De historische geografie van de lage landen.
Terug naar de beginpagina. Naar het overzicht in het kort.

Alpertis Mettensis - Alpertus van Metz.



Alpertus van Metz (overleden na 1024) was een benedictijnse kroniekschrijver uit de 11e eeuw. Zijn De diversitate temporum, ook bekend als Gebeurtenissen van deze tijd, is een zeer belangrijke bron voor de geschiedenis van West-Europa voor de periode die het beslaat, van 990 tot 1021, en vooral voor Frankrijk en de Nederlanden. Het werk is opgedragen aan Burchard van Worms.

De diversitate temporum is een verhaal over allerlei politieke voorvallen rond het jaar 1000 aan de benedenloop van de Rijn, Waal en Maas, met als hoogtepunt een politieke moord. Het hoofdthema is de strijd om de opvolging van de prefect Godfried. Door erfopvolging zou dat zijn oudste zoon zijn, ook een Godfried, door Alpertus omschreven als een 'vadsige domkop' en niet geschikt als prefect. Hij werd geholpen door zijn zwager Wichman die echter zelf de prefectuur wilde verkrijgen.
Hoofdpersoon in de kroniek is Adela van Hamaland. In de tijd van haar overgrootvader Everhard Saxo († 898) behoorde de prefectuur, die meerdere graafschappen omvatte, aan de benedenloop van Rijn en Waal en Teisterbant tot het Hamalandse gravenhuis. Rond 915 was het door politieke ontwikkelingen uit de familie geraakt. Toen de prefectuur in 977 weer vrij kwam, wilde zij deze terugbrengen in haar familie, bij haar zoon Diederik. Inmiddels weduwe van Diederiks vader ging zij een nieuw huwelijk aan met Balderik van Duffelgouw. Diens moeder Gerburg was een zuster van de oude prefect Godfried. Daardoor kon hij in aanmerking komen voor de opvolging van zijn oom.
Na het overlijden van de oude Godfried kreeg Wichman als schoonzoon voorrang in de erfopvolging boven de neef-oomzegger Balderik. Balderik werd door Adela naar koning Hendrik II gestuurd om de prefectuur op te eisen, wat lukte. Wichman liet het er niet bij zitten wat een hardnekkige vete opleverde, die in 1016 eindigde met de moord op Wichman, beraamd door Adela en gepleegd door haar handlangers.

Alpertus schreef ook andere werken, waaronder een gedeeltelijke biografie van bisschop Diederik van Metz.
Alpertis Mettensis schreef in het Latijn. De vertalingen van de rivernamen Rijn, Maas en Waal zijn interpretaties die dan wel in de trditie passen, maar daarom nog niet juist hoeven te zijn. Lees meer over deze rivieren. Over de ligging van Hamaland,toch een centraal thema in dit werk, zijn de onderzoekers het niet allemaal eens met elkaar. Lees meer over Hamaland.

