Terug naar de beginpagina. | Naar het overzicht in het kort. |
De taalgrens dwars door België is niet alleen een politiek probleem in België, maar ook in de historische geografie van West-Europa. Deze grens tussen het Germaanse en Romaanse taalgebied levert historici nog steeds veel problemen op. De taalgrens wordt al in de 1e eeuw door Tacitus beschreven. Zie verder bij de taalgrens. Zolang men blijft vasthouden aan de aloude opvattingen van het ontstaan van die grens, zal men het probleem met alle consequenties vandien niet kunnen oplossen. In de traditionele Nederlandse opvattingen stammen de oudste Dietse teksten uit het laatste kwart van de twaalfde eeuw, dus na 1175. Men is daarbij helaas vergeten ook even over de grens te kijken. Oudere en wellicht de oudste Dietse (Nederlandse) teksten komen uit Frans-Vlaanderen. Die bestonden daar al voordat er in Nederland sprake was van enige bewoning, laat staan van een zekere geletterdheid. Voordat de ontginningen plaats vonden was Nederland één groot moeras-, wadden- en veengebied en totaal ongeschikt voor bewoning. Pas na het jaar 1000 kwamen de ontginningen en daarmee gepaard de bewoning vanuit het zuiden op gang. Deze immigranten namen ook de hen bekende taal mee en de plaatsnamen die ze toepasten op de nieuw ontgonnen en verworven gebieden. De 'deplacements historiques' is zo oud als de mensheid. Jacob van Oudenhoven schreef in 1654 in zijn "Out Hollandt, nu Zuyt Hollandt" al over "het ontbreken van elke schriftuur", geen enkel geschrift over de geschiedenis van Holland. Hij concludeerde terecht dat het onjuist moest zijn wat sommigen zeiden, namelijk "dat de eerste Hollanders ongeletterd waren en niet konden schrijven". "Het geeft geen pas", schrijft hij met enige verontwaardiging "zo een ongeletterdheid te veronderstellen bij een zo vief volk als de Hollanders, maar de geschriften ontbreken omdat het land niet bewoond was". Die oude Jacob had het perfect begrepen en het volslagen juist geformuleerd Klik hier voor verdere informatie over de taalgrens. De taalgrens was ook een volkeren grens, immers een taal wordt gesproken door het volk. Enkele literaire werken zijn ook ontstaan op die taalgrens, zoals het Beowulf-epos, de Gudrun-sage, de sage van de Nibelungen, het Ludwigslied, Carel ende Elegast, Walewein, Flandrijs, Seghelijn van Jeruzalem, het leven van Sint Amand, het Roelandslied, het Oera-Lindaboek en het episch gedicht de Heliand, ook wel 'het Evangelie van de Noordzee' genoemd. Het werd geschreven rond 825 aan de Litus Saxonicum, de Saksische kust van Germaanse zee, nu het Kanaal en de Noordzee. Ook het Hildebrandslied heeft taalkundige parallen met de Beowulf. Het waren vanouds Germaanse en Saksische epossen. Het Duits en Engels hebben nauw verwante idiomen. Maar van welke Germanen en welke Saksen waren deze epossen? Van de Germanen van Tacitus en van het oude Saxonia aan de Kanaalkust. Saksen in Duitsland ontstond pas na de 9e eeuw. Zie verder bij Germania en bij de Saxones. Het Ludwigslied. Ook het zo Duits lijkende gedicht Ludwigslied komt van oorsprong uit Frans-Vlaanderen. Het is dus niet door Jacob Grimm geschreven, slechts door hem vertaald. Door zijn contact met zijn vriend Lodewijk de Baecker werd het bij Grimm bekend die het in het Duits vertaalde. Lodewijk de Baecker staat bekend als 'trouw Diets in woord en daad' (zie verder bij Zannekin.org. Het Ludwigslied is een Oudnederlands lied, want het bevat volgens letterkundige Oudnederlandse (Oudsaksische "Oudnederfrankische') elementen. In Vlaanderen was het Teutoonse gedicht bekend onder de titel 'Rithmus Teutonicus de pia memoriae Ludovico rege Filio Ludovici rege' en werd in de bibliotheek van Valenciennes (F) herontdekt. Het lied werd gedicht door een monnik uit de abdij van EInone te Sint-Amands aan de Skarpe, dat toen in het graafschap Vlaanderen lag. Men kan een origineel van dat lied nog steeds bewonderen in de bibliotheek van Valenciennes, waar het gevonden werd of op het internet onder 'Ludwigslied'. Het komt dus uit Frans-Vlaanderen en niet uit Duitsland. De Duitse tekst staat mijlenver van de originele tekst. De Nederlandse vertaling blijft nog altijd dicht bij het origineel, de West-Vlaamse het dichtst. Dit epos behoort tot de Oud-Nederlandse letterkunde, het Diets. Het Ludwigslied bezingt de overwinning van de West-Frankische koning Lodewijk III op het leger van de Vikingen in Saucourt-en-Vimeu in 881. De Slag bij Saucourt-en-Vimeu vond plaats op 3 augustus 881, 15 kilometer ten westen van Abbeville en niet ergens in Duitsland. Het lied had tot doel de overwinning bekend te maken en te bezingen, niet alleen voor de streek waar het gebeurde, maar voor alle Germaanssprekende volkeren van de verschillende Germaanse gebieden. Ook dit traditioneel als Oud-Saksisch (Saksisch is juist, maar dan van Saksen in Frans-Vlaanderen) geziene gedicht behoort tot het Vlaamse