Terug naar de beginpagina. | Naar het overzicht in het kort. |
"De verbinding van Adelbert met het klooster van Egmond is volkomen legendarisch" (Bron: Dr.H.P.H.Jansen). Niet alleen Albert Delahaye is deze mening toegedaan, maar ook historici zoals drs.W.A.Fasel en dr.H.P.H.Jansen, maar zelfs D.P.Blok (zie hiernaast bij feit 5). St.Adelbertus zou een metgezel van St.Willibrord zijn geweest bij diens oversteek naar het vasteland. Op de "passagiers-lijst" van gezellen die met St.Willibrord overstaken komt hij echter niet voor. In Egmond is archeologisch nooit iets uit de achtste eeuw aangetroffen. Het klooster van Egmond stamt uit de 12e eeuw, dat is 4 eeuwen later. Lees meer over heiligenlevens. ![]() St.Adelbertus. Aan een sterke Adelbert traditie in en rond Alkmaar, die steevast dient ter bevestiging van andere mythen in Noord-Holland, kan sterk getwijfeld worden. In de St.Laurentiuskerk van Alkmaar waren 18 altaren, waarvan er niet één aan St.Adelbert gewijd was. Van de 77 Alkmaarders die in 1116 een overeenkomst bezworen op de relieken van St.Adelbert en van wie de namen op een oorkonde bewaard zijn gebleven, heette er geen één Adelbert! Hoezo een sterke Adelbert traditie en verering in Alkmaar? ![]() In het lijvige boek "Geschiedenis van Alkmaar" (ISBN 978-90-400-8370-9, Uitgeverij Waanders Zwolle, 2007) wordt Adelbert dan wel als prediker genoemd, maar is zowel archeologisch als tekstueel niet aantoonbaar. Pas in de 11e eeuw werd de bodem na de bedijkingen bewoonbaar. Dat Alkmaar in de tijd van Adelbert bestaan zou hebben is hiermee uitgesloten. Dat wordt ook bevestigd door Het kaartje op p.15 waarop is te zien dat Noord-Holland in de 8e en 9e eeuw één groot veen- en moerasgebied was. Verder is de oudste vermelding van (vermoedelijk) Alkmaar uit 1116. De oudste bewoningsresten stammen uit de tiende eeuw, waarbij niet op te maken is of het uit het begin of het einde van die eeuw stamt (p.20). Opmerkelijk is dat de bewoningsresten niet groter waren dan geïsoleerde boerderijen (p.18). De rest van de geschiedenis van Alkmaar is van in en na de 12e eeuw, dus hier weinig ter zake, waarbij wel enkele opvallende zaken de ontstane verwarring hebben vergroot. Hoofdstuk 2 van dit boek handelt over de Missionarissern van overzee. Naast St.Willibrord wordt ook St.Adelbert genoemd. Het hele hoofdstuk, geschreven door Jurjen Vis (zie zijn betoog hiernaast), is doorspekt met aannames wat wel blijkt uit de in de tekst gebruikte bewoordingen als 'zou', 'vermoedelijk', 'zullen hebben' e.d. De historisch sporen in Alkmaar ten aanzien van St.Adelbert gaan niet verder terug dan de 2e helft van de tiende eeuw (wordt hier gesteld: het zal de twaalfde eeuw moeten zijn) en vallen precies samen met de komst van de eerste graven van Holland. Dat deze graven uit Vlaanderen kwamen geeft meteen de bron van de herkomst van Adelbert aan: Vlaanderen. Overigens is het beeld dat in dit hoofdstuk van St.Willibrord geschetst wordt verre van de historische waarheid. Zijn beleid zou 'rommelig' en 'improvisatorisch' zijn geweest. Er zou 'nauwelijks sprake zijn geweest van coördinatie'. Vreemd dat St.Willibrord dan toch de betekenis heeft gekregen die hij tegenwoordig geniet, al of niet terecht in de juiste streek. ![]() St.Adelbert van Egmond. Schilderij van Jacob Cornelisz, Museum Boijmans van Beuningen. Adelbert wordt altijd afgebeeld met een boek (wegens zijn zendelingenwerk) en een lelie, een Franse lelie, die meteen al aangeeft waar deze 'apostel van Kennemerland' feitelijk thuishoort: Frans-Vlaanderen. Op meerdere plaatsen in Vlaanderen