdelen door elkaar. De laatste jaren probeert men wel dit tijdstip naar het begin van de eerste eeuw en zelfs naar het einde van de eeuw vóór Chr. te dringen, ook al spreekt de archeologie dat ten stelligste tegen. De Nederlandse archeologen zitten namelijk met het onoplosbare probleem dat de Friezen en de Bataven allang tot zeer lang tevoren, voordat er ooit één Romein in ons land was geweest, in contact met de Romeinen stonden en zelfs in hun legers dienden. De Romeinen legden langs de Rijn uiteraard een enkele weg aan (daar gaan de vier wegen van de Peutingerkaart) en zetten er af en toe een legioen neer, wat ook weer bevestigd wordt door de voortdurend wisselende legioenen en kampementen in bijvoorbeeld Nijmegen en Xanten. Het ontbreken te Nijmegen na ca. 250 van een burgerlijke nederzetting en het feit dat de elkaar opvolgende en telkens van plaats wisselende kampementen onderling geen kontinuïteit vertonen, bewijzen eveneens dat de militaire posten niet permanent bezet zijn geweest (wat ook Dr.W.A.van Es in "De Romeinen in Nederland" aangeeft). Dit gebied werd misschien wel als een provincie van Rome beschouwd, maar het had niet eens een naam. Tacitus zegt met nadruk, dat het niet onder Germania gerekend werd, zodat het ook gedaan is met de fabel van Nederland als hoofdbestanddeel van Germania Inferior, dat warempel Boulogne als hoofdstad had. Deze situatie bleef ongeveer 200 jaar bestaan, waarbij de archeologie duidelijk aantoont dat er van een permanente bezetting totaal geen sprake is geweest. Bij de aanwezigheid van Romeinen langs wat nu de Rijn heet, was derhalve geen sprake van een verdedigingsgrens tegen Germaanse invallen, aangezien de Germanen al vele eeuwen ten zuiden van de Rijn woonden. Recent archeologisch onderzoek heeft bovendien aangetoond dat er sprake is geweest van een bewaakte transsportroute langs (wat nu) de Rijn (heet).
    Het Romeins in Nederland is allerminst van internationale allure geweest, wat door Dr.W.A. van Es erkend wordt in zijn boek "De Romeinen in Nederland", waar hij op blz. 131 schrijft: "Romeins Nederland is nimmer de eer van een colonia waardig geacht!" Nederland heeft nooit tot het Romeinse Rijk gehoord, want zonder "colonia" telde het dus gewoon niet mee. Er verbleven slechts wat "veteranen en andere oud gedienden".

    Omstreeks 250 na Chr. keerde de zee terug, zodat het grootste deel van de "Agri Decumates" verloren ging en alle land beneden ca. 5 m plus N.A.P. onder water verdween. De Romeinen hadden geen verweer tegen deze overstromingen en "hebben de boel maar laten gaan", zoals prof.dr.D.P.Blok dat ooit formuleerde. Ze zijn massaal vertrokken uit Nederland en hebben zich teruggetrokken achter de "Limes Germanicus", die nog steeds op dezelfde plaats lag, namelijk op de lijn Boulogne-Bavay-Trier-Straatburg, ofwel de bovenkant van de Peutingerkaart. De archeologie bevestigt ook dit tot in detail, niet alleen in Nederland, maar ook in Noord-Frankrijk, Vlaanderen en Duitsland. De transgressies zijn niet beperkt gebleven tot een smalle strook langs de kust, maar drongen ver in het vasteland door. Een mooi criterium om de transgressies grosso modo te onderkennen, vormen de uitgestrekte veengebieden in Vlaanderen en Nederland, die alle gevormd zijn tussen de 3e en de 10e eeuw, Laat u dan ook geen moment meer wijsmaken, dat deze uit de ijstijd of de prehistorie zouden stammen.

    De mythe van het Duitse Teutobrugerwoud!
    De catastrofe aan de mond van de Amisia (Hem) begrijpt men pas goed indien men weet, dat in het Flevum, dat geheel voor de zee open lag, bij Calais en Duinkerken het verschil tussen eb en vloed 6 à 7 meter bedraagt, de hoge vloeden zelf 8 à 10 meter bereiken. Alles uit het bericht van Tacitus wijst erop dat een springvloed, gepaard met storm en hagel, de Romeinen totaal verrast heeft. Er behoeft nauwelijks op gewezen te worden, dat deze gebeurtenissen evenmin in het noorden van Duitsland hebben plaatsgevonden. Het begint vervelend te worden, maar toch moet weer op de onmogelijkheid gewezen worden deze Bataven in verband met de Nederlandse Betuwe te brengen in een tijd dat nog geen enkele Romein contact met Nederland had gemaakt. In dit geval is het zelfs driedubbele waanzin omdat:
    1. de Bataven al als vast onderdeel van de Romeinse legioenen worden genoemd;
    2. hun Eiland was aangewezen als basis voor een expeditie in het noorden van Frankrijk;
    3. de Bataven bij deze expecitie een centrale rol speelden.

    Het wordt nu toch eens tijd dat men ophoudt over de nooit bewezen aanwezigheid van Bataven in de Nederlandse Betuwe.

    Wilt U nog meer lezen over dit onderwerp. Bestel het boek "Germania = Frans-Vlaanderen bij Tacitus" !