De traditionele plaatsen en de Peutingerkaart.
Terug naar de beginpagina. Naar het overzicht in het kort.

De oorkonde van Karel de Grote uit 777.



Van deze oorkonde wordt aangenomen dat deze door Karel de Grote in Nijmegen uitgegeven zou zijn en over een schenking aan het bisdom Utrecht zou handelen.

Echter beide uitgangspunten zijn onjuist. De ondertekening met Numaga heeft betrekking op Noyon waar Karel de Grote een nieuw paleis liet bouwen. In Nijmegen is geen spoor gevonden van een paleis van Karel de Grote. Zie bij Noviomagus.
Dat Utrecht de bisschopszetel van St.Willibrord zou zijn geweest is eveneens een onjuiste opvatting. Utrecht bestond niet eens in de 8e en 9e eeuw, dat is archeologisch wel aangetoond. Het bisdom van St.Willibrord lag in Francia zoals hij zelf meedeelde, waar hij predikte onder de Fresones. Dat waren niet de Friezen in Friesland. maar de Fresones in het klassieke Frisia in Vlaanderen. Zie bij het bisdom Trajectum.


Feitelijk is de toepassing van deze oorkonde op Nijmegen een dubbele speculatie. De oorkonde is ondertekend met Numaga, wat men speculatief opvatte als Nijmegen. Karel de Grote kwam na het overlijden van zijn broer Carloman in 771, in het bezit van het hele Frankische rijk en gaf opdracht voor de bouw van een nieuw paleis in alle pracht en praal. Dat nieuwe paleis van Karel de Grote zou dan in 777 klaar zijn geweest vanwege de eerste ondertekening met Numaga, wat eveneens speculatief is. Karel de Grote liet een nieuw paleis bouwen'omdat het oude paleis te klein zou zijn geweest', zoals dat vermeldt staat. Het oude paleis was dat zijn broer Carloman die het voor de helft had afgestaan aan een klooster. Dat oude paleis stond onmiskenbaar in Noyon, zijnde Numaga.
Over dat oude paleis heeft men het in Nijmegen nooit gehad, immers elke historicus zou moeten weten dat Carloman in Noyon resideerde. Blijkbaar niet in Nijmegen, waar men niet doorziet dat als je Carloman in Noyon plaatst, dat nieuwe paleis dus ook in Noyon stond.

In Het Bronnenboek van Nijmegen wordt de tekst uit 777 op de volgende wijze vermeldt (tekst 21 op p.18):

Deze oorkonde uit het jaar 777 is compleet misverstaan en onjuist op Nederland toegepast. Het heeft voor veel onderliggende misverstanden gezorgd. Goed lezen is hierbij een eerste vereiste!
Waar het om gaat is wat Karel de Grote schenkt; 1.aan de kerk van Utrecht (land-)goederen en 2.aan de kerk van Upkirika boven Dorestad het volgende:
a. grond bij de kerk;
b. het ripaticum op de Lek (ripaticum=gebied aan de oever);
c. een eiland tussen Rijn en Lek.
We volgen hier de traditionele opvattingen met Utrecht, Rijn en Lek. Hier staat dus helemaal niet dat Dorestad aan Rijn en Lek lag!

De plaatsen en rivieren die genoemd worden in deze oorkonde zijn in Nederland nooit met feiten aangetoond. Waar lag Upkirika in Nederland? Wat wordt bedoeld met 'boven' Dorestad? Ten noorden van of bij Dorestad? Welk eiland is dat tussen Rijn en Lek? De streek in Nederland waar men deze gegevens doorgaans plaatst, rond Amersfoort (en niet rond Utrecht!?!), was niet bewoond in de 8ste eeuw, net zo min als Utrecht of Nijmegen toen bestonden. De vier bossen die in de oorkonde ook genoemd worden, heeft men in Nederland ook nooit overtuigend kunnen identificeren.

Feitelijk geeft Leupen met zijn verklaring van deze oorkonde al aan dat de zeven plaatsnamen die hij niet noemt, juist belangrijk zijn in de bewijsvoering. Deze zijn echter in Nederland nooit aangetoond. Het verzwijgen van belangrijke onderdelen of het geven van halve citaten is tekenend in historische Nederland. Waar men geen raad mee weet, laat men gemakshalve maar weg. De vertaling van Trajecto, Hrenum en Lokkiam met Utrecht, Rijn en Lek is gebaseerd op aangenomen opvattingen, zonder feitelijk een bewijs voor die opvattingen te geven.. Lees hier de Latijnse tekst.



De fundamentele vraag in deze kwestie is waarom het nieuwe paleis van Karel de Grote niet in Nijmegen stond, maar in Noyon?