Erfgoed en is met de rest van de geschiedenis vanaf het Germania van Tacitus naar Duitsland getransplanteerd. Dit lied werd volgens de auteur van het 'Recueil des historiens de la France, neuvième volume' nog in de 11de eeuw gezongen in de streek van de Somme waar Lodewijk (=Ludwig) de Stotteraar de Normandiërs had verslagen.Slechts de vertaling van Lodewijk (Louis) in 'Ludwig' is het enige 'Duitse' aan dit Dietse gedicht in de West-Frankische taal. Het Saksische epos 'De Heliand' met Friese en Frankische elementen werd tussen 822 en 840 geschreven in het Boonse (Boulogne) aan de Vlaamse kust. Merk hierbij op dat zowel St.Willibrord als St.Bonifatius zich zonder problemen van hun moedertaal konden bedienen om de Saksische en Friese bevolking toe te spreken. Hoe dat kon? Ze spraken dezelfde Saksische taal, waaruit andere talen ontstaan zijn zoals het Diets, het Middelnederlands, het Engels en ook het Fries en het Oud-duits (later Saksich genoemd). Vlaanderen tot aan de Zomme werd vanouds het Dietse land genoemd, waar de overgrote meerderheid van de bevolking PIkardisch spreekt, van dezelfde Dietse oorsprong en Dietse eigenheid als in de 'Westhoek'. Landkaarten en stdsplattegronden zijn doorspekt met Dietse namen. Van de Somme tot de Ems spreekt men de taal 'thioise' ofwel Diets. Het Pikardisch taaleigen klinkt op z'n Germaans, waar ook nooit Vlaams werd gesproken. (Bron: Jaarboek 42 Zannekin). De Beowulf? Angelsaksische of Fries-Saksische erfgoed? Het Nedersaksisch ontstond rond jet jaar 800 en is voortgekomen uit het Germaans. Het Oera Lindaboek? Vals of toch Fries-Saksisch erfgoed? Over beide boeken zijn de nodige discussies gevoerd en bestaan verschillende meningen. Grond van al deze discussies is dat er getwijfeld wordt aan de authenticiteit van beide werken omdat de inhoud niet toepasbaar bleek op de gebieden die men er traditioneel voor hield. De traditionele toepassing op Engeland (Beowulf) of Friesland in Nederland (Oera-Lindaboek) leveren diverse geografische en historische problemen op. Maar past men beide werken op de juiste streek in Frans-Vlaanderen toe, dan blijken zowel de geografische als de historische problemen wonderwel te verdwijnen als sneeuw voor de zon. Lees daarvoor: Joël Vandemaele. Het Beowulf-epos. Angelsaksisch of Fries-Saksisch Erfgoed van omstreeks 500 uit Frans-Vlaanderen. Uitgeverij Galerij Katteman 2006. Meer informatie over 'De Beowulf' en het 'Oera Lindaboek' vindt U hiernaast. ![]() Gedenksteen van Nicolaas Zannekin te Cassel. Webstekken met doorverwijzingen: Vereniging Zannekin De Roepstem Mooi Frans-Vlaanderen, waar ooit het Nederlands bloeide. Komitee voor Frans-Vlaanderen. De Yserhouck. Widopedia. Veel woorden in het Nederlands zijn afkomstig uit Frans-Vlaanderen. Ze komen daar in oudere geschriften voor dan bij 'Hollandse' schrijvers. Voorbeelden zijn: watergang = wetering grèpe = greep dyck (digue) = dijk connins = konijn hareng = haring beke = beek moque = mok poznet = polsnet (klein net) morins = moeras kalder = kelder kogge = schip met platte bodem botkin= bootje mulle = molen botkin=bootje ruie = roeien getie = getij dune = duin Zie voor meer voorbeelden: Lodewijk de Baecker, Les Flamands de France. Etudes sur leur langue, leur litérature et leurs monuments (1850) en Cyriel Moeyaert, Lexicon van de schrijftaal van de Westhoek in Frankrijk en 'Nieuw Oud Vlaams', Woordenboek van het Frans-Vlaams. Ook andere begrippen zijn afkomstig uit Frans-Vlaanderen en in het Nederland overgenomen. De schrijfwijze kan verschillend zijn, de uitspraak en zeker de betekenis is dat allerminst. Deurgeld, huysgelt, kerkegelt, kaiegelt, lastgelt, vaertgelt, waghengelt, wehrgelt (=diverse belastingen), dyckgrave, kerels, keurheers, lanthouder, haegepoorters, havendyck, hofstede, wetheeren, moerduivels, scipvaert, tafelhouder (=bureau-houder), woestine enz. Zelfs oh zo holland lijkende woorden komen uit Frans-Vlaanderen. Het woord poldre is in Frans-Vlaanderen al bekend voordat in Nederland de eerste ontginningen plaats vonden. Poulre - poldre = polder (via poul/poel=ondiepe waterkuil = modderplas). Het Latijnse palus (moeras) is eraan verwand, wellicht het 'grondwoord'. ![]() St.Mommelin de Noyon. Diets: Middelnederlands, diet (volk), dus eigenlijk: taal van het volk. Diets is de Vlaamse nevenvorm van Duuts en (na de ontwikkeling tot tweeklank) Duits. Alle woorden zijn afkomstig van dezelfde wortel. Het woord Diets kwam na 800 op om het Duits-Nederlandstalige volksdeel van het Frankische Rijk tegenover de Romaanssprekenden (Latijn en Frans) aan te duiden. Het woord is ook nog terug te vinden in het Duitse Deutsch en het Engelse Dutch. In de Middeleeuwen was het de benaming voor de Middelnederlandse dialecten. In de 19e eeuw werd de term vooral door "Flaminganten" gebruikt voor de Nederlandse taal en de Nederlandse stam, zowel binnen als buiten de staatkundige grenzen van het Koninkrijk. Later werd de benaming overgenomen door de voorstanders van Groot-Nederlandse idealen van culturele en politieke aard, verenigd in de "Dietse Beweging". Sinds de Tweede Wereldoorlog is het woord in onbruik geraakt door misbruik in nationaal-socialistische kringen. De Dietse Beweging, is een stroming in de Vlaamse Beweging van de 19e eeuw, die in taalkwesties vooral uitging van de verwantschap tussen het Nederlands en het Nederduits. In engere zin is het begrip gehanteerd in de Groot-Nederlandse gedachte. |
