
Het is duidelijk dat Karel de Grote niet in Aken begraven is. Aquis Granum was dus een andere 'aquis'-plaats dan Aken.
Klik op de afbeelding voor een vergoting.

Het Karolus Monogram waar heel Aken mee vol ligt.
Aken is de volgende op te lossen mythe uit het eerste millennium. Immers het graf van Karel de Grote blijkt er onvindbaar, ondanks dat men zeker wist waar het zich bevond. De oudste vondsten op de plek waar men het graf dacht te vinden dateren uit de 13e eeuw, precies de tijd dat ook de andere mythen uit het eerste millennium ontstonden.
Het is Frederik Barbarossa geweest die de mythe van Aquis naar Aken heeft 'verplaatst'. Net als in Nijmegen bouwde hij in Aken een nieuw paleis, zelfs maakte hij van Aken de nieuwe hoofdstad van zijn rijk, dat het nieuwe Rome werd genoemd.
Er mag ernstig aan getwijfeld worden of het uit de teksten genoemde Aquis Granum wel Aken (of Aachen) was. Of was het wellicht St.Armand-les-Eaux in Noord-Frankrijk, waar immers ook warmwaterbronnen zijn. Die warmwaterbronnen zijn het enige zekere aanknopingspunt. De etymologie geeft hier geen sluitende oplossing. Wel staan Aachen en Aquis Granum qua betekenis ver van elkaar.
De ligging van Aken zo aan de rand van het rijk der Franken is ook altijd een vraagteken geweest. Immers als de Saksen aan de kust van Het Kanaal woonden en Karel de Grote in Aquisgranum terugkeerde van een strijd tegen die Saksen, is een verre reis vanaf de kust van Het Kanaal helemaal naar Aken niet aannemelijk.
Er is door enkele historici (o.a. Magda Stradiot-van Roy en Rinus Boidin) al eerder getwijfeld of Karel de Grote wel in Aken verbleef. Ook Albert Delahaye twijfelde hieraan en heeft zich altijd afgevraagd waarom Aken (en Maastricht en Tongeren) dan niet op de Peutingerkaart staat. De aanwezigheid van warmwaterbronnen zou voor de Romeinen reden genoeg zijn geweest deze plaats duidelijk te vermelden en te markeren.
Nu er na lang zoeken geen graf van Karel de Grote is gevonden in Aken en de oudste archeologische vondsten uit de 13e eeuw dateren, is ook dit een aanwijzing te meer dat we -na de z.g. palts te Nijmegen- te maken hebben met een volgende mythe. Een mythe waarbij de Duitse historici alle moeite genomen hebben om van de Franse Charlemagne vooral een DUITSE vorst te willen maken.
Ook al zijn (bijna) alle historici het met elkaar eens, dan hoeven ze nog geen gelijk te hebben.
De Fundamentele verwarring bestaat uit de vraag of Noviomagus uit de klassieke teksten Nijmegen is of Noyon. Het kernpunt waar alles mee begon en waar alles om draait is deze hier genoemde fundamentele verwarring. Deze kwestie ligt aan de grondslag van talloze andere opvattingen, zoals de verwarring rond Trajectum: was het Utrecht of was het Tournehem en Dockynchirica, was dat Dokkum of Duinkerke? Immers als Nijmegen fout is, is Utrecht ook niet de bisschopszetel van Willibrord en werd Bonifatius niet in Dokkum vermoord en dan was de Betuwe ook niet het land van de Bataven. Dat gebeurde allemaal in Noord-Frankrijk!
|
|
De geschiedenis van de stad Aken is een Duitse Mythe, net als Germania van Tacitus dat is.
In het hier beschreven boek (2 delen) over de geschiedenis van Aken, plaatsen de auteurs de nodige vraagtekens bij de traditionele opvattingen. Toch willen of kunnen of durven zij die traditionele opvattingen niet los te laten, ook al ontbreken de fysieke bewijzen. Het is vergelijkbaar met de traditionele geschiedenis van Nijmegen waar bewijzen over de aanwezigehid van Karel de Grote ook ontbreken.