bestaat/bestond een verering van deze apostel van Kennemerland. Dat is alleen te verklaren doordat hij daar ook thuishoort. In Vlaanderen (Brussel) werd op de feestdag van St.Adelbert (25 juni) brood uitgedeeld aan de armen. Hiernaast tonen we met 17 feiten aan dat de hele geschiedenis van St.Adelbert in Egmond een farce is. Deze feiten zijn evenzoveel bewijzen tegen de gangbare traditionele opvattingen. Laat ze goed op je inwerken dan zie je de hele Nederlandse traditie van historische Nederland in het eerste millennium vanzelf vervagen en verdwijnen. "St.Adelbert, patroon tegen oogkwalen, verlos ons van de verblindheid der historici. Amen". ![]() ![]() Kapel Adelbertus Egmond-binnen. Het is altijd interessant wat onze deskundige toponymisten D.P.Blok en M.Gysseling over Alkmaar melden en dat te vergelijken met andere schrijvers. Zo somt D.P.Blok in zijn Lexicon een hele lijst oorkonden op, waaronder veel 'waarschijnlijk' of ' falsum', maar niets vóór de 11de eeuw:
De hele lijst van Blok over Alkmaar begint pas in de elfde eeuw en een hele lijst kopieën uit 1420 uit het Liber St.Adelbertus van de abdij van Egmond. In elk geval niets van vóór de elfde eeuw. Gysseling schrijft in zijn Toponymisch Woordenboek:
|
![]() De traditionele opvatting is dat Adelbert als metgezel van Willibrord in 690 vanuit Engeland naar Kennemerland kwam en in 740 te Egmond begraven zou zijn. De verering in de omgeving zou onmiddellijk na zijn overlijden zijn begonnen. Toen, naar verluidt in de tiende eeuw (eerder werd het op de zevende of achtste eeuw gehouden) het klooster van Egmond werd gesticht, zou zijn gebeente daarheen zijn overgebracht na al tweehonderd jaar te zijn vereerd door de plaatselijke bevolking. Een zeer ongebruikelijke gang van zaken om de beenderen van een heilige tegen de volksdevotie in te verplaatsen. In de 10e eeuw blijkt dat het Egmondse klooster plotseling beschikt over vele feiten uit het leven van Adelbert, compleet met nauwkeurige jaartallen, wonderen en alles wat daarbij bedacht kan worden. Samengevat komen deze hierop neer: Deze gegevens stammen uit het archief van de abdij van Egmond zelf en de voornaamste bron is de Vita St. Adalberti, die omstreeks 990 geschreven zou zijn door Ruopert van Mettlach. Deze zou in opdracht van aartsbisschop Egbert van Trier (977-993) de onder de bevolking levende herinneringen aan St. Adelbert hebben verzameld. De relatie tussen het klooster te Mettlach a.d. Saar en Egmond zou te verklaren zijn door het feit dat aartsbisschop Egbert een zoon was van graaf Dirk II van Holland. De originele vita van ca.990 bestaat niet meer, zodat we slechts over afschriften beschikken. Het heeft weinig zin te strijden over de vraag of de ons bekende tekst nu uit de 11e eeuw (volgens Meilink) dan wel uit de 2e helft van de 12e eeuw (volgens Oppermann) stamt. Duidelijk is, en daar zijn alle geleerden het over eens, dat de tekst van Ruopert niet ongerept is overgeleverd, maar voorzien is van latere toevoegingen. Maar klopt bovenstaande traditie wel? Afbeelding hHieronder: de weg die de vita Adelberti middels kopieën heeft afgelegd. ![]() Adelbert van Egmond is voor Nederland volslagen aprocief (legendarisch). In de "passagiers-lijst" van gezellen die met St.Willibrord overstaken naar het vasteland (in 690) komt hij in elk geval niet voor: feit 1. In Egmond is archeologisch niets uit de achtste eeuw aangetroffen: feit 2, laat staan dat er een historische continuïteit zou bestaan van de 8e tot in de 10e eeuw en later: feit 3 . Het klooster is van veel recentere datum dan doorgaans wordt aangenomen : het werd gesticht in de twaalfde eeuw, bijna vier eeuwen na het veronderstelde jaar van Adelberts verscheiden: feit 4. Ondanks dat het verhaal van Adelbert een hoeksteen is van de vroege Hollandse gravelijke geschiedenis, wordt in "De Franken, hun optreden in het licht der historie" van dr.D.P.Blok het levensverhaal van Adelbert ingekort tot : «[...] Adelbert, die in Egmond actief zou zijn geweest.. Dus ook Blok spreekt hiermee zijn twijfel uit: feit 5. Zoeken we in de belangrijkste referentiewerken van de Hollandse geschiedenis, dan blijkt dat Adelbert vaker af- dan aanwezig is en dat de geschiedkundigen Adelbert stilzwijgend geleidelijk van het toneel voeren: feit 6. Daarbij dienen ze te bedenken dat daarmee de Egmondse bronnen in hun geheel hebben afgedaan, en zonder Egmondse bronnen is er geen vroege gravelijke geschiedenis van Holland, waarvan het dan nóg duidelijker wordt dat die is ontleend aan de streek ten noorden van Artesiक en de omgeving van Gent: feit 7. Dirk I ontvangt volgens de traditie de kerk van Egmond van koning Karel de Eenvoudige. Maar Karel was koning van West-Francië en had dus geen zeggenschap over Noord-Holland, dat tot het midden-Frankische rijk hoorde: feit 8. De tekst waarin sprake is van deze schenking kan dus geen betrekking hebben op Egmond, maar had betrekking op Emunde (zie hierna bij W.A.Fasel): feit 9. In 1933 concludeerde de Utrechtse hoogleraar Otto Oppermann over de Vita S. Adalberti : «Hoe dit ook zij, het resultaat van ons onderzoek is voor de vita Adalberti alles behalve gunstig te noemen. Juist de voor de geschiedenis van Egmond en het graafschap Holland belangrijke feiten, die zij bevat, zijn niet in de 10e eeuw door Ruopert te boek gesteld, maar in de tweede helft der 12e eeuw door een schrijver, wiens opgaven men met eenige scepsis dient te beschouwen. De bedoeling van de bewerker is klaarblijkelijk, St. Adalbert in verband te brengen met het klooster Egmond en de eerste Hollandse graven. Een dergelijk verband bestond oorspronkelijk niet : feit 10. In 1984 publiceerde drs.W.A. Fasel, archivaris in Alkmaar, een boekje over de mythe van St. Adelbert. Hierin ontkracht hij de geschiedenis die St. Adelbert aan de omgeving van Egmond verbindt en komt met bewijzen voor een heel andere gang van zaken. Fasel plaatst St. Adelbert in noordwest Frankrijk in een abdij bij Abbeville. Daar werd op 25 juni het feest van St. Adelbert gevierd en die traditie is zeker ouder dan die van Egmond: feit 11. Maar wat heeft deze abdij dan te maken met Egmond ? Wel, in deze abdij werd het Evangelarium van Egmond gemaakt, genoemd naar het riviertje de Emunde, vlakbij Abbeville: feit 12. Aan de monding van de Emunde ligt de plaats St. Omaars en die ligt weer op twee kilometer afstand van het plaatsje Hallines (Hallem). Deze beide plaatsen worden genoemd in de levensbeschrijving van St. Adelbert: feit 13. Bovendien bevonden de relieken van St. Adelbert zich hoogst waarschijnlijk in de abdijen van Abbeville en vervolgens in die van St. Omaars. Zeker is dat ze daarna, in de tiende eeuw, terechtkwamen in het St. Baafsklooster in Gent, waar abt Womar toen de scepter zwaaide: feit 14. Womar was afkomstig uit de abdij van St. Omaars en werd later abt van de St. Baafsabdij en de St. Pietersabdij, beide in Gent. En nu de clou : de abdij van Egmond is gesticht vanuit de St. Pietersabdij van Gent: feit 15. Als we bedenken dat het klooster in Egmond eerst aan St. Pieter was gewijd en pas later aan St. Adelbert, dan lijkt het erop dat de genoemde geschiedenis, en dus ook de namen Emunde en Hallem, zijn meegenomen met de stichting van de abdij in Egmond halverwege de 10e eeuw (rond 940): feit 16. *)
