De historische geografie van de lage landen.
Terug naar de beginpagina. Naar het overzicht in het kort.

De Fresones zijn de klassieke Friezen,
niet uit Friesland, maar uit het oude Frisia in Vlaanderen.


De oorsprong van Friesland ligt historisch niet in Nederland, maar in Frans-Vlaanderen, zoals de Romeinen, de Franken, het epos Gudrun, de Annales Regni Francorum, de Kronieken en vele historische feiten ons duidelijk maken. Beda (672-735) stelde in Historia Ecclesiastica Gentis Anglorum V, 10-11, dat naast de Bretonnen Germaanse stammen als Dani, Saxones, Frisones, Hunni, Rugini, Bructuarii woonden. De Bretonnen hebben nooit naast Nederland noch Friesland noch Saksenland verbleven. Zo'n tekst is toch duidelijk!
De Friezen waren in de historische geschriften in elk geval een fier en invloedrijk volk. Zij streden voor hun vrijheid tegen Romeinen, Merovingers, Karolingers met name Karel Martel, Pepijn, Karel de Grote, Lodewijk de Vrome en de Noormannen. De vraag is: WAAR speelden de beschreven taferelen over Frisii en Fresones zich af? In Friesland? Op die paar terpen? Of was het toch Frans-Vlaanderen waar niet alleen het landschap voldoet aan wat de bronnen noemen (grotten, bergwouden) maar ook de taalgrens ligt en waar aan de overkant ook Brittannia te zien is. Twee onbetwiste feiten.



Het klonk natuurlijk ongeloofwaardig, dat Frisia vóór de 10e eeuw helemaal niet met Nederland en Friesland in verband kan worden gebracht. Voor de Nederlandse historici (en vooral de rechtshistorici) is het aI lang een uitgemaakte zaak dat de oude opvattingen, opgeschroefd door de post-humanisten, met de grootste reserve benaderd dienen te worden. Het begint eindelijk vrucht af te werpen, dat al jarenlang betoogd is dat het uitermate vreemd is dat alle veldslagen van Romeinen, Merovingers en Karolingers tegen de Friezen in het noorden van Frankrijik hebben plaats gevonden.
De historici blijken de draad te verliezen wanneer zij plaatsen en gegevens uit veel latere perioden opvoeren, die vóór de 10e eeuw in Friesland niet hebben bestaan. Dit pover inzicht in de historische geografie leidt van de andere kant onvermijdelijk tot hun verbazing, wanneer zij de verloren draad weer willen oppakken, te moeten constateren dat het roemruchte volk van de Friezen, handelaars, wevers van het beroemde Friese laken, bankiers en zeevaarders, dan ineens terugvalt tot een agrarisch volkje, dat op de terpen een moeizaam bestaan voortzet met het fokken van koeien en schapen. Het graan, eens de hoofdmoot van de Friese handel en het vervoer tussen Engeland, Gallië en het Romeinse rijk, was en is in Friesland zelfs niet te verbouwen. De grond is daarvoor veel te nat, nu nog! Wie dit wegwuift met de rijke en vruchtbare Flevo-polder zit er natuurlijk bijna 20 eeuwen naast !

Het verschijnen van Friezen in het Nederlandse Friesland en het Duitse Oost-Friesland wijst op een nieuwe geografische en staatkundige ontwikkeling die weinig, en dan alleen van heel ver en langs een grote omweg, heeft uit te staan met de oorspronkelijke Friezen, reeds in 12 en 11 vóór Chr. op de grens van Gallië genoemd. Het is volstrekt onmogelijk die grens van Gallië in 12 vóór Chr. aan de Wezer te leggen, een gebied dat de Romeinen toen zeker nog niet en later zelfs evenmin bereikt hebben! Even onmogelijk is te veronderstellen, dat St.Willibrord zijn zetel op 500 km. afstand van het volk der Friezen zou hebben gevestigd. De plaatsnamen van Trajectum, in Friesland onvindbaar, wijzen de echte zetelstad van St.Willibrord te Tournehem aan. Deze plaatsnamen tonen eens en voorgoed aan dat het volk van de Friezen, hem door paus Sergius ter christianisering toegewezen, in West-Vlaanderen gesitueerd moet worden! De plaatsnamen betekenen het definitieve einde van de mythe van de klassieke Friezen in Nederlands Friesland.

De Friezen woonden in hetzelfde gebied als de Bataven en wel in Frans- en West-Vlaanderen.

De grote verwarring

De Friezen of Frisii, het volk dat ca. 11 vóór Chr. door Drusus werd onderworpen, dat blijkens verschillende gegevens uit de Romeinse periode naast de Bataven woonde,
  • nadien verschillende malen in konflikt kwam met de Merovingische en Frankische koningen,
  • bezocht werd door de missionarissen St. Eloy uit Noyon, St.Amandus uit Amand-les-Eaux, St.Wilfried uit Evreux, St.Wulfram uit Sens, St.Willibrord en St.Bonifacius (uit Utrecht?),
  • waarvan het Vita van Wulfram zegt dat de Friezen naast de Morini woonden, duidt exclusief de bewoners aan van West-Vlaanderen aan.

    De verstrooing van de Friezen begon in de 3e eeuw, toen grote delen van hun gebied aan de opkomende transgressies ten prooi vielen;
  • zij werd toegespitst door de konflikten en oorlogen tussen 698 en 734 met de Franken, waarvan de berichten altijd Franse plaatsen noemen als punten van samentreffen of van de veldslagen.
  • Zij hebben zich met de Saksen gemengd of zich bij hen aangesloten en werden eveneens als de Saksen door Karel de Grote tot migratie gedwongen.

    Kort daarna heeft Vlaanderen regelmatig te lijden gehad van invallen van de Noormannen, wat soms ook op grote schaal tot verhuizingen leidde, zoals blijkt uit het bericht dat een deel van de Friezen al lang in Nonmodoca (Atrecht) woonde. Het is waarschijnlijk dat een deel van de Friezen in het noorden van Duitsland terecht is gekomen, voor het merendeel nieuwe gronden, die na de transgressies vrij vielen, vanwaar het later (9e en 10e eeuw) de eveneens nieuwe gronden in Friesland (Ned. ) in bezit namen.

    Het (Vlaamse) volk van de Friezen had St.Wilibrord ter bekering toegewezen gekregen. Er bestaat niet de minste aanwijzing dat hij in Nederlands Friesland heeft gearbeid. De zetel van het bisdom stond zelfs niet eens in het gebied van de Friezen. Een en ander, gevoegd bij de opkomst van het graafschap Vlaanderen, had tot gevolg dat het bisdom Trajectum, dat overigens nauwelijks in de normale hierarchie van de Kerk opgenomen was omdat het een missie-bisdom was, tegen het begin van de 10e eeuw aan tegenwerking een stille dood stierf.



  • De naam Frisia, die nog een enkele maal voorkomt in de berichten over de aanvallen der Noormannen, is in Vlaanderen tegen het einde van de 9e eeuw definitief verdwenen, waar terzelfder tijd de naam van Vlaanderen werd ingevoerd die tenslotte overheerste. Tengevolge van het feit, dat in Nederland de naam Frisia in de 10e eeuw werd ingevoerd, is alles wat ooit over Frisia geschreven was, van de eerste klassieken tot de Noormannen berichten, zonder enig voorbehoud en exclusief op Friesland toegepast.
    lnmiddels zijn de historici wel tot het inzicht gekomen dat Frisia een veel breder begrip is geweest; desondanks zijn de Nederlandse historici nooit begonnen aan de korrektie van het oude door de post-humanisten opgebouwde beeld.

    Frisia citerior (wat leterlijk betekent 'aan deze zijde'), welke term gebruikt wordt door zuidelijke schrijvers, duidt het zuidelijk deel van Frisia (lees : Vlaanderen) aan en wel het deel, doch dat is niet zeker, het deel dat ten zuiden van het Almere lag.

    Frisia superior of Ulterior, een term die bij de oudste schrijvers niet voorkomt, is pas na de 10e eeuw uitgevonden. Men duidde er inderdaad het noorden van Nederland mee aan, omdat men zich toen nog goed bewust was dat er ook een ander Frisia was geweest,

    Frisionum Lex, de wet van de Friezen, omschreven als de 'Ewa quae se ad Amorem tendet', bevat een geografische bepaling voor het gebied waar zij gold en derhalve van de woonplaats van de Friezen. Amerem is een verschrijving van Armorem en slaat op Aremorica, een landschap in Normandië. De wet van de Friezen gold vanaf Vlaanderen tot in Normandië, dezelfde streek waar blijkens andere gegevens de handelsaktiviteiten van de Friezen lagen.

    Onvindbare plaatsnamen: in alle teksten over de Friezen worden meer dan 300 plaatsnamen genoemd, die in Friesland of Noord-Duitsland onvindbaar zijn. In Vlaanderen zijn ze allemaal aan te wijzen. Waar woonden de Friezen dan?


    De traditionele indeling in Nederland van Friezen, Franken en Saksen is een verouderde opvatting.

    Archeologisch zijn de Franken en Saksen in Nederland niet te duiden, of zoals Annemarieke Willemsen dat beschreef: "de traditionele etnische indeling in Friezen, Franken en Saksen in Nederland is archeologisch niet aan te tonen (o.a. p.12 en 138)", dus een onbewezen opvatting
    .

    Het is dan ook de integrerende en alles omvattende vraag hoe men tot de traditionele indeling van Friezen, Franken en Saksen gekomen is, zoals afgebeeld op het kaartje hieronder.


    De traditionele indeling zoals op dit kaartje, is nergens anders op gebaseerd dan op de fantasie van enkele historieschrijvers uit het verleden.


    Van de 955 geïnventariseerde terpen in Friesland zijn de meesten van na het jaar 1000. Slechts enkelen zijn ouder. De tekst van Plinius (zie daar) heeft dus geen enkele betrekking op Friesland. In de tijd van de Romeinen waren daar geen terpen.

    De gangbare geschiedschrijving lokaliseert van de 7e tot de 9e eeuw het grote volk van de Fresones in het Nederlandse Friesland. Het was een machtig volk en derhalve zo groot in getal, dat het in een langdurig conflict met de Franken stand kon houden. Waar in Friesland heeft dat volk gewoond? Uit deze periode levert de archeologie ons enige terpen op, waar toch moeilijk zo'n groot volk gewoond kan hebben. Juist in deze periode hadden de transgressies een nieuw hoogtepunt bereikt.

    Volgens P.C.A.Boeles, die de hele archeologische collectie in het Fries Museum (zo'n 11.000 nummers) bestudeerde, bestaat er geen continuiteit in de bewoningsgeschiedenis in het oude Friesland. (Bron: Fryslan, jrg.6 (2000) no 2, blz.15).

    Haring Wiegers Steenstra, onderwijzer te Dongjum, was omstreeks 1836 een van de eersten die de Frieze streekgeschiedenis beschreef. De traditionele geschiedenis van Friesland is dus niet ouder dan zo'n 180 jaar. "Hij beschreef de geschiedenis van Friesland tot 1600, naar zijn zienswijze als kind van zijn tijd. Hij miste de kennis, moest die missen, die in onze tijd tot geheel andere inzichten leiden. De gefantaseerde Friese koningen waren niet alleen uit de lucht gegrepen, ze warem met opzet bedacht om Friesland een glorieus verleden te geven. De Friese mythen zijn zo ontstaan". (Bron: De Geschiedenis van Friesland, Uitgeverij Van Seijen, Leeuwarden 1974).


    (Klik op het boek om hier meer over te lezen.)

    De Friezen. De vroegste geschiedenis van het Nederlandse kustgebied.
    Met dit boek uit 2013 probeert Luit van der Tuuk de traditionele opvattingen die bestaan ten aanzien van de Friezen, weer eens te onderstrepen.
    Het is onvoorstelbaar dat iemand die zoveel zegt te weten over de geschiedenis van de Friezen, met een boek durft te komen waarin hij de traditionele opvattingen tegenspreekt en tegelijk toch weer bevestigt.

    Dat hij slechts de traditonele opvattingen verdedigt blijkt al uit de literatuurlijst. Bij hem vind je geen referenties naar auteurs als Delahaye, Boidin of Vandermaele. Door hun standpunten te negeren is het wel erg gemakkelijk de tradities als enige waarheid te hanteren.

    De geschiedenis van het Nederlandse Friesland begint met een vervalsing: het Karelsprivilege.
    Het Karelsprivilege is een voorrecht dat Karel de Grote zou hebben geschonken aan de Friezen als dank voor de steun bij de inname van Rome. Daarvan is historisch geen enkel bewijs gebleken, laat staan dat er een privilege zou zijn gegeven aan de Friezen. Ook dat zou zeer ongebruikelijk zijn geweest. De originele oorkonde die daarover bestaan zou hebben bestaat niet (meer?). We bezitten slechts een kopie uit de 15e eeuw, wat de tijd van het ontstaan perfect aangeeft.

    De traditie van het Nederlandse Friesland gaat niet verder terug dan die van de vlag en het wapen.
    Een eerste verwijzing naar een Fries wapen wordt gevormd door een vaandel dat afgebeeld staat in de “Brabantse Kroniek”, een manuscript uit 2e helft van de 14e eeuw. Het vaandel of banier is blauw met twee gaande, aanziende gele leeuwen en het veld bezaait met witte penningen. Dit is dus de eerste en originele Friese vlag!
    De huidige vlag krijgt pas in de laatste kwart van de 19e eeuw een vaste vorm en is ontstaan op particulier initiatief. Het ontwerp was gebaseerd op een, in die tijd populaire, afbeelding uit de kroniek van Winsemius (1586 - 1644) van het z.g. "oude" Friese wapen met de schuinbalken, al dan niet met harten of plompebladen.



    Het wapen met de gaande leeuwen sluit wel aan bij de leeuwenwapens zoals die van Bordeaux langs de Noordzeekust richting Noord-Duitsland, Engeland en Denemarken voorkomen en waarin één, twee of drie gaande leeuwen staan. Pas ca.1475 duikt er in een Frans wapenboek een wapen van de ”Koning van Friesland” op. Dit is het eerste wapen met schuine balken en harten, dat aan een Friese koning wordt toegedicht. Deze afbeelding is de oudste weergave van het wapen dat later het wapen van de Ommelanden zou worden. Dit wapen heeft een blauw veld, dat beladen is met drie zilveren schuinbalken. De balken worden (in het blauw) vergezeld van negen rode (rechtopstaande) harten.



    Het eerdere wapen met de twee aanziende leeuwen zal later dat van West-Friesland worden, terwijl het huidige "westerlauwers" Friesland ca. 1494 een variant krijgt op het wapen met de aanziende leeuwen.
    Pas in 1957 wordt de vlag en het wapen door Provinciale Staten officieel vastgesteld.
    Het wapen en de vlag van Friesland zijn dus aantoonbaar uit het zuiden afkomstig. De "Nederlandse" leeuw is net zo Vlaams als veel plaatsnamen in Friesland.


