Terug naar de beginpagina. | Naar het overzicht in het kort. |
![]() 1521: eerste gedrukte uitgave van de Vita Karoli Magni. Einhard (Eginhard) wordt in de historische literatuur ook wel de secretaris en persoonlijke vriend van Charlemagne genoemd. Daaraan mag sterk getwijfeld worden aangezien hij enkele essentiële zaken van Karel de Grote toch niet weet. De 'Vita Karoli Magni' schreef hij overigens ook pas zo'n 20 jaar na het overlijden van Charlemagne. Over de levensbeschrijving van Einhard, zoals die is overgeleverd, zijn de nodige vragen te stellen met name over de authenticiteit van deze vita. De eerste voor de hand liggende vraag is "Waarom zo lang gewacht voor het schrijven van een Vita van een persoon die hij zo bewonderde?" "En waarom zo'n beperkt verhaal als hij zegt zoveel van hem te weten?" Voor iemand die Charlemagne waarschijnlijk nog persoonlijk gekend heeft, in elk geval in zijn tijd geleefd heeft, staan er ook teveel onjuistheden en zelfs fouten in dit boekje. Dat was ook de reden waarom men lange tijd aan de echtheid van deze "Vita' getwijfeld heeft. M.Halphen vindt het ook niet aannemelijk dat Einhard een vertrouweling van Charlemagne geweest zou zijn (zie: Études Critiques sur l'Histoire de Charlemagne. Paris 1928, p.75 ). Dan zou hij zeker een aantal zaken hebben geweten die hij nu niet noemt of waar hij zich iets over afvraagt. De 'Vita Karoli Magni' is vermoedelijk geschreven tussen 830 en 836 aan het hof van Lodewijk de Vrome, de zoon en opvolger van Charlemagne. Deze is verloren gegaan. De versie waar men nu over beschikt komt uit de 12de of zelfs pas uit de 13de eeuw en is dus een kopie. Deze is zeker aangepast, immers er staan zaken in die Einhard in zijn tijd nog niet kon weten, zoals gegevens van Tacitus over de Bataven. Het werk van Tacitus is overigens pas in de 15de eeuw teruggevonden. Tacitus is de enige die 'het eiland der Bataven' noemt. Na de Romeinen verdwijnen de Bataven uit de schriftelijke bronnen tot 'het eiland der Bataven' weer opduikt bij Einhard. In de tussentijd heeft niemand daar over geschreven of het als zodanig genoemd. Het is overduidelijk dat Einhard met de persoonsverheerlijking van Charlemagne het algemene gevoel van die tijd beschrijft. Charlemagne was toen ruim 20 jaar dood en men verlangde duidelijk terug naar de tijd van het machtige Karolingische Rijk met de krachtige vorst Charlemagne. Dat werd zeker versterkt aangezien zijn zoon en opvolger Lodewijk de Vrome het rijk danig heeft laten verloederen. Na die tijd viel het rijk al spoedig in drie delen uiteen, welke verdeling al sinds 806 in het verschiet lag, toen Charlemagne zijn rijk al onder zijn 3 zoons verdeelde. Die verdeling ging in 814 niet door, aangezien 2 zoons al overleden waren. Omdat er tot wel 80 kopieën bestaan, meestal geklassificeerd in 'classe' A1 en A2, B1 en B2 en C, blijkt het al om overgeschreven exemplaren te gaan. Opmerkelijk is overigens dat deze kopieën van elkaar verschillen, wat voor de kritische onderzoeker interessante perspectieven opent. Vaak betreft het slechts namen die verschillend geschreven worden, maar ook andere zaken zijn niet altijd gelijk. Hieruit blijkt dat de verschillende kopieën aangepast zijn aan de tijd. De originele handschriften zijn echter verdwenen. Men weet dus niet meer wat er in het authentieke handschrift van Einhard heeft gestaan, wat is weggelaten en wat is toegevoegd. Van enkele zaken kunnen we dat overigens exact