Sinds in 1984 het artikel "De mythe van St.Adelbert" van W.Fasel verscheen, waarin hij aannemelijk maakte dat deze heilige nimmer te Egmond heeft geleefd, is er een opmerkelijke Adelbert-activiteit te constateren. Er bleek een symposium nodig te zijn en ook verschenen er Egmondse Studiën. Het uitgangspunt van de bestrijders van het artikel van Fasel was simpel: Alles wat in de Vita S.Adalberti staat is waar en alles wat daarmee in strijd is, is onwaar. Met name drs.G.N.M.Vis (Georgius Norbertus Maria Vis, 1958-2019) ontopte zich als de gedreven verdediger van de Adelbert-mythe. In zijn boekje over het Medisch Centrum Alkmaar wijdt hij een hoofdstuk aan de abdij van Egmond en St.Adelbert, welke heilige door hem wordt uitgeroepen tot "Heilige Genezer". Op bl.9 beweert hij zonder een schijn van bewijs, dat al vóór de 9e eeuw zieken bij het graf van St.Adelbert genezing kwamen zoeken, zodat Egmond welhaast te beschouwen is "als het eerste medisch centrum in het noordwesten van Nederland". Alkmaar is volgens hem dan ook ontstaan in de schaduw van de abdij van Egmond, zodat de wortels van de Alkmaarse gezondheidszorg in Egmond liggen en met als konsekwentie dat Alkmaar eerst in 1341 een eigen gasthuis kreeg. De door Vis aangedragen oorkonde uit 1116 is volgens Koch (OHZ, nr.99) en 'waarschijnlijk gesponnen rondom een min of meer formele kern', dus vals. Het is een door de monikken van Egmond vervaardigde vervalsing, stammend uit de tijd dat men doende was de Adelbert-mythe te propageren. Met minder succes zo te zien dan men ongetwijfeld gehoopt heeft. Want is het niet merkwaardig, dat niet één Middeleeuwse kerk in Holland en Zeeland aan St.Adelbert was toegewijd? Zelfs niet de kerken en kapellen die onder het patronage van de abdij van Egmond stonden? Noch vindt men er altaren, vicarieën en officies ter ere van deze heilige. Noch treft men in middeleeuwse oorkonden St.Adelbert in de datumregel aan. Voor ieder weldenkend historicus het bewijs dat Adelbert later geïmporteerd is. Opmerkelijk blijft, zoals hiernaast al aangegeven, dat er in de kerk van Alkmaar 18 altaren waren, waarvan er niet één aan St.Adelbert was gewijd. Ook waren op deze altaren géén vicarieën of officies ter ere van St.Adelbert gevestigd, zodat het te betwijfelen valt of in de Grote Kerk überhaupt relieken van Adelbert aanwezig waren; althans, er is in de archieven geen spoor van te vinden. Het hoofdaltaar was uiteraard gewijd aan de patroonheilige St.Laurentius (overleden 10 augustus 258 te Rome), Deze martelaar was een geliefde volksheilige - hij was o.m. patroon van de armen - en werd in de gehele christelijke wereld vereerd. Het is dan ook nauwelijks denkbaar dat monniken van Egmond, die bij genoemde overeenkomst slechts een zijdelings belang hadden, met een kistje met relieken van St.Adelbert onder de arm naar Alkmaar zijn getogen om de inwoners daarop de eed te laten afleggen. Ook blijkt dat St.Adelbert in de latere middeleeuwse heiligenkalenders van het bisdom Utrecht ontbreekt; ook in het Ordinarium van de Dom van Utrecht, dat gold als de officiële heiligenkalender van het bisdom (waartoe ook Noord-Holland behoorde). Dit zou derhalve betekenen dat St.Adelbert in de 10e eeuw in het bisdom Utrecht word vereerd en aangeroepen, doch dat er sinds de 12e eeuw - terwijl volgens zijn Vita de wonderen in aantal en hevigheid toenamen - geen spoor meer van hem te vinden is. Haar waarom, zo vraagt men zich af, zou men dit een onzer schaarse heiligen hebben