Zoals iedereen weet was de verstandhouding tussen de broers Karel de Grote en Carloman verre van vredig.
  • In 768 werden beide koning van het Frankenrijk: Karel kreeg Neustrië (westelijk Frankenland) toegewezen en Carloman Austrasië (oostelijk Frankenland).
  • Karel werd op 8 oktober 768 te Noyon tot koning van Neustrië gekroond. Noyon lag in zijn koninkrijk Neustrië. Carloman werd op dezelfde dag en hetzelfde uur te Soissons (dat in zijn koninkrijk lag) tot koning van Austrasië gekroond. De grens tussen Neustrië en Austrasië liep precies tussen Noyon en Soissons in, precies zoals momenteel nog steeds de grens tussen de departementen Oise en Aisne tussen Noyon en Soissons loopt.
  • Carloman betrekt de palts Noviomagus (Noyon) en geeft er meerdere oorkonden uit, getekend met o.a. "Neumago palatio publico". Karel verblijft te Quierzy (zijn geboorteplaats?) en geeft daar oorkonden uit.
  • Soissons was de aloude stad van de Karolingen en belangrijker dan Noyon! Blijkbaar had Carloman eerste keus bij het bepalen van zijn zetelstad. Het was de eerste provocatie ten opzichte van Karel.
  • Noyon was de stad en residentie van Carloman en daarmee kon hij aantonen dat hij nu in feite ook koning van Neustrië was. Bovendien nam hij revanche op de provocaties van zijn broer die zich altijd als de rechtmatige en eerste opvolger van zijn vader Pepijn beschouwde. Het was een tweede provocatie van Carloman ten opzichte van Karel. Lees meer over Neustrië en Austrasië.
  • Het is onder historici nog steeds een discussiepunt hoe die indeling van beide koninkrijken nu precies in elkaar zat. Noyon was de kroningstad van Karel, maar de residentie van Carloman. De verstandhouding tussen beide broers is vanaf het begin verstoord geweest vanwege het feit dat Karel door Carloman en zijn getrouwen als een bastaard beschouwd werd en geen rechtmatig erfrecht als oudste bezat. Karel was geboren vóór het huwelijk van zijn ouders, maar meende als oudste de meeste rechten te hebbben, volgens de Frankishe wetten. Moeder Betrada, die zoals later blijkt, speelde hierbij een discutabele rol. Karel was vor haar toch het levelingentje die door haar ook het meest begustigd werd. Carloman beschouwde niet Karel als oudste, maar zichzelf als meest rechtnatige erfgenaam. Deze tweespalt heeft mede geleid de vroege dood van Carloman. Lees meer over de plotselinge dood van Carloman.
  • Karel resideerde te Quierzy, vlak naast Noyon. Blijkbaar had Karel ook hier weer tweede keus, wat hij als een volgende provocatie opvatte.
  • Carloman schonk, toen zijn dood voelde naderen, de helft van zijn paleis aan een klooster, wat een vierde provocatie was ten opzichte van Karel, die echt niet zo Christelijk was als de historici het deden voorkomen (wat ook zou blijken uit het verloop van de geschiedenis).
  • Toen Carloman in 771 stierf (na vergiftiging!) nam Karel ook het gebied van Carloman in bezit en gaf opdracht een nieuw paleis te bouwen in Noyon.
  • Karel bouwde dat nieuwe paleis ook omdat het paleis van Carloman door hem te klein werd bevonden. Het was immers voor de helft in gebruik als klooster, wat Karel tegenstond. Die Christelijke houding was bij Karel de Grote niet echt aanwezig.
  • Dat nieuwe paleis werd voltooid in het jaar 777 met de uitgave van deze bewuste akte.

    De Fundamentele verwarring waar alles om draait!
    De fundamentele verwarring kwam voort uit de naam Noviomagus. Was Noviomagus nu Nijmegen of was het Noyon? Daarover haat het grote misverstand. Als het niet Nijmegen was, maar Noyon, zijn alle toepassingen van de naam Noviomagus onjuist.
    Met alleen de naam is niets te bewijzen, zoals Het Bronnenboek pretendeert. Dan moeten andere details de doorslag geven.
    Zo weet de hele historische wereld dat Karel de Grote in 768 in Noyon gekroond werd tot koning. Alle teksten die dit vermelden gaan dus per se over Noyon en dat zijn er meerdere. En wat blijkt? Er is vóór de 12e eeuw geen enkele tekst die Nijmegen aanwijst als Noviomagus, niet in de Karolingische tijd, maar ook niet in de Romeinse tijd.

    En Nijmegen dan?
    De opvatting dat dit paleis in Nijmegen zou hebben gestaan, is het gevolg van de latere interpolatie in de tekst van Einhard (zie daar). Echter het bestuderen van de bronnen maakt aan die mythe meteen een eind. Het paleis dat genoemd wordt in verschillende teksten lag in Francia en aan de rivier de Oise. Ook de archeologie bevestigd dat het niet Nijmgen was, waar immers niets gevonden is van dat paleis, nog geen steen. De kapel op het Valkhof bevestigt dit ook. Deze werd in het verleden de 'Karolingische kapel' genoemd, zijnde de kapel van Karel de Grote. Maar archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat de kapel uit de 11e eeuw stamt (dat is 3 eeuwen na Karel de Grote) en sindsdien daarom ook Ottonse kapel wordt genoemd.