vaststellen (zie hiernaast). Het oudste gedrukte exemplaar stamt uit 1521 en toen hadden verschillende mythen zich al in alle omvang verspreid in de historische literatuur. De waarde van de getuigenis van Einhard moet men flink relativeren. Het is wel duidelijk dat Einhard van enkele Romeinse geschriften (o.a. Suetonius wordt als bron genoemd) gebruik heeft gemaakt, waarvan hij de tekst soms letterlijk overgeschreven heeft. Hoe betrouwbaar is die tekst dan? Te vaak blijkt dat hij ook slordig en lichtvaardig met zijn bronnen is omgegaan, slechts om Charlemagne nog grootser te maken dan de Romeinse keizers Caesar en Augustus. Ook de vele verwijzingen naar Bijbelse gebeurtenissen wijzen hierop. Niet vergeten mag worden dat hij een 'hofschrijver' was, die schreef in opdracht van zijn broodheer (Lodewijk de Vrome, de zoon van Charlemagne). Einhard noemt zo vaak die alom geëerde grootsheid van Charlemagne dat het overdrevene er vanaf druipt. Maar zijn misstanden noemt hij nauwelijks of praat die goed onder het mom van de kerstening van het ware geloof. Menig maal doet Einhard de historische waarheid geweld aan door zaken te vernoemen die hij beslist niet geweten kan hebben, omdat die pas nadien ontstaan zijn (zie voorbeelden hierna en hiernaast). De vraag is dan ook gerechtvaardigd of deze 'Vita' wel door Einhard zelf geschreven is of slechts aan hem toegeschreven werd om het vertrouwen van de lezer te wekken dat een tijdgenoot van Charlemagne over hem schrijft. Wellicht in oorsprong wel, maar deze vita is nadien zeker aangepast, zoals dat van meer teksten bekend is. Er wordt ook al langer getwijfeld aan de juistheid van deze levensbeschrijving. Zie o.a. wat F.L.Ganshof daarover schreef. Zo zou Einhard waarvan we mogen aannemen dat hij rond 776 geboren is (hij vermeldt immers zelf dat hij in 836 zestig jaar was) in 788 liefst 6 charters geschreven hebben. Hij was toen 12 jaar! Dat gelooft toch niemand? Het is overigens ook bekend dat de indeling in hoofdstukken niet van Einhard zelf is, maar van de abt Walahfried van Reichenau en van na 840 is. Dat was dus al de eerste modificatie van de tekst van Einhard. Hoeveel er in de meer dan 80 handschriften nadien is aangepast is moeilijker aan te tonen. Dat het aanpassen gebeurde kan men wel als een zekerheid beschouwen. Het was de gewone gang van zaken in de Middeleeuwen. Die historische waarheid geldt ook voor Einhard zelf. Einhard zou in het bezit geweest zijn van de abdij van St.Servaas in Maastricht. Maar in zijn tijd stond St.Servaas nog steeds te boek als bisschop van Tongeren. Pas in de 10e eeuw wordt hij voor het eerst als bisschop van Maastricht genoemd door Heriger, monnik en later abt van de abdij Lobbes. En zo zijn er wel meer onvolkomenheden aan te tonen in de Vita Karoli Magni van Einhard (zie hiernaast), waarvan we nu weten dat hij dat toen (in begin 9e eeuw) niet geweten kon hebben en waaruit dus ondubbelzinnig is vast te stellen dat de teksten van latere tijd of gemodificeerd zijn. De teksten bieden voor historisch geografische gegevens derhalve geen houvast en dus zijn we aangewezen op andere teksten en de archeologie. En die zijn wat Nijmegen betreft wel duidelijk. Uit de tijd van Charlemagne heeft men er niets gevonden. Door de levensbeschrijving van Einhard werd Charlemagne ten onrechte op een voetstuk geplaatst. Zijn 'Vita Karoli Magni' getuigt niet van een objectieve levensbeschrijving. ![]() ![]() Einhard maakt in zijn 'Vita Karoli Magni' denigrerende opmerkingen over jaloezie, gierigheid en laksheid van de Merovingische vorsten. Het was slechts bedoeld om Karel de Grote op te hemelen en te kunnen verheerlijken als deskundig en getrouw vorst. De waarheid is dat Karel de Grote geen haar beter was dan Clovis of Chlotarius aan wie hij overigens zijn rijk te danken had.