aangedaan? De conclusie dringt zich dan ook op dat hier iets goed fout zit. Mogen we b.v. Trajectum wel zonder meer gelijkstellen met Utrecht? Nu heeft Albert Delahaye beweerd dat St.Willibrord nimmer in Utrecht is geweest, maar dat zijn bisdom in Noord-Frankrijk en Zuid-Vlaanderen lag, namelijk in het gebied waar de Fresones en oudtijds de Friezen woonden. Door de invallen van de Noormannen is dit missiegebied verloren gegaan en duikt er later een ander Trajectum (= Utrecht) op, terwijl zijn klooster verplaatst is naar Echternach. In het oude bisdom van Willibrord trof Delahaye een zeer oude Willibrord-verering aan, alsook (te Abbeville) het tweede - en vermoedelijk echte - gebeente van St.Willibrord. Het bij Abbeville gelegen klooster St.Riquier was een der kloosters waar de sterfdag van St.Adelbert werd gevierd. Te Utrecht daarentegen ontstond de Willibrord-verering pas in de 14de eeuw en voor 1300 beschikte het bisdom niet eens over relieken van deze heilige. Aanvaarding van de denkbeelden van Delahaye houdt de erkenning in, dat de Nederlandse historici zich collectief eeuwenlang hebben vergist. Delahaye wordt dan ook weggehoond of genegeerd door de vakhistorici. Maar als hij nu toch eens gelijk heeft? Dan volgt daaruit, dat de litanie in het psalterium van Wolbodo (welke litanie hij niet zelf opgesteld zal hebben, maar overgenomen uit oudere bronnen) niets met Utrecht te maken heeft. Daardoor komen ook de z.g. Utrechtse heiligen (met inbegrip van Bonifacius c.s., die volgens Delahaye niet te Dokkum, naar te Dockinga = Duinkerken zijn vermoord) in de juiste streek terecht. Zodat we ook de relatie St.Adelbert - Egmond kunnen afschrijven. Tevens heeft zich onlangs een nieuw gegeven aangediend. Men heeft namelijk sceletdeeltjes, welke worden toegeschreven aan St. Adelbert, laten onderzoeken door middel van de C14-methode (Tijdschr.Archaeometry nr.34 (1992), bl.149.). Uit dit onderzoek blijkt dat de skeletdeeltjes uit de 7e/8e eeuw stammen. Niets aan de hand dus, zou men zeggen.Tegen deze conclusie heeft echter drB.K.S.Dijkstra, die het onderzoek entameerde, bezwaar aangetekend. Dijkstra heeft namelijk de C14-methode toegepast op de skeletten van een aantal 'Hollandse graven en gravinnen. Aangezien van deze graven en gravinnen het sterfjaar bekend is, was dit een unieke gelegenheid om te controleren of de C14-methode klopt. Welnu, het bleek dat de C14-dateringen veel te oud uitvielen, zodat een correctiefactor moest worden ingebouwd. Vastgesteld werd, dat bij een dieet van zeevoedsel de menselijke beenderen veel oude koolstof bevatten en dat deze koolstof de oorzaak is van de te oude dateringen. Bij Dirk I, die zijn jeugd aan het Frankische hof doorbracht (waar veel vlees en weinig vis zal zijn gegeten), was het verschil maar 130 jaar, terwijl bij Willem I, die leefde ten tijde van grote overstromingen (waarbij vee verloren ging en vlees dus schaars zal zijn geweest), het verschil maar liefst 412 jaar bedroeg. Welke konsekwenties heeft dit voor St.Adelbert? De heilige zal als kloosterling weinig of geen vlees gegeten hebben, terwijl - als hij te Egmond heeft gewoond - hij aan vis geen gebrek zal hebben gehad. Er zijn derhalve twee mogelijkheden: Of het scelet stamt inderdaad uit de 7e/8e eeuw en dan heeft Adelbert niet te Egmond geleefd (maar is van elders geïmporteerd) of het skelet is veel jonger en kan dus onmogelijk van Adelbert zijn. In dat geval heeft men een willekeurig skelet opgegraven en dit den voIke als "Sint Adelbert" gepresenteerd. Als dit scelet afkomstig zou zijn van een Egmondse viseter, we bij