Politieke voorvallen In zijn bekende boek ‘Gebeurtenissen van deze tijd’ beschrijft Alpertus de strijd tussen de twee aristocraten Wichman en Balderik. Deze twee kwamen met elkaar in conflict toen zij allebei de overleden prefect van het gebied aan de benedenloop van de Rijn, Maas en Waal wilden opvolgen. Hoofdpersoon in de kroniek is Adela van Hammond, de vrouw van Balderik en de nicht van Wichman. In de kroniek weet zij ervoor te zorgen dat haar man, Balderik, het prefectuur kan opeisen en dat Wichman uiteindelijk vermoord wordt, mogelijk door Adela en haar handlangers. Het boek geeft ons daarmee een uniek inkijkje in de politieke voorvallen in de Lage Landen rond het jaar 1000. Dat zorgt ervoor dat het geschiedwerk van groot historisch belang is. - advertentie- Ondanks de historische relevantie van zijn schrijfsels, is het belangrijk om de werken van Alpertus met enige voorzichtigheid te benaderen. Zo blijkt Alpertus’ gekleurde positie als monnik uit zijn beschrijving van het drankgelag van koopmannen: ‘Vroeg in de morgen houden ze drinkgelagen, en wie daar dan met de luidste stem smerige praatjes uitslaat om het domme volk aan het lachen te maken en aan te sporen om wijn te drinken, oogst grote lof bij hen. Hiertoe brengen ze zelfs geld bijeen en een ieder geven ze daarvan zijn deel om er winst mee te maken; daaruit bekostigen ze de drinkgelagen die ze op vaste tijdstippen van het jaar houden, en op de belangrijkste feestdagen geven ze zich als het ware plechtig over aan dronkenschap.’ Hoewel dergelijke momenten door Alpertus ongetwijfeld afgekeurd werden en als goddeloos werden bestempeld, waren dit soort festiviteiten voor het gilde van koopmannen belangrijke momenten. Het samen zitten en drinken van de kooplieden was namelijk bedoeld om saamhorigheid onder de groep te kweken. Het is niet bekend wanneer Alpertus overleed. Op basis van zijn werk zal dit na 1025 zijn geweest. Hoewel zijn werk relatief beperkt qua omvang is – zelfs tijdgenoten merkten dit op – levert het ons een uniek inzicht in onze eigen geschiedenis.

De visie van Albert Delahaye.
Het gebeurt zelden in de historische wetenschap, vooral bij zo'n oude materie als de onderhavige, dat men de kans krijgt om op een nieuwe stelling een dubbelkontrole uit te oefenen. Is die mogelijkheid aanwezig, dan mag zij zeker niet verwaarloosd worden. Een belangrijke konstatering is geweest, dat de historische tradities van Nederland pas in de 12e eeuw voor het eerst verschijnen. Dit waren in de aanvang slechts een paar grote zaken; de meeste konsekwenties zijn pas veel later getrokken. Het is derhalve dienstig om na te gaan wat de oudste Nederlandse geschiedschrijvers over Nederland vóór de 12e eeuw meedelen. Bij het nalezen van hun kronieken valt men van de ene verbazing in de andere, zowel om wat zij verhalen als om wat zij niet bevatten. Ik neem de vier oudste: Alpertus van Metz; de Annalen van Egmond; Melis Stoke en de Clere uten Laghen Landen. Bij de laatste arriveren wij al ver in de 14e eeuw. Dan zijn de dwalingen van Nederland in de grote lijn gevestigd en heeft het niet veel zin meer nog verder na te gaan, hoe en wanneer de latere schrijvers de mystifikaties tot in alle konsekwenties uitgesponnen hebben.

De eerste Nederlandse schrijvers: Alpertus van Metz en de Annalen van Egmond, raken nergens de tradities aan van Utrecht, van Dorestadum, van Nijmegen of van de Bataven. Dit is vooral bij de Annalen van Egmond een onbegrijpelijke zaak, omdat aangenomen moet worden dat de schrijvers van Egmond de later gehanteerde bronnen kenden. Bij de latere schrijvers beginnen de mythen door te dringen, druppelsgewijs met half of geheel onjuiste feiten. Melis Stoke is de eerste, die St. Willibrord als bisschop van Utrecht noemt, al is hij nog niet geheel los van diens missiegebied aan de Schelde. Geen wonder dat hij de eerste was, omdat tussen hem en de vorige schrijvers de traditie door Echternach is ingevoerd. Van de indrukwekkende (latere!) serie berichten over de Noormannen vermelden Melis en de Clerc hoogstens één feit. Een en ander maakt duidelijk, dat hun stof niet gevormd werd door een ter plaatse bestaande dokumentatie of een levende traditie, maar dat deze van buitenaf is aangevoerd. In sommige gevallen is de invoering van een bepaalde traditie door hun eerste tekst daarover vrij nauwkeurig in de tijd te plaatsen. De eerste schrijvers over de Nederlandse geschiedenis hebben het onweerlegbaar getuigenis neergeschreven dat de na hen opgekomen tradities een en al mythe zijn. Dit had iedere historicus kunnen zien, tenminste als hij die schrijvers eens niet met de nek maar met open ogen aangekeken had.



