De hier gegeven bewijzen worden steeds aangevuld met nieuwe vondsten waardoor de nummering kan wijzigen.
De vondst in een nederzetting uit de vroege middeleeuwen in de gemeente Leiderdorp hebben archeologen van de UvA weer eens onjuist geïnterpreteerd.
De vondst betrof een groot aantal weefgewichten, spinklosjes en botten van schapen en zou erop wijzen dat ze waarschijnlijk textiel produceerden, menen de archeologen. In de vroege middeleeuwen was het Friese laken populair en mogelijk ligt hier de oorsprong van het later beroemde Leidse laken.
Opmerkingen:Niet alleen in de vroge middeleeuwen was Fries laken populair, maar in de hele middeleeuwen. Textiel weven en vervaardigen gebeurde uiteraard in elke nederzetting en dat daarvoor schapen nodig waren is vanzelfsprekend. Maar dat hier de oorsprong ligt van het later beroemde Leidse laken is een voorbarige en onjuiste conclusie. Daar twijfelen de archeologen zelf ook aan doordat ze 'waarschijnlijk' en 'mogelijk' schrijven. Het latere Leidse laken heeft niets te maken met het vroegere beroemde Friese laken. Niets? Toch wel iets! Het waren namelijk de textielarbeiders uit Vlaanderen die in de 15e en 16e eeuw de techniek van het weven van lakenstoffen in Leiden importeerden. Vanouds was Vlaanderen het Vlasland. Brugge was vanaf de tiende eeuw het centrum van de (Friese) textielhandel, waardoor deze stad in de 14de eeuw al een rijke stad was met ruim 40.000 inwoners. Ter vergelijking: Amsterdan was begin 14de eeuw nog een gehucht met zo'n 100 inwoners!
Literatuur waar naar verwezen wordt:
Alberdingk-Thijm, H. Willebrordus, Amsterdam, 1861.
Bauwer R, (red) e.a, In de voetsporen vanjacob van Maerlant, Univ. pers Leuven 2002.
Bavel van, B.J.P, Jaarboek voor Middeleeuwse Geschiedenis uitgeverij Verloren 2002.
Blanchard R, La flandre, Etude de géographie de la plaine flamande, Colin Parijs, 1906.
Boone M. red, jaarboek voor Middeleeuwse Geschiedenis 11 (2008).
Delahaye, A. De ware kijk op (2 delen). Stichting A.Delahaye Bavel 1999.
Derville A, Vil/es de Flandre et d'Artois (900-1500), septentrion 2002.
Eginhard à Gand, Bul Soc. d'Hist. et d'Arch. de Gand, 1926.
Guinet L, Contribution à l'étude des établissements saxon en Normandie. Caen 1967.
Hauman L, Revue universelle: bibliothèque de l'homme du monde et de l'homme politique, Volume 27, 1837 (Google eBoek).
Hostens Jan, De Tempeliers, Pearson education Benelux 2006.
Lebecq S, Marchands et navigateurs frison du haut moyen age.
Lubin Augustin, Martyrologium RomanumMartyrologium Romanum Gregorii XlII, Pont Max. lussu editum & Urbani VlII, authoritate recognitum ... Parijs, 1661(Google eBoek).
Poulet D, Noms de lieux du Nord-Pas-de-Calais, uitgeverij Bonneton 1997.
Vogel Walther, Die Normannen und dasfränkische Reich bis zur Grundung der Normandie, Heidelberg 1906 (Google eBoek).
Wace R, Le roman de Rou et des ducs de Normandie (12de eeuw), editie van Frédéric Pluquet Rouen 1827 (Google eBoek).
en verschillende internet adressen.