    De gothische St.Wulfram kathedraal van Abbeville.


    Klik op de afbeelding voor een vergroting.

    Een opmerkelijk maar veelzeggend voorbeeld van een mythe in de geschiedenis van Friesland.
    In het artikel hierboven is sprake van een afbeelding van "een Friese edelman" die van een Kroatische veldheer blijkt te zijn. Friesland kent meer van dergelijke "geleende" historische mystificaties. Zo blijken de eerste "graven van Friesland" die van Vlaanderen te zijn, blijkt Bonifatius bij Duinkerke vermoord te zijn en woonden de klassieke Friezen in Frans- en Belgisch-Vlaanderen en blijkt de Noormannenschat van Winsum zo vals als wat te zijn.
    Het is tekenend voor de wijze waarop Friesland met haar geschiedenis omgegaan is.

    Romeinse schrijvers noemen als eerste de Fresones (Friezen) o.a. Tacitus. De Romeinen hebben hen overwonnen voordat ze in Nederland waren. Het overwonnen Friesland lag binnen het Romeinse Rijk. Maar Friesland heeft nooit tot het Romeinse Rijk gehoord. Dit Frisia kan dus geen betrekking hebben op het Nederlandse Friesland.
    De bewerkers van het Bronnenboek van Nijmegen (zie daar) hebben terdege begrepen uit welke hoek de wind zou komen. Zij citeren daarom welgeteld twee teksten over Frisia (nrs 50, 58) en slaan er een paar honderd met 1600 gegevens over.

    Zie ook de opmerkingen van S.J. van der Molen (zie hier verder).

    De Frisii hebben niet één doch een twintigtal plaatsnamen achtergelaten in Frans- Vlaanderen. Zie de kaart hiernaast met de Frisii-namen in Frans-Vlaanderen. (Klik op de kaart voor een vergroting).Daar liggen de volgende plaatsen met afleidingen van Fries:

    Fersinghem, voorheen Frisinghem, op 8 km zuidwest van St. Omaars. Festibert, voorheen Fristubert, op 7 km noordoost van Béthune.
    Frescöte, leengoed in de gemeente Campagne-les-Hesdin, op 12 km zuidoost van Montreuil.
    Frémicourt, voorheen Friesmecourt, op 21 km zuidoost van Atrecht.
    Frésicourt, leengoed in de gemeente Nempont-Saint-Firmin, op 12 km zuidwest van Montreuil.
    Fresne, leengoed in de gemeente Crémarest, op 12 km zuidoost van Boulogne.
    Fresne, leengoed in de gemeente Inchy-en-Artois, op 12 km west van Kamerijk.
    Fresne, leengoed in de gemeente Landrethun-les-Ardres, op 3 km zuidwest van Ardres.
    Fresne, gehucht en oude wijk in de gemeente Lillers, op 12 km noordwest van Béthune.
    Fresnes-sur-Escaut, op 9 km noordoost van Valenciennes.
    Fresnes-lès-Montauban, op 12 km noordoost van Atrecht.
    Fresnicourt-le-Dolmen, op 18 km noordwest van Atrecht.
    Fresnoie, gehucht van de gemeente Mont-Saint-Eloi, op 9 km noordwest van Atrecht,
    Fresnoy, op 14 km west van St. Pol-sur-Ternoise.
    Fresnoy-en-Gohelle, op 12 km noordoost van Atrecht.
    Fresnoy, gehucht in de gemeente Alincthun, op 13 km oost van Boulogne.
    Fresnoy, leengoed en gehucht in de gemeente Loison-sous-Lens, op 3 km noordoost van Lens.
    Fresnoy, leengoed en gehucht in de gemeente Neuvireuil, op 12 km noordoost van Atrecht.
    Fresnoy, gehucht in de gemeente Veil-Hesdin, op 17 km zuidwest van St. Pol.
    Fresnoy, leengoed in de gemeente Wirwignes, op 12 km zuidoost van Boulogne,
    Fressain, op 12 km zuidoost van Douai.
    Fresse, leengoed en gehucht in de gemeente Camblain-Chatelain, op 14 km zuidwest van Béthune.
    Fressins, op 9 km noordwest van Kamerijk.
    Fressin, op 8 km noord van Hesdin.
    Fressinghe, land en hoofdmanschap in de gemeente Eperlecques, op 9 km noordwest van St. Omaars.
    Frévillers, voorheen Friesvilla, op 21 km noordwest van Atrecht.
    Frévin-Capelle, op 12 km noordwest van Atrecht.
    Frissinghe, gehucht van de gemeente Lottinghen, op 12 km zuid oost van Boulogne.

    In Frans-Vlaanderen liggen 20 plaatsnamen en toponiemen, van Frisia en de Friezen afgeleid, oude namen die allang vóór de 10e eeuw bestonden. Hoe zouden die daar in hemelsnaam door en van de Nederlandse Friezen terecht kunnen zijn gekomen? Zoekt men in Nederland naar soortgelijke Friezennamen, dan vindt men er welgeteld twee: Vries in Drenthe en Vrieschelo in Groningen, beide van na de elfde eeuw. In feite is er geen enkele, daar de Nederlandse naamkundigen deze twee niet eens van Fries durven afleiden.
    Een enkeling durft ook nog Vreeswijk te noemen dat van Fresionowic afgeleid zou zijn. D.P.Blok noemt in zijn Lexicon: "Vreeswijk (Utrecht) 918-948 cop. eind 11e e.: Fresionouuic totum sancti Martini in terris siluis pascuis aquis et piscationibus (Dipl.Belg. 195)", overgenomen van M.Gysseling.
    Nu is die genoemde afleiding inderdaad het geval, echter Vreeswijk is een getransplanteerde naam, afkomstig uit de lijst van 870 en is Fressenghe, leengoed onder Eperlecques, op 7 km oost van Tournehem (is het genoemde Trajectum in die lijst), of Frissinghe, gehucht onder Lottinghem, op 7 km noordoost van Desvres. Lees alles over de goederenlijst uit 870. In 870 bestond Vreeswijk niet eens. Het is een naam ontstaan uit de late middeleeuwen nadat de lange -ij- de -ie- in uitspraak en schrijfwijze verving.

    Het wordt de hoogste tijd dat Friesland zijn knuffelen met doorzichtige fabels achterwege laat en eindelijk de ruim 2500 historische en naamkundige feiten recht in de ogen kijkt, die bewijzen dat het met fabels pronkt. “Mooie verhaaltjes” zijn het niet eens, het zijn complete farces.
    Op deze kaart uit de 9de eeuw is duidelijk aangegeven waar de Friezen woonden: in Vlaanderen aan de kust van Het Kanaal waar staat 'Francorum SEV FRISIORUM PARS' (= het Friese deel in het rijk van de Franken). Klik op de kaart voor een vergroting. Links van Portus Itius staat S.Willebrordi, de plaats waar St.Willibrord aankwam op het vasteland.

    Heeft U zich wel eens afgevraagd waarom juist Friesland een eigen taal heeft? Waar komt het Fries vandaan? Hoe lang bestaat deze taal? Hoe komt het dat het Fries als taal zoveel overeenkomsten heeft met het Engels? Waarom wordt het Fries niet in Noord-Holland gesproken, dat toch als kern van het oude Friesland bekend staat? Hoe kan het dat juist in Friesland honderden plaatsnamen liggen met een vergelijkbare naam als in Frans-Vlaanderen?

    De dwanggedachte dat het klassieke Frisia overeenkomt met Nederlands Friesland moet losgelaten worden. Het klassieke Frisia lag in Vlaanderen, aan de kust van Het Kanaal, tegenover Engeland.
    De mythe van Fresones in het Nederlandse Friesland was een van de eerste, tevens de sterkste misvatting in de traditionele opvattingen, die aan de oorsprong van veel andere misvattingen ligt.
    Lees ook wat in 'Het Verhaal van Nederland' over de Friezen wordt verteld.



    Het klassieke Frisia lag in Vlaanderen.....

    Graaf Robrecht de Frise, de eerste graaf die zich Frise noemde, kwam uit Frans-Vlaanderen en is in Cassel (zijn thuisland) begraven.

    Fresia ligt naast de streek van de Morini. (Bron: Vita S.Vulframni, AS, maart III. p.145).
    En de Morini woonden in Frans-Vlaanderen, waar Tervanne (Maurungani=Terwaan) hun hoofdstad was.
    Zelfs H.Halbertsma zou het hebben moeten weten. In zijn artikel over The Kingdom Frisia (ROB-berichten 1965) schrijft hij zelf: "Voor Vlaanderen, de Andoverpensen, de Friezen, en de Suevi en de barbaren wonen in de buurt van de kusten van de zee". Hij plaats hier de Friezen in Vlaanderen. De Suevi waren niet de Zweden of Zuid-Duitsers (wat de traditie er afwisselend van maakt), maar de bewoners van de omgeving van Kortrijk, waar plaatsnamen als Zwevegem ('Suevi-heim') en Zwevezeele ('Suevi-zeele') rechtstreekse afleidingen zijn. Julius Caesar noemt de Suevi ook en hij is nooit in Zweden of Zuid-Duitsland geweest, maar wel aan de kust van Het Kanaal, vanwaar Caesar immers overstak naar Brittannia. Niemand zal die overtocht van Caesar vanuit de Batua in Nederland leggen.


    D.P.Blok plaatst de Suevi in zijn boek "De Franken in Nederland" zelfs in Galicië. Hij weet er blijkbaar helemaal geen raad mee.

    Maar er zijn meer aanwijzingen dat de klassieke Friezen in Vlaanderen thuishoren.

    De zogenaamde Friezenkerk in Rome is gesticht door Pelgrims uit Vlaanderen. Zie hieronder.
    De klassieke Frisii hebben niets met de huidige Friezen te maken, schreef Jos Bazelmans. En wat merkt Charles Groenhuijsen op in de TV-serie (en het erbij verschenen boek) "Verleden van Nederland": "En dan nog even die dappere Friezen. Sorry hoor, maar die dappere Friezen van toen, hebben ook niks te maken met de Friezen van vandaag".
    De tegenwoordige Friezen die in Friesland wonen, zijn andere Friezen die niets te maken hebben met de Friezen uit de Romeinse tijd of die uit de vroege Middeleeuwen, schrijft zelfs Luit van der Tuuk.

    Dat is toch duidelijke taal?

    De Frissi-namen in Frans-Vlaanderen
    geven duidelijk aan waar het klassieke Frisia lag en de klassieke Friezen woonden. De onderstreepte plaatsen zijn gegeven ter oriëntatie. Klik op de kaart voor een vergroting. Zie ook de hele lijst Frisii-namen in de linker kolom. In Nederland wordt geschermd met slechts één plaats die niet eens in Friesland ligt: Vreeswijk.

    Gaan wij verder bij de archeologie te rade? Dan schrijft Jos Bazelmans in mei 19981 nog het volgende: "De weinige archeologische vondsten uit Friesland en omstreken bezorgen niet de concrete archeologische, historische of toponymische elementen over de etniciteit van de Friezen. Men vindt de Friezen menigmaal vernoemd in Romeinse geschriften, doch daarna is er een hiaat geweest in de bewoningstijd, zelfs een ontvolking, mogelijk door de verhoogde activiteit van de zee"
    Het is een opvallend opgestelde tekst met veel onzekerheid. Maar wat zijn de concrete aanwijzingen die we bij de klassiek schrijvers vinden? Er zijn geen hiaten te bespeuren. De Friezen worden bij de Romeinen genoemd, bij de Merovingers en vervolgens bij de Karolingers. En tegen alle drie hebben ze veldslagen geleverd. En.... oh wonder, die vonden steeds plaats in Frankrijk. En juist daar vind je alle elementen en de etymologische toponiemen van dit Friese volk, zoals Frisinghem bij St-Omer, Festibert voorheen Fristubert bij Béthune, Frescote, en Frésicourt zuid Montreuil, Frémicourt, voorheen Friesmecourt bij Arras, met alle Fresnes, Fresnoy' s, Fressins en Frissinghe's nabij Boulogne. Zie ook de kaart met de Frisii-namen hierboven.
    Waar zijn die Friezen dan gebleven? Het is al net als bij de Bataven! Men vindt er in Nederland ook archeologisch niets van terug. Zijn ze er dan wel geweest?.

    Op de kaart uit de 17de eeuw (rechts boven) vindt men onjuiste veronderstellingen afgebeeld. Op deze en vergelijkbare kaarten is de hele traditionele geschiedenis gebaseerd. (Klik op de kaart voor een vergroting. Meer informatie over deze kaart en tijd vind je hier). Nadien hebben professionele historici de geschiedenis niet aangepast, hoewel ze de onjuistheden kenden en ook erkenden, maar alles bij de opvattingen uit de 17de eeuw gelaten.

    Wie afgaat op de informatie zoals die op Wikipedia staat, raakt al spoedig van de weg en belandt in de sloot. Daar staan een heleboel mythen en onwaarheden door elkaar vermeld. De genoemde koning Radboud (in Nederland Redbad genoemd) is nooit in Nederlands Friesland geweest. Waarom zou hij zich in Medemblik laten dopen door de bisschop van Sens (uit Frankrijk). Omdat die koning daar verbleef, in het oude Frisia in Frankrijk. Een koninkrijk Friesland tussen 500 en 1000 heeft nooit bestaan. Lees het krantenartikel over de Kroatische krijgsheer in de kolom links. Het genoemde Frisia was hetzelfde Frisia waar Willibrordus en andere predikers het geloof gingen verkondigen, zoals St.Eloy, de bisschop van Noyon (het oude Noviomagus in Frankrijk, wat dus niet Nijmegen was). Die bisschop ging ook niet naar het Nederlandse Friesland, dat toen immers nog niet bestond. De Slag bij Warns (1345) vond plaats in Warneton dat in Frankrijk ligt. Er wordt ook wel gesproken van de Slag bij Stavoren, (lees meer over Stavoren) wat correcter is, aangezien Warns niet genoemd wordt in de historische bronnen. De naam Warns werd afgeleid van de naam Warneton. Vergelijk het met Dokkum dat onjuist afgeleid werd van Dockynchirica waardoor men meede dat Bonifatius in Dokkum was vermoord. Het Dockynchirica was Duinkerke (let op de etymologie) waar, volgens de oudste levensbeschrijving van Willihad, Bonifatius vermoord werd. De beste man is nooit in Friesland geweest!

