De historische geografie van de lage landen.

Caesar in de Lage Landen.




In een reactie laat Buijtendorp weten open te staan voor een discussie over zijn boek. Die discussie wil ik graag aangaan en die zal beginnen met de interpretatie van Rijn en Maas.

De Renus die Caesar noemt, wordt ook in dit boek traditioneel als de Rijn opgevat, maar toch schrijft Caesar enkele keren Scaldis (Schelde) wat door Buijtendorp als een 'vergissing van Caesar' wordt gezien. Maar zou dit niet een vergissing van Buijtendorp kunnen zijn? Meerdere historici hebben in het verleden al aangegeven dat in de tekst van Caesar de Renus niet te vertalen is met Rijn. In het verleden maakte A.W.Byvanck er de Maas van en J.E.Bogaers dacht dat Caesar de Waal bedoelde.
En de Vlaamse naamkundige M.Gysseling vatte 'Renensis' toch ook op als het gebied van de Schelde. Zag Gysseling opeens het licht?

Lees meer over Romeins Nederland bij de Limes, de Romeinen, Julius Caesar, de Varusslag en Romeins Nijmegen.



Deze reconstructie van het hoofd van Julius Caesar wordt door binnen- en buitenlandse correspondenten afschuwelijk gevonden, "atrocious and a very poor quality", ofwel een totale mislukking.
De reconstructie van het protret van Julius Caesar is net zo onrealistisch als het verhaal van Buijtendorp. Het lijkt werkelijk nergens op. Deze reconstructie werd gemaakt op basis van twee marmeren bustes van Caesar, afbeeldingen op munten en nieuw onderzoek door Tom Buijtendorp. De gezichtsreconstructie werd gerealiseerd door archeologe en fysisch antropologe Maja d’Hollosy. Was het niet beter een reconstructie te maken aan de hand van een buste of beeld van Julius Caesar, zoals hieronder te zien is?


Met dit boek van Tom Buijtendorp wordt weer eens precies aangetoond wat feitelijk niet de bedoeling zal zijn geweest, namelijk dat er geen enkel bewijs is te vinden dat Julius Caesar met zijn legers ooit in Nederland is geweest.
Toch lees je in dit boek ook enkele onthullende opmerkingen, zoals over de later ontstane bisdommen. Zie onderaan dit hoofdstuk: de stammen in de lage Landen.



De titel van dit boek 'Caesar in de Lage Landen' is dan ook zeer misleidend. Het blijkt hier ook niet over de aanwezigheid van Julius Caesar en zijn legers in Nederland te gaan. Buijtendorp blijkt onder 'de Lage Landen' het zuidelijk deel van de Benelux en aangrenzende stukken in Noord-Frankrijk en het westen van Duitsland te verstaan. Maar horen deze gebieden bij laag Nederland, wat normaal onder 'Les Pays Bas' ofwel 'de Lage Landen' wordt begrepen? Horen de Ardennen in België en Frankrijk bij de Lage Landen? Horen de Vogezen en de Eiffel bij de Lage Landen? Immers in een fors deel van het boek (hoofdstuk 6 t/m 8 en 11 t/m 18, bij elkaar 200 blz. van de 340), gaat het over veldslagen die zich in het uiterste zuiden van België en Noord-Frankrijk hebben voorgedaan.
De titel van dit boek is dus erg suggestief waarbij de lezer bepaalde hypothetische opvattingen worden opgedrongen als zijnde de waarheid. Zo wordt de lezer op het verkeerde been gezet. Het gaat helemaal niet over de aanwezigheid van Caesar in Nederland, zelfs hoofdstuk 9 niet.
3 spijkers!

Een analyse van het boek van Tom Buijtendorp.
Het hele verhaal van Buijtendorp is gebaseerd op de vondst van 3 schoenspijkers. Drie spijkers! Dat ze worden toegeschreven aan de tijd van Julius Caesar is een aanname! Dat ze door een Romein verloren zijn is de volgende aanname. Waarom zijn er dan niet meer van die spijkers gevonden? Het leger van Caesar bestond uit zeker 10 legioenen en zesduizend ruiters, bij elkaar zo'n 60.000 man. Die hebben met elkaar dus 120.000 voeten en dus 120.000 sandalen. In elke sandaal zouden zo'n 69 spijkers zitten (zie afbeelding: Bron: Historia en Wikipedia). Dan gaat het bij elkaar om bijna 7 miljoen spijkers! En dan vindt men 3 spijkers? Schoenspijkers groter dan 1,5 cm horen bij Caesars soldaten stelt Buijtendorp. Hij baseert zijn opvatting (gezien noot 13) op M.Poux. Zie hieronder. Maar hoe weet Buijtendorp dat de schoenspijkers gevonden in Limburg an der Lahn ooit meer dan 1,5 cm waren? Ze zijn toch aardig vertrapt en flink geroest. Maak daar maar eens originele schoenmakers van. Aan dit hele verhaal hangt Buijtendorp zijn boek op! Het is 'spijkers op laag water zoeken' in de betekenis van 'zoeken naar kleinigheden die niet kloppen en daarover blijven doorzeuren'.