|
De "Vita Karoli Magni"geschreven door Eginhard (bij ons Einhard genoemd) is voor de Nijmeegse traditie altijd beschouwd als historisch goud, maar kent enkele problemen.
Vertaling: (Karel liet nieuwe paleizen bouwen) "zowel de villa die Ingelheim heet, alsook te Nijmegen aan de rivier de Waal die het eiland van de Bataven in het zuiden voorbij stroomt" In deze zin, en dat zal geen mens ontkennen, wordt met Noviomagi duidelijk Nijmegen bedoeld, de plaats waar Charlemagne dan ook een paleis zou hebben laten bouwen. Probleem is echter dat van dat paleis in Nijmegen archeologisch nooit enig spoor is teruggevonden, terwijl het er ruim 400 jaar gestaan moet hebben. Met deze ene zin meenden de historici een gouden bewijs in handen te hebben voor de identificatie Noviomagus is Nijmegen, ware het niet dat wat Einhard hier schrijft, volkomen onbetrouwbaar is. Noviomagi(us) wordt door Einhard in het begin van de Vita Karoli Magni twee keer genoemd: 1. als plaats waar Karel de Grote gekroond werd tot koning van de Franken en 2. in de hierboven vermelde tekst. De eerste vermelding heeft duidelijk betrekking op Noyon, dat immers onmiskenbaar als kroningsstad overbekend is; bij de tweede vermelding zou het Nijmegen zijn. Immers, zeggen historici, Einhard maakt onderscheid tussen de twee Noviomagi door bij de tweede te vermelden dat het aan de Waal en bij het Eiland van de Bataven lag. En dat is nu het probleem. Die vermelding over Noviomagus aan de Waal komt verder nergens meer voor. Het is steeds gewoon Noviomagi(us). Waarom dan die ene keer er dat zo nadrukkelijk bij vermelden dat het Noviomagus aan de Waal bedoeld is? Bijkomende problemen zijn: 1. is de vertaling van Vahalem met Waal wel juist? Lees meer over de Waal. 2. Was het Eiland van de Bataven wel de Betuwe? Lees meer over de Bataven. Het zou betekenen, als de historici gelijk hebben, dat Karel de Grote twee paleizen Noviomagus had: een in Frankrijk en een in Nederland. Zou Einhard om verwarring te voorkomen dan bij dat paleis in Nederland opzetterlijk vermeld hebben dat het aan de Waal lag? Maar waarom dan niet bij de overige vermedingen van Noviomagus? Waarom wordt daar nergens meer onderscheid gemaakt tussen beide Noviomagi? Dat was zeker nodig geweest om verwarring te voorkomen in welk Noviomagus Karel de Grote dan verbleef. Het heeft ook veel belang om de veldtochten en/of reizen van Karel de Grote te kunnen achterhalen. En dat nu is het volgende probleem. Vertrok hij uit Nijmegen of uit Noyon als hij aan de kust de Noormannen bestreed? Kwam hij aan in Nijmegen of in Noyon toen hij uit Aquitanië terugkeerde in het Frankische Rijk. Hoorde Nijmegen bij het Frankische Rijk en lag Nijmegen in Francia? En er zijn meerdere zaken in het Vita Karoli Magni die onjuist, dus onbetrouwbaar zijn, zoals hierna zal blijken. Deze zin is zo goed als zeker een interpolatie van een latere kopiïst, toen de mythe alom had postgevat, dus van na de 15e eeuw. Het was ook de Nijmeegse Kanunnik Willem van Berchen die in 1480 voor het eerst iets schrijft over de aanwezigheid van Karel de Grote in