    De waarheid is dat de Friese vlag (met pompebladeren) pas in de 19e eeuw deze vorm kreeg en pas in 1897 werd erkend en ingevoerd. De traditie van de Friese taal gaat niet verder terug dan de 17e eeuw (zie verder naar onder) en pas in 1956 werd de Friese taal officieel erkend door de overheid. In 1997 werd ook pas de naam Fryslân de nieuwe naam voor de provincie. Er zijn wel meer 'Friese' tradities die niet verder teruggaan dan de 17e eeuw, al meent men soms dat de geschiedenis van Friesland zelfs teruggaat tot vóór de jaartelling. Is het niet opvallend dat alle mededelingen over het oude Frisia in Franse kronieken staan? De Friese archieven gaan niet verder terug dan 1527. Van vóór die tijd heeft men niets.

    Frisia is niet nauwkeurig met grenzen aan te geven. Het was, ruwweg omschreven, het gebied ten oosten van Boulogne tot in de buurt van Atrecht, in het zuiden wat scherper begrensd, in het noorden uitwaaierend over Vlaanderen, waar de transgressies een grote rol hebben gespeeld bij de lotgevallen van dit volk en zijn verplaatsingen.
    Ptolemeus is de geograaf die Belgica laat aansluiten aan het gebied van de Bataven en de Fresones. Hij legt Batavia en Frisia pal naast Belgica. Omdat hij dit deed, en de historici terdege wisten dat dit zijn bedoeling was, werd Ptolemeus maar tussen neus en lippen door voor “onbetrouwbaar” verklaard. De 'oplossing' kwam van historici die Belgica dan maar tot aan de Waal liet doorlopen en Frisia tot aan de Rijn.

    In het jaar 846 vielen de zeerovers van de Noormannen Frisia aan, vernielden er provincies en kerken en doodden er veel volk. Toen de Vlamingen dit vernamen, kwamen de bisschoppen en abten van de naburige streken met de relieken van hun heiligen naar St. Omaars, omdat deze plaats door de goddelijke voorzienigheid met een sterke muur en veel torens verdedigd was. Dit zijn de heiligen, die wegens deze vervolging in die burcht kwamen: St. Bavo, Wandregisilus, Ansbertus, Wulfram, Pictus, Bainus en de maagd Austreberta, en hun relieken bleven daar veertig jaren.
    Bron: Chronicon Nortmannorum, Histoire de France, VII, p. 152.

    Tekst 240 uit De Ware Kijk Op. Deze tekst staat niet in het Bronnenboek. Het waarom niet is wel duidelijk.
    Deze tekst uit een Franse kroniek geeft duidelijk de streek aan waar de Friezen woonden. Waarom zouden bisschoppen en abten van naburige streken hun relieken naar St.Omaars brengen als er een aanval in Nederlands Friesland had plaats gevonden? Zijn deze genoemde heiligen allemaal in Nederland bekend? Welke kerken bestonden er in 846 in Friesland?
    Alle feiten en gebeurtenissen uit het klassieke Frisia horen thuis in Frans-Vlaanderen. De teksten over de Noormannen en hun plunderingen in Frisia, wijzen duidelijk de streek van St.Omaars aan. Zie bijv. tekst 240 in het kader hiernaast. Wie van dit Frisia het Nederlandse Friesland wil maken moet toch eens met bewijzen komen.
    Graaf Robert de Frise is de eerste edelman die zich 'de Frise' noemde. Hij is begraven in Cassel, zijn thuisland. Het monument is te bezoeken op de Casselre-berg. Plaatsen we het klassieke Frisia in (Frans-)Vlaanderen, dan gaat de hele tradionele geschiedenis van Nederland in het eerste millenium onherroepelijk mee. Uit veel klassieke teksten blijkt duidelijk waar dat klassieke Frisia lag, zoals uit onderstaande tekst uit 675.

    Tekst uit ca. 675:
    Want toen zij over de zee scheep gingen naar Fresia, dat ligt naast de streek van de Morini, kwam het voor dat hij het Misoffer wilde opdragen.
    Bron: Vita S.Vulframni, AS, maart III. p.145.

    'Hij' in deze tekst is St.Wulfram, bisschop van Sens en een van de voorgangers van St.Willibrord bij de prediking onder de Fresones. Morini is onmiskenbaar de streek van Tervanne (Maurungani=Terwaan). De Friezen zijn de buren van de Morini van Terwaan (Thérouanne). De oude Friezen (Fresones) woonden dus in Frans-Vlaanderen.

    Dit is ook precies de plek waar St.Willibrord vanuit Brittannia overstak (hij kwam aan land in Gravelines) en meteen in zijn missiegebied was. De vermeende aankomt is Katwijk is een farce. Ook Bonifatius kwam hier aan land na zijn oversteek en niet in Wijk bij Duurstede (het idee alleen al?). Vervolgens reisde Bonifatius door naar Trajectum. In Nederland liggen Wijk bij Duurstede en Utrecht precies verkeerd om. Ook dat geeft al de onjuistheid van de Nederlandse traditionele opvattingen aan.

    Uit de bronnen zijn ruim 300 streek-, rivier- en plaatsnamen bekend die in en bij Frisia genoemd worden. Al deze 300 namen zijn niet in of rond Friesland aan te wijzen. Het geeft overduidelijk aan dat men hier in de verkeerde streek zoekt. In Frans-Vlaanderen liggen ze allemaal. Het Nederlandse Friesland is het Tweede Frisia. In de Hollandse geschiedenis worden de Friezen voor de eerste keer genoemd wanneer Dirk I van Holland (993-1039: afkomstig uit Vlaanderen!) friese kolonisten aantrekt om de wateren te beheersen en de bisschop van Utrecht afbreuk te doen door het opeisen van grondgebied, gepaard gaande met militaire agressie, onder andere in het Merwede-gebied.

    De klassieke Friezen slaan op de vlucht voor oorlogsgeweld. Wanneer hele dorpen door de Noormannen worden platgebrand blijven slechts twee mogelijkheden over; of vertrekken of onmiddellijk aan de heropbouw beginnen. De Vlaamse Friezen zijn in hun overgebleven boten gestapt en zijn noordwaarts gevlucht om dat ze wisten dat:
    1. de Noormannen niet uit het noorden kwamen maar uit het zuiden, uit Normandië. Als je vlucht ga je toch je vijand niet tegemoet?
    2. deze grond vrij was omdat er niemand woonde.
    Bovendien bleek dat het vruchtbare grond was, die hetzelfde was als de grond uit hun thuisland dat ze verlieten.
    De Vlaamse graven wisten evengoed als hun zeevarend volk dat de drooggevallen en onbewoonde gronden leken op de vlakte die zij verlieten. Het volk had een nieuw thuis nodig en de leiders rijfden de grond en de belastingen binnen want het feodaal stelsel was in zwang. Niets is dan eenvoudiger dan de oude namen mee te nemen. Daar de taal geen probleem was is ook die in stand gebleven. Het Fries is afkomstig van het klassieke Diets, net als het Engels overigens. Het is dan ook niet vreemd dat uit taalstudies blijkt dat het Fries en Engels zo nauw aan elkaar verwant zijn.
    (Bron: https://taaldacht.nl/gelijkenissen-tussen-engels-en-fries/)



    De Friezenkerk in Rome heeft, anders dan de naam doet vermoeden, niets met Nederlands Friesland te maken.

    De kerk is gesticht vanuit de 'schola Frisonum'. Schola betekent niet school, maar kolonie. De kolonie van Fresones waren pelgrims die uit Vlaanderen kwamen, uit het oude Frisia. Dat de kerk nu geclaimd wordt als 'vanouds Fries bezit' is dezelfde mythe als die van Bonifatius die in Dokkum vermoord zou zijn (niet door de Friezen, maar de Groningers zouden dat gedaan hebben).

    Met de in de oudste akten uit de 9e eeuw als 'Friesche ridders' voorgestelde Ilderado de Groninga, Leomot de Stavera en Celdui ancilla de Slinga, wordt de klassieke fout gemaakt deze te identificeren met de plaatsen Groningen, Staveren en Stellinga. Het is chronologisch onmogelijk de plaatsnamen Groningen en het uitzonderlijke Slinga, om van Staveren maar te zwijgen, hiermee te identificeren. Deze plaatsen bestonden niet in de 9e eeuw. Het gaat hierbij om de Vlaamse plaatsen Grenega (ook bekend als Groeninghe), Stauria (Estaires) en om de “Sliviacas oras” (de Slavische kust) boven Boulogne-sur-Mer. Een relict van de naam is bewaard gebleven in de plaatsnaam Saint-Martin-des-Sclives, een oud dorpje bij Sangatte. Deze naam is gedoubleerd naar Schleswig in Noord-Duitsland en nam ook de plaatsen Bremen en Hamburg mee. Lees meer daarover bij Adam van Bremen.
    Ja, als we alles tot op de bodem uitzoeken val je van de ene verbazing in de volgende. De deplacements historiques (zie daar) blijken onthutsend frappant. Vergelijk hier ook even Groeninghe met Groningen en Lewarde met Leeuwarden! In heel (West-)Friesland en Groningen zijn meer dan 300 plaatsen te vinden die een gelijknamig broertje of zusje hebben in Frans-Vlaanderen. De hele lijst vindt U in de Ware Kijk Op p.443-p.465. Naast plaatsen met exact dezelfde naam, zijn er ook veel plaatsen die onder invloed van de taal wel een wijziging in schrijfwijze hebben ondergaan, maar qua uitspraak of betekenis hetzelfde zijn.

    De Friese taal.
    De traditie van het Nederlandse Friesland gaat niet verder terug dan die van de vlag en het wapen.(zie hiernaast).
    Ook de traditie van de Friese taal gaat niet verder terug dan de 17e eeuw. De Friese traditie begint pas in 1640! Nog steeds fungeert 'het Fries' als meest ideologisch wapen in de politieke vrijheid van Friesland. Voor de 18e eeuw hebben we geheel geen concrete informatie omtrent de mondeling taalgebruik in de kerk en het onderwijs. Het 17e eeuwse (Nederlandse) Fries staan in een geheel andere spellingstraditie dan de oud-Friese teksten uit de eeuwen daarvoor. Dat geeft een duidelijke breuk aan. De oudste Friese teksten dateren dan wel uit de 11e eeuw, maar nooit is aangetoond dat die over het Nederlands Friesland gaan. (Bron: Spiegel Historiael, okt.1975 p.544 ev. Het Fries tot 1800).

    Actueel!

    Vondsten van amateurarcheologen bewijzen: Friezen vochten in de Romeinse legioenen. Leeuwarder Courant van 6 sept. 2020.
    Amateurarcheologen ontdekten in de bodem van Friesland en Groningen tientallen onderdelen van paardentuig dat door de Romeinen werd gebruikt. Stijn Heeren is verrukt over de restanten van paardentuig die zijn ontdekt. Dat biedt volgens hem ook nieuwe inzichten in de samenstelling van de Romeinse legers. De Romeinen namen ook bewoners van gebieden die ze veroverd hadden in hun legers op. Friezen en Groningers vochten in de Romeinse legioenen!

    Nieuwe inzichten? Euforie om niks. Dit was toch allang bekend?

    Commentaar: Zoals gebruikelijk in de archeologie worden er weer conclusies getrokken, zonder eerst verder en gedegen onderzoek te doen. Dat er in de Romeinse legers bewoners van veroverde gebieden dienden is geen nieuws. Dat was allang bekend. Dat blijkt wel uit de lijsten van legereenheden (zie de Notitiae Dignitatum) die bij historici en archeologen toch als algemeen bekend verondersteld mogen worden. Blijkbaar niet bij deze amateurarcheologen, maar ook niet bij Stijn Heeren. In de Notitiae Dignitatum wordt bij de verovering of bezetting van Engeland ook een cohors Frisones genoemd, dus dat is ook geen nieuws dat er Friezen in de Romeinse legers dienden. Dat zou Stijn Heeren toch moeten weten. De 'samenwerking' met de Romeinen was ook niet zo vanzelfsprekend. Niet voor niets kwamen de Friezen regelmatig in opstand tegen de Romeinen (en later tegen de Franken).

    Wordt nu het bewijs geleverd dat deze Friese legionairs in Friesland woonden? Dat moet dan blijken uit de restanten van gevonden paardentuig, dat dan per se van Friezen in Romeinse dienst was. Hoe weten die amateurarcheologen dat? Hoe weet Stijn Heeren dat? Het is nu een aanname ofwel een onbewezen veronderstelling en die moet eerst maar eens met feitelijke bewijzen aangetoond worden. Vragen zijn: wat en hoeveel is er precies gevonden en waar? Het zou beter zijn het opgravingsverslag eerst maar even af te wachten, voordat er voorbarige conclusies worden getrokken. Want bestond er dan geen handel? Bestond er geen roof of hergebruik door anderen, net als met zwaarden gebeurde? Het is hetzelfde verhaal als met munten. Is elke Romeinse munt door een Romein verloren? Om een hedendaagse vergelijking te maken: Is een Belgische euromunt altijd door den Belg verloren? En hoe rijmt Heeren het met het feit dat de Romeinen nooit Friesland hebben veroverd? De Rijn was toch de noordelijkste grens van het Romeinse Rijk? Kwamen die Friezen dan vrijwillig dienst nemen in de Romeinse legers?

    Vondsten van Romeinse relicten in Scandinavië bewijzen toch ook niet dat de Romeinen daar geweest zijn? Net zo min bewijzen Romeinse relicten in Nederland dat die door Romeinen zijn achtergelaten.

    De oplossing is als altijd vrij simpel: In de Romeinse tijd woonden de Friezen niet in Friesland, maar in het oude Frisia dat in Vlaanderen lag. Die Friezen zijn ingedeeld in Romeinse legers. De stelling van Heeren dat de Friezen in Bataafse eenheden werden ondergebracht
    (zie Archeologie Magazine nr.4, 2020) is net zo'n onbewezen aanname als de aanname dat Friezen uit Friesland in Romeinse legers dienden. Lees ook wat historicus Jos Bazelmans er over schreef: zijn de Friezen wel Friezen? Bazelmans betoogde dat de klassieke Frisii niets met de huidige Friezen te maken hebben.


    In het Algemeen Dagblad werd de nieuwe film over de Friese koning Redbad besproken. Daarop reageerde ik met een ingezonden brief op 26 juni 2018, waarna op 29 juni een reactie kwam van ene Johan Hermes uit Rotterdam. De vervolgens door mij ingediende repliek op de brief van Hermes werd in het AD zonder opgave van redenen niet geplaatst. Lees meer over
    Redbad en mijn repliek op Johan Hermes.

    Maar wat blijkt als men de klassieke bronnen erop naslaat? Die hele geschiedenis van Redbad als Friese koning is één grote mythe. Er is een koninkrijk Friesland geweest, maar dat lag in Frans-Vlaanderen en daaraan zijn de namen van twee vorsten verbonden, namelijk Aldgisl en Redbad (ook Radbod of Radboud). Laatstgenoemde leeft merkwaardigerwijze voort in de overlevering van Westfriesland en niet in Friesland. In het Friese 'kernland' herinnert daarentegen niets meer aan de man, die dr. D.P.Blok in zijn monografie "De Franken" betitelt als 'de eerste "Nederlander' van formaat uit de middeleeuwse geschiedenis, aldus S.J. van der Molen in 'Oorsprong en geschiedenis van De Friezen' (zie hier verder). Voor de fabels van Blok zie De Franken in Nederland.