    Wat lezen we in de Annales Regni Francorum?
  • In de Vita Karoli Magni wordt vermeld, zoals hierboven al aangegeven, dat Karel de Grote een nieuw paleis liet bouwen, behalve in Nijmegen ook een in Ingelheim. In Nijmegen heeft men deze tekst altijd opgevat als het ultieme bewijs dat het nieuwe paleis in het jaar 777 voltooid was en in Nijmegen stond. Lees meer over het jaar 777. Echter in de Annales Regni Francorum (ARF) wordt in het jaar 774, dus 3 jaar eerder, al vermeld dat Karel de Grote een plaats bereikt die Ingilinhaim wordt genoemd (afschrift A1 schrijft Ingelheim; B2 hengilinheim; B4 ingilinahim; B5 Ingelingam; C3 ingelhaim en D3 ingilinheim) en hij er de Saksen bestreed. Met rijke buit keerde Koning Karel weer terug naar het Frankische Rijk. Uit andere teksten blijkt dat het Frankische Rijk ook Francia wordt genoemd.

    We kunnen hieruit al meerdere conclusies trekken of vragen stellen:
    1. Karel bereikt de plaats Ingelheim. Het woord bereiken ('pervenisset') houdt in dat er een lange reis aan vooraf gegaan is. Ingelheim werd na een lange reis bereikt en lag ook buiten het Frankische Rijk. Anders kan er ook geen sprake zijn van dat hij met rijke buit terugkeerde naar het Frankische Rijk.
    2. Stond er toen al buiten het Frankische Rijk een paleis in Ingelheim, immers waar verbleef Karel de Grote met zijn gevolg? Legerde Karel de Grote in een tent in het bos? Verblijven heeft (volgens Van Dale) betrekking op een woongelegenheid. Was het paleis in Ingelheim al voltooid? Dan liet Karel het niet pas in 777 bouwen.
    3. Woonden de Saksen dan in de buurt van Ingelheim in Rijnland-Palts (zuid-westen van Duitsland) aan de Rijn? Of kwamen zij vanuit Noord- of Oost-Duitsland naar het zuiden of westen (het is maar in welk gebied de historici de Saksen traditioneel plaatsen) om tegen de Franken te strijden?
    4. Waar haalden de Franken dan die rijke buit vandaan? Droegen de Saksen die rijke buit bij zich? Of werd die rijke buit geroofd uit hun huizen, toen de Saksen verslagen waren?

    Het is wel duidelijk dat deze tekst, indien juist gelezen, vele vragen oproept die de traditionele geschiedenis weerspreekt.

    De uitleg van deze oorkonde met slecht en onbegrijpelijk Latijn heeft nogal wat moeilijkheden opgeleverd, maar ligt aan de basis van de veronderstellingen dat met Trajectum Utrecht werd bedoeld en met Dorestad Wijk bij Duurstede. Onze geschiedkundige zullen dit document daarom tot het einde der tijden tegen elke aanval blijven verdedigen. Maar Utrecht bestond nog niet in 777. (Bron: R.van Veen, in Semafoor 2016-4). Zie ook Utrecht bij Citaten.

    Sinds door Albert Delahaye is vastgesteld dat Karel de Grote geen paleis had in Nijmegen maar in Noyon en de bisschopszetel van St.Willibrord niet in Utrecht was maar in Tournehem en Dorestad niet Wijk bij Duurstede geweest kan zijn, maar in Frans-Vlaanderen lag, is daarmee ook vastgesteld dat de oorkonde uit 777 geen betrekking op Nederland had, maar op Frans-Vlaanderen.

    Wat zou de kerk van St.Willibrord gehad hebben aan enkele ver van elkaar liggende bospercelen in een overstromingsgebied, wat Nederland toen was, terwijl de tussen liggende gebieden bestonden uit woeste gronden en ook van niemand was? Dan kon men de varkens (waar het hier o.a. om ging.) toch ook 'dichter bij huis' in de grond laten vroeten.
    Naast deze ene oorkonde zijn er nog honderden andere feiten uit de geschiedenis van Nederland die altijd verzwegen werden omdat ze niet in Nederland te plaatsen zijn. Klik voor een overzicht op deze LINK,

    Aan de oorkonde van het jaar 777 is de complete geschiedenis van de vroege Middeleeuwen in Nederland opgehangen. Men heeft deze oorkonde beschouwd als de eerste aanwezigheid van Karel de Grote in Nijmegen en in Nederland.

    Alle middeleeuwse determinaties zijn van deze ene oorkonde afgeleid. De plaatsen Niumaga, Trajectum, Dorestad, Lisiduna en de rivieren Renus, Lockia en Hem, de gouw Flethite en de vier bossen werden op Nederland van toepassing geacht.