Nijmegen. Zijn verhaal zit vol onjuistheden en mythes en is volstrekt onbetrouwbaar. Toch wordt zijn verhaal in Nijmegen nog steeds gevolgd als ultieme waarheid, al ontbreekt het in het Bronnenboek van Nijmegen. Waarom is deze tekst van Einhard onjuist? In de Vita Karoli Magni wordt vermeld dat Karel de Grote nieuwe paleizen liet bouwen, een in Nijmegen en een in Ingelheim. In Nijmegen heeft men deze tekst altijd opgevat als het ultieme bewijs dat het nieuwe paleis in het jaar 777 voltooid was en in Nijmegen stond. Lees meer over het jaar 777. Echter in de Annales Regni Francorum (ARF) wordt in het jaar 774, dus 3 jaar eerder, al vermeld dat Karel de Grote een plaats bereikt die Ingilinhaim wordt genoemd (afschrift A1 schrijft Ingelheim; B2 hengilinheim; B4 ingilinahim; B5 Ingelingam; C3 ingelhaim en D3 ingilinheim) en hij er de Saksen bestreed. Met rijke buit keerde Koning Karel weer terug naar het Frankische Rijk. Uit andere teksten blijkt dat het Frankische Rijk ook Francia wordt genoemd. We kunnen hieruit al meerdere conclusies trekken of vragen stellen: 1. Karel bereikt de plaats Ingelheim. Het woord bereiken ('pervenisset') houdt in dat er een lange reis aan vooraf gegaan is. Ingelheim werd na een lange reis bereikt en lag ook buiten het Frankische Rijk. Anders kan er ook geen sprake zijn van terugkeren naar het Frankische Rijk. 2. Stond er toen al buiten het Frankische Rijk een paleis in Ingelheim, immers waar verbleef Karel de Grote met zijn gevolg? Legerde Karel de Grote in een tent in het bos? Verblijven heeft (volgens Van Dale) betrekking op een woongelegenheid. Was het paleis in Ingelheim al voltooid? Dan liet Karel het niet pas in 777 bouwen. 3. Woonden de Saksen dan bij Ingelheim in Rijnland-Palts (zuid-westen van Duitsland) aan de Rijn? Of kwamen zij vanuit Noord- of Oost-Duitsland naar het zuiden of westen (het is maar in welk gebied de historici de Saksen traditioneel plaatsen) om tegen de Franken te strijden? 4. Waar haalden de Franken dan die rijke buit vandaan? Droegen de Saksen die rijke buit bij zich? Of werd die rijke buit geroofd uit hun huizen, toen de Saksen verslagen waren? Het is wel duidelijk dat deze tekst, indien juist gelezen, vele vragen oproept die de traditionele geschiedenis weerspreekt. Nog meer opvallende zaken. Zo is het opvallend dat dit belangrijke Noviomagus van Karel de Grote in de tekst van Einhard nadere toelichtingen nodig blijkt te hebben. Er wordt specifiek bij vermeld dat het aan de Vahalis lag, die het eiland van de Bataven in het zuiden voorbijstroomt. Was dit paleis dan zo onbekend? Of wilde de kopiist met deze toelichting iets bewijzen? Van de Bataven had men in de tijd van Karel de Grote geen enkele notie. Die naam verdween in de 4e eeuw! Van de Peutingerkaart kon men het ook niet weten, want die werd pas eind 15e eeuw 'teruggevonden', maar daar staan de Bataven niet op, slechts Patavia. Op de Peutingerkaart blijkt dit Noviomagus aan de verkeerde kant van de Vahalis te liggen. Een opmerkelijke fout. En waarom wordt dat zo belangrijke paleis Noviomagus als tweede genoemd na Ingelheim? Was het toch niet zo belangrijk of bekend vanwege de toevoegingen? Maar nog belangrijker en tevens het grootste probleem: van dat paleis is in Nijmegen is geen enkel archeologisch bewijs gevonden. Het paleis dat omschreven wordt als groots en belangrijk en van een ongekende pracht en praal, heeft er dan bijna 3 eeuwen gestaan, maar er is geen steen