In zijn boek over De Caesar Route vermeldt Buijtendorp naast die 3 spijkers in Limburg an der Lahn, ook een 25-tal spijkers gevonden zijn in Hermeskiel (30 km. ten z-o. van Trier) en 75 schoenspijkers tussen stenen waren blijven steken in 'een wegverharding die bij een dagkamp niet valt te verwachten', schrijft Buijtendorp. Bij elkaar zo'n honderd (100!) spijkers? Dat is minder dan van twee sandalen, ofwel schoensel van één legionair! En dan te weten dat een soldaat meerdere paren per jaar versleet.

Limburg an der Lahn ligt op ruim 120 km z.o. van Keulen en op ruim 500 km. vanaf Amiens. De vraag is dan ook gerechtvaardigd of er enige bewijs bestaat dat Caesar met zijn legioenen ooit zo ver in Duitsland geweest is. Gezien de studie van prof.H.Thoen niet dus. Caesar is immers nooit in België geweest, laat staan ver in Duitsland.
De meest logische vraag wordt echter niet gesteld: "Hoe kwam dat paar sandalen daar in Duitslan terecht?" Was het een door een inlander elders gevonden paar en meegenomen naar zijn woongebied? Immers in een tijd dat de eenvoudige mens nog op blote voeten liep, was zo'n paar sandalen altijd welkom. En dan missen we nog het feitelijke bewijs dat deze schoenspijkers uit de tijd van Caesar kwamen. Hebben de Romeinen deze schoenspijkers nadien nooit meer gebruikt?

In noot 13 verwijst Buijtendorp naar zijn bron voor deze opvatting. Het blijkt te gaan om een studie van Matthieu Poux, uit 2008. Lempreinte du militaire césarien dans les faciès mobiliers de La Tène finale. Caractérisation, chronologie et diffusion de ses principaux marqueurs. In: M. Poux (red.), Sur les traces de César. Militaria tardo-républicains en context gaulois. Actes de la table ronde de Bibracte, Centre archéologique européen (Glux-en-Glenne, 17 oktober 2002),376-381. Glux-en-Glenne/Bibracte.

Dat in het Frans geschreven artikel hebben we even nagezocht en zorgvuldig gelezen. Maar wat blijkt? Zo zeker als Buitendorp het stelt is het helemaal niet. Dit soort spijkers werden gebruikt over een lange periode van eind 2de eeuw v.C. tot de jaren 40 á 30. v.Chr. Op deze datering komt Poux door de vondst van dergelijke spijkers op plaatsen in Griekenland, Spanje en Italië waar zich toen veldslagen met Romeinen hebben voorgedaan. Het is dus een cirkelredenering. Ze verschijnen ongeveer tegelijkertijd op andere locaties waar gevechten ten zuiden van de Alpen plaatsvonden, vooral in Slovenië, schrijft Poux. Maar ook op talloze andere plaatsen zijn vergelijkbare spijkers gevonden (zie het overzicht op p.90 in dit boek van Buijtendorp; gecopieerd uit Poux). De Romeinen zijn immers bijna overal geweest. Maar Duitsland of Nederland noemt Poux in zijn artikel niet, wel Alesia, al blijft de vraag waar dat precies gelegen heeft. Lees meer over Alesia. Op het kaartje van de verspreiding van de belangrijkste categorieën militaria die in Gallië zijn vermeld (p.420) tussen de tijd van Caesar en het begin van de Augustus-periode, is Arras de meest Noordelijke plaats. Nederland en België zijn blanko. Ook de kaart op p.421 over de Campagnes van Caesar in zijn Bello Gallico beschreven, laat er geen misverstand over bestaan. Bij de pijl naar het gebied van de Eburonen heeft Poux een vraagteken geplaatst. Opvalend: deze kaart komt geheel overeen met de visie van Albert Delahaye. Noorderlijker dan Arras is Caesar slechts een enkele keer geweest. Zie de kaart hieronder. Klik op de kaart voor een vergroting. Het hele verhaal heeft zich voorgedaan ten westen van de Rijn. Wat Buijtendorp beweert over die spijkers is dan ook een dubbele een cirkelredenering.. Een afbeelding van die spijkers geeft Buijtendorp dan weer wel op de laatste fotopagina: van de spijkertjes (afbeelding c: rechts) en van een vindplaats (afbeelding a: links) hiernaast. Klik op de foto voor een vergroting. Maar zoals Buijtendorp schreef zijn die spijkers gevonden in Hermeskiel tussen een wegverharding die er niet bestaan kan hebben in de tijd van Caesar. Daarmee wordt dan feilloos aangeven dat die spijkers niets met Caesar te maken hebben, immers in de tijd van Caesar waren er nog geen verharde Romeinse wegen in westelijk Europa. Wie zou die aangelegd moeten hebben voordat er Romeinen geweest zijn?
Matthieu Pox geeft als reden van het niet langer gebruiken van deze spijkers dat ze 'toch niet zo prettig liepen' en het gebruik ervan gestopt is.
De clou (clou betekent spijker in het Frans, waarmee je de 'spijker op zijn kop' slaat!) in het verhaal van Poux is dan ook dat de chronologie van de ontdekkingen in het tweede kwartaal van de 1ste eeuw v.Chr. sterk hypothetish is.(p.419). Voor een afbeelding van de vele vormen van schoenspijkers klik hier.