Alpertis Mettensis.
Van Alpertis Mettensis weten we zo goed als niets, tenminste wat feitelijk bewezen is. Zo is zijn naam wel bekend en dat hij monnik was in Metz. Zijn geboortejaar, zijn sterfjaar, zijn afkomst zijn onbekend. Zijn verblijfplaats is speculeren. De plaats van waaruit hij schreef is nog steeds een vraagteken. Utrecht? Tiel? Amersfoort? Of was het toch Metz in Frankrijk gezien zijn naam!
Men heeft dan wel opgemaakt over welke periode hij schreef, maar onzeker is over welk gebied hij schreef. Men (de historici) menen dat zijn verblijfplaats wel Utrecht geweest zal zijn, omdat het grootste deel van zijn verhaal zich daar toch afspeelt. Maar in deze opvatting schuilt meteen de denkfout dat het genoemde Trajectum ook werkelijk Utrecht was.

In het woord vooraf van de uitgave uit 1999 schrijft Hans van Rij (vertaler van het werk): "In de eerste druk plaatste ik Alpertus in het klooster Hohorst. Dat lijkt me niet vol te houden en is hij naar Tiel verhuisd".

Van Rij is overtuigd van zijn misvatting, nu de overige historici nog.
Wie was hij en waarover schreef hij?
Over het leven van Alpertus is weinig met zekerheid bekend. In Metz was hij enige tijd een monnik en mogelijk leerde hij in die periode bisschop Diederik I van Metz kennen. Later ging hij naar het bisdom Utrecht, waar hij waarschijnlijk in Tiel verbleef. Utrecht en Amersfoort (klooster op de Heiligenberg) worden ook genoemd als verblijfplaats. De reden voor zijn terugkeer naar het bisdom is niet bekend, maar een mogelijke verklaring is dat het zijn geboortestreek was.
Alpertus van Metz was een belezen figuur. Dat valt op te maken aan de vele verwijzingen in zijn werk naar andere literatuur. Zo spiegelt hij de Slag aan de Merwede in 1018 aan Caesars strijd tegen de Galliërs. In zijn beschrijving van de slag zijn namelijk meer dan dertig verwijzingen naar Caesars De Bello Gallico aanwezig.

Dat Alpertis Mettensis in Amersfoort verbleven zou hebben is een mythe. Amersfoort bestond niet eens in de 11e eeuw. Het klooster Hohorst dat in de tekst ook helemaal niet genoemd wordt (het is een latere interpretatie) heeft in Amersfoort nooit bestaan. De oudste archeologische sporen ter plaatse stammen uit de 14de eeuw. Lees meer over het Klooster Hohorst.



Wat weten we uit de klassieke tekst?