    De visie van Albert Delahaye.
    Er moet een duidelijk onderscheid gemaakt worden tussen het klassieke Fresia (zie bij Fresia of Frisia) dat in Frans en Belgisch Vlaanderen lag en de Nederlandse provincie Friesland. Fresia was het eerste land der Friezen uit het eerste millennium, het Nederlandse Friesland is het tweede land der Friezen uit het tweede millennium, dat behalve Friesland ook de kop van Noord-Holland en een deel van Groningen omvatte.
    Het scharnierpunt ligt in de 10e eeuw, toen laag Nederland vanuit het zuiden ontgonnen werd.
    Over het bestaan van Friese koningen in de vroege middeleeuwen, zoals Aldgisl en Radboud, is in Nederland heel weinig bekend. Historische bronnen uit die tijd ontbreken in ons land. De verhalen zijn in de 10e eeuw meegekomen met de nieuwe bewoners van de noordelijke gebieden in ons land. Archeologisch is van deze vroege koningen in Nederland al helemaal nooit iets aangetoond.
    In Frans-Vlaanderen zijn er wel koningsgraven van 3500 jaar oud gevonden te Fresnes-les-Montauban en te Fréthun, twee Friese plaatsnamen. (Bron: Callens J., De HST en de archeologie in De Franse Nederlanden, Annales 1994).

    De archieven spreken duidelijke taal, zeker voor een archivaris.
    Opvallend blijft dat in de archieven in Friesland van de periode vóór 1498 weinig te vinden is. Het zijn niet meer dan schamele resten die in het Rijksarchief bewaard worden. Het beginjaar van het archief van Dokkum is 1555. Verder terug heeft men niets. Het archief in Franeker begint in 1526, Bolsward in 1544, Harlingen in 1574, Leeuwarden in 1426, Sneek in 1490, Stavoren) in 1600 en IJlst in 1613. Het zijn ook voornamelijk overheidsarchieven. Veel kerkelijke archieven, waarvan het merendeel van de gereformeerde of hervormde kerken, beginnen pas tijdens de reformatie in de 17e eeuw. Het oudste kerkelijk archief in Dokkum (van de Classis Dokkum) begint in 1605. De oudste kerkelijke archieven van de Rooms-katholiek kerk zijn die in Leeuwarden en deze beginnen in 1663. Die van de parochie van de H.Bonifatius begint iets eerder in 1657. Deze bevat ook het archief van de St.Willibrordus-statie vanaf 1765 tot 1854. (Bron: de archieven in Fryslân).

    Wat zijn naam, bevolking, streeknaam, plaatsnamen en zelfs riviernamen betreft, zijn het Nederlandse Friesland, Groningen en West-Friesland in Noord-Holland, de vrucht van een migratie uit Frans Vlaanderen. De opvattingen over de goederen van de abdij van Echternach in de Friese landen zijn ontstaan door een aantal misverstanden in de 16e eeuw. Zie daarover de Friese goederen van Echternach. Lees ook 'Het ontstaan van West-Friesland' door Frans J.P.M. Kwaad, fysiisch geograaf, met uitgebreide literatuurlijst en verwijzingen naar talrijke websites. Uit het artikel blijkt dat ontstaan en bewoning pas rond 1300 plaats vond. De naam Holland dukt pas op in 1101. De veengroei heeft er geduurd tot het begin van de ontginningen rond 800 à 1000. In feite is het hele artikel een bevestiging van de visie van Albert Delahaye.

    Dit geeft al aan dat veel plaatselijke gebruiken geen ver verleden kennen en pas heel laat zijn opgetekend en ontstaan. In de oudste archieven verneemt men ook niets over St.Bonifatius en Dokkum. De bevindingen van prof.dr. L.J.Rogier sluiten hier feilloos op aan: vóór het jaar 1559 is van enige officiële verering van
    Sint Willibrordus, Sint Bonifatius en andere geloofsverkondigers in Nederland geen spoor te vinden
    . De verering van Bonifatius in Dokkum begint pas na 1874. Dat is 11 eeuwen na dato. De Friesche Bedevaart naar Dokkum te Leeuwarden begint in 1919 en loopt tot 1953.



    "De Historie van Vriesland" door kroniekschrijver Peter Jacobsz van Thabor (geschreven tussen 1470 en 1530, Dutch edition 1973) laat ook duidelijk zien dat de geschiedenis van Friesland pas begint in de 13e eeuw. Het eerste jaartal dat in deze kroniek genoemd wordt is dan wel 781, waarbij vermeldt wordt dat 'eerst dat Karsten (Christen) ghelove ontstanc'. Men slaat Willibrord en Bonifatius hier dus over. Het volgende jaartal is 1270 'doe wort ghepredict dat heilighe cruys over de Karstenheyt'. Tussen 781 en 1270 heeft men dus NIETS, geen enkele geschiedenis in de "Historie van Vriesland". Dat is bijna vijf eeuwen met NIETS.

    Volgens informatie over de geschiedenis van Friesland, onder meer weergegeven in het Scheepvaartmuseum in Sneek, was vroeger in Friesland het meeste land drassig. Met koetsen, paarden en karren en te voet kwam men maar met moeite van plaats naar plaats. De tijd van 'koetsen, paarden en karren' geeft al duidelijk aan dat het over de 15e eeuw en later gaat. In de tijd daarvoor was Friesland, zoals meer gebieden in 'drassig Nederland', niet bereisbaar. Hoe St.Willibrord, St.Bonifatius en andere predikers hier dan rondgetrokken hebben, wordt door de historici dan ook nooit vermeld, maar angstvallig verzwegen, aangezien wel duidelijk is dat dan de hele geschiedenis zich hier niet voorgedaan kan hebben. De vaak vermelde Friese handel begint ook pas na de 15e eeuw en kent zeker geen continuïteit vanaf de tijd van Romeinen.

    In het onlangs verschenen boek van Annemarieke Willemsen (wetenschappelijk medewerkster van het Rijksmuseum van Oudheden) over de "Gouden Middeleeuwen" komt zij tot enkele opvallende bevindingen, die het gelijk van Albert Delahaye onweerlegbaar aantonen. Haar opvattingen over Nederland in de Merovingische tijd zijn opzienbarend en bevestigen de onjuistheid van de traditionele opvattingen. Zie verder bij het gelijk van Delahaye.
    Zij komt tot de conclusie dat de traditionele indeling in Nederland van Friezen, Franken en Saksen niet gebaseerd kan zijn op de archeologie. De vraag is waarop dan wel? In elk geval ook net op de geschreven bronnen, zoals prof.dr.D.P.Blok (zie daar) al eerder en dus zeer terecht concludeerde.
    Daarmee zet zij een dikke streep door het hele boek 'De Friezen' van Luit van der Tuuk (zie hiernaast). Het boek hoeft niet van tafel, maar moet er juist open op blijven liggen. Met dit boek is het 't beste aan te tonen dat de hele geschiedenis van het voorkomen van een 'Fries Rijk' in Nederland nergens anders op gebaseerd is, dan op enkele reeds lang weerlegde aannames en een ferme portie duimzuigerij van Van der Tuuk.

    In Archeobrief 1 van maart 2001 komen Jos Bazelmans, Menno Dijkstra en Jan de Koning tot de conclusie dat 'de Friezen genetisch misschien helemaal niet bestaan'. Het Frisia project (initiatief van de provincie Noord-Holland, dus niet van Friesland) is helaas in een pril stadium gesmoord. Schaarse resultaten en de tamelijk gematigde belangstelling van historici en onderzoekers deed het de das om. Zou het niet gewoon zo zijn dat de gematigde belangstelling voortkwam uit de schaarse en weinig aansprekende resultaten van archeologische opgravingen? Immers in Friesland is niets gevonden van het oude en omvangrijke volk van de Friezen, dat niet alleen tegen de Romeinen streed, maar nadien ook tegen de Franken. Dat ze volgens de traditie vanuit Friesland even naar Noord-Frankrijk trokken om er te strijden, is in de traditionele geschiedenis altijd een onverklaarbaar feit geweest.
    Volgens Albert Delahaye is dit gemakkelijk te verklaren, aangezien de Friezen in (Frans-)Vlaanderen woonden en dus in hun thuisland tegen Romeinen en Franken streden.

    Men ziet het: de plaatsen uit de berichten die in Duitsland altijd de grootste problemen hebben opgeleverd voor de lokalisatie van de gebeurtenissen, presenteren zich in het noorden van Frankrijk als vanzelf. Zie de kaart hiernaast van het oorspronkelijke Saksen- en Friezenland in NW-Frankrijk. (Klik op de kaart voor een vergroting).

    Ruim 2000 teksten over de Friezen.
    In tegenstelling wat historici lange tijd beweerden en nog beweren, is het volk van de Fresones (Friezen) aan de hand van zo'n 2000 teksten prima te localiseren. De onwetendheid van het bestaan van deze teksten heeft tot deze voorbarige conclusie onder historici geleid. Dit noemt men in de vaderlandse geschiedenis "kritisch tekstonderzoek". Men heeft gewoon geen weet gehad van het bestaan van al deze teksten, omdat die niet in Nederland, maar allemaal in Frankrijk zijn terug te vinden. De eerste vraag die een kritische lezer zich dan stelt is "Wat doen teksten over 'ons' volk der Friezen in Frankrijk, terwijl er geen enkele in Nederland te vinden is?"
    Het antwoord is even simpel als de vraag: "De teksten zijn precies daar geschreven waar het volk der Friezen leefde: in Frans- en Belgisch-Vlaanderen."

    Elke zichzelf respecterende historicus had het antwoord kunnen weten, immers Jacob van Oudenhoven schreef er in 1654 al het volgende over: "de geschriften ontbreken omdat het land niet bewoond was".

    Veel taalonderzoekers hebben niet voor niets de gelijkenis tussen de Oud-Engelse en de Friese taal benadrukt. Hoe kon St.Willibrord de Frisones verstaan en zij hem, zoals in enkele vitae vermeld staat? Hoe kon de Friezenkoning Radboud met Wulfram de bisschop van Sens praten?
    Het zijn vragen waar je in de traditionele geschiedenis geen antwoorden op vindt.

    De Rijksverdeling in 839.
    Bij de rijksverdeling in 839 wordt het hertogdom Frisia tot aan de Maas genoemd tussen het rijk van de Saksen (dat lag bij Boulogne), het graafschap Hamarland (Henegouwen) en het graafschap van de Bataven (dat was het land van Béthune). Het gaat deel uitmaken van het rijk van Karel de Kale, koning van West-Francië en het kan dus niet in of bij Holland hebben gelegen. Gerulf wordt daarbij niet genoemd. In 841 vernielen de Normanni het land tot aan Atrecht (Frans Arras), waarna de monniken van schrik vluchten met de relieken van St. Vaast door Frisia naar Engeland. Ze nemen natuurlijk de kortste weg van Atrecht naar Engeland en reizen uiteraard niet via Leeuwarden, dat toen onder water lag.


    De doop van Radboud te Medemblik.
    De Friezenkoning Radboud (692-720) past alleen in een Noord-Franse omgeving en buiten de loutere naam Fresia is er niets dat hem in verband kan brengen met het huidige Friesland, Holland of - wat dat betreft - met Utrecht. Over de legendarische mislukte doop bestaat maar één bron en wel de Vita Vulframi uit Frankrijk.
    De Friese koning Radboud zou uit de doopvont gestapt zijn, toen bleek dat hij zijn niet-gedoopte voorouders niet zou zien in het hiernamaals. Die doop werd verricht door Wulfram (ook als Wulfran of Vulfran/m of Fulfran/m geschreven), abt van Saint-Wandrille (in Normandië), bisschop van Sens en voorganger en tijdgenoot van St.Willibord in de prediking onder de Frisones. Wat zocht de Friese hertog Radboud in het Franse Sens? De doop wordt traditioneel in Medemblik geplaats, dus zowiezo al niet in Friesland. Maar in Medemblijk kan het ook niet geweest zijn. Of anders gezegd, waar was een kerk in Friesland te vinden als de doop zich dáár zou hebben voorgedaan? Bovendien, hoe valt het te verklaren dat geen enkele Nederlandse kerk het patronaat van de zo belangrijke Friezenbekeerder Wulfram kreeg? Dat St.Wulfram vanuit het Nederlandse Friesland naar Frankrijk zou zijn gebracht na zijn overlijden, is een gevolg van dezelfde misplaatste historie. Het leven van St.Wulfram heeft zich volledig afgespeeld in Frankrijk en wel in de omgeving van Rouan, Abbeville en Sens. In Frankrijk zijn vele kerken met het patronaat van St.Wulfram. De gothische collegiale kerk (kathedraal) van Abbeville voert sinds de eerste bouw het patronaat van St.Wulfram (zie afbeelding hiernaast). Juist in deze kerk van Abbeville zijn de overblijfselen van het corpus van St.Willibrord teruggevonden. Hoe komen de relieken van "de apostel van Friesland" in Abbeville terecht? Het is een volgende aanwijzing van de onjuistheid van de Nederlandse traditie!

    Wat zijn naam, bevolking, streeknaam, plaatsnamen en zelfs riviernamen betreft, is het Nederlandse Friesland de vrucht van een migratie vanuit Frans Vlaanderen. Een paar doublures zouden niets hebben betekend. Maar het overweldigend aantal getransplanteerde namen laat niet de minste twijfel bestaan over de werkelijkheid van de migratie.
    In de teksten over Fresia komen niet minder dan 1600 plaatsnamen voor die in Nederland nergens te vinden zijn, maar die in het noorden van Frankrijk wél zijn aan te wijzen. Ook is er in Nederland geen enkele plaats die genoemd is naar de Friezen. In Frans-Vlaanderen is een twintigtal plaatsnamen te vinden die onmiddellijk terug gaan op de Fresonen : Fersinghem, voorheen Frisinghem; Festibert, voorheen Fristubert; Fresingahem, Fresingehem; Freskenes; Frescôte; Frémicourt, voorheen Friesmecourt; Frésicourt; Fresnicourt; Fresmessent; Fresne (komt liefst 4× voor); Fresnes-sur-Escaut; Fresnes-lès-Montauban; Fresnicourt-le-Dolmen; Fresnoie; Fresnoy (bestaat 6×); Fresnoy-en-Gohelle; Fressain; Fresse; Fressin; Fressaing; Fressincourt; Fressins; Fressinge; Fressenghe, Frissinghe (=Fresionowic uit het register uit 870, wat dus niet Vreeswijk was); Frévillers, voorheen Friesvilla; Frévin-Capelle; Frissinghe; Frisincort; Frisincourt; Frisincurt; Fresni; Fresthun; Frestubert; Fresté-les-Pernes; Fressinium; Fresville; Fressenville; Fressies; Friesen; Frisé; Frizon, voorheen Fresonium; Friesenheim, voorheen ook Frisenheim.
    Overbodig is nogmaals op te merken dat er in Nederland geen enkele plaats is die genoemd is naar het oude volk der Friezen, hoewel er op dat vlak ooit iets is geprobeerd met Vreeswijk in Utrecht.