De visie van Albert Delahaye.
Nijmegen maakt met haar geschiedenis graag een vergelijking met Aken. Die spiegeling aan Aken gaat zelfs zo ver, dat de voorgevel van het stadhuis een kopie is van die in Aken (al wordt dat steeds ontkend). Maar kijk zelf. Die vergelijking met Aken stamt voornamelijk uit de tijd van dominee Johannes Smetius (1590-1651) die vanuit Aken in Nijmegen werd beroepen. Het is diezelfde Smetius die Nijmegen opzadelde met een flink stuk Franse geschiedenis. Smetius was de 'uitvinder' van de fabel dat Nijmegen het Oppidum Batavorum was. Vóór hem had niemand in Nederland ooit van dat Oppidum Batavorum gehoord of het waar dan ook vermeld.
Nijmegen spiegelde zich ook aan Aken voor het verkrijgen van burgerlijke rechten en om als een Duitse stad beschouwd te mogen worden. De verhouding tussen de twee steden toont mede aan, dat de Karolingische traditie van Nijmegen pas tegen het midden van de 15e eeuw is ontstaan, geïnitieerd door kanunnik Willem van Berchen. Het onderzoek toont aan dat Nijmegen nooit de rang van rijksstad heeft gehad, zodat het dubbele onzin is, die niet-bestaande titel rechtstreeks of zijdelings af te leiden van de niet bestaande palts. De burcht van Frederik Barbarossa heeft ook niet tot die rang van rijksstad geleid. Nijmegen zelf heeft pas in 1571 voor de eerste maal beweerd, dat het “een aloude rijksstad” was, merkwaardigerwijs pas toen dat statuut voor de echte duitse rijkssteden geen reële inhoud meer had en al lang tot een historische franje vervallen was. De parallel met Aken heeft een grote misleidende rol gespeeld bij de vestiging en de konsolidering van de Karolingische mythe. Duidelijk is, dat de karolingische mythe bijna ongemerkt erin is geslopen, wat een wezenskenmerk van mythen is. Zij worden zelden of nooit ineens keihard gesteld; zij sluipen, als het ware tussen de regels door, stiekem binnen, worden enige malen herhaald, zodat ze op historie beginnen te lijken en, wat het allerbelangrijkste facet is, zij gaan pas vele eeuwen na de feiten een zogenaamde wetenschappelijke bewijsvoering krijgen, die er ten tijde van de feiten beslist niet was. Een ander wezenskenmerk van mythen is dat, wanneer zij eenmaal gevestigd zijn en door enige generaties goedgelovigen aan het hart gekoesterd, het oh zo moeilijk is ze weer afgeschaft te krijgen. Die mythen blijken het predikaat 'aloude traditie' te krijgen, terwijl niemand meer weet of kan terugzoeken waar dat predikaat vandaan is gekomen of op gebaseerd is geweest. Totdat een buitenstaander dat eens terugzoekt in de bronnen en dan tot de verrassende ontdekking komt dat die 'traditie' nergens op gebaseerd is geweest.
Toch hield Delahaye ook vast aan de 'aloude traditie' dat Aken als residentie van Karel de Grote, hoofdzakelijk om het ongelijk van Nijmegen er mee aan te tonen. Maar hij had er bij sommige teksten wel twijfel over. Zo noemt hij meerdere keren Auchy-au-Bois als het Asciburgium dat traditioneel voor Aken gehouden wordt. Ook verbaasde het Delahaye dat Aken niet op de Puetingerkaart staat, hoewel er warme bronnen waren die voor de Romeinen in dit koude noorden toch belangrijk waren. Juist die warme bronnen waren het belangrijkste argument om Karel de Grote er te laten resideren. Maar warme bronnen zijn in Frankrijk op meerdere plaatsen te vinden, zoals in St.Amand-les-Eaux en kunnen dan ook niet als doorslaggevend argument opgevoerd worden.