Wat lezen we verder in dit boek?

Feitelijk beperkt de titel van het boek Caesar in De Lage Landen zich tot hoofdstuk 9: van p.163 t/m 180, dus slechts 17 pagina's van de 340. Daarin zou het gaan over 'de Lage Landen' en wel over de veldslag die zich bij Empel en Kessel zou hebben voorgedaan. Het is een 'oud' onderwerp dat in 2015 al op (de T.V.-) tafel kwam in De Wereld Draait Door.

In de kritiek die daarop volgde werd de visie van N.Roymans ook inderdaad 'doorgedraaid'. Het waren oude koeien die hij uit de sloot haalde. Zie bij Caesar in Nederland? Er werd veel beweerd, maar ook hier weer niets bewezen met feiten.
Buijtendorp noemt in zijn boek De Caesar Route de aanwezigheid van Caesar in Nijmegen, Alphen en Ermelo onwaarschijnlijk. En Empel en Kessel liggen tussen Nijmegen en Alphen dus is het net zo onwaarschijnlijk dat Caesar daar ooit geweest is. Er zijn geen aanwijzingen voor, stelt Buijtendorp die toch heel wat durft te beweren, zoals over die schoenspijkers.

Alle zaken die Roymans naar voren bracht waren al sinds 1999 bekend. En toen was er niemand die over een veldslag van Julius Caesar sprak of schreef, ook Roymans zelf niet. Buijtendorp schrijft dat daar gordelhaken zijn gevonden, maar 'het aantal te klein is om als hard bewijs te dienen'. Dus geen hard bewijs! Met zo'n opmerking relativeert hij zijn eigen verhaal tot nul. In de betreffende noot 5 hierbij, wat zeker nieuws is, leest men dat Roymans dit verband daar zelf niet legt. Heeft Roymans zijn eigen dwaling ingezien en erkent hij nu zijn voorbarige conclusies? De baggervondsten die in dit hoofdstuk worden genoemd bewijzen net zo min iets, zeker als daar ook vondsten 'uit latere perioden zelfs uit de middeleeuwen' tussen zitten, zoals letterlijk vermeld wordt.

Het is wel duidelijk: er wordt ook nu weer geen enkel bewijs geleverd die de titel van dit boek verklaart en aanvaardbaar maakt.

Een voorbeeld van een onmogelijkheid uit dit boek: Er is sprake van de ruim 150 km tussen Caesert (in België bij Maastricht) en Empel, een afstand die het leger van Caesar heen en terug in 7 dagen overbrugd zou hebben. Daarover zijn meerdere opmerkingen te maken:
  • 1. De werkelijke afstand tussen Caesart (bij Maastricht) en Empel langs de Maas is niet 150 km, maar 175 km.
  • 2. Over dit traject bestonden in de tijd van Caesar geen Romeinse 'heir'wegen, die overigens ook uit latere tijd nooit zijn aangetoond, dus zal de voettocht nog veel langer geduurd hebben dan 7 dagen heen en terug.
  • 3. En dan hebben ze ook nog een veldslag geleverd bij Empel en die heeft meerdere dagen geduurd, als je de beschrijving ervan volgt.
  • 4. Er zijn nooit kampementen van Caesar gevonden van zijn verblijf in Nederland (ook niet in België overigens).
  • 5. Alle veldtochten van Caesar werden ondernomen vanuit Amiens waar zijn basiskamp lag. Even naar Maastricht betekent ruim 300 km (via de moderne wegen die er in de tijd van Caesar beslist niet waren!) en zou dwars door de Ardennen gevoerd hebben, een woud dat Caesar juist meed.