    En als het begin van de geschiedenis van het volk der Friezen zich in Noord-Frankrijk heeft voorgedaan, moet ook de rest van die geschiedenis zich daar hebben afgespeeld. Alle veldslagen tussen de Friezen en Romeinen en die tussen de Friezen en Franken, hebben plaatsgevonden in Frankrijk. Te denken valt aan de slag bij Tertry (Textricum), Poitiers, (V)Inchy (Vinciacum), St.Omer (Sithu), Coyecques en Dorestad. De slag om Dorestad vond plaats in Gallia, zoals de betreffende tekst letterlijk zegt. Dat kan dus onmogelijk Wijk bij Duurstede zijn geweest, dat immers niet in Gallia lag.


    Tekst uit "Overzigt van de geschiedenis der Letterkunde en Beschouwing (1822)" over "De Morini, de Menapii, Den Portus Itius, de Toxandri en de Salii" door N.Westendorp, waarbij hij al wijst op "aardrijkskundige zwarigheden". Net als op de kaart hieronder is sprake van het gebied "Francorum seu Frisiorum pars" (blauw onderstreept) dat tussen Oostende (rood onderstreept) en de Schelde ligt. "Tot onze grote verwondering" schrijft Westendorp en geeft "deze gedachte niet hoger dan voor een (ver-)gissing". Hij vat Greveningo blijkbaar op als Grevelingen in Zeeland (hij noemt de Krammer) en niet als Gravelines bij Calais, wat wel overeen zou komen met de afbeelding. Duidelijk is dat het hier over Noord-Frankrijk gaat waar immers de woonplaats van de Morini en Menapii was. Het is tevens duidelijk dat het klassieke Frisia niet in Friesland, maar in Vlaanderen lag.
    Let ook op het S.Willebrordi (groen onderstreept, de plaats waar St.Willibrord aan land kwam) en de kop van deze kaart waar Mare Germanicum te lezen staat. Het is daarmee duidelijk aan welke zee het echte en klassieke Germania lag. (Carolus Calvis, genoemd op de legenda, leefde tussen 823 en 877).




    Pas in de 10e eeuw kregen de graven van Vlaanderen delen van Nederland in bezit. Met de ontginningen van laaggelegen gebieden kwamen ook de bewoners vanuit het zuiden naar het noorden. Deze bevolking nam de namen van plaatsen, rivieren en van heiligen en andere tradities mee naar hun nieuwe woongebied, waarmee de grote spraakverwarring in de Nederlandse historische geografie begonnen is.
    In Nederland is wel eens geprobeerd te stellen dat het kasteel van Radboud zich te Medemblik zou hebben bevonden. Echter het kasteel te Medemblik stamt uit de 13e eeuw (1287) en is gesticht door graaf Floris V. Het geeft wel de tijd aan waarin de Nederlandse mythen langzaam ontstonden: de 13e eeuw.

    Er zijn veel teksten te vinden waarin de Friezen en Friese vorsten voorkomen, die onmogelijk in Nederland zijn te plaatsen. In Frankrijk passen ze allemaal wel. Zoals de tekst bij Einhard, biograaf van Karel de Grote.
  • Eginhardi annales : "Toen de keizer (lees: koning) Karel de Grote [in 793] de oorlog wilde voortzetten en zich naar Pannonia (in het noordoosten van Frankrijk) wilde begeven, hoorde hij dat de troepen, die Thedericus, graaf van Frisia (Vlaanderen) aanvoerde, in Rhuisti (Hestrus op 8 km noord van St.-Pol-sur-Ternoise) door de Saksen [uit Boulogne] onderschept en vernietigd waren. De koning werd er toen van overtuigd, dat hij tussen de rivieren de Radantia en de Almonum [twee in dat kanaal verdwenen stromen] een kanaal moest laten aanleggen, zodat hij gemakkelijk van de Danubius (de Aisne en niet de Donau) in de Renus (de Schelde, en niet de Rijn) kon komen, die van de ene kant al met de Danubius, van de andere kant met de Moeno (Maas) in verbinding staat. Hij liet dit werk in de herfst uitvoeren... Hij vierde kerstfeest bij St. Kilianus in Wirtziburgium (Vittarville op 25 km noord van Verdun) op de rivier de Moenum (Maas)."
    De vroeg-middeleeuwse documentatie van Fulda is uit Noord-Frankrijk afkomstig. Omdat we moeilijk kunnen aannemen dat een Friese graaf betrokken was bij het graven van een kanaal tussen de Rijn en de Donau wordt deze bron maar overgeslagen; in de juiste streek valt echter alles op zijn plaats.
    Op dezelfde plaatsen lagen al kanalen; men kon van de ene kant al van de Renus in de Danubius en de Moenus komen. Dit is dan ook de streek waarin men de kanalen van Drusus en Corbulo moet zoeken. De locatie van deze kanalen in midden Nederland is een grote farce en net zo onmogelijk als het verblijf van de Romeinen of Karel de Grote aan de Weser in Noord-Duitsland!

    Wat weten we nu feitelijk echt?
    "Het land van de Friezen (Fresones) is hetzelfde land dat ook Francia Rinensis heet en voorheen Gallia Belgica Alobrites werd genoemd." (Bron: de Ravennas, Cosmographia, IV, 24).
    Deze ene zin is feitelijk al voldoende om de hele Nederlandse traditie te weerleggen, maar er zijn meer bewijzen die de onjuistheid van de traditie aantonen.

    De Friezen woonden aan deze kant van de Renus, aldus klassieke FRANSE bronnen. Dat is onmogelijk in het Nederlandse Friesland te plaatsen.
    De eerste Friese graaf is begraven in Cassel, zijn thuisland. Daar in Frans-Vlaanderen ten zuiden van de Schelde lag dus het klassieke Frisia! Zie ook de kaart uit de 9e eeuw hierboven, waar links (groen onderstreept) de aankomstplaats van St.Willibrord op het vasteland is aangegeven met S.Willibrordi. Blauw onderstreept staat er Francorum seu Frisiorum pars (het Friese deel van het Frankische rijk).

    Er bestaan meerdere kaarten van het oude Nederland (o.a. Frisia Veteris) waarbij de verschillen al aangeven dat de geschiedenis in de loop der eeuwen danig veranderd is en aangepast is aan de opvattingen van die tijd. Let met name op het Flevomeer, dat niet altijd een verbinding heeft met Friesland. De rechterkaart geeft de bewoonbaarheid van Nederland rond 1300 aan. Meer dan half Nederland bleek onbewoonbaar te zijn. Zie de kaarten hieronder (klik op de kaart voor een vergroting).



    "De traditionele indeling van ons land in Friezen, Franken en Saksen is archeologisch niet te bewijzen". (Annemarieke Willemsen).
    Het kaartje hiernaast is dan ook gebaseerd op onbewezen aannamen. Vergelijk dit kaartje met het kaartje linksbovenaan. Utrecht ligt hier in Frankisch gebied, Trajectum in Fries gebied. Zo wordt in de Nederlandse geschiedenis geschoven al naar gelang het uitkomt en wenselijk is.