De vergelijking met Aken wordt ook heden in Nijmegen nog 'misbruikt' om bepaalde niet aanwezige zaken op te rakelen. In het Verhaal van Gelderland, maar ook in Het Valkhof 2000 jaar geschiedenis probeert men door steeds de vergelijking met Aken te maken, bewijs te leveren voor de Nijmeegse opvattingen. Maar als de Karolingische traditie van Aken vervalt, vervallen ook al deze goedebedoelde vergelijkingen en houdt ook hier de Karolingische geschiedenis van Nijmegen op.
Het zou een goede zaak als er in Nijmegen eens een vergelijkbaar historisch wetenschappelijk boek zou verschijnen als dit boek (2 delen) over de geschiedenis van Aken. En dan bedoelen we niet zo'n prul als Het Bronnenboek, maar een echt wetenschppelijk boek zonder allerlei aannamen, hypothesen en nietszeggende verwijzingen, zoals in het boek over Het Valkhof te veel voorkomen. Wat bewijs je voor Nijmegen met verwijzingen naar de situatie in Duitsland?
Wat lezen we in 'Aachen, von den Anfängen bis zur Gegenwart', geschreven door meerdere Duitse historici en archeologen.
- Er is geen enkel bewijs dat Aken ooit de naam Aquae Granni heeft gedragen. Zie citaat hierboven.
- Romeins Aken is een zekerheid, net als Romeins Nijmegen. Maar bij beide plaatsen ontbreekt het bewijs welke naam de plaats heeft gedragen in de Romeinse tijd.
- De eerste schriftelijke vermelding van Aken lezen we in de Annalen van het Frankische Rijk (!) in het jaar 765 waar vermeldt wordt dat Pepijn (de vader van Karel de grote) in de villa Aquis het Kerst- en Paasfeest vierde. (Band 2. p. 32) Was dit Aquis wel Aken? Dat zou betekend hebben dat het gebied rond Aken al in 765 tot het Frankische Rijk behoorde. Maar daarvoor ontbreekt het feitelijke bewijs. Ook de Duitse historici twijfel aan deze opvattingen als ze spreken over "die konkreten motive liegen im Dunkeln" (p.33). De algemene traditie is dat Karel de Grote in ca.795 in Aken een residentie liet bouwen. Was die villa van zijn vader die er toch enkele maanden met gevolg verbleef, niet groot of goed genoeg? De tekst die hierover gaat luidt: "Hij genoot ook van de dampen van het water dat er van nature warm stroomt, en oefende zijn lichaam met zwemmen, waarin hij zelfs zo bedreven was dat niemand het tegen hem kon opnemen. Om deze reden liet hij te Aken een residentie bouwen, waar hij de laatste jaren van zijn leven tot aan zijn dood voortdurend verbleef". Bron: Eginhard, Vie de Charlemagne, 22.
Dat zwembad van Karel de Grote dat er in Aken geweest zou zijn, is er archeologisch nooit aangetoond. De warmwaterbronnen waren te ondiep om er te zwemmen. Lees meer bij Einhard.
- De regio Aken stapt het licht van de geschiedenis binnen met Caesars verslag van zijn oorlog in Gallië (De bello Gallico).