![]() De visie van Albert Delahaye. Frans-Vlaanderen is altijd een gebied geweest van grote contrasten. Het was het gebied waar volkeren uit verschillende culturen elkaar ontmoetten, wat menigmaal voor conflicten zorgde. Toch heeft dit gebied een rijke culture erfenis en een omvangrijk erfgoed voortgebracht. Niet alleen de tradities van predikers en heiligen werd uit deze streek geïmporteerd in Nederland, maar ook veel namen van plaatsen en streken. Ook het Diets waaruit de Nederlandse taal ontstond, kwam van oorsprong uit Frans-Vlaanderen. Veel culturele en klassieke geschriften zijn juist in Frans-Vlaanderen ontstaan, waar men altijd veel contacten had met andere volkeren en landen. Het gebied "de Westhoek" is de bakermat van het Diets, waarin het Nederland, het Fries, het Engels en het Duits hun oorsprong vonden en dat vele literaire werken heeft voortgebracht. Voorbeelden van die rijke culturele geschriften zijn de Beowulf, de Gudrunsage, het Roelandslied, het Ludwigslied (zie afbeelding hiernaast (klik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw veld) en de tekst in linker kolom) en de verhalen van de Nibelungen die allemaal in Frans-Vlaanderen hun oorsprong vinden. Ook alle geschriften die men hanteert als zijnde van Echternach, Egmond en Utrecht zijn uit Noord-Frankrijk afkomstig. Voorbeelden daarvan zijn het Psalter van Utrecht, Het cartularium van Radboud en de oorkonden van Werden. Was het ook niet zo dat juist in deze streek de eerste initiatieven ontstonden voor wat nu bekend staat als 'de Kruistochten'? Onder leiding van Godfried van Bouillon (die uit Boulogne kwam) en met de Normandiërs in naam van koning Robert Curthose van Normandië, werden de eerste Kruistochten georganiseerd. ![]() Het Ludwigslied is het oudst bekende rijmdicht in de West-Frankische (Dietse) taal en stamt uit de 9de eeuw en bevat 118 verzen in 59 regels. Het tot heden als zodanig als oudste 'Nederlandse' tekstregel bekend staande "Hebban Olla Vogela..." uit de 11de eeuw, is hiermee met ruim twee eeuwen achterhaald. Ook de 'Wachtendonkse Psalmen', geschreven in het Oud-Saksisch, uit de 10de eeuw, verder de Oud-Saksische doopgelofte uit eind 8ste eeuw en enkele regels uit de Salische wet uit de 6e eeuw waren ook al ouder. LET OP: al deze geschriften stammen uit het gebied van de Saksen, die aan de kust van Frans-Vlaanderen woonden. Lees meer over de Saksen. Ook hier blijken eenmaal aangenomen opvattingen moeilijk tot onmogelijk te corrigeren door nieuwe ontdekkingen. Men blijft vasthouden aan de oude opvattingen! Over het Waarom? leest U alles bij de historische wetenschap. Meer informatie over het Ludwigslied vindt U in de kolom links en op internet. Het is in tegenstelling tot wat traditioneel steeds beweerd wordt GEEN Duits gedicht, maar een DIETS gedicht. Op de onderste regels op de getoonde bladzijde staat (in 'gewoon' Nederlands) de volgende tekst (zie kader hiernaast).
Het Nibelungenlied. Het Nibelungenlied is een Diets heldenepos bestaande uit ongeveer 2300 strofen, waarin de ondergang van het huis van de Bourgondiërs wordt beschreven. Het lied is in zijn rijkdom en diepgang, alsmede door zijn meeslepende stijl, een absoluut hoogtepunt in de vroegmiddeleeuwse literatuur. De Duitse dichter en filoloog Karl Simrok (1802-1876) heeft het Nibelungenlied in het Duits vertaald. Hij was ook de auteur van Die Deutsche Volksbücher en daarmee werd het van oorsprong Dietse heldenepos in de 19e eeuw een Duits heldenepos. De Bourgindii (Burgondiones) was een volksstam die rond Bourghelles woonden en niet ergens in Duitsland. Ze worden al in de 3e eeuw door Romeinse schrijvers genoemd als volk in Gallia. Er bestaat geen enkele klassieke tekst die bevestigt dat de Burgundiones ergens in Duitsland woonden. De vermelding dat ze zich in de omgeving van de Renus (zie daar) genesteld hadden heeft geleid tot de opvattingen van de Grote Volksverhuiszing waarmee het Nibelungenlied plots Duits werd. De Nibelungen sage is een oud-Saksische sage waarin Siegfried en Brunhilde de hoofdpersonen zijn. De Route Brunehaut (Chaussée Brunehaut ofwel de Via Belgica) (zie noot) verwijzen nog steeds naar de oorsponkelijke plaats waar deze sage zich afspeelde. Daar zit geen meter Nederland of Duitsland bij. Teutones of Teuten waren geen Duitsers, maar de bewoners van het Germania van Tacitus in