de 7e/8e eeuw vier eeuwen of meer mogen optellen. We komen dan terecht in de 11e/12e eeuw, precies de tijd waarin de Adelbert-mythe ontstond. In dit verhaal is feitelijk te lezen hoe mythen ontstaan en hoe men aan aansprekende relieken komt. Vergelijk dit laatste met het Corpus van St.Willibrord dat men in Echternach meent te hebben. Egmond en de eerste graven van Holland In 1986 publiceerde Van Winter en Cordfunke in Tijdschrift Holland (febr.) het artikel "Egmond, St.Adelbert en de eerste graven van Holland." Daarbij werd ook W.A.Fasel in de discussie betrokken, zij het terloops. Zij openen aldus: "Enige jaren geleden heeft Rentenaar betoogd, dat de nederzettingen die de heilige Adelbert, patroon van de abdij van Egmond, in het begin van de 8e eeuw in het Egmondse landschap aantrof, Rinnegom, Egmond, Hallem en Arem waren. Deze nederzettingen waren gering van omvang en eenvoudig van structuur. In het nabijgelegen Heiloo werd door Willibrord tussen 719 en 722 een houten kerkje ge. bouwd, dat na diens dood in het bezit van de abdij van Echternach overging". Volgt het verhaal over Ruopert en de Vita S.Adalberti, de stichting van het houten nonnen. klooster en de stenen mannenabdij, zijnde "tot zover in grote trekken de feiten waarover de historici het wel min of meer eens zijn". Fasel schrijft hierover: Het is alleszins duidelijk dat hier gezaghebbende geschiedschrijving plaatsgrijpt, hetgeen gepaard gaat met het veelvuldig verwijzen naar andere gezaghebbende auteurs en het veelvuldig aanroepen van "de overlevering" en "de traditie" (ook wel "taaie traditie" geheten), terwijl tevens zinsneden als "het is aannemelijk dat....", "het is heel goed denkbaar dat.....", "waarschijnlijk lijkt het ons wel dat....." niet van de lucht zijn. In aanmerking genomen het feit dat de oudste Hollandse geschiedenis ten gevolge van het nagenoeg ontbreken van authentiek, onvervalst, ongeïnterpoleerd archiefmateriaal voor 99% uit hypothesen bestaat, is het maar gelukkig dat er zoveel eenstemmigheid heerst. Dat degene, die weigert op een dergelijke wijze geschiedenis te beoefenen, weinig waardering zal oogsten, zou mij koud laten, ware het niet dat Van Winter/Cordfunke mij weliswaar bestrijden, doch niet de moeite hebben genomen mijn standpunten uiteen te zetten. Zo schrijven Van Winter/Cordfunke: "Terloops merken wij op dat de heilige Adelbert weliswaar een locale heilige is geweest, maar - in tegenstelling tot wat onlangs door Fasel werd beweerd - wel degelijk ook in ruimere kring bekend was. Zo waren er handschriften van Vita I in Stavelot (voor 1105), Rolduc en Trier. Het waren afschriften van de oorspronkelijke tekst.....". Ik moge opmerken dat ik in mijn artikel (Oud Alkmaar, 8e jrg.nr.2) erop heb geattendeerd, dat St.Adelbert in verschillende heiligenkalenders en litanieën wordt genoemd, te weten te Brussel, Trier, Stavelot en Abbeville. Ik knoopte hieraan de conclusie vast, dat Adelbert niet in Kennemerland heeft gearbeid maar in zuidelijker streken en dat zijn verering met zijn corpus naar Egmond is gebracht. Dit temeer omdat geen der Noord-Nederlandse kerken, zelfs niet die welke aan de abdij van Egmond toebehoorden, Adelbert als patroon had, alsook dat Adelbert zich niet in de datumregel van Noordhollandse oorkonden manifesteert en hij ook niet in het kalendarium van het bisdom Utrecht voorkomt. Volgens mij was Adelbert dus wel degelijk in ruimere kring bekend, zij het aanvankelijk niet in de streek waar Cordfunke hem plaatst. Het minste waarop een schrijver mag hopen is toch wel dat hij correct wordt geciteerd. Maar goed, het