Het is onduidelijk of Caesar al in een vroeg stadium van plan was heel Gallië te veroveren; in ieder geval vochten de Romeinse legioenen al in het tweede jaar van de oorlog (57 v.Chr.) tegen de Belgae in Noord-Gallië. Volgens Caesar vestigden zich daar ook verschillende Germaanse stammen ( Germani cisrhenani ). De term "Teutonen" komt van de term die door de Kelten werd gebruikt voor de niet-Keltische stammen die Gallië al lange tijd waren binnengevallen vanwege de culturele kloof over de Rijn. De Teutonen woonde dus binnen het Romeinse Rijk en niet in Duitsland. De Romeinen droegen deze benaming vervolgens over aan de stammen die zich op de rechteroever van de Rijn vestigden. Gebaseerd op de verklaring van Caesar dat de Eburonen, die tot deze Germanen behoorden, zich grotendeels tussen de Maas en de Rijn hadden gevestigd (bell. Gall. 5,24 ,4) Hier gaan de Duitse historici de fout in door de Maas en Rijn te beschouwen ter hoogte van Maasticht en Luiken niet in Noord-Frankrijk. Tot voor kort wordt aangenomen dat deze stam in de Keulse land tussen Maastricht en Keulen, en dus ook in de omgeving van Aken, leefde. De vondst van de munten (gouden staters van het type Scheers 31), die de Eburonen ontvingen vanaf 54 v.Chr. BC onder hun koning Ambiorix om de opstand tegen Caesar te financieren, suggereert echter dat hun nederzettingsgebied zich niet - of in ieder geval niet significant - uitstrekte voorbij de Maas in het oosten. De geografische aanduiding van Caesar verwijst daarom naar een zuid-noordelijke en niet naar een west-oostelijke uitbreiding van het Eburonische nederzettingsgebied. Hier zien we een bevestiging van de visie van Delahaye, die dit de west-oriëntatie noemt. De informatie van Caesar over de locatie van het gebied van de Eburonen past in deze lokalisatie. Dit roept de vraag op of de vestiging in de regio Aken in de tijd van Caesar wel juist is. De nieuwe resultaten op het gebied van de nederzettingen van de Eburonen weerleggen uiteindelijk elke poging om de versterkte nederzetting Atuatuca van de Eburonen (bell. Gall. 6,32,3) in de tijd van Caesar te plaatsen en daarmee een legioenskamp in Aken. Daarvoor zijn tot nu toe geen archeologische vondsten gedaan en ook de natuurlijke omstandigheden in het stroomgebied van de Akenvallei spreken dit tegen.
Ook de eerdere toeschrijving van een zwaar versterkte late La Tène-nederzetting in Hambach-Niederzier aan deze stam is achterhaald. Integendeel, de daar gevonden goudschat, die qua samenstelling sterke overeenkomsten vertoont met vondsten bij Beringen (ten noordwesten van Maastricht), uit de omgeving van Siena en Vercelli (Latijn: Vercellae), suggereert dat het in Niederzier om Cimbrische groepen ging. Deze hadden elkaar ontmoet in 102 v.Chr. BC door de hoofdgroep van de Cimbri, die verder trok naar Italië, waar ze een jaar later bij Vercelli door de Romeinen vernietigend verslagen werden en zich in in het oostelijk gebied van de Eburonen gevestigd hadden. (Uit het Duits vertaalde citaten van p.230 en 231).
Het komt er dus op neer dat de Duitse historici enkele traditionele opvattingen herroepen, zoals een legioenskamp van Caesar in Aken en Atuatuca al in de tijd van Caesar te plaatsen. Zij plaatsen de Eburonen, in navolging van de traditie, ook ten westen van de Maas, wat in tegenspraak is met hetgeen Caesar schrijft. Daarnaast blijkt uit archeologische gegevens dat Caesar nooit in België is geweest, dus daar niet tegen de Eburonen gestreden kan hebben.