Frans-Vlaanderen. De taal van de Teutones, het Teutoons, 'lingua teutonica et teutisca', werd hier gesproken door de abten Adelhardus van Corbie, door Mommelinus van St.Omer en door Lambertus van Trith-Trajectum. Juist in de streek waarin zoveel conflicten hebben plaats gevonden, is de schriftelijke overlevering opvallend rijk geweest. Het is ook dit gebied dat de bakermat is van het Teutoons, de taal der Teutonen, waaruit het Diets en later het Nederlands ontstaat. En precies hier vindt men het Teutoonse Woud, waar de Varusslag (zie daar) zich heeft voorgedaan. Al bij Julius Caesar is sprake van het volk van zeevaarders dat aan de kust van het Kanaal woonde en Diabintes genoemd worden. Het Diabintes is de latijnse afleiding van de taal die zij spraken, het Teutoons. Het oudste historisch verband wordt genoemd door Julius Caesar die de Teutonen aan de oceaan noemt als voorvaderen van de Attuatuci. (De Bello Gallico II, 29). En precies hier vond de strijd plaats tussen de Romeinen en de Cimbren en Teutonen en niet in Duitsland of ergens in Nederland, waar Julius Caesar nooit geweest is. De Romeinse schrijver Pomponius Mela vermeldt dat de Teutones tussen Helinium en Renus leefden bij de zeearm Codanus. Het Helinium was de Liane, de 'renus' de Schelde waar het Flevum tussen Aa en Schelde lag. De Codanus sluit de discussie; dat was Het Kanaal en niet 'Het Kattegat' bij Denemarken. Maak van Helinium eens de monding van de Maas en van Renus de Rijn, wat de traditionalisten doen. Hoe staat dat dan in verband met Het Kattegat en met het IJsselmeer dat het Flevum zou zijn? Het misverstand is ontstaan door het verkeerd interpreteren van enkele Romeinse teksten, waardoor het Romeinse Germania op Duitsland werd geplakt. Hieronder lag en ligt de misvatting dat de Renus de Rijn zou zijn. Maar de Renus was de Schelde. Lees meer over de Renus. Mela (Chrorographia III, 30-32) vermeldt dat de Codanus boven de Albis ligt. Maakt men van Albis de Elbe, dan komt men in Denemarken uit, maar niet in de Oostzee. Ook hier blijkt weer dat men de klassieke teksten vrij globaal en onjuist toegepast heeft. Het Kattegat ligt ook niet boven de Elbe. De Elbe stroomt uit in de Waddenzee (Noordzee) bij Cuxhaven. Maar zowel in Noord-Duitsland als in Denemarken zijn de Romeinen nooit geweest en hebben er ook nooit over geschreven. De Albis was ook niet de Elbe, maar de Franse Aa, die door een kalkgebied stroomt, waardoor het water wit van kleur is: Alba=wit. De Italiaanse plaats Alba (waar het hoofdkantoor van Ferrero is gevestigd) is bekend om zijn witte truffels. Lees meer over de Albis. ![]() Plinius noemt dezelfde Codanus als een zeebaai bij het promontorium van de Cimbri wat het Flevum tussen Cap-Gris-Nez en Cap-Blanc-Nez was. Ook hier past Denemarken totaal niet in dit verhaal. Florius (Epitome, I, 60, -120 n.Chr.) noemt de Cimbri, Tungri en Teutones volkeren van de oceaankust die hun land moesten verlaten vanwege langdurige overstromingen. Het gaat hier evenmin over Duitsland of Denemarken, maar over de kust van het Kanaal. Suetonius zegt in zijn boek 'De Keizers van Rome' (vertaling V.d.Hengst, p.72) dat de Cimbri en Marsi tegen Varus streden in 9 n.Chr. Zij waren buren van de Teutones, dus streed Varus in de streek van Thiembronne (F.) met warmwaterbronnen en Mont Teutins (in Rinxent bij Marquise) en niet ergens ver in Duitsland. Daar is Julius Caesar, die ook streed tegen de Cimbri en Teutones, ook nooit geweest. Een der plaatsnamen die aan de Teutonen herinnert is Tutioville, de oude vorm van Doudeauville. Zie verder bij Varusslag. Het Teutoons. Tot ver in de 16e eeuw wordt het Nederlandse taalgebied van Frans-Vlaanderen Teutonica genoemd. Petrus Curius stelt in 1538 zijn Grieks-Nederlands woordenboek samen onder de naam van 'Vocubula Graece et Teutonica interpretata'. Dit woordenboek beïnvloedt het meesterwerk van Kiliaan dat de titel draagt: Etymologicum Teutonica Linguae, uitgegeven in Antwerpen in 1599. (Bron: Frans-Vlaamse lexicografen door dr.F.Claes s.j. in De Franse Nederlanden, jaarboek 1981). De Annales Vigorniensis et Teohesburiensis (MGHS, XXVIII, 467) noemen in 1234 de strijd tussen Christenen en ketters op een eiland dat Stadingas heet. De expeditie stond onder leiding van de voogd van Béthune en graaf Boudewijne Annales Vigorniensis et Teohesburiensis van Bethune. De Annales Coloniensis (is niet Keulen, maar Cologne bij Calais! MGHS, XVII, 843)geven aanvullende informatie over de streek waar deze strijd zich voordeed en wel 'in de uiterste gebieden van Teutonia en Flandria'. Wie hier aan Duitsland denkt, moet toch eens een atlas aanschaffen. In datzelfde jaar sneuvelde de graaf van Holland (Floris IV) op een toernooi te Corbie, in het bisdom Amiens. Dit toernooi plaatst Het Bronnenboek van Nijmegen in Nijmegen. De Stadingi woonden in het grensgebied van Frisia en Saxonia, omringd door ontoegankelijke