De Fundamentele verwarring bestaat uit de vraag of Noviomagus uit de klassieke teksten Nijmegen is of Noyon. Het kernpunt waar alles mee begon en waar alles om draait is deze hier genoemde fundamentele verwarring. Deze kwestie ligt aan de grondslag van talloze andere opvattingen, zoals de verwarring rond Trajectum: was het Utrecht of was het Tournehem en Dockynchirica, was dat Dokkum of Duinkerke? Immers als Nijmegen fout is, is Utrecht ook niet de bisschopszetel van Willibrord en werd Bonifatius niet in Dokkum vermoord en dan was de Betuwe ook niet het land van de Bataven. Dat hoort dan allemaal thuis in Noord-Frankrijk!
|
Traditionele geschiedenis over Rorik.
In 855 gaf Lotharius I het bestuur van Frisia en Dorestad aan zijn zoon Lotharius II. Rorik en Godfred keerden terug naar Denemarken, waar een jaar eerder Koning Horik I was gestorven en probeerden de macht te grijpen. Dit mislukte en ze keerden nog hetzelfde jaar naar Dorestad terug. In 857 veroverde Rorik met Lotharius' goedkeuring het Deense gebied ten noorden van de Eider tot de Schlei bij Hedeby (zie noot), maar andere Vikingen maakten van zijn afwezigheid gebruik om Dorestad aan te vallen, zodat Rorik rond 860 snel moest terugkeren. Vanaf 861 vestigde Rorik zich waarschijnlijk permanent in Kennemerland, rond Hallem (Egmond-Binnen), omdat hij zich daar veiliger voelde voor de druk van Lodewijk de Duitser van het Oost-Frankische rijk. Dat zou verklaren waarom in 863 een Viking-aanval op Dorestad niet werd afgeslagen. En juist in 863 hield Dorestad in Nederland op te bestaan, volgens W.A.van Es, de opgraver van Dorestad. Rorik werd in verband gebracht met de kapel van Sint Adalbert. Lees meer over de mythe van St.Adelbert. Hij zou de door duinzand ondergestoven kapel hebben laten uitgraven en de Runxputte (bij de Adalbertusput) zou volgens de overlevering naar Rorik zijn vernoemd. Runxputte moet gelezen worden als Rorikespit. In 863 kwamen de Vikingen opnieuw de Rijn op. Toen bestond Dorestad dus niet meer! Er gingen geruchten dat Rorik ze had doorgestuurd naar Xanten als ze zijn gebieden maar ongemoeid lieten. Dit was voor aartsbisschop Hincmar van Reims aanleiding brieven te schrijven aan Rorik en aan bisschop Hunger. Hunger kreeg de opdracht Rorik een passende boetedoening op te leggen als het gerucht juist zou zijn. In de brief aan Rorik schrijft Hincmar ook dat Rorik geen onderdak moest verlenen aan graaf Boudewijn I van Vlaanderen, omdat hij Judith, de dochter van de keizer, geschaakt had. Uit deze brieven blijkt dat Rorik zich toen net bekeerd had en gedoopt was. Het feit dat de aartsbisschop van Reims zich met deze kwestie bemoeit, plaats het geheel in Vlaanderen. Utrecht -dat nog niet bestond- ressorteerde -later- onder het aartsbisdom Keulen. De Danii worden hier onjuist vertaald met Denen, terwijl het over de mark van de Denen in Normandië ging. En bisschop Hunger van Trajectum (is Tournehem) zat precies tussen Vlaanderen en Normandië in, vandaar dat hij de opdracht kreeg van zijn aarstbisschop om dit conflict te regelen.
Noot: Birka (Birca) en Hedeby (Haithabu) zijn tiende-eeuwse steden waarvan helemaal niet zeker is of de namen die men er nu aan geeft er wel op van toepassing zijn.
|
De aanwezigheid van de Fresones of Friezen in Vlaanderen in het eerste Millennium wordt door diverse teksten en gebeurtenissen aangetoond. De Romeinen streden al tegen de Friezen en hadden al Friezen in hun legers, voordat er ook maar één Romein in Nederland was geweest. (Hetzelfde gaat op voor de Bataven). In verschillende teksten worden de Friezen genoemd wat onmogelijk in Nederlands Friesland te plaatsen is. Friesland in Nederland komt pas in de tiende eeuw in beeld. Alles over de Friezen vóór de tiende eeuw hoort thuis in Frankrijk en met name in Frans-Vlaanderen.