is niet de eerste keer dat Cordfunke mij meningen in de mond legt die ik nimmer heb geuit en mij vervolgens met mijn eigen gegevens bestrijdt. En verder begrijp ik niet welk bewijs door die afschriften te Stavelot enz. wordt aangedragen. De Egmondse Vita I is immers ook een afschrift! Dus als het origineel ontbreekt en we niet weten wat in dat origineel heeft gestaan en wat door latere bewerkers is toegevoegd, hoe kunnen wij dan weten wat een afschrift is van wat? Ook schuwen de auteurs de apodicties niet. "Het staat vast dat Willibrord in deze streek is geweest" lees ik op bl.16. Zij, en velen met hen, geloven derhalve rotsvast in de pretenties van de abdij van Echternach m.b.t. een aantal kerken (w.o. Heiloo), die door willibrord gesticht zouden zijn. Ik zet grote vraagtekens achter deze pretenties, aangezien ik het bewijsmateriaal verre van overtuigend vind. Met name heb ik mijn twijfels t.a.v. het door Blok medegedeelde lijst je met namen van Hollandse en Friese kerken (Naamkunde 6, bl.167). Er staan kerken op die niet geclaimd zouden worden en er behoren kerken op te staan die wel geclaimd werden, kortom het is een rommeltje, maar desondanks zou het op zeer oude gegevens stoelen? Men kan met evenveel recht beweren dat de Echternachse broeders naar Holland zijn gereist om poolshoogte te nemen en gegevens te verzamelen i.v.m. de te stellen pretenties. De konsekwentie is enorm, want als de broeders, misleid door wat namen in oude oorkonden, in de verkeerde streek bezig waren, dan zakt wel de Willibrord-legende als een pudding in elkaar. Duidelijk is in alle geval, dat een historische hypothese ondersteund moet worden door archeologische vondsten, want anders blijft het verhaal in de lucht hangen. Doch ook het archeologisch bewijsmateriaal is uiterst twijfelachtig. Men kan zich er zelfs over verwonderen, dat daaruit niet allang heel andere conclusies getrokken zijn. Halbertsma, die naar Heiloo kwam met de vooropgezette bedoeling het kerkje van Willibrord op te graven, schreef een verhaal dat aan alle kanten rammelt (Alkm.Jaarboekje 1966, bI. 62) en bestaat het om uit de vondst van 9 paalgaten te concluderen dat het kerkje er inderdaad heeft gestaan. Cordfunke doet hetzelfde t.a.v. het houten nonnenklooster. Van Winter/Cordfunke gaan aan mijn bezwaren inzake dit nonnenklooster (dat 13½ x 6½ meter zou hebben gemeten, met daarin een kapel met het gebeente van Adelbert) stilzwijgend voorbij, maar voeren wel schijnargumenten op inzake de bodemvondsten: "Recentelijk heeft Fasel gesteld, dat deze lange Adelbert-verering niet kan kloppen met het feit dat in Egmond geen scherven ouder dan de negende eeuw zijn aangetroffen. Hij verwart daarbij echter de nederzetting Egmond, waar de Adelbert-verering begon, met de nederzetting Halem, waar het klooster werd gesticht en waar pas bewoning vanaf de negende eeuw aantoonbaar is". Hoewel ik vraagtekens plaats achter bewijsvoering op grond van scherven alleen, wil ik de verwarring niet nog groter maken, zodat ik alleen maar de vraag stel, of er dan te Egmond wèl scherven zijn gevonden die getuigen van "menselijke activiteiten" in de 7e en 8e eeuw? En wanneer graaft men de 7e eeuwse nederzettingen Heiloo en Egmond eens op, alsook die nederzettingen van Rentenaar? Tenslotte dit: de term "iure hereditario" slaat op de titel waarop men een goed bezat, te weten in volle (erfelijke) eigendom (en dus niet b.v. in vruchtgebruik, (bruik)leen, pacht e.d.). De uitleg, die Van winter/Cordfunke eraan geven ("krachtens erfrecht" of "door erfenis verworven"), is niet juist, want het erfrecht