moerassen en rivieren. Het was dezelfde streek waarvan sprake is van de 'iles Flottantes', de streek van St.Omaars tot Nieuwpoort (in België) waar ook Plinius over schreef. De Stadingi weigerden tienden te betalen en waren vele jaren in de ban van de Kerk. In die oorlog zijn meer dan 2000 soldaten gesneuveld, de overblijvers vluchtten naar de naburige Frisones. Het is ook precies dit gebied, de Westhoek geheten, waar het allereerste fabrieksproletariaat van Europa ontstond en waar de bevolking in opstand kwam vanwege sociale uitbuiting. De hervormde predikanten, de protestanten, kregen met hun nieuwe godsdienst voet aan de grond bij de bevolking die protesteerden tegen de bestaande sociaal economische structuur, waarbij men de kerk en het Spaanse gezag als oorzaak zagen. Op 10 augustus 1566 na een zoveelste 'hagepreek' sloeg de vlam in de pan en kwam (een klein deel van) de bevolking in opstand tegen het gezag, in wat wij sindsdien de Beeldenstorm noemen. Sint-Omaars was zeker tot de dertiende eeuw een uitsluitend Dietse stad. ![]() In 1567 schreef regentes Margareta van Parma in haar strijd tegen het Calvinisme aan koning Filips II van Spanje: "Als ik Doornik en Valenciennes kan heroveren en in enkele andere plaatsen in Vlaanderen garnizoenen kan legeren, dan zullen de andere dietssprekende steden de een na de ander volgen". Doornik en Valenciennes waren dus Dietssprekende steden. In Valenciennes werd dan ook zware strijd geleverd. Op 31 mei 1567 werden er 5 mensen geëxecuteerd, onder wie de ook in Nederland bekende gereformeerde predikant en verzetsstrijder Guido de Bray (de Brès), en vielen er 8 doden en vele gewonden bij de rellen die er uitbraken. De volgende dag werden nogmaals 11 personen ter dood gebracht. Vlaams erfgoed. Het Diets en het Teutoons waren aan elkaar geraleteerde talen. Er zijn verschillende studie over verschenen die elkaar niet tegenspreken, maar wel andere accenten leggen. Zie bijv. Maerlants Wereld van Frits van Oostrum. Jacob van Maerlant (ca. 1235- ca. 1300), de vader der Dietscher dichtren algader, was pionier van de dietstalige literatuur. Hij was ook de eerste die in de 13e eeuw met zijn Rijmbijbel kritiek leverde op de Rooms Katholieke Kerk door terug te gaan naar de bron (de bijbel), en daar de lering uit te halen. Dat was dus eeuwen vóór Luther. Maar ook andere 'Nederlandse' literaire en praktische zaken vinden hun oorsprong in Frans-Vlaanderen. Het overbekende lied "Al die willen te Kaapren varen" is een Duinkerks zeemanslied. Ook de oh zo Hollands lijkende Beeldenstorm begon hier en wel in Steenvoorde op 10 augustus 1566 en spreidde zich uit naar het noorden. Twee van de eerste beeldenstormers Mark van Ghelder en Antoon de Jonghe werden te Cassel opgehangen. Niet Kassel in Duitsland, maar Cassel in Frans-Vlaanderen. En wat is er Hollandser dan de haring, de windmolen, de tulp, de klomp en de aardappel. In Frans-Vlaanderen bestonden in de 9e eeuw al molens (mulle geheten) voordat er ook maar één in Nederland stond. De klomp die uit populierenhout gesneden wordt, was in Frans-Vlaanderen al bekend voordat Nederland bestond. Het woord 'haring' (hareng in het Frans) is eveneens afkomstig uit de streek rond Duinkerke, waar het dorp Haringe ligt net over de grens in België. Of het haringkaken inderdaad is uitgevonden door Willem Beukelszoon uit Biervliet (Zeeuws-Vlaanderen) is aan discussie onderhevig. Wellicht heeft hij dat gezien in Duinkerke in Frans-vlaanderen, waar de haringvangst en het zouten van haring (de Panne was zoutwinnings gebied) al langer bestond dan ca.1396. Het Nederlandse woord 'molen' is afkomstig van 'mulle' uit Frans-Vlaanderen en werd in het Frans verbasterd tot 'moulin'. Op het gebied van de textielterminologie, maar ook op dat van molens was het Land van Maas en Rijn een overgangsgebied tussen het Nederlands en Duits. In het Theuthonista of Duytschender, een Middelnederlands handwoordenboek dat in 1477 in Keulen verschijnt en was samengesteld door Gert van der Schueren, secretaris van de Kleefse vorsten, is sprake van Dietse woorden die in Vlaanderen en Brabant in gebruik waren. Termen als wullenampt (gilde van wolwevers), doec (doek/stoffen), gewant (laken), wulle (wol), doijckdreger (doekdrager/lakenwever), doicksnider (doeksnijder) en doickschaer (doekschaar) zijn er enkele voorbeelden van. Rond 1360 verschijnt de eerste vertaling van de Bijbel in Dietsche schrifture, de taal van het volk. Dit werd gedaan door Petrus Naghel, prior van het klooster van Herne (Halle-Vilvoorde). Meer dan honderd jaar later, in 1477, verschijnt in Delft de eerste gedrukte Bijbel in het Nederlands, waarvoor Naghels werk als basis diende. De kaart die in 1664 in Amsterdam door Joan Blaeu (1596-1673) werd uitgegeven was ontworpen en gemaakt door Vedastus Du Plouich (afkomstig uit Vlaanderen of Artesië) voor de cartograaf Henricus Hondius (1597-1651). Deze