Welke bewijzen hebben we over de aanwezigheid van Friezen in Frankrijk en met name in Vlaanderen?
- De Annales Bertiniani geven voor 855 letterlijk aan dat Rorik de Noorman en zijn landsman Godfried de Deen over een groot deel van Friesland regeerden. De Deen Rorik installeerde zich te Dorestad. Kan dat in Nederland bij Wijk bij Duurstede liggen? Afgaand op gevonden materiaal is dit nog te mager om de stad daar te kunnen plaatsen. Als we nagaan waar we de broers Haraid en Rorik, Godfried de Deen en hun Noormannenbendes terugvinden, dan spreekt Vogel over een Fries-Normandië. Tornacum (Tournai-Doornick?) eens Toruiacum (Dore iacum?) zo staat het in de Martyrologium Roman urn als twee oude namen voor Doornik. Lag Dorestad daar?
- De 'Vikinger prins' Haraid wordt uit 'Denemarken' verdreven en krijgt tijdelijk onderdak aan het Frankische hof. Lotharius moedigt hem aan om de Friese kusten te bestoken om zijn eigen vader te dwarsbomen. Haraid krijgt van zijn broer Rorik Dorestad en later Walcheren en het Zeeuwse kustgebied als beloning. De streken liggen weer bij elkaar.
- Op 20 augustus 886 sneuvelt een zekere Hendrik van Babenberg bij het Noormannenbeleg van Parijs. Op zijn grafschrift staat vermeld dat hij triarch was aan het hoofd van de Saksen, Franken en Friezen. Die Hendrik moet Godfried de Deen opgevolgd hebben als hoofd van de Friezen. Karel de Dikke had Hendrik erop uitgestuurd om aan het 'Fries Normandië' eens en voorgoed een eind te maken. Godfried overleefde dat niet. Het tot 'Fries Normandië' behorende gebied werd toen grondig gezuiverd van Noormannen.
- Er bestaan kronieken over Friezen en kruisvaarders. Daarin wordt in 1097 het optreden van een Friese groep piraten beschreven voor de havenstad Tarsus. Van hen wordt gezegd dat ze uit Vlaanderen, Antwerpen en Friesland kwamen, onder leiding van een zekere Wimar van Boulogne.
- Met een leger van Vlamingen, Friezen en Hollanders zeilde Willem I van Holland langs het Siberisch schiereiland op weg naar het heilige land (12de eeuw). Door een storm moesten de schepen beschutting zoeken in Portugal. De graaf van Portugal maakte van de gelegenheid gebruik om Lissabon aan te vallen met hun hulp. Het was door het enthousiasme van de Friezen en de Vlamingen dat de aanval lukte (Hosten 80). Veel kruisvaarders bleven daar trouwens 'plakken'.
- Radboud-Wulfram: De Friese koning Radboud liet zich bijna dopen te Sens. Alles wat van geschiedenis rond hem hangt, speelt zich af in Normandië-Vlaanderen. De Frankische bisschop Wulfram die hem doopte werd geboren in de buurt van Fontainebleau en was lange tijd monnik in de abdij van Saint-Wandrille van Fontenelle in Normandië. Hij was aartsbisschop van Sens en in die hoedanigheid wilde hij Radboud dopen die op het laatste moment (zijn ene been stond al in de doopkuip ) weigerde omdat zijn voorouders niet bij hem in de hemel zouden zijn. Wulfram ligt begraven in de kerk van Abbeville in Picardië. Hij wordt gezien als één van de missionarissen van Friesland: Een Friesland dat zich kennelijk afspeelde rond Abbeville. De twee mensen waarover het hier gaat moeten elkaars taal ook gesproken hebben. In Caudebequet (Koudebeekje) aan de Seine, duidt men een plaats aan waar Wulfram vertrok naar de Friezen en er ook terugkeerde: Le port et Ie quai de Saint-Wulfran.