Het is steeds zaak precies te lezen wat een schrijver geschreven heeft, zonder dat men interpretaties van latere onderzoekers erbij betrekt.
  • Waar wij over beschikken is een 16de eeuws handschrift. Het is ook geen beschrijving van een geschiedenis, maar een moralistische verhandeling, een zedenleer (Diversitate Morum).
  • De vertalingen van de tekst zijn nogal sterk op Nederland gericht. Vertalen is interpreteren. Wat schrijft Alpertis, Wat bedoelt hij precies en Hoe zeg ik het in hedendaags Nederlands? Alpertis schrijft soms nogal gebrekkig Latijn.
  • Het thema van dit werk is het leven ten dienste van machtsbegeerte en hebzucht contra de gerechtigheid en vrede. Ansfridus en Burchard (van Worms)zijn vertegenwoordigers van dat laatste en vormen dan ook een voorbeeld in dit werk van Mettensis. Zij geven hun bezittingen op ten dienste van nederigheid en gebed.
  • De onderzoeker Niermeijer ziet een parallel tussen het verhaal rond Utrecht en Metz, wat Van Rij (de andere onderzoeker en vertaler van dit werk) wel een zeer aantrekkelijke gedacht lijkt.
  • Een andere onderzoeker (Pinacker Hordijk) meent dat het een 16de eeuws handschrift is, in een 19de eeuwse kartonnen band waarover wij beschikken. Het is deel van een codex dat ook 15e eeuwse handschriften bevat. De foliëring is 17e eeuwse en is in 1713 in Hannover terecht is gekomen.
  • De vorm en schrijfstijl van Mettensis beoordeelt men niet als een groot stylist. Het vormt zeker geen stylistische eenheid. Daarom denkt men dat het gedeelte over Ansfridus van een andere schrijver is. Het Vita Ansfridi bevat de nodige reminiscenties, ofwel ontleningen aan andere schrijvers.
  • In de De Diversitate Temporem (of stond er oorspronkelijk Morem?), de tekst van Alperus Mettensis, wordt nergens Hohorst, Amersfoort, de Eem of welke moderne naam dan ook genoemd. Deze namen zijn nadien op de teksten toegepast, terwijl ze er niet in staan. Voor veel belangstellenden die de oorspronkelijk tekst niet kennen is dit al een eerste verrassing. Er wordt meestal gewezen op een tekst van Arnoldus Buchelius (1565-1641) waarin Hohorst genoemd wordt, maar dat is een 17e eeuwse interpretatie van Aernout van Buchel, die er in handschrift bij geschreven is. Zie afbeeldeng van de oorspronkelijke eerste gedrukte uitgave van Johannes de Beke hieronder. Naast het 'super montem sanctum' staat geschrven 'op Den heijligen bergh Ho-HORST' .
    In de oorspronkelijke tekst van Alpertus Mettensis staat nergens Hohorst of Emersfort of Amersfoort. De 'Ema' wordt wel genoemd in de tekst van Thietmar van Merseburg, maar het is maar de vraag of het hier geen latere interpolatie betreft aangezien deze tekst ons slechts in kopie is overgeleverd en waarbij mogelijke aanpassingen aan toen geldende opvattingen niet uitgesloten kunnen worden.
  • Alpertis Mettensis schrijft over het 'clooster opten heilighen berghe in die ere Mariën der moeder Gods". Dat die heuvel bij Amersfoort de Heiligenberg heet, is het gevolg van een cirkelredenering. De naam Heiligenberg kreeg de heuvel pas nadat men meende dat daar het klooster van St.Ansfridus had gestaan. Archeologisch onderzoek ter plaats wees echter uit dat de oudste resten uit de 14de eeuw stammen.