- Met de recente Merovingische periode nemen de vondstlocaties in de binnenstad van Aken weer toe. Hoewel de hoeveelheid gegevens erg klein is, wekt dit de indruk van een nederzettingsgebied dat zich verder naar het noorden en westen uitstrekt. We weten vrijwel niets over het karakter van de nederzetting van de 6e tot de 8e eeuw. Hier zie eenzelfde hiaat als in veel streken in Nederland, zoals ook in Nijmegen. Een aaneengesloten dorpsnederzetting (vicus) lijkt net zo goed mogelijk als een groep van meerdere individuele boerderijen. Vondsten van gebouwen en nederzettingen uit deze periode zijn in Aken (net als elders) nauwelijks gedocumenteerd. Naast de betreffende kerk onder de kathedraal komt alleen een eventuele slotgracht of gracht onder het kathedraalquadrum ter discussie. Een interpretatie van twee vondstcomplexen in de Elisengarten, die aardewerk uit de Merowingen-periode als meest recent vondstmateriaal bevatten, is nog steeds in onderzoek. Omdat Romeinse stenen bouwresten echter op zijn minst op sommige plaatsen in het stadscentrum bewaard zijn gebleven in hoge en laatmiddeleeuwse gebouwen, en muren en dekvloeren ook zijn gedocumenteerd onder de Karolingische Sint-Mariakerk, die werd gebouwd nadat de thermale baden waren gebouwd, is het denkbaar dat het tijdens de Merovingische periode nog mogelijk was om in Romeinse gebouwen te wonen (noot 503: opgravingen in de Elisengarten tonen aan dat een deel van de jongste Romeinse muren pas in de 11e of 12e eeuw werd opgebroken). Hetzelfde geldt voor het gebruik van de Romeinse wegen die tot op de dag van vandaag zijn overgeleverd (p.422).
Zouden alle vier in het gebied van de Dom gevonden grafstenen werkelijk Merovingisch zijn, dan kan dit worden geïnterpreteerd als aanhoudend hoge mate van romanisering door delen van de lokale bevolking. Met zoveel twijfel in één zin, blijft er weinig zekerheid over. Tegen deze achtergrond moet ook de Karolingische periode van Aken opnieuw bekeken worden.(p.422) Ook over de Karolingische periode bestaat dus de nodige twijfel.
- De stad is geenszins volledig opnieuw gesticht op verlaten Romeinse ruïnes en de aanwezigheid van hete zwavelhoudende bronnen was niet de enige reden voor herbevolking. Deze zin bevat twee aangenomen opvattingen: 1. Aken is niet opnieuw gesticht? Bestond Aken dan nog sinds de Romeinse tijd? 2. De zwavelhoudende bronnen niet de enige reden? Welke reden of redenen dan nog meer? Al in 765 moet Pepijn de bestaande structuren zijn tegengekomen van wat duidelijk een cultureel en economisch volwassen gemeenschap in Aken was, waarin hij kerkelijke feesten kon vieren, hoewel we niet weten sinds wanneer het koninklijk bezit was. Kan men de locatiekeuze van Aken met Pepijn voorstellen als een terugkeer naar de oudheid, die uiterlijk met Karel de Grote programmatisch werd als een renovatio imperii Romani? De continuïteit van Aken tussen de Romeinse perioden en 765 is dus volledig gebaseerd op die oorkonde uit 765. Feitelijk archeologisch bewijs ontbreekt (zie punt 5 hiervoor). Was men bewust op zoek naar een plek in de Karolingische thuislanden die enerzijds Romeinse wortels had en een stedelijk karakter had, maar anderzijds niet al bezet was door de aanwezigheid van seculiere of spirituele leiders, zoals bij de bisdommen Keulen , Mainz of Trier? Men moet zich blijkbaar voorstellen dat de Karolingen bewust op zoek gingen waar goedkoop bouwmateriaal aanwezig was, maar nog geen drukte en belangen van andere machthebbers te dulden was. Zouden de Karolingen zich hebben weerhouden van hun plnnen door bisschoppen? Zij die half Europa veroverdeen?Wellicht was het veel grotere Tongeren in dit opzicht een goede keuze geweest. De hete zwavelbronnen hier hebben er mogelijk toe bijgedragen dat de bestaande nederzetting Aquae Granni op zijn laatst onder Karel de Grote werd uitgebreid en aanzienlijk werd verbeterd door de oprichting van de Palts (p.422-423). Maar die hete (zwavel-)bronnen vind je ook in Frankrijk, zoals in St.Armand-les-Eaux. In de Pyreneeën zijn wel 30 warmwaterbronnen bekend, in Ariège zo'n 60, in Cantal tientallen, in Aude meerdere. Zie je in Frankrijk ergens ‘les-Bains’ achter een plaatsnaam staan dan kun je er van uitgaan dat er thermale baden of bronnen te vinden zijn.