- Op de Somme ligt een dorpje met de naam 'Frise'. Ook andere toponiemen in (Noord-)Frankrijk verwijzen naar een Friese bevolking: Fresnicourt-Ie-Dolmen, Fressain, Fressin, Fresquiennes, Frévillers (gesticht door een Friso of Freso).
- 'Wacfreiz' wordt in de 'Roman de Rou' gebruikt om Friezen die in vochtige, wakke gebieden wonen aan te duiden. Ofschoon Wace 'wac' als 'Walcheren' aanduidt, kan 'vochtig' ook passen, zonder Walcheren uit te sluiten want dat was natuurlijk ook een nat gebied. De Friezen waren vooral goede zeevaarders en woonden hoofdzakelijk op de oevers van de rivieren, in de kustgebieden en op de vele eilanden.
- Wace schrijft dat het Rollo is die met de 'Dani' de Fries Rembaut verslaat bij Almere:
'De joste une grant ewe (rivier, water), lei Almere aveit non,
Là se cumbati Rou à Rembaut /i Frison
Tant siglerent (zeilden) Daneiz k'en la terre arriverent
Wacfreiz furent encuntre, la terre lor véeren t'. (weren, verdedigen)
'Dicht bij een groot water dat Almere heette
daar vocht Rollo tegen Rembaut de Fries
Ook de Dani zeilden tot ze in het land aankwamen
De Wacfriezen kwamen hen tegemoet om hun land te verdedigen.
- Rollo kwam met de Dani uit het zuiden. Samen versloegen ze de Fries Rembaut. De slag kan plaatsgevonden hebben in watergebieden tussen de moerassen en de zee van Frans-Vlaanderen tot Walcheren. Almere betekende gewoon 'het grote water' (Almeer Almare Alzee).
- Het Lex Frisonum: Die wet is wellicht onder Karel de Grote voor het eerst op schrift gesteld, maar is nu alleen bekend door een kopie uit 1557 (uitgegeven door Basilius [oannes Herold te Basel]. In wetenschappelijke kringen aanvaardt men dat een handschrift van die wet in de Remigiusabdij te Reims zou hebben bestaan op het eind van de negende eeuw. In Vlaanderen-Frisia ontstonden na 804 tal van vrije steden. Zij werden Frankische steden.
Door het 'Lex Frisonum' en het 'Lex Francorum' (Chamavorum) weten we zeker dat de Friezen leefden of handel dreven binnen een gebied met volgende namen: Wisaram, Sincfal, Laubac(h)i, Fli, Cisfli, Flehum, Flehi, in Amore. Traditioneel worden die namen vertaald als Wezer, Zwin, Lauwers, Flevum, Flehite, Vliet, Almere ... In de visie van Albert Delahaye in zijn onderzoek over de Friezen in de kronieken, bleken de Friezen altijd in Westelijk Europa aan de kust te wonen en zijn die traditionele plaatsbepalingen een probleem en niet in Friesland te plaatsen.
- Saxoni en Frisi krijgen in 753, in 779 door Karloman bevestigd, tolvrijheid voor de markt voor het klooster van St.-Denis bij Parijs. Die markt zorgde voor de bekendheid van Fries laken over heel Europa. Dat het hier over de Friezen uit Friesland gaat, is wel erg vergezocht (letterlijk en figuurlijk). Het waren de Friezen uit de omgeving van St.Omaars, die er tevens hun bijenwas voor kaarsen verkochten.
- Beda, een monnik die vanuit Engeland schreef, gebruikte de term Frisia Citerior, waarmee hij bedoelde dat de streek precies aan de andere kant van Het Kanaal lag. Citerior betekent immers in het Latijn dichbij, in de buurt van, ofwel 'dáár aan de overkant'.