van teruggevonden, nog geen scherf! Het heeft er dan ook NOOIT gestaan. Ook de palts van Ingelheim die in dezelfde zin wordt genoemd, bestond in de tijd van Karel de Grote niet. De oudste archeologische vondsten zijn van na het jaar 900. Verder geeft ook de Peutingerkaart toch een andere beeld. Daarbij stroomt de Patabus (wat algemeen als de Waal wordt opgevat) ten zuiden van Nijmegen. En Nijmegen, dat de hoofdstad van de Bataven zou zijn, ligt op die kaart dan wel in de Patavia wat men op het land van de Bataven houdt, maar in werkelijkheid niet in de Betuwe, wat men voor de Patavia houdt. Vandaar dat men het Eiland van de Bataven wat heeft opgerekt, zodat Nijmegen er wel binnen ligt. J.E.Bogaers houdt dan ook de Maas voor de Patabus. Maar dan klopt de zin van Einhard ook weer niet, want daar staat toch duidelijk Vahalis en niet Mosa. En zolang er geen ander bewijs dan de Peutingerkaart bestaat dat Nijmegen ooit Noviomagus heette, zal men ook dit bewijs moeten schrappen. Ook kan er twijfel bestaan over dat 'in het zuiden'. Als deze windrichting gebaseerd is op de Peutingerkaart (wat enkele historici menen.) kan dit niet van deze kaart afgeleid zijn. Immers van de Peutingerkaart zijn geen windrichtingen te herleiden. Daarvoor is deze kaart te schematisch, bovendien staat ze vol aantoonbare fouten. Zie bij Peutingerkaart. Conclusie: in Nijmegen heeft men geen enkel bewijs dat er ooit een palts van Karel de Grote heeft bestaan.![]() Zowel in Nijmegen als in Ingleheim stond ten tijde van Karel de Grote geen Karolingisch paleis. Odanks meerdere progingen is zowel in Nijmegen als in Ingleheim het bestaan van een Karolingisch paleis archeologisch aangetoond. Er bestaan van Ingelheim wel aansprekende tekeningen, maar wat men daarop laat zien is niet uit de 8e eeuw, maar uit de 12e eeuw. De waarheid zal zijn dat Frederik Barbarossa beide paltsen liet pas bouwen en in Nijmegen herstelde wat de Romeinen hadden achtergelaten, zoals de gedenksteen die hij liet maken duidelijk vermeld. De zogenaamde Karolingische Kapel, het oudste stenen bouwwerk in Nijmegen (en van Nederland), stamt aantoonbaar uit 1085. Deze kapel werd tot in de 20e eeuw aanvankelijk heidense (?) kapel genoemd (gebouwd door de Romeinen die men als heidenen beschouwde) en heette daarna Karolingische kapel. Momenteel heet deze kapel de Ottoonse kapel. Hiermee is overduidelijk aangetoond dat de geschiedenis is gaan schuiven en dat de Nijmeegse mythe heeft opgehouden te bestaan. Met de naam Ottoonse kapel erkent Nijmegen de valsheid van de Karolingische periode. In Ingelheim is ook niets gevonden uit de tijd van Charlemagne. De oudste archeologische vondsten zijn van ná het jaar 900, vermoedelijk zelfs nog later en wel uit de 11de eeuw. De archeologie stond ook hier onder zware druk van de traditie en de historische opvattingen. Uit de vermelding van de paltsen Noviomagi en Ingelheim is dan ook op te maken dat de oorspronkelijke tekst van Einhard aangepast is aan de later ontstane situatie en de toen heersende opvattingen. Zowel Nijmegen als Ingelheim bestonden in de 8e eeuw niet als plaats, ook dat staat archeologisch volkomen vast. Er zijn geen domeinen bekend rondom Nijmegen, die er beslist geweest moeten zijn, als in Nijmegen een Karolingisch paleis heeft gestaan. Charlemagne ging ook nooit alleen op reis. Zijn hele hofhouding en gevolg bestond vaak uit meer dan 1000 (duizend) personen, inclusief zijn omvangrijke familie