  • De details in dit werk die op de Heiligenberg en Utrecht betrekking zouden hebben komen niet overeen met de geografische omstandigheden. Zo vermeldt Alpertus dat
    1. deze berg zes (6!) mijlen van Trajectum lag (Trajectum zou Utrecht zijn),
    2. aan alle kanten ontoegankelijk was,
    3. aan één kant een modderige rivier lag en
    4. aan de andere kant een ononderbroken moeras en
    5. op de achtergrond veel menselijk rumoer was (Amersfoort als stad bestond nog niet!)
    6. de top van de heuvel vlak werd gemaakt
    7. Ansfridus er een kapel bouwde, een cel en andere cellen (van resten van deze kapel is niets gevonden. De oudste archeologische sporen stammen uit de 14e eeuw).
  • Bij de door Alpertis beschreven heiligheid kunnen vele en grote vraagtekens geplaatst worden. 'Dat niemand in onze tijd met hem vergeleken kan worden' is schromelijk overdreven. 'De heiligheid van deze man' die wordt genoemd eveneens. 'Zelfs boze geesten erkenden hem' en 'door de duivel bezetenen belasterden deze bisschop zonder reden en werd veel schandelijks over hem gezegd'. Enkelen pleegden zelfmoord door zich op te hangen. Toch wordt ook opgemerkt dat Ansfridus geen zieken genas!
  • Blikbaar was er toen ook al de nodige sceptich ten aanzien van de heiligheid van Ansfridus. Alpertis verklaart 'naar waarheid' dat de lasteraars door Gods gerechtigheid van huis en haard verdreven en als straf van God veroordeeld zijn tot bedelen, diefstal en struikroverij.
  • Een andere lasteraar die geen geloof had in het hiernamaals werd in verwarring gebracht en kwam niet to inkeer en is aan vraatzucht overleden. 'Het dikke vet puilde aan alle kanten ove de randen van zijn graf en veroorzaakte een ondraaglijke stank. Blijkbaar moest de heiligheid van Ansfridus met dergelijke kinderlijke verhalen benadrukt worden.
  • Ook het overlijden van Ansfridus is omgeven met enkele wonderlijke verhalen.
    1. Dochter Benedicta bleek daarbij aanwezig te zijn. Kwam zij even op het juiste moment vanuit Thorn waar zij abdis was, naar Amersfoort?
    2. Psalmen en hymnen zingend werd het lijk van Ansfridus naar een gereed liggend schip gebracht en over de Rijn naar Utrecht gevaren zijn.
    3. Door 'Utrechtenaren' werd de baar meegenomen en werd de rivier overgestoken en zou men over de Rijn in Utrecht gekomen zijn. Vanuit Amersfoort kan men onmogelijk via de Rijn in Utrecht komen.
    4. Wadend en zwemmend bereikte men de andere oever. Dus zo diep was die rivier niet.
    5. Er ontstond een brand (door Gods besluit) in een van de bijgebouwen.
    6. Er onstond een handgemeen tussen de ontvoerders en degenen die de brand probeerden te blussen.
    7. Ansfridus zou begraven zijn in de St.Maartenskerk in Utrecht.
    8. De wonderlijke afloop van dit verhaal wordt toegeschreven aan een heilig man.
  • Moraal van dit verhaal: degenen die een overvloed bezat en zichzelf alles ontzegde om het aan de armen te geven, heeft met Gods genade zijn zegenrijk werk voortgezet tot het einde van zijn leven (maar is wel blind geworden!)