- Het mirakelverhaal over Donatius werd geschreven door een kanunnik vanuit de priorij van Watten in Frans-Vlaanderen. Donatius geneest een blinde vrouw in de Brugse kapittelkerk. Die kanunnik had wellicht banden met Brugge en wilde met dit verhaal misschien het aantal bedevaarten naar de Sint-Donatiuskerk verhogen, wat in de middeleeuwen erg gebruikelijk was met mirakelverhalen.
Alles speelt zich af in 1088. Ermengardis, een Friese vrouw uit het dorp Osdenne, dicht bij de Rorikesberg in Friesland gaat op een zekere dag met haar kruik naar de 'Rorikespit' om water te halen. Op die plek hoort ze zo'n aangename muziek dat ze haar kruik achterlaat en naar de dichtbijgelegen heuvel stapt, richting muziek. Door het zoete geluid valt ze uiteindelijk in slaap. De duivel betovert een voorbijganger die haar met kokend water overgiet. Ermengardis lijdt vreselijke pijnen en raakt verminkt en blind. Na acht jaar vreselijk leven krijgt ze tijdens de kerstnacht in haar slaap een visioen. Donatius van Brugge maakt zich aan haar bekend en wil haar genezen. De vrouw had van hem noch van zijn kerk in Brugge al iets gehoord. Toch toont Donatius haar de weg. Op 1 mei 1011 trekt ze (na drie keer aandringen) naar de mis in de Sint-Donaaskerk te Brugge. Met een waskaars die haar al de hele reis vergezelde, komt ze vergiffenis voor haar zonden vragen bij het graf van Sint-Donaas. Na een hele poos bidden schrikt de vrouw plotseling op door een hevige pijn. Ze staat recht en haar ogen tranen bloed, maar ze kan opnieuw zien. En alle aanwezigen loven God en Donaas.
- Wanneer we nog even doordenken over Sint-Donaas merken we hoe 'Vlaanderen' en 'Noord-Frankrijk' in nauw contact met elkaar stonden. Midden 10de eeuw merkte Flodoard van Reims op dat de relieken van Donaas geregeld voor mirakels zorgden in het diocees Noyon/Doornik. De beenderen kwamen van aartsbisschop Ebo van Reims en werden bewaard in Torhout. Ebo gaf de relieken aan Anscharius toen die bisschop van 'Hammaburg' werd. Dat bisdom had een cella in Torhout. Het klooster werd ingericht als een opleidingscentrum voor missionarissen in de 'Noorse' gebieden. Na het verdrag van Verdun (843) kwam het in handen van Reginarius (Karolingische gouwgraaf). De cella kwam dan in het machtsgebied van de graaf van Vlaanderen. Tijdens troebelen met Noormannen zag Boudewijn Il een kans om de relieken naar Brugge te brengen. Zij kwamen in een kerk terecht die dezelfde stijl kreeg als de paltzkapel te Aken.
Alle namen verwijzen naar (Frans-)Vlaanderen: Brugge, Watten, Rorikesberg en de heuvel (Waar in Friesland zijn heuveles?). Pit is West-Vlaams voor put. Osdenne is vergelijkbaar met een Houdain-toponiem. Een gemeente die daarvoor in aanmerking komt, is Houdain (Nederlands: Hosden, Hosdingen) in het Franse departement Pas-de-Calais, juist ver genoeg om Brugge misschien niet te kennen, maar midden in het oude Frisia. Houdain komt van het Germaanse Husiding (huis op een hoogte). De 'h' is in het West-Vlaams niet te horen en wordt soms wel, soms niet geschreven.
- De naam Rorikesberg is afkomstig van Rorik, die door keizer Lotharius (rond 863) beleend werd met Dorestad, Walcheren en aangrenzende graafschappen, om ze te verdedigen tegen de 'Noormannen'. Het dorp Houdain werd in 882 door de Vikingen vernietigd. Het landschap is er heel heuvelachtig. Door zo'n geschiedenis kunnen 'Rorik'-topniemen een rol spelen. Een 'Rorikespit' is hier dus heel goed te plaatsen. Andere toponiemen met dezelfde oorsprong: Hodenc, Hodeng, Houdan, Hesdin, maar ook in Nederland Huisduinen en Heusden. Deplacements historiques weet U wel? Deze tekst geeft ook aan dat Dorestad niet het 'nederlandse' Dorestad geweest kan zijn, dat immers precies in 863 ophield te bestaan. Dorestad lag in Vlaanderen, waar ook een Walcheren bestaat bij Brugge. De traditionele opvattingen, met enkele opmerkingen, leest U in de linker kolom.