heeft er slechts in zoverre mee te maken, dat men ook door vererving een dergelijk goed kon verkrijgen. Maar evenzeer kon men een goed, dat men een week tevoren had verworven, "iure hereditario" transporteren. W.A.Fasel merkte in 2009 het volgende op: In 1984 publiceerde ik in het blad Oud Alkmaar een artikel onder de titel De mythe van St. Adelbert, waarin ik probeerde aan te tonen dat St. Adelbert niet te Egmond heeft geleefd en gestorven is, doch van elders werd geïmporteerd. Voor sommigen was dit kennelijk een onaangename schok, terwijl anderen zich zelfs in hun religieuze gevoelens gekwetst toonden. En opeens bleek het nodig dat in de abdij van Egmond symposia werden georganiseerd en ook verschenen er Egmondse Studiën, waarin de relatie tussen Egmond en St. Adelbert wordt benadrukt. Van een serieuze bestrijding van mijn standpunten is evenwel nimmer sprake geweest. We zijn nu 25 jaar verder en ik zit nog steeds te wachten op een antwoord op mijn vraag: Ik heb deze vragen al in mijn vorig artikel gesteld, doch degenen die mij hebben bestreden (zoals G.N.M.Vis) gingen eraan voorbij alsof ze volstrekt onbelangrijk zijn. Ze beriepen zich op de Vita S. Adalberti en alles wat daarin staat, dat een 11e/12e eeuwse kopie is van een (al dan niet bestaan hebbend) 10e eeuws origineel dat gebeurtenissen uit de 8e eeuw heet te beschrijven. Dat alles zou de waarheid zijn. Echter deze Vita geeft geen antwoord op de bovenstaande vragen en opmerkingen. G.N.M.Vis (Jurjen) (1958 - 2019) benadrukte op een symposium (april 1988) dat er sprake is van continuïteit in de verering van St. Adelbert, zonder daarvoor ook maar enig bewijs te leveren. Dat moet hij ook wel blijven beweren, anders gaat niet alleen zijn geloofwaardigheid te gronde, maar ook zijn reputatie als (muziek)historicus. Vis zal zijn fouten niet meer kunnen erkennen en al zijn werken niet meer kunnen corrigeren. Het gevolg is dat alle toekomsyige studies die zijn werk als bron gebruiken dezelfde mythe zullen blijven herhalen. Dat blijkt het grootste probleem in de historische geografie te zijn en te blijven: het blijven rondpompen van verouderde kennis. *) De abdij van Egmond is echter pas gesticht in de 12e eeuw (in 1130) en niet zoals Albert Delahaye aanvankelijk nog aannam in 940. De hele theorie rondom St.Adelbert komt daarmee in een voor Albert Delahaye nog gunstiger daglicht te staan. Voor Egmond wordt het hiermee duidelijk dat de St.Adelbert opvatting een mythe uit de 12e eeuw of zelfs nog later is en niet stamt uit de 8e eeuw: feit 17. Wat weten we nu feitelijk echt? De St.Adelbertus waarover werkelijk oude bronnen bestaan, was abt van het klooster van St.Willibord, dat in Epternacum (=Eperlecques) lag. Hij was wel een volgeling van St.Willibrord, maar in 690 zeker geen reisgezel. In 775 overlijdt Adelbertus, hoewel daar geen teksten over zijn overgeleverd. In dat jaar wordt de eerbiedwaardige Berneradus (=Beornradus) als abt van het klooster van Epternacum genoemd. Uit deze teksten blijkt overduidelijk dat Adelbertus abt was van het klooster van Epternacum. Volgens de traditionele opvattingen was dat Echternach, waarmee de traditie van Adelbertus in Egmond op losse schroeven komt te staan. Plaatst men het klooster van Epternacum te Eperlecques, op enkele kilometers van Tournehem, dan vallen ook deze en de overige puzzelstukjes op hun plaats. Dan is ook de band met Abbeville en St.Omaars direct aanwezig, maar ook die met Dirk I, de graaf van Holland, afkomstig uit dezelfde streek. Zie bij de naam Holland. Lees het boek "De Ware Kijk Op" en oordeel zelf. |