    Het is een voorbeeld van een onmogelijkheid in het boek van Buijtendorp. En op die onmogelijkheden zijn de 'bewijzen' gebaseerd. Zo zijn er meerdere voorbeelden in dit boek aan te wijzen, waaruit duidelijk blijkt dat Buijtendorp in de verkeerde streek aan het zoeken is en dat Caesar met zijn legers nooit in Nederland is geweest, zelfs niet geweest kan zijn als je uitgaat van zijn basiskamp dat te Amiens lag! Caesar is nooit boven de taalgrens geweest.

  • En de rest van het verhaal?
    De rest van het boek gaat ook niet over 'de Lage Landen' maar over het zuiden van België en het noorden van Frankrijk waar Buijtendorp enkele veldslagen van Caesar plaatst. Erg overtuigend is ook dit verhaal niet. De archeologische bewijzen zijn mager en sterk hypothetisch zoals hij dat ook zelf noemt. Die archeologische bewijzen beperken zich feitelijk tot 3 zaken: schoenspijkers, slingerkogels en munten. Alledrie verplaatsbare relikten. Het betoog over de munten (staters) is nogal gekunsteld. Maar wat bewijs je met munten? Een muntschatten (van gouden munten) kunnen uit elke tijd dateren. Met gevonden muntschatten valt nu eenmaal niets anders te bewijzen dat iemand die verstopt heeft en geen kans meer zag die weer op te halen. De productiedatum die vast te stellen is, bewijst niets over de tijd van verstoppen, zeker niet als er 'versleten' dus veel gebruikte munten tussen zitten. Dat erkent Buijtendorp ook als hij schrijft: 'Munten, veel gebruikt voor dateringen, konden soms lang in omloop zijn voordat ze in de grond terecht kwamen'. Zie ook mijn artikel over de muntschat van Amby.
    En de slingerkogels dan, zouden die van het leger van Caesar zijn? Buijtendorp schrijft daar zelf over 'dat het heel goed mogelijk is dat in de buurt de strijd geleverd is'. Heel goed mogelijk...., maar welke strijd dan? En wanneer? Slingerkogels werden door het Romeinse leger overal gebruikt en zijn overal gevonden, tot in Egypte. Ook de slingerkogels die in en nabij de goudschatten 'uit de tijd van Caesar' zijn gevonden bewijzen niets.
    Het verhaal over de schoenspijkers dan? Dat lijkt een aardig bewijs, maar als je dit nuchter bekijkt is het eenzelfde bewijs als van de slingerkogels. Het is feitelijk een deductie uit een deductie. Allereerst zal vastgesteld moeten worden dat die schoenspijkers gevonden zijn op een plaats waar de legers van Caesar geweest zijn en dat die van die soldaten waren. Vervolgens dat ze alleen in het leger van Caesar gebruikt werden. Maar wat bewijs je met drie schoenspijkers? Waar zijn de schoenen? Waar is de rest van het tenue of andere archeologische sporen? Waar zijn sporen van kampen van Caesar gevonden? In België is daarvan nooit iets gevonden volgens prof.H.Thoen van de universiteit van Gent.
    Lees meer over de stelligheid waarmee prof.H.Thoen aantoont

    Van gebouwen of bewijzen van kampen is er weinig, zeg maar niets gevonden. Veel C14-dateringen zoals 'houtskool' of 'organisch materiaal' (42 botten) en palissaden blijken een ruime marge te hebben van wel 2 eeuwen (tussen 250 en 50 v.Chr.). Het zijn marges die Buijtendorp zelf aangeeft. Een aarden wal waarin aardewerk uit de ijzertijd is gevonden, blijkt tussen 250 en 20 v.Chr. te dateren. Een dendrologisch gedateerd stuk hout blijkt uit 31 v.Chr. of kort daarna te dateren (p.206). Daarmee bewijs je dus niets over de tijd van Caesar. Een 'mogelijke' poort van Caestert 'kan uit een andere bouwfase stammen' en een 'oudste brug' bij Gué de Caesar wordt gedateerd op 20 en 10 v.Chr. dus ook niet uit de tijd van Caesar.
    Neen, prof Thoen gaf al eerder aan ruim 50 jaar in België naar kampen van Caesar te hebben gezocht. Hij heeft ze nooit gevonden en België is in de loop der jaren archeologisch behoorlijk overhoop gehaald, net als Nederland overigens. Ook in Nederland is nooit een spoor gevonden van het verblijf van Julius Caesar en zijn legers. Dat staat nu wel vast, mede dank zij dit boek waarin weer eens geen enkel bewijs wordt gegeven voor die opvatting.