    Oorsprong en geschiedenis van De Friezen van S.J. van der Molen.
    Het boek Oorsprong en geschiedenis van De Friezen van S.J. van der Molen (Amsterdam/Brussel 1981) spreekt duidelijke taal. We citeren hier enkele teksten uit dit boek. Opmerkingen in rood.
    1. De naam Friezen (Frisii) is nog steeds niet afdoende verklaard en komt niet eerder voor dan in de Romeinse tijd. (Opmerking: de naam Friezen komt bij de Romeinse schrijvers al voor voordat er ook maar één Romeins in Nederland was geweest. Ook is aangetoond, o.a. door Jos Bazelmans, dat de klassieke Frisii niets met de huidige Friezen te maken hebben.)
    2. Waar de Friezen vandaan kwamen is momenteel nog een onopgelost vraagstuk. Verschillende historici (P.Boeles, H.Waterbolk, H.Halbertsma, A.v.Giffen) houden er verschillende opvattingen op na, die grotendeels gebaseerd zijn op aardewerkvondsten.
    3. Echter, bepaald type aardewerk (RWIII) is nimmer in de Noord- en Zuidhollandse kleistreken aangetroffen (Opmerking: waar toch ook altijd de Friezen worden geplaatst.)
    4. Het is jammer dat in Friesland tussen Flie en Lauwers geen duidelijke overblijfselen zijn gevonden van de huizen waarin deze 'protofriezen' hebben gewoond. (Opmerking: zonder huizen geen bewoning!)
    5. Het feit dat het streepband-aardewerk in gebruik was bij mensen die in de latere Romeinse bronnen Frlsii worden genoemd, gaf aanleiding tot het leggen van die relatie. Men kan nog wel eens lezen dat de terpen een typisch Friese aangelegenheid zouden zijn geweest, maar deze opvatting is onjuist.
    6. Terpen zijn van verschillende ouderdom, al naar de streek waar men ze aantreft. Ook de verspreiding buiten de Friese gebieden vormt een reden ze niet uitsluitend Fries te noemen.
    7. Over het ontstaan van de terpen en het wonen op deze kunstmatige hoogten heeft lang onzekerheid geheerst en deden allerlei verhalen de ronde. Maar in deze eeuw heeft het oudheidkundig bodemonderzoek door archeologen - hier te lande door A. E. van Giffen en H.T.Waterbolk, in Oostfriesland door W. Haarnagel, in Noordfriesland door A. Bantelmann - nieuw licht op deze materie geworpen. Niettemin werd nog lang gegrepen naar een beschrijving van de Romein Plinius, die omstreeks 50 n. C. de Noordzeekust bereisde en als vrucht daarvan een nogal drastisch verhaal ophing van het wonen op 'terpen', zoals men lang gemeend heeft. Hij sprak overigens niet van Friezen, maar van Chauken en men veronderstelt dat deze stam aan de benedenloop van de Eems woonde. Hoewel wij bij deze beschrijving dus niet aan normale terpen mogen denken, maar eerder aan nederzettingen van een primitieve vissersbevolking, is het relaas uit de Naturalis Historia XVI (2-4) zo vaak aangehaald en is het bovendien de enige 'reportage' over een merkwaardige wijze van leven door een verwante bevolking, dat ook wij Plinius maar zullen volgen. (Opmerking: dat is nu precies hét probleem in historisch Nederland: een steeds herhaalde opvatting wordt maar gevolgd, ook al is er geen enkel bewijs voor!) Van der Molen twijfelt daar ook aan als hij schrijft: "de vraag over wie Plinius hier schrijft valt buiten het bestek van dit boek", ofwel dat heeft hij niet eens verder uitgezocht!
    8. Vele van deze terpen moesten evenwel verlaten worden, toen na 200 n. C. een nieuwe periode van stormvloeden inzette; maar ook zonken ze wel weg in de slappe bodem. Overigens acht Waterbolk vooral de ernstige verslechtering van de woonsituatie als gevolg van het optreden van de zee (Duinkerke-II transgressie) verantwoordelijk voor de bewegingen van de volken aan de Noordzeekust. (Opmerking: en dan zijn er nog historici die de transgressies willen ontkennen. Zie bij transgressies).
    9. Het blijft te betreuren dat de Friese cultuur op de terpen, de weldra in de Romeinse tijd als Friezen aangeduide bevolking, in het duister blijft. (Opmerking: er blijkt dus geen enkel bewijs voor te zijn.)
    10. Wat de archeoloog onder Friese cultuur en Fries verstaat kan men niet vergenoegen met het voorkomen van als Fries te onderscheiden aardewerk in het als Fries bekend gebied. Men moet ook aantonen dat het elders, dus buiten Fries gebied, niet voorkomt. (Opmerking: en juist dat laatste is nooit aangetoond. Het is hetzelfde als iets Bataafs noemen omdat het in de Betuwe voorkomt. Allereerst moet bewezen worden dat de Bataven in de Betuwe woonden voordat men ter plaatse afwijkende vondsten Bataafs kan noemen.)
    11. Het in dit boek genoemde plankje in Tolsum (p.48) blijkt in tegenstelling wat hier nog beweerd wordt, geen koopcontract van een koe te zijn. (Opmerking: hoe lang blijven eenmaal ingenomen standpunten nog rondzingen?)
    12. In de beschrijving van een strafexpeditie van de Romeinen in 28 n.Chr. in Friesland is sprake van het terugtrekken der Romeinen in het sterke castellum Flevum waarvan de ligging nog nooit precies is vastgesteld, maar dat toch bij het Flevomeer moet hebben gelegen, getuige de naam en van een slag bij het Baduhennawoud (Iucus Baduhennae), waar volgens Tacitus negenhonderd Romeinen omkwamen. Ook deze plaats is nimmer bevredigend gelokaliseerd en een recente wetenschappelijke discussie in Friese kring heeft geen resultaat gehad. Wij zullen het dan ook maar laten bij de bekende interpretatie: (heilig) bos van de strijdgodin Baduhenna. (Opmerking: een volgend voorbeeld van hét probleem in historisch Nederland: een eenmaal ingenomen opvatting blijft gehandhaafd ook al is er geen enkel bewijs voor!) Op p.59 lezen we: Van gewelddadigheid zijn geen sporen aangetroffen.)
    13. Verritus en Malorix die Rome bezochten. Een mooi verhaal, maar de laatste tijd wordt betwijfeld of de 'koningen' inderdaad de Friezen vertegenwoordigden die de voorvaderen waren van de tegenwoordige bewoners van deze provincie. (Opmerking: zie ook de opmerking bij punt 1.)
    14. De Friezen namen deel aan de opstand van de Bataven van Julius (CIaudius) Civilis (68-70). Dit is overigens de laatste maal dat ons historische berichten over de Friezen worden overgeleverd, en wat de opstand zelf betreft, de gebeurtenissen speelden zich vooral buiten Friesland af. (Opmerking: allereerst was de aanstichter van de opstand Claudius en niet Julius Civilis. Zie bij Bataven. Dat het de laatste maal is dat de Friezen genoemd worden, is onjuist, maar dat de opstand zich vooral buiten Nederlands Friesland afspeelde is wel juist. Het was namelijk in de Frisia in Frans-Vlaanderen. Zie bij Vlaanderen in het eerste millennium)
    15. De archeoloog prof. dr. W. A. van Es heeft betoogd dat noch de bodemvondsten noch de schriftelijke overlevering wijzen op een zeer nauwe relatie tussen Romeinen en Friezen in de periode van de Romeinse expansie, die overigens - van 12 v. C. tot 28 n. C. te kort was voor romanisering. (Opmerking: ook hier weer een opvatting die de traditie tegenspreekt.)
    16. Van Es heeft er op gewezen dat de inscriptie (op een in Friesland gevonden altaarsteen) gedateerd moet worden op het einde van de 1ste eeuw, toen Friesland zeker niet tot het Romeinse rijk behoorde. Hij acht het dan ook niet onmogelijk dat de steen buiten Friesland is opgericht en later in Beetgum is terechtgekomen. (Opmerking: archeologen maken wel vaker de fout dat de vindplaats van een relict ook de herkomstplaats is. Veel voorbeelden tonen aan dat het daarbij vaker met ingenomen conclusies fout is gegaan. Zie bij Archeologie).
    17. Een punt waarover veel gediscussieerd is en waarover de meningen sterk verdeeld zijn geweest, betreft de in dit tijdperk optredende trek van de Angelen en Saksen uit de Duitse bocht naar Engeland, omstreeks 450. (Opmerking: ook hier gaat het weer om een onbewezen opvatting).
    18. Het in Friesland gevonden aardewerk uit de 6de en 7de eeuw vertoont weliswaar Angelsaksische trekjes, maar over de grafvelden weten wij te weinig om tot betrouwbare conclusies te komen. (Opmerking: de vraag is wat er aan kennis sinds 1981 bij gekomen is om wel tot betrouwbare conclusies te kunnen komen.)
    19. In het Friese 'kernland' herinnert daarentegen niets meer aan de man, die dr. D.P.Blok in zijn monografie "De Franken" betitelt als 'de eerste Nederlander van formaat uit de middeleeuwse geschiedenis'. (Opmerking: Blok verkondigt in zijn boek dus onzin, ofwel hij houdt er een onbewezen opvatting op na. Zie verder bij D.P.Blok.)
    20. Of deze Aldgisl de eerste Friese koning was, wordt niet duidelijk. Uit zekere Friese wapensuccessen zou intussen zijn af te leiden dat hij een voorganger had. Immers, hoe zouden de Friezen omstreeks 650 de Franken uit Utrecht en Dorestad hebben kunnen verdrijven en het westelijk kustgebied tot aan Zeeuws-Vlaanderen onder hun bestuur hebben kunnen brengen, zonder de leiding van een vorst? (Opmerking: doordenkend op deze mededeling toont de onwaarheid van deze traditionele opvatting aan.)
    21. Als zijn Frankische vijand Pippijn II tussen 688 en 695 met een legermacht naar het Friese gebied trekt, wordt de koning bij de sterkte Dorestad verslagen en aangezien Pippijn in 696 de macht in het voordien Friese Utrecht uitoefent en de Frankische muntslag in Dorestad dan ook weer in actie komt, moet het door Redbad verloren gebied wel gezocht worden ten zuiden van de Oude Rijn. (Opmerking: uit dit hele verhaal blijkt al dat het niet in Nederland past, maar des te beter in Frans-Vlaanderen. In de Nederlandse traditie wordt met Dorestad geschoven juist zoals het uit moet komen.)
    22. Ook op Wulframs (bisschop van Sens) naam staat de bekende geschiedenis van de mislukte doop van Redbad. Nog eeuwen later leefde de herinnering aan deze gebeurtenis voort, getuige de regels die Melis Stoke daaraan wijdde in zijn Rijmkroniek. Wij ontlenen aan dit relaas het volgende, waarbij moet worden opgemerkt dat het van Stokes bekende anti-Friese houding getuigt dat hij van 'den hertoghe Rabbode' spreekt: in de optiek van de Hollandse graven konden de Friezen natuurlijk nimmer koningen hebben gekend! Overigens wordt Redbad pas met Medemblik in verband gebracht in de Divisiekroniek van Cornélius Aurelius (1517), wat de Egmonder monnik Antonius Hovaeus wellicht aanleiding gaf in zijn omstreeks 1560 geschreven kroniek van het geslacht Egmond te berichten dat de heilige Werenfried niet ver van Medemblik was gaan wonen om 'desen Heer Coninck [nI. Redbad] met goede vermaning te bekeeren totten H. Christengeloven': een concurrent blijkbaar van Wulfram. (Opmerking: hier wordt feilloos aangegeven hoe de Nederlandse tradities ontstonden en een eigen leven gingen leiden. Van der Molen noemt het (op p.72) dan ook de Friesnationale mythe door humanistische kroniekschrijvers, waarvan Cornelius Aurelius (Kees van Gouda!) ook bekend is van zijn Batavenmythe (zie daar)).
    23. De Franken breidden hun macht uit in het mondingsgebied van de grote rivieren in Nederland. Dat deze 'Rijksfranken' daar op Friese belangen botsten, lag voor de hand. Of Venantius Fortunatus (die een lofdiche schreef op Chilprik I) aan wishful thinking heeft gedaan, valt niet te bewijzen. Wel, dat driekwart eeuw later er toch weer Friezen in het Scheldebekken wonen. Daar is namelijk omstreeks 650 Eligius (St.-Eloi) - die van 590 tot 660 leefde en van muntmeester van de Frankische vorsten Chlotarius 11 en Dagobert I geloofsverkondiger en bisschop werd - bezig Vlamingen en Friezen te bekeren, waaruit wordt afgeleid dat Friesland zich toen, of misschien ook al omstreeks 600, uitstrekte tot het Zwin. (Opmerking: dat St.Eloi bisschop van Doornik-Noyon in Nederlands Friesland de Friezen zou hebben bekeerd is een van de hardnekkigste mythen in de Nederlandse historiografie. Hij bekeerde de Friezen in zijn eigen bisdom Doornik-Noyon! En dat het gebied van de Friezen zich uitstrekte toit het Zwin is helemaal juist, maar niet vanaf het noordelijk gelegen Nederlandse Freisland, maar vanaf het zuidelijk gelegen klassieke Frisia).
    24. In 837 schonk Lodewijk de Vrome (814-840) Friesland aan zijn zoon Karel en dat was, blijkens de oorkonde, alles wat westelijk van Nijmegen lag. In 839 schonk hij aan zijn oudste zoon Lotharius het 'hertogdom' Friesland en de graafschappen Hamaland, de Betuwe, Teisterbant en Dorestad. (Opmerking: hier komt de hele problematiek van de historisch geografische samen. Als men van Nijmegen (waar in de oorkonden Noviomagus staat) Noyon maakt, passen de genoemde graafschappen precies in Frans-Vlaanderen. Opvallend is ook dat deze tekst in het Bronnenboek van Nijmegen ontbreekt. (Zie daar. Daar is men er blijkbaar toch van overtuigd dat het niet over Nijmegen gaat).
    25. In hoofdstuk 11 over de Predikers van overzee wordt mede de opvatting van prof.R.R.Post gevolgd. Zie daar. En dan blijken er toch enkele onoverkomelijk problemen te bestaan, zoals: Willibrord, die als 'apostel der Friezen' de geschiedenis is ingegaan, kwam in 690 in de Nederlanden aan, blijkbaar niet in 'Fresia', maar blijkens zijn eigen aantekening 'in Francia'. Aangezien Pippijn II hem als arbeidsterrein het al eerdergenoemde Frisia citerior (bezuiden de Oude Rijn) had toegewezen, is het aannemelijk dat hij inderdaad in Frankenland voet aan wal heeft gezet. (Opmerking: vaarwel traditie van zijn aankomst in Katwijk. En als Katwijk valt, vervalt ook Utrecht en ook de prediking in Nederlands Friesland die vooral gebaseerd zijn op Katwijk en Utrecht. Zie bij St.Willibrord).
    26. Overigens is er over Willibrords arbeid onder de Friezen niet zoveel bekend. In ieder geval heeft prof. dr. Titus Brandsma getuigd dat het 'geheel onjuist' zou zijn hem op te eisen als uitsluitend de apostel van de Friezen. (Opmerking: dat er al langer twijfel bestaat over St.Willibrords aanwezigheid in Friesland is wel duidelijk. Dat is geen 'uitvinding' van Albert Delahaye. Maar hij heeft aan al die twijfel wel een einde gemaakt door op zoek te gaan naar het ware bisdom van St.Willibrord en zijn voorgangers en navolgers en dat gevonden in Frans-Vlaanderen. Daar passen alle teksten naadloos op het landschap en de genoemde plaatsen. Let vooral op dat in de Nederlandse traditie de voorgangers van St.Willibrord in de prediking onder de Friezen ontbreken en steevast verzwegen worden).
    27. In de bewoordingen van Willibald, die kort na Bonifatius' dood diens leven beschreef, 'heeft hij reeds op de oevers van een rivier die de Boorne [Bordne] heet, welke in het grensgebied ligt van hen die in de landstaal Oster- en Westeraache [de bewoners van Oostergo en Westergo] genoemd worden, de tenten opgeslagen, slechts door het getal van zijn eigen volgelingen omringd.' Merkwaardigerwijze zwijgt Willibald over Dokkum, maar hij was ook niet zo goed op de hoogte, want hij kende Friesland niet uit eigen aanschouwing. Immers, Dokkum lag in het geheel niet aan de Boorne of Middelzee. (Opmerking 1: Ook hier krijgt de schrijver de schuld niet op de hoogte te zijn. Of zijn het toch de historici die niet op de hoogte zijn? Het is helemaal niet merkwaardig dat Willebald over Dokkum zwijgt. Hij noemt Dockyncirica dat Duinkerke was. Zie bij Bonifatius. Deze geschiedenis heeft zich voorgedaan in Austrachia en Westrachia, dat de landschappen Oostervant en Westrachie bij Arras (Atrecht) waren). Opmerking 2: In het verhaal over Willehad, Liudger en Anscharius (Ansgar) volgt Van der Molen de traditionele opvattingen. Hij laat Willehad tussen 775 en 789 optreden als aartsbisschop van Bremen. Dat moet natuurlijk Brêmes in Frans-Vlaanderen zijn, immers Bremen bestond nog niet in 775. Volgens WIKIPEDIA werd het bisdom Bremen in 787 gesticht door Karel de Grote, wat ook onjuist is. Karel de Grote is nooit in Bremen geweest. Het is hetzelfde misverstand als het Karolingisch paleis in Nijmegen (zie daar). Het is deze Willehad die in een vita vermeldt dat Bonifatius in pagus Hostraga was vermoord. Hoogstmerkwaardig is dat men juist in Artois en Normandië beelden van de heiligen Willihad en Anscharius (zie daar) tegenkomt. In de onvervalste teksten is geen enkel raakpunt met Noord-Duitsland te vinden. Slecht latere historici hebben Willehad naar Noord-Duitsland getransporteerd toen men daar ook de Saksen, die aan de kust van het Kanaal woonden, had geplaatst.)
      De legende rondom de 'Noormannenpoortjes' is puur fantasie. Het is een broodje-aap verhaal, dat steeds weer opduikt met name in VVV-gidsen. De lagere deurtjes in de noorderlijke ingang om een kerk binnen te gaan, dwongen zo gelovigen om te bukken. De wilde Vikingen zouden de Friezen, als zij de kerk ingingen of uitkwamen hebben verplicht te moeten buigen om aldus hulde te betuigen aan hun dwingelanden. Ook de gedachten dat de vrouwen hierdoor naar binnen of buiten gingen en moesten buigen, is eenzelfde mythe.
      De sage van de lage deuren, de zogenaamde 'Noormannenpoortjes' is pas in de 15e eeuw ontstaan en werd aanvankelijk op woningen toegepast. Aangezien kerken in Friesland niet ouder blijken te zijn dan de 12e eeuw, kan er nooit sprake zijn geweest van 'Noormannenpoortjes', die immers in die tijden niet meer voorkwamen. De deuren waren aanvankelijk niet te laag, maar werden dat door ophoging van het ervoor gelegen kerkhof. Veel van de 'Noormannenpoortjes' zijn dan in de loop van de geschiedenis dichtgemetseld en gebruikte de geloven de zuideringang om de kerk in te gaan.
    28. Friesland moet erg veel te lijden hebben gehad van een schrikbewind van de Noormannen of Vikingen. Nog steeds hoort men hier het verhaal over de lage Noormannenpoortjes. Dit verhaal is nergens op gebaseerd, want de oudste kerkjes werden pas een eeuw na de laatste invallen der Noormannen gebouwd. Het komt evenwel ook in Friese kronieken voor, zij het niet vroeger dan de 15de/16de eeuw. (Opmerking: juist deze laatste opmerking van Van der Molen is interessant want deze geeft precies de tijd van het ontstaan van de mythen weer.)
    29. Prof.D.P.Blok rekende in 1978 af met de bewering van prof.Miedema dat Oudnoorse relicten in het Oudfries waren achtergelaten. De conclusie van Blok was dat er geen enkel bewijs is voor een vestiging van Noormannen in de tegenwoordige provincie Friesland. (Opmerking:Hier is prof.Blok het dus helemaal eens met Albert Delahaye. Hoezo Delahaye verwijten wat je zelf ook beweert?)
    30. Ten slotte: het is opmerkelijk dat onder de vele vondsten uit de terpen vrijwel geen enkel geïmporteerd stuk aan de Vikingen kan worden toegeschreven. (Opmerking: hier spreekt Van der Molen duidelijke taal. Er is geen enkel bewijs voor heel veel eerder genoemde opvattingen.)
    31. Na de Tweede Wereldoorlog ontving het Fries Museum zilveren zgn. Thorshamertjes die zouden behoren tot de beroemde zilverschat uit de terp Brêgebuorren te Winsum van omstreeks 1896. Jammer genoeg moest in de jaren zeventig bij deze en andere voorwerpen van de 'Vikingen' het kaartje 'Vervalsingen' worden opgehangen, waarmee de mening dat nog enkele eeuwen na de prediking van het christendom in Friesland 'heidense goden' zouden zijn aanbeden, naar het rijk der fabelen moest worden verwezen. (Opmerking: het kaartje 'vervalsing' kan bij meerdere van de hierboven genoemde onderwerpen in de Friese (en Nederlandse, zoals die van Nijmegen -zie bij Nep- geschiedenis worden gehangen.)
    32. Friesland is niet in één keer omdijkt. Tussen 1000 en 1100 zijn delen van Friesland door dijken beschermd. Onderzoekers gaan ervan uit dat de oudste bedijkingen tot stand kwamen in Westergo. (Opmerking: het 'gaan ervan uit' geeft ook hier weer aan dat er geen enkel bewijs voor deze bewering is.) Voor het bedijken is een duidelijke organisatie vereist (schrijft Van der Molen op p.113 terecht) en daarvoor zijn naast een omvangrijke bevolking ook een leiding van hogerhand noodzakelijk. En die kwam er pas in het begin van de 13e eeuw, schrijft Van der Molen.
    33. Kloosters namen hierin vaak het voortouw, echter de eigenlijke bloeitijd van kloosters begon pas na 1150 (p.117). Betrouwbare gegevens van eerdere stichtingen bezitten we echter niet (p.117). Van een rijke Friese kloostercultuur is weinig bewaard (p.121). (Opmerking: ook hier wordt weer veel beweerd waarvan strikte bewijzen ontbreken. En dat is het grootste prbleem in de Nederlandse geschiedenis; te veel bewering zijn onbewezen aannamen ofwel hypothesen, wat "als voorlopige waarheid aangenomen maar nog te bewijzen veronderstellingen zijn".)
    De verschillende opmerkingen geplaatst bij de diverse citaten spreken duidelijke taal. Van der Molen toont feitelijk glaszuiver aan dat van de hele Friese geschiedenis weinig echt bewezen is en het geheel met aannamen en mythen aan elkaar hangt. Van de Oorsprong (onbekend) en geschiedenis (mythen) van de Friezen blijft niets over. Het sluit dan ook perfect aan bij de opvattingen van Albert Delahaye. Is dat de ware reden dat het boek van Van der Molen 'achterhaald' wordt genoemd?