kaart draagt als oorspronkelijke titel DITIO CASLETANA IN COMITATU FLANDRIAE VULGO CASSEL AMBACHT. De kaart is dus niet door Blaeu gemaakt, maar was afkomstig uit Vlaanderen. Talloze werken van 'Dietse' herkomst vonden in hun oorspronkelijke of in een in taalkundig opzicht aan de Saksische verhoudingen aangepaste vorm hun weg naar bibliotheken en kwamen in bezit van de adel en burgerij in (Noord-)Duitsland. Het Middelnederlandse aandeel in de wereldlijke letterkunde van (Noord-)Duitsland zijn terug te voeren op Middelnederlandse dichtwerken afkomstig uit Frans-Vlaanderen. Te denken valt aan: Flos unde Blankeflos, Valentin unde Namelos, Der Verlorene Sohn, Reinout van Montalban en Gerart van Rosilun. Deze werken kwamen in de 16e eeuw via Vlaanderen-vaarders in Hamburg terecht. De 'lingua-franca' van het totale handelsgebied van de Hanze was het Middelnederlands en het daaraan verwante Middelduits. In het Hanzegied tussen Boulogne en Dantzig waren dit de twee nauw verwante talen, waardoor een eenheid binnen dit cultuurgebied ontstond met twee andere wezenlijke elementen: de godsdienst en de economie. (Bron: Nederlands-Nederduitse letterkundige betrekkingen in de Middeleeuwen. Dr.T.Sodman, in Jaarboek 7 Zannekin 1985). De oudste Hanzestad was ongetwijfeld St.Omaars, waar al in het begin van de 12e eeuw de Hanze gesticht was. Dietsland. Nog in de 19e eeuw spreekt Constant Jacob Hansen over Dietsland, dat het gebied is van Duinkerke tot Königsberg, een grondgebied van 17 miljoen inwoners. In 1833 was hij de oprichter van de Aldietse Beweging die een eenheidstaal tot stand wou brengen langs de hele Noordzeekust door een hereniging van het Nederlands en het Nederduits, die tot in de Middeleeuwen altijd één en dezelfde taal waren geweest. Een Fries reist door de Nederlanden in Frankrijk. 175 jaar geleden, op 12 september 1840, werd de Friese taalkundige en dialectoloog Johan Winkler (1840-1916) geboren. Zijn boek Oud Nederland is in 1888 in Den Haag uitgegeven. In dit werk beschrijft Johan Winkler taal en volkeren van de oude, historische Nederlanden van Friesland tot de Nederlanden in Frankrijk en in Duitsland. Zeer wetenswaardig is het relaas van zijn reis naar Frans-Vlaanderen in 1887. Johan Winkler maakt een unieke samenvatting van de situatie van land, volk en taal op het eind van de 19de eeuw. Toen kon men in Duinkerke, Sint-Winoksbergen, Hazebroek, Belle, Watten, allemaal steden die Johan Winkler bezocht, nog gezellig vertoeven zonder een woord Frans te spreken. In de streek van Kales (Calais) sprak men Nederlands. Winkler schrijft het volgende: "Nog ten huidigen dagen (1887) spreken de dorpelingen, de boeren en de arbeiders, die in Artesië langs de zeekust wonen, tussen Kales en Bonen (Calais en Boulogne sur mer) tot aan het rivierke de Canche en tot kaap Wittenes (Blanc nez zeggen de Fransen, Whiteness de Engelsen), hun Oud-Diets, hun Oud-Vlaams, hun oude landseigene goudspraak van het Nederlands". Een oud-Nederlander, een waar vaderlander en tevens een verdienstelijk geschied- en taalvorser, de heer G.P. Ross die in deze streek woont, meldt ons enige nadere bijzonderheden van die hedendaagse Dietse volksspreektaal langs de kust van Artesië (…). De streek van Kales nog Diets op ’t eind van de 19de eeuw, aldus de getuigenis van een Fries taalgeleerde. (Bron: Zannekin, 35e jg. 1e trimester 2017). Wilhelmus Johannes Maria Antonius Asselbergs, beter bekend onder zijn pseudoniem Anton van Duinkerken (Bergen op Zoom, 2 januari 1903 - Nijmegen, 27 juli 1968) was een Nederlandse dichter, essayist, redenaar en literatuurhistoricus. Met de keuze van zijn pseudoniem liet Asselbergs als literatuurhistoricus blijken, dat juist de omgeving van Duinkerken de bakermat van het Diets en het Nederlands was. En zo zijn er nog veel meer voorbeelden (zie onder bij feiten en feitjes) te geven van uit het zuiden afkomstige 'Nederlandse' gebruiken, gewoonten en erfenissen. Zie ook bij Holland. Godfried van Boulogne. Het is ook een historisch vaststaand feit dat Godfried van Boonen, de leider van de Eerste Kruistocht, zowel Frans als Diets (zijn moedertaal) sprak. Godfried kwam van Boulogne en niet van Bouillon, dat is een onjuiste opvatting *)zie onder het verhaal van de Zwaanridder. De moeder van Godfried was de Heilige Ida van Boonen die in 1090 een Benedictijnen abdij stichtte in Broeckham. Deze abdij bezat twee liturgische handschriften in de Dietse taal. Ida werd een Dietse heilige genoemd. Zij stichtte ook de Dietse abdij van O.L.Vrouw van Cappel. Zij is overleden in 1113 en begraven in Waast. Godfried was opgevoed 'op de grens van twee volkeren' en sprak beide talen. Hij stond bekend als een Dietse ridder, de "Dux Teutonicus". Godefroy parlant notre 'westvlaemsch', schrijft Emile Coornaert.Die hele streek en het graafschap Gizene (Guînes: comitum Ghisnensium) was toen volkomen Diets. Het Diets werd naast