    De visie van Albert Delahaye.
    Julius Caesar is nooit boven de taalgrens geweest. Al zijn veldslagen en zijn hele verblijf vonden plaats in Gallia, wat de titel van zijn boek "Commentarii de Bello Gallico" ook duidelijk aangeeft. Dat Nederland of België ooit tot Gallia behoord hebben is een hypothese die nog nooit bewezen is met klare feiten. De taalgrens (die nog steeds op nagenoeg dezelfde plaats ligt in België en verder naar het oosten tot voorbij Straatsburg: zie daar) wordt in het boek van Caesar ook meerdere keren genoemd, al gebruikt hij het woord 'taalgrens' niet. Hij geeft duidelijk aan tot waar de Galliërs woonden en waar het land van de Germanen begon. De door Caesar genoemde Renus die hij enkele keren Scaldis noemt, was niet de Nederlandse Rijn, maar de Schelde (zie daar).

    Wat weten we nu feitelijk echt?
    De bewijzen die Buijtendorp aanvoert om het gelijk van zijn verhaal aan te tonen zijn mager, weinig overtuigend en sterk hypothetisch. Die 'bewijzen' geven al aan hoe zwak het verhaal is. Blijkbaar is er niets overtuigenders gevonden, anders was dat zeker ter sprake gekomen.
    Het eigen woordgebruik geeft de zwakte van het verhaal ook al aan. Hij gebruikt meerdere keren woorden als 'waarschijnlijk' (250 keer), 'wellicht' (66x), 'vermoedelijk' (35x) en 'mogelijk' (liefst 391x). Ook de woorden 'zou' of 'zal' (kunnen of zijn) en 'kan' en 'lijkt/lijken' (87x) komen in samenstellingen bij elkaar liefst 1237x voor. En wat te denken van het woord 'als' (ruim 750x) 'dan'? Het getuigt van veel voorbehouden en aangenomen opvattingen die onbewezen blijven. Wat blijft van het hele verhaal over als er nog zoveel 'onzeker' (27x) is en Buijtendorp op enkele cruciale punten zegt dat het 'hypothetisch' (6x). (Een hypothese is een als voorlopige waarheid aangenomen maar nog te bewijzen veronderstelling: Van Dale).

    De enig juiste conclusie blijft dan ook dat Julius Caesar met zijn legers nooit boven de taalgrens is geweest. En dat hij toch in België was, betreft het uiterste zuid-oosten van de Ardennen, op de grens met Noord-Frankrijk.

    In De Lage Landen (i.c.Nederland) is hij zeker niet geweest.

    De stammen in de lage landen. (p.57).
    Het gebied van de Belgen viel ongeveer samen met een regio die bijna geheel door zee en rivieren was begrensd. Buijtendorp hanteert vervolgens de traditionele grenzen met Rijn en Moezel, al noemt hij de Marne en de Seine in het zuiden ook.
    Veel stamgebieden gingen in de keizertijd over in bestuursgebieden, (de zogenoemde Civitates) waarvan vervolgens een flink aantal in de vroege middeleeuwen bewaard bleef in bisdommen van de rooms-katholieke kerk. Die bisdommen waren genoemd naar hun hoofdplaatsen, met in de beginperiode vaak ook nog een verwijzing naar de oude stamnaam. Zodoende biedt de oorspronkelijke indeling van de bisdommen van de Lage Landen een eerste aanknopingspunt voor de reconstructie van de oorspronkelijke stamgebieden. In Frankrijk zijn veel van de bisdommen overgegaan in bestuurlijke departementen die zodoende ook nog de contouren van oude stamgebieden kunnen aangeven. Het zou te wensen zijn dat historici eens dieper gingen nadenken over wat hier geschreven is, overigens ook door eerdere historici. Het is dan geheel opmerkelijk dat Noviomagus=Noyon later wel een bisschopszetel kreeg en Nijmegen nooit bisschopsstad is geweest Dit ene gegeven geeft feitelijk al aan dat de Civitas Noviomagus uit de Romeinse tijd niet Nijmegen was, maar Noyon.
    Als je dan vervolgens de genoemde stammen in Nederland wilt plaatsen, kom je er niet uit. In de studie van Albert Delahaye blijken deze stammen in Noord-Frankrijk wel te passen. Voor de voorbeelden daarvan klik hier.

    Lees het boek "De Ware Kijk Op" en oordeel zelf!

    Terug naar de beginpagina. Naar het overzicht in het kort.