    In Nederland zou het bij deze schenking gaan om een gebied van ruim 600 km², terwijl het in Frankrijk om een gebied met een straal van nog geen 5 km. (±20 km²) gaat.

    En dan blijft nog de vraag wat de kerk van Utrecht aan een moerasgebied (op ruim 30 km. afstand) heeft? Karel de Grote zal toch geen waardeloze grond aan Utrecht geschonken hebben? Het zou een belediging zijn geweest.

    "Custos" Albricus
    , de in de oorkonde van 777 genoemde "custos" (beheerder) van de kerk van Trajectum wordt ook in enkele andere oorkonden nog genoemd.

    In 776 wordt Albricus genoemd als bisschop van Colonia (is Coulogne bij Calais en niet Keulen - wat blijkt uit parallelle teksten) en wijdt hij Liudger tot priester en prediker te Ostracha (bij Arras en niet Oostergo in Friesland).

    In 780 komt Alcuinus, de biograaf van Karel de Grote bij Albricus te Trajectum op bezoek. Alcuinus is op reis van Engeland naar Colonia. Na zijn aankomst in Colonia (is Coulogne bij Calais), arriveerde hij tegen de avond bij Albricus te Trajectum.
    In Nederland heeft deze tekst nooit gepast en wordt daarom steeds verzwegen.

    Tussen 783-793 overlijdt Albricus. Liudger sticht een klooster te Werethina (is Weretha en niet Werden).

    Het is niet aannemelijk te maken dat deze bisschop Albricus, zowel te Utrecht als in Keulen werkzaam zou zijn geweest. Eveneens past de reis van Alcuinus in het geheel niet in de Nederlandse situatie en is deze reis zelfs geheel buiten elke rede. Vanuit Engeland en aankomst te Keulen, ben je onmogelijk 's avonds alweer terug in Utrecht.

    De plaatsen:
    Niumaga=Noyon
    Trajectum = Tournehem
    Dorestad=Audruicq, rond 1300 Aldervicum geheten
    Lisiduna=Licques
    Ubkirica=Nortkerque

    De 4 bossen:
    Hengestschote=Ecottes
    Fornhese=West-Yeuse
    Mocoroht=Mottehault
    Widoc=Wissocq

    De rivieren:
    Renus=Schelde
    Lockia=Le Loquin
    Hem=Hem

    De gouw Flehite is het Fle in Frans-Vlaanderen


    Opvallend detail ten nadele van de "Nederlandse" interpretatie is dat er sprake is van een eiland, gelegen tussen de rivieren de Renus en Lockia. Welk eiland daar tussen ligt, blijft in Nederland een vraag! In de tijd dat de Nederlandse Rijn nog de oude bedding van de Kromme Rijn volgde, bestond de Lek niet eens!
    Is de naamswijziging van Rijn in Lek dan toch het gevolg van de transgressies? Een nieuwe naam voor een nieuw stuk rivier nadat de zee zich er teruggetrokken had? Hetzelfde zie je bij Maas - Bergse Maas - Amer - Hollands Diep, en bij Rijn - Waal - Merwede.
    Ook de etymologie van de plaatsnaam Lexmond blijft in wetenschappelijke kring onbesproken. Die etymologie van 'monding van de Lek' past alleen in de opvattingen van Albert Delahaye.




    Monument van Robrecht de Fries (Robert le Frison) op de Casselberg (176 m. hoog).
    Klik op de afbeelding voor een vergroting van de tekst.




    Kaart van de locatie van de plaatsen en rivieren uit de akte van 777.
    Klik op de kaart voor meer details.
    De traditionele Nederlandse opvatting.


    Steeds opnieuw duikt deze ene oorkonde op om de geschiedenis van Nederland na de Romeinse tijd weer te laten beginnen. Zonder voorgeschiedenis en zonder geschiedenis erna wordt steeds dit ene jaartal 777 genoemd, zowel bij amateurs als bij professionele historici. De meeste plaatsnamen worden angstvallig vermeden, aangezien men er geen locatie voor heeft. Enkele plaatsnamen worden op Nederland 'geplakt' waarbij al snel blijkt dat het verhaal op een fabel, een legende of een mythe is gebaseerd. Vergelijk eens wat men in de loop der eeuwen geschreven heeft over de 4 bossen die in deze oorkonde worden genoemd.

    Er bestaat een afschrift van een oorkonde uitgegeven te Niumaga (Actum Niumaga palacio publico) , waarin Karel de Grote in het jaar 777 schenkingen deed aan de kerk van St.-Willibrord; de heilige zelf was toen al overleden. De passage, waar het op aankomt, luidt in vertaling: Klik hier voor de oorspronkelijke Latijnse tekst.