die altijd mee op reis ging. Waar hebben die gewoond in Nijmegen? Waar woonden de werklieden die het paleis bouwden? Van een omvangrijke hofhouding is niets gevonden en ook tekstueeel niets gebleken. Ook in de (verre) omgeving van Nijmegen zijn geen bewijzen te vinden van een paleis aldaar in de 8e eeuw. Nijmegen heeft geen Karoligische traditie gehad, wat het gemis van een bisschopszetel wel bevestigd. We kunnen slechts de conclusie trekken dat de archeologie deze zin van Einhard dus faliekant tegenspreekt. Einhard kan dus nooit geweten hebben wat hij schrijft, een latere kopiïst echter wel. Daarmee is aangetoond dat de tekst van Einhard een falsum is, waar beweringen aan zijn toegevoegd. Aangezien Nijmegen pas na 1283 voor het eerst Noviomagus werd genoemd, is het aangepaste afschrift van de tekst van Einhard dus van na die tijd. Ten aanzien van beide paltsen bestaat de opvatting dat Frederik Barbarossa deze liet herstellen. Van die in Nijmegen is momenteel wel vastgesteld, ook door een aangebrachte herdenkingssteen en oorkonde, dat dit op een groot misverstand berust. Dat geldt ook voor Ingelheim, waar nu archeologisch is vastgesteld dat er geen enkel archeologisch relict te vinden is uit de tijd van Charlemagne (9e eeuw). Bovendien zijn er veel tekstuele bewijzen dat het Noviomagus van Charlemagne niet Nijmegen was, maar Noyon. Dat heeft Albert Delahaye als eerste en belangrijkste stelling in zijn onderzoek ondertussen wel aangetoond. Het wordt door serieuse historici momenteel ook aanvaard, behalve in Nijmegen waar men tegen beter weten in, steeds nieuwe uitvluchten verzint. ![]() Onjuistheden in de tekst van Einhard. Neemt men de hele "Vita Karoli Magni" (VKM) door, dan blijkt deze vrij veel controleerbare onjuistheden te bevatten. Daarmee wordt aangetoond dat de tekst van Einhard gemodificeerd is, ofwel door een kopiïst is aangepast aan later bestaande situaties. Dat de tekst waarover we beschikken een afschrift is, is wel zeker. Er bestaan meerdere kopieën die van elkaar verschillen. F.Kurze heeft er een uitgebredie studie van gemaakt en noemt de volgende afschriften: A1. A 2. B 1. 2. 3. 4. C 1. 2. 3. 4. D1. 2. 3. E 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. Bij elkaar dus 22 verschillende afschriften, die in mindere of meerdere mate van elkaar verschillen. De vraag is alleen in welke tijd is elk afschrift tot stand gekomen en door wie is het gemaakt? De tekst van Einhard moet daarom als een falsum beschouwd worden. De originele tekst is namelijk niet bekend. Waar wij over beschikken zijn slechts afschriten. Naast de Vita Karoli Magni beschikken we ook over de Annales Regni Francorum (ARF) die over dezelfde periode handelt en over dezelfde jaren deels dezelfde informatie geeft. Lang ging men ervan uit dat de ARF ook door Einhard (in elke geval deels) geschreven was. Daarover ontbreekt echte alle bewijs. Het was een aanname die niet op inhoudelijke bewijzen gestoeld was. Tussen de VKM en de ARF blijken de nodige verschillen te bestaan en het is juist interessant om die verschillen met elkaar te vergelijken. De Vita Karoli Magni bevat enkele onverklaarbare fouten. Deze zijn echter wel te verklaren als men ervan uitgaat dat de tekst meerdere keren overgeschreven is, waarbij de kopiïsten de voor hen onbegrijpelijke zaken hebben vervangen door hen wel bekende zaken. Maar er zijn meerdere slordigheden, onjuist- en onduidelijkheden te constateren in de tekst van