  • Als plaats waar Alpertis schreef wordt ook Metz genoemd, omdat hij schreef 'Diederik onze bisschop'. Hij schrijft ook veel over deze bisschop. Maar het bisdom Metz was groter dan alleen de plaats Metz.
  • Het niet vermelden van details over de streek waar hij schreef, vindt Van Rij een bevestiging van de bekendheid van de streek. Hoe krom kun je redeneren?
  • Alpertis vermeldt in 1018 een Rijksdag in Noviomagus en noemt ook de Palts in Noviomagus (Nijmegen volgens de interpretaties van historici). Maar deze Palts bestond in Nijmegen niet in 1018. Die werd pas gebouwd in 1155 door Frederik Barbarossa,
  • De argumenten on Tiel te noemen als verblijfplaats vervallen, aangezien in Tiel geen enkel klooster heeft bestaan in begin 11de eeuw.
  • Betrekkingen tussen Utrecht en Gladbach zijn uit de 11de eeuw totaal onbekend.
  • Het meerdere keren genoemde 'cisrenani' (aan deze zijde van de Rijn?) sluit enkele plaatsen uit, zoals Hamaland in Nederland langs de IJssel, als hij in Metz schreef, of Nijmegen als hij in Utrecht schreef.
  • Mettensis schrijft niets over het bezoek van keizer Hendrik aan Utrecht in 1005, niets over diens veldtocht tegen de West-Friezen, niets over de aanwezigheid te Nijmegen (1015), niets over de brand van de Dom in Utrecht (1017).
  • Mettensis schrijft ook niets over St.Willibrord. Diens traditie te Utrecht bestond blijkbaar nog niet.
  • Alpertis Mettensis schrijft veel over 'Ansfridus comes Bratuspantium' en 'Brachbantium comes Ansfridus. Wordt hiermeen Brabant bedoeld? Hoe staat dan tot Utrecht of zijn graafschap in Hoey (onder Luik)? Ansfridus (geb. ± 940, overl. 3 Mei 1010), was de zoon van Lambert, graaf van Leuven; men houdt het er op, dat zijne moeder Gerberga was, dochter van Karel van Lotharingen. Hij zou de 18de bisschop van Utrecht zijn geweest. Lees meer over Ansfridus. Graaf Ansfried, die getrouwd was met Hereswint (Hildewaris), stichtte omstreeks 990 op een hoogte dicht bij de Maas een klooster voor benedictinessen. Ansfrieds dochter, in de overlevering later Benedicta genoemd, werd van dit klooster de eerste abdis. Deze Abdij van Thorn (Thorn, bekend als het witte stadje) ontwikkelde zich vanaf de 12e eeuw tot een wereldlijk stift, een kloostergemeenschap waarin de orderegels vrijzinnig werden geïnterpreteerd. De abdij werd in 1797 gesloopt.
  • Met Tilia is geenszins het nederlandse Tiel bedoeld, doch misschien het koninklijk domein Tillice bij Herstal (Luik), waar de grote verbindingsweg lag vanaf Keulen - Aken naar Boulogne, maar waarschijnlijker Tilques bij St. Omaars, het Tilia van de friese handel.
  • Hamalanda (Lorsch 891) is Ablain-Saint-Nazaire, op 12 km noord-west van Atrecht, of Hamblain-les-Pres, op 13 km oost van Atrecht Zie Laurisham, waar is uiteengezet waarom aan het eerste de voorkeur moet worden gegeven. Het genoemde Hamalanda is geenszins het Gelderse Hamaland dat in de 9e eeuw nog niet als graafschap bestond. Hamaland=Hainaut=Henegouwen. De klassieke kronieken waren allemaal handgeschreven. Over de lezing van de schrijfwijze zijn in het verleden menig discussie gevoerd waarvan enkele nog steeds niet opgelost zijn. Stond er in die oude kronieken H-a-m-a of stond er H-a-i-n-a? Was het een "driepoot" -m- of was het -i-n-? Waar de ene historicus een -m- leest, leest een ander -i-n-.
  • Hebben de Noormannen in Tiel en Deventer geplunderd? Mettensis noemt dan wel de plundering door 'Pirates' in Tiel in 1006, maar de laatste plundertochten van de Noormannen waren in 925. Wie plunderde dan in 1006? Bekend is ook dat keizer Hendrik in 1018 het roversnest Munna gelegen in Merewido liet platbranden. Deze plaats van dieven, rovers en ander gespuis waar de sterke draml rijkelijk vloeide, terroriseerde de omliggende gebieden. De bisschop van Utrecht had hierover bij de keizer geklaagd. De keizer besloot dat de plaats vernietigd moest worden, wat de bisschop van Utrecht en de hertog van Lotharingen uit zouden voeren. De plaats werd met de grond gelijk gemaakt, de bewoners werden gedood, verdreven of als slaven verkocht. Na 1018 verdween Wijk bij Duurstede van de kaart om pas enkele eeuwen later weer op te duiken als de nieuwe plaats Wick. Dit roversnest Munna was de opgegraven nederzetting in Wijk bij Duurstede dat niet Dorestad was. Overigens noemt Mettensis nergens de plaats Dorestad, die hij beslist gekend zal hebben als hij over Tiel en Utrecht schrijft.

  • Ch.Broer beschrijft in het boek "Uniek in de stad" dat de abdij Hohorst de oudste zou zijn in deze streek (omgeving Utrecht), maar bevestigt dat er weinig (zeg maar geen) archiefmateriaal hierover bestaat. Lees meer over Uniek in de stad.



    Lees het boek "De Ware Kijk Op" voor al deze en andere teksten en oordeel zelf!

  • Terug naar de beginpagina. Naar het overzicht in het kort.