het Latijn ook wel de lekentaal genoemd, de linga laicalis, de taal van het volk. In Audruicq (rond 1300 Aldervicum geheten, in het Nederlands: Ouderwijk) werd nog Nederlands gesproken in 1728, in Vieille Eglise (Oudekerke) zelfs nog tot 1897. Tot in het begin van de 20e eeuw kon je op de markt van St.Omaars meer Vlaams dan Frans horen. De bekende Friese taalkundige Johan Winkler (1840-1916), op bezoek in Sint-Omaars, getuigt in zijn beroemde boek Oud Nederland, verschenen in 1888: "Ten marktdage, op de markt van Sint-Omaars. en hoort men byna niet anders als Vlaamsch". In 1124 wordt Jan I van leper tot abt van de St.Bertijnsabdij te St.Omaars verkozen. Hij was welsprekend in de Dietse taal. Abt Jan III van de Sint-Bertijnsabdij van Sint-Omaars steunt in 1208 Willem en de andere Vlaamse monniken van de abdij van Anderen (Andres) in hun strijd voor een Nederlandstalige abt. Het graafschap Gizene was in die twaalfde en dertiende eeuw duidelijk een zuiver Nederlandstalig gebied was. We kunnen uit het hierbovenstaande concluderen dat Diets, Teutoons (lingua Teutonica), Westvlaams, Picardisch en Nederlands een overeenkomstige taal was. ![]() Robrecht van Kassel was een zoon van Robrecht van Bethune of de Leeuw van Vlaanderen (zoals Hendrik Conscience hem noemde) en Yolande van Nevers. Een geheel Franse adelijke familie. Kassel is hier Cassel in Frans-Vlaanderen en niet in Duitsland. Hij heeft z'n sporen op diverse Europese slagvelden verdiend en moet over een sterke lichaamsbouw en een flink uithoudingsvermogen beschikt hebben. Uit de studie van Carlier weten we dat Robrecht van Kassel of Vlaanderen (zoals hij ook wel eens genoemd wordt) vertrouwd was met de Vlaamse zeden en instellingen. Ook was hij de taal, het Diets, machtig. Dit in tegenstelling met z'n oudere broer, Lodewijk. Robrecht overleed in 1331 in Waasten (Warneton), gelegen in België tegen de Frans-Belgische grens, tussen Ieper en Lille. Zijn weduwe liet een grafzerk van zwart marmer maken en liet zijn lichaam bijzetten in de kerk van Waasten. Daar rust hij nog altijd. De bronnen staan open... De bronnen staan open voor wie ze maar wil bezoeken: opgravingsplaatsen binnen de stad (Valensijn, St.-Kwintens), in het open veld (Preure, Vron, Caours, Namps, Wallers), waar het verleden herrijst, dat men 'Merovings' noemt, omdat men niet wil weten dat het Frankisch of Saksisch is. Abdijen: Malbode, St.-Amands-aan-de-Skarpe, St.-Rikiers, Korbie, waar de Dietse cultuur haar eerste vruchten opleverde. Bibliotheken: (Valensijn aan de spits), waar de allereerste documenten van onze allereerste Dietse letterkunde ontdekt werden. In dit land, ons land, grenzen slagvelden aan elkaar, waar het lot der Nederlanden zich in voor- en tegenspoed afspeelde: Boevingen en Pevelenberg, beide aan de Marke, Boevingen, edele nederlaag, Pevelenberg, gewijd door het offer van Willem van Gulik, Enkengate, waar Franse koningen driemaal achtereenvolgens door de Nederlandse legers verslagen werden, St.-Kwintens, waar Egmont zegevierde, Rimbehem, waar koning Lodewijk, Gormond en lsembard samen in de legende opgingen. Deze bedevaart, die geen einde vindt, voert tot de grens, langs de Scheldebron door de Diets bewuste premonstratenzers van de St-Maartensbergabdij in een edel opschrift, dat van Nederlandse grootheidszin en trots getuigt, verheerlijkt - Scheldebron, adelbron - waaruit Jozeken Desprez, prins der toondichters, met het leven de bezieling putte, waar het geluk genoot van een andere prins van schoonheid, Cyriel Verschaeve, te mogen begeleiden, tot de Zommebron, stroom van de grensmoerassen. (Bron: Jaarboek 42 Zannekin, p.58). Jacob van Maerlant. Jacob van Maerlant was de vader der Dietse dichtren algader. Bij hem zijn nog een aantal oorspronkelijke taalkenmerken van het Diets terug te vinden. Bij het overschrijven ervan door latere kopiïsten werden een aantal eigen kenmerken vervangen door woorden van hun eigen taal en voor de lezers begrijpelijk waren. Deze 'vertalingen' geven soms een verkeerde inhoud van de tekst weer, waardoor er een andere betekenis aan de zin werd gegeven. Enkele voorbeelden van een andere betekenis zijn: fraai voor braaf, duchten voor opletten, ijdel voor leeg. Voorbeelden van wijziging van woorden waarvan men de betekenis niet kende, maar daardoor de betekenis van de zin veranderde: moeie is niet vermoeid, maar is tante, algelyk is niet 'allen gelijk', maar benadrukt juist de tegenstelling toch, voeting is niet voeding, maar fundering. Denk aan 'de voet van een bouwwerk'. Er zijn nog veel meer voorbeelden te geven. Zo is 'koppe' in Frans-Vlaanderen een spin. In Brabant gebruikt men wel het woord 'spinnekop' voor een spin, waarin dat 'kop' terugkomt. 