Einhard. In hoofdstuk 18 schrijft Einhard dat de eerste vrouw van Charlemagne door hem om onbekende redenen na een jaar verstoten werd. Deze wettelijke eerste vrouw was de dochter van de Longobardische koning Desiderius en wordt daarom vaak Desiderata genoemd, al is die naam verre van zeker. Dat er onbekende redenen waren tot deze verstoting is onjuist, immers in de kronieken van het klooster St.Galliën wordt vermeld dat ze verstoten werd omdat ze onvruchtbaar was en ongeneeslijk ziek (zie noot). Ook hier doet Einhard Charlemagne weer mooier voorkomen dan hij in werkelijkheid was. Overigens kan het 'repudiavit' naast verstoten ook 'scheiden van' betekenen. Einhard zal zeker bedoeld hebben dat Charlemagne zich liet 'scheiden van' zijn eerste vrouw om te kunnen trouwen met Hildegard. Dat maakt de gebeurtenis in 770 wat minder zwaar dan 'verstoten'. De reden van de verstoting was ook zeker een politieke door de gebeurtenissen in Italië. Uit wraak voor deze verstoting van zijn dochter die door Desiderius als een belediging werd opgevat, nam Desiderius Gerberga, de weduwe van Karels broer Carloman I, in bescherming en erkende haar zonen als zijn erfgenamen. Hij verklaarde tevens de oorlog aan de paus van Rome omdat die weigerde Gerberga’s zonen tot koning te kronen. De paus wist Charlemagne ervan te overtuigen (van) zijn eerste vrouw te verstoten (te scheiden?) en ook in 773 een oorlog te beginnen met de Longobarden. Overigens waren beide broers Karel en Karloman getrouwd met 2 zusjes, beide dochters van Desiderius. (noot) Hoe constateerde men toen dat iemand ongeneeslijk ziek was? Blijkbaar omdat ze kort daarna is overleden. Waaraan blijft een vraag al dringt zich wel een 'vergiftiging' op, aangezien Charlemagne 'van haar af moest' om te kunnen trouwen met Hildegard. Overigens maakt traditioneel Nederland van dit Viltaburg de stad Utrecht. Maar ook die ligt niet aan de Oostzee, waarmee de mythe van het Trajectum van St.Willibrord te Utrecht nog eens wordt onderstreept. Bijbelse symboliek en beeldspraak in de Vita Karoli Magni. In de Vita Karoli Magni worden een aantal keren opvallende zaken genoemd, die geheel overeenkomen met gebeurtenissen zoals die in de Bijbel beschreven zijn. Einhard heeft met deze Bijbelse symboliek zeker een bedoeling gehad. Wilde hij hiermee de grootsheid van Charlemagne benadrukken, die de grootsheid van Christus benaderde? Dat hij in zijn beschrijving de gebeurtenissen soms net iets anders weergeeft zal slechts te maken hebben met het feit geen heiligschennis te willen plegen ten aanzien van Jezus Christus en de Bijbel. De overeenkomsten en de symboliek zijn echter frappant te noemen. In het lijdensverhaal van Christus op Goede Vrijdag worden ook juist deze aspecten genoemd. Christus sterft op het derde uur van de middag, er is eveneens sprake van een zonsverduistering en een aardbeving waarbij het voorhangsel van de tempel in Jeruzalem in tweeën scheurde en instortte. Zet men deze 21 hoofdsteden op een rij, dan blijkt daaruit meteen de omvang van het rijk van Charlemagne. Het zijn de steden Rome, Ravenna, Milaan, Cividale del Friuli (Forum Julii), Grado (Gradus) in Italië, Keulen (Colonia), Mainz (Mogontiacus), Salzburg (Juvavum), Trier (Treveri) in Duitsland, Sens, Besançon, Lyon, Rouen, Reims, Arles, Vienne, Moutiers, Embrun, Bordeaux, Tours en Bourges in Frankrijk. Uit deze opsomming blijkt al dat België, Nederland en Noord-Duitsland tot de Elbe niet tot