    ".......aan de basiliek van St.-Martinus, die gebouwd is in Vetus Trajectum, ten zuiden van (subter) Dorestate, waar de priester Albricus costus is, de villa Lisiduna, gelegen in de gouw Flethite, aan de rivier de Hem, met inbegrip van de bijbehorende gronden en landerijen, horigen, huizen, gebouwen, bossen, velden, graslanden, weiden, wateren en waterlopen, dit alles uit het gebied van graaf Vuiggerus dat hij in leen had en de bossen, genaamd Hengestschote, Fornhese, Mocoroht, Widoc, gelegen aan beide zijden van de Hem. Ook de kerk, gebouwd onder Dorestad, die Ubkirica heet, en ook de oever van de Lockia en het eiland in het oosten tussen de Renus en de Lockia..."


    De twee namen Vetus Trajectum en Dorestad plaatste men in Nederland, namelijk te Utrecht en te Wijk bij Duurstede. Lisiduna zou Leusden zijn, al hield men het aanvankelijk op Loosduinen wat etymologisch beter aanvaardbaar is. De Renus was natuurlijk de Rijn, de Lockia de Lek en de Hem(us) werd voor de Eem gehouden. Maar Leusden ligt helemaal niet aan deze rivier, verre van zelfs. Met geen enkele bron is ooit aangetoond dat Leusden ooit Lisiduna geheten heeft, of dat Leusden wel bestond in de 8e eeuw. De determinatie van Lisiduna met Leusden is ontstaan op fonetische grondslag. Immers 4 letters komen overeen. Bovendien is de locatie Leusden als zeker opgevat, voordat er ooit archeologisch onderzoek is gedaan. Bij de opgravingen in 1983/84 heeft de archeologie dan ook bevooroordeeld vondsten gedateerd als zijnde 8e eeuws. Op grond van enkele scherven en grondverkleuringen kwam men tot de bevestiging van wat reeds lang als een zekerheid werd aangenomen.

    De andere namen hebben in Nederland nooit bestaan, behalve in de fantasie van historici, die de oorkonde opvatten als een schenking aan de kerk van Utrecht. Waar lagen de genoemde bossen? Waar lag Ubkirica? Waar het eiland tussen Renus en Lockia? Bestond de Lek wel in 777? Volgens meerdere gegevens is aantoonbaar dat de Lek pas is ontstaan na de 10e eeuw. En was Dorestad wel Wijk bij Duurstede? Zie aldaar.

    De in 777 genoemde Hemus is niet identiek aan de huisige Eem. (Bron: J.Ayolt Brongers, Historisch Jaarboeke Amersfoort 2005,p.7)

    In Nederland hanteert men de volgende argumenten als legitimatie dat de oorkonde uit 777 wel degelijk over Nederland gaat.
    • Als eerste (en blijkbaar het belangrijkste) argument wordt steeds beweerd dat er grote overeenstemming bestaat onder de historici over de toepassing van deze oorkonde op Nederland. "Maar ook al zijn alle geleerden het met elkaar eens, dan hoeven ze nog geen gelijk te hebben." We hebben het meer gezien met door iedereen als zekerheid gehanteerde opvattingen, die nadien toch achterhaald werden. Die algemene overeenstemming kan ook voortgekomen zijn uit onbekendheid met de materie (het zijn vaak degene die er het minst over weten die de mythen het felst verdedigen) en het elkaar niet willen afvallen onder historici ('the old boys network'). Dat heeft niets te maken met historie, meer met hysterie. Het is bovendien een veel voorkomend euvel dat men niet eens weet wat er letterlijk in deze oorkonde staat en men de gangbare traditie blijft verdedigen vanuit de algemene naschrijverij die er onder historici heerst.
    • Niumaga in de ondertekening van deze oorkonden wordt opgevat als Nijmegen, waar Karel de Grote een nieuw paleis liet bouwen en in gebruik nam. Maar er is onomstotelijk aangetoond dat dit paleis in Noyon stond en dat in Nijmegen nooit resten van een paleis uit de 8e eeuw zijn gevonden. De oudste sporen op Het Valkhof dateren uit de 11e eeuw (op het Romeins na).
    • De in de oorkonden genoemde plaats Trajectum werd opgevat als Utrecht. Maar van Utrecht is aangetoond dat er ten tijde van St.Willibrord geen bewoning was en dat hij er nooit verbleef. Zowel de teksten, de archeologie als de geologie bevestigen dit. In de 8e eeuw lag Utrecht onder water.

      Wat lezer Van Dijk uit Soest beweert (zie knipsel hiernaast) is een van de grootste misverstanden in de historische geografie. Tacitus heeft nergens over Nederland geschreven dan alleen bij de Agri Decumates (zie daar).