'Brigge' is brug dat dicht bij het Engelse 'bridge' staat. Een 'schrijne' is een kist, 'zole' is een ploeg, 'vroom' is sterk en 'kindkers(t)en' is dopen, waarin we nog het 'kind kerstenen' herkennen. ![]() Kaart van het Westvlaamse taalgebied en de verschuiving van de taalgrens. Deze kaart geeft precies het missiegebied van St.Willibrord weer. (klik op de kaart voor een vergroting) Net als de door de Romeinse schrijvers genoemde Germaanse stammen zijn uitgesmeerd over heel Europa tot in Hongarije en Rusland, zijn ook de literaire werken uit Frans-Vlaanderen uitgesmeerd over Europa en worden nu niet meer als Frans-Vlaams Erfgoed herkend en erkend. Voor Duitsland hebben de sprookjesschrijvers de gebroeders Grim daarin een kwalijke rol gespeeld. Zij trokken het Frans-Vlaamse verhaal 'Rithmus teutonica' over koning Lodewijk naar Duitsland, dat daar het Ludwigslied werd. Gelukkig vermelden de betere websites dat het oorspronkelijk uit Valenciennes (Fr) kwam. Samen met de verspreiding van plaatsnamen, de verering van heiligen en verschillende gebruiken, heeft ook de literatuur deze streek verlaten en is op de nieuwe plaats inheems gedacht. En Dat ondanks dat juist in Noord-Frankrijk (departementen Nord en Pas-de-Calais) er een wisselwerking bestond en bestaat tussen het Romaans en het Germaans. Die wisselwerking is al aantoonbaar voordat het Nederlands en Nederland bestaan en vond plaats tussen het Pikardisch en westvlaams, een algemeen Diets genoemd. In alle domeinen van het Nederlands vindt men leenwoorden afkomstig uit Frans-Vlaanderen. Er zijn veel voorbeelden van te geven (zie o.a. hiernaast). Met de opkomst van de schrijftaal begint vanaf de 12e eeuw in het Franse en later ook in het Nederlandse taalgebied een standaardiseringsproces op gang te komen, dat in beide taalsystemen leidt tot een interne differentiatie tussen de plaatselijke omganstaal en de standaardtaal. Veel kopiïsten menen bij het overschrijven van teksten afkomstig uit andere gewesten een aantal eigenaardigheden te moeten vervangen door overeenkomstige kenmerken van hun eigen taal. Deze 'taalmenging' brengt uiteraard ook verschillende fouten voort. Het Roelandslied is Vlaams Erfgoed. In een gedegen studie heeft Prof. Jozef Luciaan de Prince 'De Dietse oorsprong van het Roelandslied' (L'Origine Thioise de la Chanson de Roland) aangetoond. Het is onmiskenbaar van Vlaamse oorsprong. Niet alleen het woordgebruik van Vlaamse (Dietse) woorden toont dat aan, maar ook de plaatsen die erin genoemd worden. Veel geleerden die het hebben onderzocht, waaronder prof.dr. J.van Mierlo, vonden geen oplossing omdat zij hun onderzoek beperkten tot Frankrijk, soms tot Duitsland. Zij dachten er evenwel nooit aan Vlaanderen in hun navorsingen te betrekken. Dat heeft J. de Prince nu wel gedaan en alle puzzelstukjes vielen op hun plaats. Het Roelandslied dat doorgaat voor het eerste en mooiste meesterwerk in de Franse letterkunde, blijkt in het Diets in Vlaanderen te zijn ontstaan. ![]() De sage van de Zwaanridder werd waarschijnlijk van Kleef naar Nijmegen over geplant, mogelijk op dezelfde tijd dat zij te Kleef ontstond, mogelijk ook enige tijd later. Koenraad van Wurzburg, die tussen 1250 en 1287 werkte, heeft haar vermoedelijk het eerst aan Nijmegen toegeschreven vanwege de daar aanwezige machtige en alom bekende burcht van Frederik Barbarossa. *) Het huis van Bouillon kwam niet uit het Belgische Bouillon, maar uit Boulogne (Bononia - Boonen) in Frans-Vlaanderen. In het Belgische Bouillon hadden zij wel bezittingen, zoals het daar gelegen kasteel, maar het geslacht kwam uit Boulogne. Vandaar dat dit vaak voor verwarring zorgt. Godfried van Bouillon (Boulogne-sur-Mer of Baisy-Thy, 18 september 1060 - Jeruzalem, 18 juli 1100) was (als Godfried IV) hertog van Neder-Lotharingen (van 1089-1100) en één van de leiders van de Eerste Kruistocht. Hij werd tevens uitgeroepen tot de eerste koning van het koninkrijk Jeruzalem maar weigerde die titel. Godfrieds ouders waren graaf Eustaas II van Boulogne en Ida van Verdun, zuster van hertog Godfried met de Bult die hem in 1076 had aangeduid als zijn erfgenaam. Keizer Hendrik IV van het Heilige Roomse Rijk echter besloot het hertogdom aan zijn eigen zoon Koenraad te geven en enkel Bouillon en het markgraafschap Antwerpen aan Godfried. In augustus 1096 sloot hij zich, samen met zijn broers Eustaas en Boudewijn van Boulogne (de latere Boudewijn I van Jeruzalem), aan bij de Eerste Kruistocht en vertrok met een leger van 40.000 man, dat onderweg nog aangevuld werd met heren en ridders, maar ook veel avonturiers, tot een leger van 100.000 man. Jeruzalem werd in 1099 veroverd, de stad en haar inwoners werden daarbij blootgesteld aan brute plunderingen, moorden, verkrachtingen en vernielingen. ![]() Het Graafschap Vlaanderen in de 9de en 10de eeuw. Let op de "Zone de poldérisation" aan de kust. Dit is het gebied dat Plinius (zie daar) beschreef en waar het 'Eiland van de Bataven' (zie daar) lag. Precies in dit gebied predikte St.Willibrord, Ludger, Lebuinus en anderen en werd Bonifatius vermoord. |