- In de krant 'Het Belang van Limburg' stond op 18 november 2003 een artikel over Friese vondsten: In Zele bij Dendermonde hebben archeologen resten gevonden die aantonen dat in de 3de eeuw na Christus daar Friezen hebben gewoond. De resten werden aangetroffen in een oude afvalput van een Romeinse nederzetting.
- De H. Eligius, door zijn vriend en tijdgenoot Audoënus beschreven als de apostel van onze voorouders, bekeerde Friezen in Vlaanderen, niet Zeeland of Holland want daar had het bisdom van Doornik geen gezag. Eligius werd door Hludwig II of diens hofmeier tot zendeling onder de Friezen in het tegenwoordige West-Vlaanderen aangesteld.
- Vanneufville noemt Diksmuide (Dickasmutha) een AngloFriese naam. Hij schrijft verder dat aan zee de -tun en -wic toponiemen (Frethun Quentowic Audruicq Craywik. .. ) evenzovele bewijzen zijn van een Saksisch-Friese aanwezigheid. Een gedicht van Fortunat voor Chilperic (561-584) vertelt over inplantingen van Saksen, Friezen, Sueven en Bretoenen in de kuststreken. Domburg had Friezen, Denen en Noormannen als inwoners en gold lange tijd als een 'heidense' stad.
- In de 'Chansons de Geste' wordt een Friese koning, een man van Karel de Grote, zowel Fries als Vlaming genoemd (dikwijls en door elkaar): Gondebuef Ie Frison, Gondebuef Ie Flamenc en ook Gondebuef de Vanduel waren dezelfde persoon.
- Op de websites van familienamen in Frankrijk, Nederland en België heb ik volgende namen gevonden: Frize, Frison, Frise, De Vries, Fries, De Vreese, Frizon, Fris, Frys, Frising, Fryson, Friso, Frisse, De Frise, Vreys, allemaal namen die te maken hebben met 'Fries of Frizo'. Ik vond er in Frankrijk 4973 en in België 1407. Voor Nederland vond ik wel 71660 namen maar 71065 daarvan waren voor die ene naam: De Vries. Friesland in Nederland bestaat en het is dus normaal namen te vinden die ernaar verwijzen. Friesland in België en Frankrijk is verdwenen, maar het valt wel op dat we na 1000 jaar nog altijd meer verschillende namen tegenkomen die verwijzen naar Fries of Friesland dan in Nederland.
- De lngveoonse overeenkomsten tussen het Fries en het WestVlaams zijn frappant. Jammer dat West-Vlamingen de Brabantse a-klank overgenomen hebben. Er is een klein trucje: Vervang al de a's door de è-klank en men zal als West-Vlaming het Fries al grotendeels begrijpen. Lees ook de opmerking bij het woord 'vère' in de oplijsting van het Normandische dialect.
- Alle graven van Vlaanderen die Boudewijn heetten, hadden ook de bijnaam 'Fries'. De eerste in de rij was de Boudewijn I die Judith schaakte, de dochter van Karel de Kale. Daardoor kon hij het huis van de graven van Vlaanderen opstarten. Robrecht de Vlaming, de Fries was de eerste die zich ook 'van Holland' liet noemen, wat daarna verder de traditie bleef. De laatste in de de rij was Boudewijn IX, keizer van Constantinopel, de stad waar hij spoorloos verdween in 1205.
- In het Roelandslied vormde Naimes een korps van Vlamingen en Friezen, mensen uit eenzelfde streek.
- Is het toeval dat Friese schuren te vinden zijn in FransVlaanderen, Vlaanderen en Friesland. Ze worden ook in de drie gebieden als een Friese schuur aangeduid.