    • De gouw Flethite werd opgevat als de streek rond Amersfoort. Maar dit gebied is pas vanaf de 11e eeuw ontgonnen en was één groot moeras. Van een gouw is nooit sprake geweest. Waar zetelde het bestuur? Wie was de graaf die het bestuurde? Het gaat hier wel over de 8e eeuw en niet over eeuwen later! Alle plaatsen in dit gebied ontstaan pas na de 11e eeuw. Alle namen van plaatsen in dit gebied dragen kenmerken in zich van de strijd tegen het water, zoals Amersfoort, Baarn, Bunschoten, Eemnes, Barneveld, Kattenbroek, Leusbroek, Hamersveld, Hooglanderveen, Holkerveen, Nijkerkerveen enz.
    • De rivier de Hem werd opgevat als de Eem. Maar de Eem is een rivier die pas ontstond door en na de ontginningen. Het geheel ontbreken van de afzetting van klei op de oevers van deze rivier toont aan dat het geen natuurlijke rivier is. De Eem is ontstaan door de mens, het was een afwateringsrivier.
    • De genoemde bossen zijn in de omgeving van Amersfoort altijd een raadsel gebleven. Waar lagen deze? De plaatsen die genoemd worden waren geen bosgebieden, maar weide, heide of moerasgebied. Slechts een fonetische overeenkomst in de namen heeft geleid tot de Nederlandse opvatting. Enkele namen zijn aantoonbaar ook pas aan het gebied gegeven nadat de oorkonde erop was toegepast, zoals Henschoten en Vernhese, namen die in de oudste schrfitelijke bronnen ontbreken. Bovendien liggen deze bossen niet aan de Eem, maar er soms meer dan 10 kilometer vandaan (Henschoten). Ze blijven een raadsel, vandaar dat veel historici ze ook niet noemen.
      Het "Bronnenboek van Nijmegen" geeft op blz. 18 deze tekst van de oorkonde uit 777. Hier kan gesproken worden van een bewuste tekstvervalsing, want er worden zeven namen uit deze oorkonde weggelaten, omdat men maar al te goed in de gaten heeft dat die namen in Nederland niet terug te vinden zijn. De overgebleven namen worden vertaald volgens de Nederlandse traditie.
      Opvallend is bovendien dat met het weglaten van het in de tekst genoemde "Lisiduna" weer eens glashelder wordt aangetoond, dat zelfs het Bronnenboek de locatie Leusden als niet-acceptabel beschouwd!
      Het verzwijgen van de bronnen die de traditionele geschiedenis tegenspreken, zijn de bewijzen geworden tegen de onjuistheid van die traditionele geschiedenis.
    • En waar in de buurt van Leusden de landerijen, huizen, gebouwen, velden, graslanden en weiden gelegen hebben is tot op heden een volslagen raadsel. Er is ook geen enkele historicus die hiervan melding maakt en er een verklaarbare oplossing voor biedt. De omgeving van Leusden was tot in de 12e eeuw één groot moerasgebied, wat de namen Leusbroek (de oude naam van Leusden), de Modderbeek, Baarn (=water bij een doorbraak), Bunschoten (is ontstaan op een veenbult en betekent 'hoek land in moerassig terrein'), Randenbroek, Kattenbroek (broeklanden), Hoevelaken (vroeger Hoeflaeken, dat begon als een afgesloten stuk land -een hof/hoeve- in een moerasgebied; de Laak was het ontginningsriviertje), Hooglanderveen, Holkerveen en Nijkerkerveen (één groot veengebied) al aangeven.

    Deze oorkonde is er één uit een hele serie schenkingen van Karel de Grote, die allemaal over Frankrijk gaan en ook daar worden gelocaliseerd. Slechts deze ene oorkonden wordt op Nederland toegepast, terwijl in de eeuw(en) daarna blijkbaar niet meer over Nederland geschreven werd. Het is duidelijk dat de legitimatie om deze oorkonde op Nederland toe te passen volkomen op fantasie is gebaseerd. Er blijft niets van over dan wat giswerk, verblind als men was door het nabijheidsbeginsel en de vermeende aanwezigheid van Karel de Grote in Nijmegen.

    De visie van Albert Delahaye.

    Door de onjuiste opvatting dat het genoemde Niumago Nijmegen zou zijn, is door de redenatie van het nabijheidsbeginsel deze akte op Nederland toegepast. Voor elk van de genoemde plaatsnamen ontbreekt elk bewijs dat deze in Nederland gelegen zouden hebben. Het is slechts aangenomen op grond van 'vermoeden'. Zo is de toepassing van de naam Flehite op de streek rond Amersfoort pas in de 19e eeuw tot stand gekomen. Wat daarbij meteen opvalt is dat de naam onjuist is overgeleverd. Het in de oorkonde genoemde Flethite werd Flehite, wat de onzorgvuldigheid al glashelder aantoont. Ook andere plaatsen kregen een (soms ver) 'gezochte' locatie in Nederland. Zie bij de vier bossen.