het rijk van Charlemagne hoorde. Aken en Nijmegen missen we ook in dit rijtje, evenals Noyon dat, gelegen tussen Reims en Rouen, geen hoofdstad geweest zal zijn. Overigens blijft de vraag gerechtvaardigd of de 'vertalingen' van alle plaatsen wel juist is of later aan de tekst zijn toegevoegd. Voor Colonia, Mogontiacus, Treveri en Juvavum bestaan ook 'Franse' alternatieven, t.w. Cologne bij Calais, Mainvillers bij Metz, Terdeghem en Vionville (woonplaats van de Jovanii). Als we eenmaal hebben vastgesteld dat de tekst van Einhard vele onjuistheden en nog meer symboliek bevat, moeten we ons om de letterlijk tekst feitelijk niet meer druk maken. Wat beeldspraak is en wat feiten zijn, is niet altijd duidelijk te onderscheiden. Een aantal zaken is zeker later aan de teksten toegevoegd, zodat het in de tijd van de aanpassing inderdaad ook klopte. De hele 'deplacements historiques' gaat juist over de veelheid van gedoubleerde plaatsnamen die ook op de nieuwe plaats vaak wonderwel in het landschap pasten. Alleen aan plaatsnamen die op meerdere plaatsen voorkomen kan men dus geen bewijs ontlenen. Brengt men de geschiedenis van Charlemagne terug tot de ware proporties, dan worden de historisch geografische vraagstukken meteen opgelost. De voorstelling van het Rijk van Charlemagne van de Pyreneeën tot de Elbe is een van de grootste mythen die uit deze verwarring is voortgekomen. Ook de onmogelijk grote missiegebieden van St.Willibrord en St.Bonifatius worden bij een ware kijk tot hun juist proporties teruggebracht, namelijk tot een beperkt gebied in het noordwesten van Frankrijk. Welke conclusie kunnen we nu trekken? De tekst van de 'Vita Karoli Magni' is niet ongeschonden overgeleverd, maar op meerdere plaatsen aangepast en met allerlei zaken aangevuld. Het is dus een falsum, een met latere gegevens aangepaste kopie. De hierboven vermelde zinsnede over 'Noviomagus, de Vahalem en het Insula Batavorum' is zeker later aan de tekst van Einhard toegevoegd. Immers de archeologie heeft onweerlegbaar aangetoond dat in Nijmegen geen Karolingisch paleis heeft gestaan, ja zelfs dat Nijmegen in de tijd van Charlemagne niet eens bestond. En daar veranderen enkele vaag gedateerde graven niets aan. En Ingelheim? De oudste archeologische vondsten op de plaats waar het paleis gestaan heeft zijn enkele scherven van Pingdorf-aardewerk. Dit wordt gedateerd ná 900, maar kan dus ook uit de 12e eeuw zijn. En dan zijn we precies bij Frederik Barbarossa. Toevallig of niet, maar op beide plaatsen heeft Frederik Barbarossa in latere tijd een palts gebouwd. Niet herbouwd of hersteld zoals altijd beweerd werd, maar gebouwd, wat hij in Nijmegen ook zelf aangaf op de gedenksteen. Ook Aken past in dit beeld. Zie daarvoor Aken. Dat over de 'Vita Karoli Magni' door historici gesproken wordt als een betrouwbare feitenbron, geeft dan ook te denken. Dat de beroepshistorici dit werk te serieus nemen maakt het lastig het werk kritisch te beschouwen. Maar het blijft onvermijdelijk en noodzakelijk dit wel te doen. De 'Vita Karoli Magni' bevat enkele onverklaarbare fouten. Die zijn echter wel te verklaren als men ervan uitgaat dat de tekst meerdere keren overgeschreven is, waarbij kopiisten de voor hen onbegrijpelijke tekst hebben vervangen door hen wel bekende zaken. De enige conclusie moet dan ook zijn dat de tekst die in Nijmegen als doorslaggevend bewijs voor de aanwezigheid van Charlemagne wordt gehanteerd, een falsum is. |