    Toch steken ook steeds oude opvattingen weer de kop op zoals "Waren de Vikingen Friezen? Op die gedachte komt men doordat wellicht Friese strijders zich ooit zouden hebben aangesloten bij de plunderende Vikingen. Immers in hun gebied werden enkele goudschatten gevonden die gerelateerd werden aan Vikingschatten (zie hier voor meer informatie). Maar als zo vaak ontbreken daarvoor de archeologische en tekstuele bewijzen. Ook een tentoonstelling in het Fries Museum over "Wij Vikingen" gaf daarover geen uitsluitsel. Het bewijs voor die stelling valt archeologisch moeilijk te leveren. Je kunt natuurlijk het skelet van een slachtoffer tonen – en het Fries Museum toont een skelet – maar de dode zal je niet melden wie hem heeft vermoord. Het bewijs zal uit de geschreven bronnen moeten komen, maar doorgaans vermelden die alleen dat de Noormannen tekeer zijn gegaan op deze of gene plaats. Of het Noren of Denen waren, staat er niet bij, laat staan dat erbij staat of het Friezen waren, dus mensen uit het gebied van Vlaanderen tot Noord-Duitsland.

    We willen de lezers 3 opvallende archeologische bevindingen niet onthouden. Het weerlegt evenzovele mythen.
  • in Friesland zijn 955 terpen geïnventariseerd die momenteel niet allemaal meer bestaan. Uit archeologisch onderzoek blijkt dat op een terp meestal maar één boerderij stond en er slechts één familie leefde. Dan gaat het dus om een kleine 1000 weerbare mannen over een periode van ruim 4 eeuwen. Hoezo machtige Friezen die tegen de Romeinen streden en later tegen de Franken?
  • Overigens wijst hetzelfde onderzoek erop dat de meeste terpen van na het jaar 1000 dateren. Dat is dus nadat de ontginningen van laag-Nederland op gang kwamen. Waar woonden de Friezen dan die tegen de Romeinen en Franken streden?
    Het ontstaan van de terpen in Friesland sluit precies aan bij de ontginningen in laag Nederland. En dat was vanaf de 10e en zelfs 11e eeuw.
  • het oudste bootje in Friesland is opgegraven bij Tirns en stamt uit eind van de 12e eeuw. Een ouder bootje is dus nog nooit gevonden, net zo min als vele tientallen bootjes. Hoezo Friesland zeevaart- en handelsvolk? Met één bootje uit de 12e eeuw?

    De altijd opgevoerde handel van de Friezen blijkt dus een mythe te zijn. Van internationale handel is in Friesland nog nooit een spoor gevonden. Er is ook nadien geen handelsplaats ontstaan. De grote handels- en havenplaatsen lagen in Holland, niet in Friesland. Dit in tegenstelling tot Frans-Vlaanderen waar Delahaye de Friezen plaatst. Daar zijn havensteden ontstaan als Calais, Duinkerke, Boulogne, Gend, Brugge en Antwerpen. In Friesland is geen enkele internationale havenstad ontstaan. Zo gunstig voor de scheepvaart lag en ligt Friesland dus niet, afgeschermd door het waddengebied.

    Vlaanderen Vlasland.
    Het is ook een bekend feit dat het beroemde Friese laken uit Vlaanderen kwam. Daar groeide het vlas waarvan dit laken gemaakt werd. In de Nederlandse provincie groeite geen vlas, daar is de bodem veel te nat voor.
    De zware leemgronden van Haspengouw, Brabant en Henegouwen, alsook de zandleemgronden van Zuid-Vlaanderen lenen zich uitermate voor de teelt van vlas. Maar het was de Leie die de vlascultuur vooral in Zuid-West-Vlaanderen verankerde. Deze rivier beschikt immers over uitzonderlijke rootkwaliteiten en garandeert de felbegeerde hoogwaardige vezels. De bloeiende vlasindustrie zette de streek rond Kortrijk op de wereldkaart, herschiep het landschap ingrijpend en bracht al vanouds een ongekende welvaart naar de regio.
    Vooral in de Karolingische Tijd (negende eeuw) herwon de plant haar prestige van weleer. Dat blijkt onder meer uit het feit dat pachtgelden en belastingen soms in vlas werden betaald en dat er zware straffen stonden op vlasdiefstal. Vlaanderen was het vlasland van de westerse wereld.
    Met de opkomst van de steden in de tiende en de elfde eeuw ging ook de handel in vlas opnieuw floreren. Plattelanders voorzagen de poorters op die manier van textiel. In een later stadium ontstonden er in de steden ook eigen weverijen. Sommige plaatsen, zoals Kortrijk en Bergen, waren erg vermaard omwille van hun fijn linnen, waarvan zowel kledij als wandtapijten gemaakt werden. Zeker nadat in de vijftiende eeuw de figuratieve damasttechniek haar intrede deed, kenden de weverijen in die steden een gouden tijd. Bij aanvang van de zestiende eeuw reikte de vlasnijverheid van Brugge tot diep in Henegouwen.

    Hieronder een aantal teksten waarin de Fresones of Friezen genoemd worden en die onmiskenbaar over Frankrijk gaan.

    Voor meer teksten over de Friezen verwijzen we naar De Ware Kijk Op, te bestellen via deze website.

    Op het kaartje hiernaast wordt getoond hoe we ons het klassieke Frisia moeten voorstellen, verdeeld in drie gebieden.
    Er is zowel tekstueel als archeologisch geen enkel bewijs voor. (Klik op het kaartje voor een vergroting).


    Het fenomeen Friesland.

    Wanneer Frisia voor de 10e eeuw in Frankrijk lag, hoe moet men dan verklaren dat het nederlandse Friesland er ook is, dat notabene dezelfde historie en dezelfde tradities claimt als het eerste Frisia. Is dat eerste Frisia dan in zijn totaliteit verhuisd? Het zou kunnen, daar de geschiedenis ons leert dat de verhuizing van een geheel volk niet onmogelijk is. Maar dit is met Frisia niet gebeurd. Hoe het precies in elkaar zit, kunnen we nagaan aan de hand van de plaatsnamen in het noorden van ons land. Er ligt een enorme import, een massale transplantatie van frans-vlaamse plaatsnamen. De lezer behoeft ze niet te gaan tellen: het zijn er 1030. Zo’n grote namen-transplantatie kan enkel afkomstig zijn van een migratie op grote schaal uit Frans Vlaanderen naar het noorden van Nederland. Dat die immigratie groot en groepsgewijs is verlopen, bewijzen de vele namen; dat kan onmogelijk gebeuren door losse personen of kleine groepjes. Het lijkt er meer op, dat hele dorpen zijn uitgezwermd naar een nieuwe streek, en dat zij daar de naam van hun vroegere woonplaats aan de nieuwe plaats hebben gegeven, overigens het normale verschijnsel bij georganiseerde en groepsgewijze migratie. Nederlanders behoeven daarvan niet op te kijken; de wereld ligt vol met Nederlandse plaatsnamen. Hebben wij misschien naast de “hollanditis” ook een infectie van ’n “migranditis” ? Het verklaart in elk geval een der aanleidingen van de migratie, die waarschijnlijk ook een rol heeft gespeeld bij de massale migratie van Friezen uit Vlaanderen, namelijk een overbevolking en een trek naar een nieuw leeg land, dat na de transgressies weer bewoonbaar werd en de massale ontginningen het land verder geschikt maakte voor bewoning.
    Het is een bekend feit dat de friese plaatsnamen altijd een raadsel zijn geweest in de Nederlandse naamkunde.

    Niemand zal de migratie in omgekeerde richting durven leggen, aangezien de frans-vlaamse plaatsen en namen al sinds het begin van de jaartelling bestonden en de transplantaties naar Friesland pas in de 11e eeuw beginnen.

    Het veronderstellen van een migratie in omgekeerde richting zou trouwens recht tegen alle historische haren instrijken, daar de populatie, de exploitatie en cultivatie van de bodem, de cultuur en het bestuur van westelijk Europa allemaal van zuid naar noord zijn gekomen. Utrecht is al lang afgeschreven als centrum en vertrekpunt van de christianisatie en de cultuur van West-Europa. De meeste historici hebben deze fabel al lang laten vallen, natuurlijk weer stilzwijgend omdat zij het vertikken toe te geven en overeenkomstig de regels van wetenschappelijk fatsoen te publiceren, dat zij door de boeken van Albert Delahaye tot het nieuwe inzicht gekomen zijn.

    Er moeten vijf zaken goed opgemerkt worden:
    ① De meeste plaatsnamen genoemd in teksten over het klassieke Frisia zijn onvindbaar in Nederland.
    ② In het Nederlandse Friesland zijn veel plaatsnamen doublures van namen in Noord-Frankrijk, zoals Leeuwarden en Lewarde, Dokkum en Duinkerke enz.
    ③ Alle veldslagen van de Romeinen en Franken tegen de Friezen deden zich voor in Frankrijk.
    ④ Het Nederlandse Friesland was tussen de 3e en 10e eeuw (tijdens de transgressies) een sompig moeras- en waddengebied, volstrekt ongeschikt voor bewoning.
    ⑤ De archeologie in het Nederlandse Friesland bevestigt de traditionele geschiedenis van het grote volk der Friezen allerminst. (zie Bazelmans, J. Spiegel Historiael van mei 1998).

    De Friezen zijn altijd een volk geweest dat vrijheid en onafhankelijk hoog in het vaandel had staan en afwijzend stond tegenover invloeden van buiten. De moord op Bonifatius is een uitvloeisel van die afwijzing van invloeden van een andere dan hun eigen cultuur. Al is die moord niet in het Nederlandse Friesland gebeurd, Bonifatius is onmiskenbaar vermoord door Friezen.
    De eigenheid van de Friezen en het afwijzen van invloeden van buitenaf manifesteert zich nog steeds in de eigen taal die de Friezen voeren en als enige provincie in Nederland die eigen taal verplicht hebben weten te stellen, zelfs in het onderwijs.
    Van de eigenheid van de Frieze taal is bekend dat het veel raakvlakken en overeenkomsten met het Engels heeft. Dat is alleen verklaarbaar door de contacten die er waren tussen de volkeren aan beide zijden van het Kanaal. Vandaar ook dat St.Willibrord en andere Angelsaksische predikers konden prediken onder de Friezen. Zij "spraken" en begrepen die taal.

    Het is onvoorstelbaar dat historici de teksten over de Friezen zo hebben misverstaan. Die zijn nogal duidelijk en laten weinig te gissen over.


    Onze tegenwoordige duinen ontstonden pas in de eigenlijke middeleeuwen.(Bron: J.Romein)
    Uit meerdere studies blijkt dat de duinen pas gevormd zijn vanaf de 10e eeuw. In Friesland zijn nooit duinen gevormd. Na de periode van overstromingen (transgressies) werden de overstroomde gebieden langzaam bewoonbaar, vooral door menselijk ingrijpen, zoals de ontginningen en het aanleggen van dijken, met name in Friesland. De nooit beantwoorde vraag blijft: "Waar woonden het omvangrijke volk der Friezen in al die eeuwen in het eerste Millennium?" Een volk dat heftig strijd voerde tegen de Romeinen, tegen de Franken en tegen Karel de Grote. Waar woonde dat volk? En waar zijn de archeologische sporen van hun woonplaatsen? Op die paar honderd terpen? Hoe kon dat volk het vele eeuwen de Romeinen, Franken en Saksen zo moeilijk maken? En waar in Friesland liggen de honderden plaatsen die in de klassieke bronnen worden genoemd? In Nederland zijn nooit woonplaatsen van de Friezen gevonden of ook maar in de verste verte met een vermoeden aangewezen.

    Dat Friesland dunbevolkt was, wordt nu ook erkend door Luit van der Tuuk in zijn boek over de Friezen. Zie daar!
    Het oudste en tot nog toe enige Friese bootje dat gevonden is stamt uit het eind van de 12e eeuw volgens archeologisch onderzoek. Daar is geen groot volk van zeevaarders aan te koppelen. Uit het boek van Van der Tuuk blijkt ook wel dat de Friese Friezen agrariërs waren en geen zeevaarders. Dat de Friezen uit Friesland zeevaarders geweest zouden zijn is een aanname op grond van verkeerde geïnterpreteerde teksten en archeologisch ook nooit aangetoond. Zeevaarders zijn de Friezen ook nadien nooit geweest. Friesland staat nog steeds bekend als agrarisch en met name om de veeteelt. Ook in de vroege en late Middeleeuwen stond Friesland niet bekend als zeevaarders- of handelsnatie. Er lag ook geen enkele Hanzestad in Friesland. In Friesland heeft zich ook nadien geen grote havenstad ontwikkeld.

    Beda of Baeda, bijgenaamd Venerabilis (= de eerbiedwaardige) (Northumbria, 672 of 673 - Jarrow, 25 mei 735: zie afbeelding hiernaast), monnik en geschiedschrijver gebruikt ten aanzien van de Friezen de term Frisia Citerior. Daarmee bedoelde hij "de Friezen, daar aan de overkant, het dichtst bij ons". D.P.Blok gebruikte deze term foutief om er een tegenstelling van Frisia Superior van te kunnen maken. Overigens komt de term Frisia Superior nergens voor in de klassieke teksten. Het is een bedenksel van Blok die hiermee de lezers die het bestaan van alle teksten niet kennen, op het verkeerde been zet, ofwel voorliegt.