    Kaart van de plaatsen en rivieren uit de akte van 777, een schenking aan de kerk van St.Willibrord te TRAJECTUM, aangevuld met gegevens over St.Bonifatius. Met deze oorkonde hebben de Nederlandse historici een driedubbele vervalsing gepleegd, ten eerste door eruit te lezen dat Dorestadum aan de splitsing van Lockia en Renus lag, wat in de oorkonde helemaal niet staat. Ten tweede door te beweren dat de Lockia de Lek zou zijn, om zo het bewijs te leveren dat het oude Dorestadum aan de Lek gelegen was. Maar volgens de gangbare gegevens over het oude Wijk bij Duurstede lag dat aan de Oude Rijn. (zie de opgravingsverslagen.)
    Ten derde staat in de oorkonde duidelijk dat Trajectum ten zuiden van Dorestad lag. In Nederland wordt dat verzwegen, omdat het met Utrecht en Wijk bij Duurstede precies andersom is.

    Klik op de kaart voor een vergroting.

    De plaatsnamen zijn duidelijk Gallo-Romaans, die alleen al uit zuiver taalkundig oogpunt niet in Nederland hebben kunnen voorgekomen. De twee rivieren, de Hem en de Lockia, zijn als aardrijkskundige aanduidingen nog belangrijker dan plaatsnamen. De Hem draagt nog dezelfde naam. De Lockia heet tegenwoordig Le Loquin. Het zijn bovendien unieke namen, waarvan men elders geen doublures vindt. De gouw Flethite is de streek van het Flevum of Almere, die in andere, vrijwel eigentijdse teksten Fle wordt genoemd. Ook het Almere was niet de Zuiderzee maar bevond zich in de authentieke streek in Noord-west Frankrijk en was de zeebaai tussen (het later ontstane) Calais en St.Omaars.


    Flethite lag in Vlaanderen waar Flêtre en Vleteren taalrelicten zijn.
    In een cartulaire van de l'abbaye de Saint-Bertin (uit 804) lezen de naam ervan. Deze naam wordt ook genoemd na 808 in de tijd van Karel de Grote in een recueil van de abdij van Saint Bertin. In het Latijn wordt het Fletrinium genoemd.
    Flêtre wordt ook Flitrinium of Fleternes genoemd in een charter uit 1085, of eerder nog Fledredum in de jaren 790 / 800. De naam verschijnt weer in 1072, waar deze wordt toegepast op een kleine rivier in de buurt, een naam die teruggaat op het Keltisch en Fleterna, wat helder (van het riviertje) betekent. La "Fleterna", c'est-à-dire la Claire, c'est le bassin Flandrien. Het Nederlandse woord flets dat in het oud-nederlands kleurloos betekent, is hier zeker etymologisch aan verwant.
    Raadsheer/ridder Gibbo uit Fleterne schonk in 1072 twintig gemet grond (8,8 ha) aan het monasterium van Watten. Fleterne was Flêtre (Vleteren) nabij Hazebrouk ten zuidoosten van Kassel/Cassel. (Bron: Chronica monasterii Watinensis, waarin hij Gilbodo scabinus de Fleterne wordt genoemd).
    Eeuwen voordat in Nederland het Flethite bekend werd, kwam deze naam in Frans-Vlaanderen al voor. Ook in deze tijd was het de Vlaamse graaf Robrecht die zich als eerste 'le Frison' noemde, voordat men in Nederland ooit van Fries had gehoord. Deze Robert le Frison (de Fries) is begraven in Cassel op de Casselberg. Zie afbeelding hiernaast in de linker kolom.

    Archeologisch onderzoek in Oud-Leusden, de plaats die men voor Lisiduna gehouden heeft, toonde overigens aan dat de oudste sporen uit de 11e/12e eeuw dateren. Van enige bewoning in dat gebied heeft men geen spoor gevonden. Ook landerijen, velden, graslanden, weiden, wateren en waterlopen zijn er in de 8e eeuw niet geweest, aangezien het gebied Eemland pas vanaf de 11e eeuw ontgonnen is. De 160 gevonden skeletten (meest van mannen.) zijn gedateerd tussen de 6e en begin 8e eeuw. Geen enkel graf van rond het jaar 777. En van een nederzetting uit de 6e tot 8e eeuw is al helemaal geen spoor gevonden.

    Een volgend in Nederland onopgelost probleem is het graafschap van de genoemde Vuiggerus (Wiggerus - Wigger). Waar heeft dat gelegen? Over deze Wiggerus is verder niets bekend. Nu wordt in de oorkonde van 855 ook een graaf Wigger genoemd, maar zijn bezittingen lagen niet in de gouw Flethite, maar in Hamalant. Het is dus, afgezien van het verschil van 78 jaar, niet dezelfde Wiggerus. In Nederland is verder niets bekend over deze graaf, laat staan over een graafschap. De eerste vermeldingen van graven in Nederland dateren uit de 12e eeuw, dus ruim 4 eeuwen later en die graven waren afkomstig uit Vlaanderen. Zie bij het graafschap Holland.

    Inderdaad, kan men van verbazing achterover slaan bij deze merkwaardige doublures, maar dan moet de kritische zin we heel scherp gezet worden. Lek kan niet van Lockia zijn afgeleid. Het is bijna overbodig eraan toe te voegen dat het woord Lockia in geen enkele Nederlandse bron voorkomt.