- Steeds werd aangenomen dat Aken werd getroffen door de onrust in het vierkeizersjaar 68/69 en de opstand van de Bataven. De meest recente grootschalige opgravingen in de Elisengarten hebben echter geen aanwijzingen opgeleverd voor brandschade in de betreffende periode. Dit geldt ook voor de oudere opgravingen aan het hof, aan de Büchel, in de kathedraal of bij het stadhuis. Archeologisch bewijs van een gewelddadige verwoesting van Aken tijdens de Bataven-opstand is nog steeds niet geleverd (p.385). Het moet dan voor iedereen duidelijk zijn dat de opstand van de Bataven niet in westelijk Duitsland heeft plaats gevonden.
Nog te verwerken onderwerpen.
- Romeins Aken is een zekerheid, net als Romeins Nijmegen, echter de naam is onzeker, zelfs onbekend.
- p.156: Thermaalwater 20-26 graden op een diepte van 4.30-5.10meter. Thermalbecken 7,5 m. onder het huidige maaiveld van de Dom is met 32,7 gr.C. het op drie na heetste
- p.286 Overzicht 100 Romeinse munten in Aken gevonden, gedateert tussen Augustus (27v.14 n.Chr. en Tetricus (270-275)
- p.326 e.v.: hete (zwavel-)baden tot wel 55gr.C. Onbekend is waar het koude water vandaan kwam. Gedateert tussen 40-70 n.C. en 250/251 n.Ch. eind 3e, begin 4e eeuw werden de thermen aan de markt opgegeven.
- p.349 e.v. Een tempel.
- p.362 e.v. Theater? (mit Fragezeichen): Solange Kellerwände nicht Gegenstand historischer und architektonischer Forschung sind, bleibt es reine Spekulation ob im römische Aachen jemals eine szenisches Theater gestanden hat.
- p.367 Legionairs in Aken 6e en 30e legioen, 10e?. Wel een vicus. Klares zeugnis sind gestempelte Baukeramik. Ein Militärlager des 2e Jahrhunderts sind mehrere Fragen?
- p.384 Synthese Romeins Aken.
- p.388 tusen 4e en 8e eeuw: geen feiten ter beschikking. eind 3e - 5e eeuw: geen archeologische vondsten.
- p.411 geen kennis daarover.
- p.414 Karolingisch/merovinhgisceh graf gevonden in 1911. Grafvondsten zijn verloren gegaan. Datering nu onmogelijk.
- p.415 Grafgiften zilveren oorring 7/8 eeuw, laar Merovingisch. Ook deze grafgiften zij vrloren gegaan. Grafkist (van een boom) uit 1928, dendrochronologisch gedateert op 734.
- p.416 Grafsteen: vormen der letteres wijst op de 2e helft 6e to 7e eeuw. (IE)TITO+ zou op Christelijk geloof wijzen.
- p.420 Continuïteit kan nauwelijks betwijfeld worden hoewel men er tot heden skeptisch tegenover stond. Van aangenomen ontvolking in de 4e eeuw is nauwelijks sprake. Grafvondsten uit 5e en 6e tot 8e eeuw ontbreken tot voor kort. Verbeterde kennis van aardewerkscherven. Verloren gegane eerdere vondsten; nieuwe vondsten in teruggeworpen grond.
- p.421 toch V -VII het is aan te nemen. Oostgorische munten uit de 6e eeuw niet door handel maar Aken door bezitter 'es ist verlockend daraus zu schliessen'.
- p.422 'Wissen wird so gut wie nichtes'.
|