    Andowerpium en Witla
    Beda was van mening dat de Friezen ten zuiden van de Rijn en verder naar het zuiden woonden. (Bron: Histoire Ecclésiastique des Anglais, ed.Plummer). Dit in tegenstelling tot de algemene opvatting dat de Friezen ten noorden van de Rijn tot aan de Weser zouden wonen.
    De invallen van de Noormannen tonen het gelijk van Beda aan. In 836 strijden ze tegen de Friezen (Fresones of Frisones) en plunderen de plaatsen Andowerpium en Witla. Andowerpium was een 'aanwerp' (door de zee aangespoeld land) in de omgeving van Calais, waar St. Amandus een kerkje stichtte, dat later in het bezit kwam van St. Willibrord. Andowerpium wordt ook genoemd in de Vita van St.Eloi, bisschop van Noyon-Doornik. St.Amandus predikte met verlof van de bisschop van Noyon bij de Fresones. Deze plaats wordt geheel onjuist als Antwerpen opgevat, aangezien deze plaats in de tijd van St.Amandus nog helemaal niet bestond. Witla is Wissant, welke plaats in tal van varianten verschijnt: Witlam, Witlant, Witsant, Withmundi enz. omdat ter plaatse uitzonderlijk wit zand door de zee was aangespoeld. Het zijn de plaatsen Marck en Wissant, vlak bij elkaar gelegen in Frans-Vlaanderen. Bovendien staat in deze tekst uit 836 dat de Noormannen Gallia binnen vielen. En Antwerpen ligt niet in Gallia. Van Witla is in de Nederlandse opvattingen nooit iets gevonden. Blok houdt Wichmond voor Withmundi, wat uiteraard een miskleun is, aangezien Withmundi aan zee lag, wat van het Gelderse Wichmond
    (zie daar) niet gezegd kan worden, verre van zelfs.

    In de kroniek van St.Bavo (Gent) wordt in 846 geschreven dat de Noormannen steden in Vlaanderen plunderen, waar staat dat het de buren waren van Frise. Deze tekst is ook te vinden in de kroniek van de St.Bertijns abdij te St.Omaars. M.Gysseling (zie daar) plaats deze plunderingen in Zeeland en noemt plaatsen als Aardenburg, Oostburg, IJzendijke, Kadzand, Wulpen en Biervliet. (zie 'De oudste Frieze toponymie' van M.Gysseling). Opmerkelijk is dat Gysseling de Friezen dus in Zeeland plaatst, dus ook ten zuiden van de Rijn. Blijkbaar doorzag hij zijn eigen opvatting niet, anders was hij niet zo tekeer gegaan tegen Albert Delahaye.
    Volgens andere historici (o.a. H.van Werveke en G.Castens) is de term 'muiden' (=monding) zoals in Dixmuiden en Huntemuiden, van oorsprong Saksisch of Fries en in het Germaanse taalgebied geïmporteerd vanuit het Romaanse taalgebied in de omgeving van Calais.
    Volgens Procopius (zie ook tekst 97 in WKO.1) die schreef rond 565 waren de Frisones ontstaan uit de Engelsen en Bretonnen en vestigden zij zich in Frankrijk aan de Noordzee dat de 'Mare Frenessicum' werd genoemd en overeen kwam met de 'Mare Fresonicum' die de Historia Brittonum (volgens W.Jappe Albert en H.P.H.Jansen) noemt als de Noordzee.

    Geen enkele plaatsnaam uit de bronnen over Frisia kan in het Nederlandse Friesland worden aangewezen. Wie het hier niet mee eens is moet konkreet de 1690 plaatsnamen genoemd in teksten over Fresia maar eens in Friesland aanwijzen.
    Tot heden is NIEMAND die uitdaging aangegaan. Feitelijk zegt dit genoeg!
    Al deze plaatsen zijn wel in Noord-Frankrijk en Vlaanderen aan te wijzen. Ze liggen er allemaal.

    De Grote Winkler Prins, toch een Encyclopedie van naam, plaatst de Friezen ergens tussen Cadzand en de Duitse rivier de Weser, maar weet hun exacte locatie niet te vinden. Daaruit blijkt wel dat men op de verkeerde plaats zoekt! Hun exacte locatie ligt juist onder Cadzand, en wel in Vlaanderen (huidig België) en Noordwest Frankrijk (Frans Vlaanderen).

    De mythe van de Friezen in ons Friesland is in die mate belangrijk, omdat alles over de zogenaamde vroegste geschiedenis van Nederland hieraan is opgehangen.
    De Romeinse schrijver Tacitus is de eerste die over het volk der Friezen bericht. Hij plaatst hen met duidelijke bewoordingen in Frans en Belgisch Vlaanderen.
    Met de rivieren Albis, Amisia, Wisurgis en Lippia doen de Friezen hun intrede in de geschreven geschiedenis. Deze rivieren zijn FRANSE rivieren en worden in parallelle teksten geïndentificeerd als de Aa, de Hem, de Wimereux en de Lys.
    Opvallend bij deze rivieren is dat hun getransplanteerde zusterrivieren allemaal net buiten het gebied liggen dat de historici voor de Friezen in gedachten hadden. Ze liggen juist in het gebied waar, ook foutief, de Saksen geplaatst worden.

    Bij deze rivieren onderwierp Drusus in 12 vóór Chr. de Friezen en bouwt er een rij forten om Gallia te beschermen tegen invallen van de Germanen, waarmee hier de Friezen bedoeld zijn. Ook een andere Romeinse veldheer, Corbulo, trekt in 27 na Chr. ten strijde tegen diezelfde Friezen.
    Je vraagt je in gemoede af of historici geen atlassen hebben. Een rij forten in Noord-Duitsland om Frankrijk te beschermen tegen invallen van Germanen? Germanen die, ook in de traditionele opvatting, dan al binnen die fortenrij woonden.
    Ptolemeus plaatst deze rivieren in Noord-west Frankrijk en wordt daarin bevestigt door Tacitus.
    De Friezen worden in teksten vaak in een adem genoemd met de Saksen. Zij woonden naast elkaar! Ook in de traditionele opvatting woonden ze naast elkaar, maar VERKEERD om. De klassieke Saksen woonden ten zuiden van de Friezen, niet ten oosten ervan!

    Wie van bovengenoemde rivieren Duitse rivieren maakt (Albis=Elbe??, Wimereux=Weser?? Amisia=Eems??), plaatst dus niet alleen de Friezen in Noord-Duitsland, maar laat ook de Romeinen daar optreden, terwijl de Romeinen zo ver naar het noorden NOOIT geweest zijn.
    Hierbij doet zich het merkwaardige verschijnsel voor dat in de traditionele interpretaties de rivieren uit teksten in Noord-Duitsland worden gelegd, terwijl plaatsen in diezelfde teksten en aan dezelfde rivieren elders belanden of niet teruggevonden worden. Van alle plaatsnamen uit de berichten is er ook geen enkele in het noorden van Duitsland teruggevonden. De archeologie in Noord-Duitsland vertoond een merkwaardige leegte.De Friezen wonen in Nederland, en de rivieren waaraan zij wonen liggen in Duitsland en de plaatsen waarin zij wonen zijn nooit in Nederland maar wel in Noord-Frankrijk teruggevonden.

    In Duitsland ligt Hamburg aan de Elbe en Bremen ligt aan de Weser, terwijl Hammaburg volgens authentieke teksten aan het Almere ligt, evenals Brema. Hamaburg in de teksten over de Friezen is de Franse plaats Hames-Boucres, Brema is de plaats Brêmes.

    Een ander opvallend verschil is dat men in veel authentieke Romeinse teksten in Francia eerst de Albis noemde en die overtrok om vervolgens de Wisurgis werd overgestoken, waarna de Renus en de kust van de Oceaan (Noordzee) werd bereikt! In Duitsland liggen de rivieren precies ANDERSOM! Daar bereik je vanuit Francia eerst de Rijn, vervolgens de Weser en tenslotte de Elbe. In Duitsland passen de teksten alleen als de Romeinen vanuit Oost-Duitsland of Polen gekomen zouden zijn. Maar daar zijn de Romeinen nooit geweest. De kronieken geven bovendien details die nooit in Duitsland zijn teruggevonden, maar in Noordwest Frankrijk zo zijn aan te wijzen, zoals de Brittannische zee, de overkant naar Brittannia en de Litus Saxonem.

    Karel de Grote strijdt bijna jaarlijks tegen de Saksen en Friezen, waarvoor hij, indien zij in Noord-Duitsland zouden wonen, veldtochten van meer dan 500 kilometer (enkele reis) had moeten maken. Zelfs voor Karel de Grote is dat te groots!

    Bestudering van de testen levert vervolgens het beeld op dat de Friezen en vooral de Saksen niet van die bloeddorstige volkeren waren. Meestal ging de agressie niet van hen uit, maar b.v. van de Pepijnen en de Franken. Sprekend is in dit verband de tekst uit 782 waarin melding wordt gemaakt van de moord op 4500 krijgsgevangen Saksen! In deze tijd, met de Confentie van Genève, zou Karel de Grote er niet zo makkelijk vanaf gekomen zijn. Het doden van krijgsgevangen is immers MOOrd. En naar hem is een Europese prijs genoemd!
    Feit is dat alle veldslagen werden geleverd in Frans Vlaanderen.

    Tussen 797 en 804 laat Karel de Grote het volk van de Saksen o.a.naar Noord-Duitsland deporteren om voor eens en altijd "van ze af te zijn". Die deportatie zou geen enkele zin gehad hebben als de Saksen al in Noord-Duitsland woonden. Met die deportatie ging ook een deel van de geschiedenis mee naar noord-Duitsland. De term "deplacements historiques" is hier zeker van toepassing. Het is een aanfluiting van kritisch historisch onderzoek dat men nu nog steeds de logische waarheid niet onder ogen ziet (of durft te zien?)

    Tekst uit ca. 675:
    Want toen zij over de zee scheep gingen naar Fresia, dat ligt naast de streek van de Morini, kwam het voor dat hij het Misoffer wilde opdragen.
    Bron: Vita S.Vulframni, AS, maart III. p.145.

    'Hij' is St.Wulfram. Morini is onmiskenbaar de streek van Terwaan. De Friezen zijn dus buren van de Morini in Terwaan.

    Tekst uit 717: Radboud de Fries wordt verslagen te Inchy-en-Antois.
    Radboud, aanvoerder van de Fresones, kwam opnieuw in opstand tegen de Franken. Hij nam de stad Trajectum in. De definitieve slag tussen Karel Martel en Radboud vond in 717 plaats te Vinciacum (=Inchy-en-Artois tussen Arras en Cambrai).

    Diverse bronnen vermelden dezelfde gebeurtenis:
    Alcuinus, Vita S. Willibrordi, HdF, III, p.642.
    Chronique de St. Denis, HdF, III, p.307.
    Sigiberti Gemblacensis chronicon, HdF III, p.345; MGS, VI, p.328.
    Ekkehardi chronicon universale, MGS, VI, p.157.
    Chronicon universale, MGS. VIII, p.18.

    In feite is deze ene tekst reeds voldoende om de mythe van de Friezen in Nederland als een fabel te ontmaskeren.
    Men kan desnoods nog blijven discussiëren over de andere details, doch de plaats Vinciacum is Inchy-en-Artois, 12 km ten westen van Kamerijk. Te Inchy-en-Antois vond een der beslissende slagen in de onderwerping van de Friezen aan het gezag van de Franken plaats. Het feit en de juiste plaats ervan te Inchy-en-Artois zijn door de kroniekschrijvers zo duidelijk beschreven dat dit niet te ontkennen valt, wat de Nederlandse historici dan ook nooit hebben gedaan. Ze verzwijgen dit. Men mag zich er wel over blijven verbazen, dat zij dit feit aan Nederlandse Friezen hebben vastgeknoopt en dat zij de onmogelijkheid ervan niet hebben ingezien. Het toont weer aan dat de verblinding door de mythe zo fataal is geweest, dat grote absurditeiten niet meer werden opgemerkt. Militaire operaties met zulke sprongen van meer dan 300 km - die in onze moderne tijd nauwelijks voorstelbaar zijn - in de 8e eeuw veronderstellen, is wel het meest krasse dat de historici gepresteerd hebben.
    En nog, ondanks dat de Friezen zo ver in vijandelijk gebied konden doordringen, hebben ze de strijd verloren. Een volk dat er in slaagt om ruim 600 km door te dringen in vijandelijk gebied, moet over een enorme troepenmacht hebben beschikt. Een enorme troepenmacht van Friezen, die op die paar terpen in Friesland woonden? Deze ongerijmdheid spreekt boekdelen. Doordringen tot in het centrum van het rijk der Franken en dan nog de strijd verliezen? Een vorst die niet bij machte is een vreemde mogendheid zo ver in zijn rijk te laten doordringen, die heeft bij voorbaat al verloren. Maar dat was dus niet zo! De veldslag vond plaats in eigen gebied!

    Was het bij dit ene geval gebleven, dan was het nog tot daaraan toe geweest. Doch hetzelfde is gebeurde met de slag van 734 bij de Bourre in Frankrijk.
    De ongerijmdheid in de Nederlandse traditionele opvatting is van ongekende waanzinnige grootheid. Stel je voor: Radboud neemt eerst Utrecht in en trekt vervolgens met zijn leger vanuit Friesland naar Noord-Frankrijk. Daar verliest hij de strijd en 'achterna gezeten'(?) door Karel Martel, neemt deze Utrecht weer in bezit. En dat allemaal in het begin van de 8e eeuw over honderden kilometers.
    Trajectum is dan ook niet Utrecht, maar uiteraard Tournehem. De hele strijd heeft zich voorgedaan in Noord-Frankrijk en ook daar woonden de Friezen in Fresia.

    Tekst uit ca. 865:
    Er is een streek, bij alle volken der aarde beroemd, en allen bekend onder de naam Fresia. Daar ligt een stad, die door de inwoners Osdenne wordt genoemd, niet ver van Rorikes-berg.
    Bron: Miracula S.Donatiani Brugensis, MGS, XV.p.856.

    Osdenne is Oostende. Rorikes-berg is genoemd naar Rorik de Noorman, die de streek van Audruicq en Tournehem sinds 834 in bezit had. Waar het antieke Fresia gelegen heeft moet dan toch voor iedereen duidelijk zijn. Het is een aanfluiting van kritisch historisch onderzoek dat men nu nog steeds de logische waarheid niet onder ogen ziet (of durft te zien?).

    En zo zijn er meer zaken die historici de ogen zouden moeten openen.
    Robrecht de Fries, een van de eerste Friese graven, is in Cassel in Frans-Vlaanderen begraven. Welk volk begraaft zijn grote en vereerde leiders ver buiten het eigen gebied? Niemand toch? Het is een voorbeeld van de ongerijmdheid van de Nederlandse tradities.

    In het boek "De Ware Kijk Op" staat het hele verhaal over de Friezen.