    Nu door middel van de namen van de landstreek en de rivieren de juiste streek teruggevonden zijn, leveren de plaatsnamen niet veel moeilijkheden meer op. Lisiduna moet worden opgevat als Licques, op ongeveer tien kilometer van Tournehem gelegen. De plaats is als Liscae of Liske bekend in oude teksten. Zij bevindt zich op een hoge, afgeplatte heuvel en is omgeven door diepe dalen, die in de tijd van de oorkonde gedeeltelijk met water waren gevuld. Op korte afstand bevond zich het Almere, waarin de Hem uitmondde. Deze zeebaai was tussen de 3e en de 8e eeuw opnieuw tot vrij grote hoogte door het water ingenomen, waaruit volgt dat het niveau van de rivieren eveneens hoger was dan nu. De naam Lisiduna (duna is een Keltisch woord dat "versterkte hoogte" betekent) was derhalve geheel toepasselijk. De plaats verloor het achtervoegsel toen het omringende land droog viel.

    De vier bossen.

    De vier bossen, aan de kerk van St.-Willibrord gegeven, worden aangeduid met plaatsnamen.

    1. Hengestschote is Ecottes, op ongeveer vier kilometer ten noorden van Licques gelegen. In de 12e eeuw heet de plaats nog Agincota; daarna is de naam geëvolueerd tot Aichota, Scotes, Cotes en andere vormen.
    2. Fornhese is een van de twee buurgehuchten, waarvan een Yeuse heet, het andere West-Yeuse. Niet onaannemelijk is dat het eerste Voor-Hese heeft geheten of Forn-Hese.
    3. Mocoroht is het bos Mottehault (een oude naam die niet meer bestaat) vlak bij Le Moucroux op het grondgebied van Audrehem. Moucroux is etymologisch en fonetisch overeenkomstig met Mocoroht (Mocroh-Mocrouh: de -x- wordt in het Frans niet uitgesproken).
    4. Hier moet men ook het Widoc uit de oorkonde plaatsen, dat Wissocq is. Tussen de oude en de nieuwe naam Wissocq heeft zich slechts een simpele fonetische verandering voorgedaan. (Vergelijk de oude naam Widsant met de tegenwoordige naam Wissant: in het Latijn wijzigt ads- in ass-: vergelijk assentatie). Beide laatste bossen laggen op het grondgebied van Audrehem.
  • Audrehem is het befaamde Adricheim, waar St.-Willibrord ook de kerk bezat, welke plaats men in Nederland ondanks herhaalde pogingen niet heeft kunnen aanwijzen.
  • De vier plaatsen bevinden zich inderdaad aan de beide zijden van de Hem, precies zoals in de oorkonde staat. Wissocq ligt aan de Lockia. De rivier vormt ter plaatse zoveel eilanden, dat het niet mogelijk is het in de oorkonde bedoelde aan te wijzen; in elk geval wordt ook aan dit detail ult de oorkonde door de situatie ter plaatse voldaan. ,,Tussen de Renus en de Lockia" levert geen moeilijkheden op, daar de Hem in oude teksten soms Rhim, Rhem en zelfs Rhin wordt genoemd. Daar het echter niet zo voor de hand ligt dat in een tekst twee namen voor eenzelfde zaak gebruikt worden, kan ook aangenomen worden dat "Renus" een latere interpolatie is, toegevoegd toen in Nederland het afschrift van de oorkonde werd gemaakt. Overigens is het verbazingwekkend dat de Nederlandse kopiïst die vreemde namen zo puur heeft overgeschreven.

    In de latere geschiedenis van Tournehem is een gegeven bekend, dat de oorkonde van 777 op een merkwaardige manier bevestigt. De stad heeft van oudsher vier bossen in gemeenschappelijk bezit van de burgers gehad. De burgers van Tournehem mocht het hout uit deze bossen ter eigen nut gebruiken. Behalve hout voor de bouw leverden de bossen ook brandhout op. De bossen waren:

    1. het bos van Tournehem;

    2. enige kompleksen, waaronder het bos van Licques;

    3. dat van Eperlecques en Ruminghen;

    4. dat van Zutkerque.


    Het is niet zeker, dat dit de bossen uit de oorkonde van 777 waren, al moet men erop bedacht zijn dat bijvoorbeeld het bos van Licques zich op een andere plaats bevond dan het dorp van deze naam, zoals ook het bos van Tournehem zich op enige afstand van de stad bevindt. Ook in de benamingen van de bossen kunnen zich veranderingen hebben voorgedaan. Een keur van Tournehem uit de 15e eeuw spreekt van de vier bossen en van het aandeel dat de burgers erin hadden. Het was hun verboden hun deel te verkopen op straffe van een boete en verlies van hun hout voor dat jaar. De vier bossen zijn in 1827 bij het domein van de Franse staat gevoegd.



    Bestel en lees het boek "De Ware Kijk Op" en oordeel zelf.