De Lakenhandel:
- Als men in de vroege middeleeuwen over Fries laken sprak dat men vervaardigde en verhandelde, kwam het altijd uit wat nu Frans-Vlaanderen en Picardië is. Het verwerken van wol en de lakenhandel in 'Vlaanderen' startte al met de Menapiërs die het vlies van de schapen tot wollen mantels vervaardigden en het tot in Rome verkochten als Birri (vilten hoeden) of sagi (laken). De geweven wol kwam van schapen die weidden op de schorren.
- Plinius spreekt in dat verband vol lof over de Atrebaten (Artesië) als een kerngebied voor de lakennijverheid (non sine Atrebatis sagis respublica tuta erat).
- In een notitie over de hoogwaardigheidsbekleders van het rijk onder paus Valentianus III (5de eeuw) spreekt men van een belangrijke manufactuur in Doornik. De mantels waren meestal blauw of wit zoals de Franken gewoon waren, maar met meekrap maakten ze ook rode stoffen.
- De in de 9de eeuw genoemde 'pallia fresonica' (Friese lakens) waren niets anders dan Vlaamse lakens, gegroeid uit de lakens van de Morinen en Menapiërs die in de 2de eeuw 'Attrebatische draperie' werd genoemd.
- Fries laken was in Frans-Vlaanderen geen zeldzaamheid, Vlaams laken wel. Het klooster van Sint-Rikiers aan de Somme vervaardigde Fries laken. Pas in de 12de eeuw kreeg de naam Vlaams laken de overhand.
- Ganshof reconstrueert een vaartocht van Eginhard waarbij die zich wendt tot de Friezen op de Schelde. Op hun boten gleden ze stroomafwaarts tot aan de zee, waarna ze de Rijn opvoeren tot in de Elzas om er handel te drijven (Friese kledij tegenover wijn).
- De abdij van Sainte-Wandrille (Normandië) liet in 823-833 eenvoudige kledij van Vlaams linnen komen. De rijken kochten Fries linnen. Die 'pallia' waren korte mantels, verticaal geweven. Ze waren als mode in de 8ste eeuw zo kort dat ze met een slecht oog bekeken werden door toenmalige moralisten. In 716 beklaagde Karel de Grote zich tegenover koning Offa dat vooral de Engelse mantels te kort en dus onzedig waren. De moralist Karel de Grote die meerdere vrouwen zwanger maakte, waarmee hij niet getrouwd was!
- Karel de Grote schonk Fries laken aan de kalief van Bagdad, Haroun Al Rashid. Die lakens kwamen uit de streek tussen Atrecht en Brugge.
- De nijverheid in Vlaanderen had reeds eene groote hoogte bereikt en de wollen stoffen werden reeds door het verre Oosten gezocht, toen nog het volk, dat die stoffen reinigde, zifte, weefde, kleurde, enz. "Friezen'; en hunne waar, "Friesche waren" genoemd werden. Het was echter hetzelfde volk, dat naderhand, "Vlamingen" geheeten is geworden, en wier nijverheid alom beroemd was. Getuige daarvan is nog heden hunne eenheid van taal met de noordelijker afstammelingen des alouden Friesehen volks. Aldus een citaat van Alberdingk-Thijm.
- Het waren de textielarbeiders uit Vlaanderen die de lakenindustrie naar Nederland brachten, o.a. naar Leiden. Daardoor werd Leiden een welvarende stad. Het gaat hier dan wel over de 15de eeuw, maar het is wel veelzeggend. Deze industrie in de vervaardiging van Fries laken kwam in elk geval niet uit Friesland, maar met de arbeiders vanuit Vlaanderen.
Voor de bronnen van deze voorbeelden; zie linker kolom en het boek De Ontdeking van Nederlands in Normandië van Luc Vanbrabant (2013).
Meer informatie lees je in de boeken van Albert Delahaye, met name in Ontspoorde Historie.
|