Terug naar de beginpagina. | Naar het overzicht in het kort. |
De ligging van de Fossa Drusiana en de identificatie van de Romeinse versterking Castra Herculis zijn klassieke twistpunten in de Nederlandse archeologie. Een van de problemen is het ontstaan van de IJssel als Rijntak. Bron: Westerheem. W.J.H.Willems beschouwt de discussie hierover tot de wetenschappelijke folklore behorende haarkloverij. Deze stellingname zegt meer over het wetenschappelijk niveau van Willems dan over het belang van de discussie. Immers het zijn kernpunten in de discussie over het eerste begin van de Romeinse occupatie in Nederland. Als de IJssel nog niet bestond in de Romeinse tijd, kan het nooit de derde Rijnarm geweest zijn. Dan lag de gracht van Drusus niet in Nederland tussen Rijn en IJssel. En nu het uitgangspunt verkeerd is, zijn ook alle daarvan afgeleide standpunten verkeerd. Dan moet men de geschiedenis vanaf het jaar 9 vóór Chr. opnieuw gaan vaststellen. En dat is toch geen haarkloverij meer te noemen. Meer informatie vindt U op Nifterlaca.nl en lees het artikel De IJssel is jonger dan gedacht? Samenvatting van dat artikel: De IJssel is later ontstaan dan tot dusverre werd aangenomen. Dat stelt wetenschappelijk instituut Alterra, onderdeel van de Wageningen Universiteit. De stelling dat de bovenloop van de rivier rond het begin van de jaartelling is gegraven om te dienen als vaarroute, klopt volgens de onderzoekers niet. Bodemonderzoek en radiokoolstofdateringen op twee plaatsen in het IJsseldal tonen aan dat de IJssel pas in de vroege Middeleeuwen is ontstaan, tussen 600 en 950 na Chr. Daarvoor was het IJsseldal een moerassig gebied waarin een klein riviertje stroomde dat werd gevoed door lokale beken. Het riviertje groeide uit tot een rivier die uiteindelijk ook water van de Rijn afvoerde. Een populaire theorie zegt dat de bovenloop van de IJssel rond het begin van de jaartelling is gegraven door de Romeinse veldheer Drusus. Zijn soldaten zouden rond 12 voor Christus een kanaal hebben aangelegd. De theorie is gebaseerd op klassieke Romeinse geschriften en was altijd een discussiepunt tussen geschiedkundigen, archeologen en geografen. Het onderzoek van Alterra toont definitief aan dat de Romeinse theorie niet klopt, aldus de onderzoekers. Na het ontstaan van de IJssel, dus na het jaar 950, ontstonden pas de handelssteden Doesburg, Zutphen, Deventer en Kampen. Het in de 17e eeuw door historici geadopteerde idee dat de Gelderse IJssel als een door de Romeinse veldheer Drusus voor zijn troepen gegraven kanaal, rond het begin van de jaartelling zou zijn aangelegd, strookt niet met de geologisch gekarteerde afzettingen (breeduitwaaierende doorbraakcomplexen) en de dateringen van begin van kleisedimentatie ten noorden van Deventer. De Gelderse IJssel moet als een op natuurlijke wijze ontstane rivier worden beschouwd. Overigens is Nifterlaca voor een streek in Nederland net zo'n onjuiste naam als Almere voor die stad in de IJsselmeerpolder. Allereerst was Nifterlaca een plaatsnaam en geen streeknaam. Nifter-laca betekent 'naast het meer'. In Nederland ligt het 'onder' (ten zuiden van) het IJsselmeer. Er er zijn meer aanwijzingen van het onjuist toepassen van de naam Nifterlaca in Nederland. Lees meer in het boek "De Ware Kijk Op" en oordeel zelf. D.P.Blok noemt in zijn Lexicon deze river de Isel met één -S-. Zou hij geen atlas hebben? Als eerste jaartal noemt Blok het jaar 797 met een kopie uit de 10de eeuw. Oudere data zijn er niet, dus dat de naam afkomstig zou zijn van de in de steentijd genoemd Isala, ondanks dat het ziekenhuis zo heet, is volslagen onzin. De naam Isala staat in geen enkele middeleeuwse bron (zie Blok hieronder). Het is een verzinsel uit de 17e eeuw. Toch werd de naam Isala onlangs weer genoemd in Langs de IJssel, waarmee weer een mythe verkondigd werd als ware geschiedenis. (Bron: NPO2 d.d.23-9-2023, presentatie Huub Stapel). We lezen in dat Lexicon het volgende: IJsel rivier, van 4 km ten zo van Arnhem (Gelderland) naar Kampen (OverijseI) . 797 cop. begin of midden 10e e.: iuxta Hislam (DiplBelg 202; Blok, Werden 10) 11 814-815 cop. 1170-1175: in Salahom ubi Hisla flumen confluit in mare (CodLauresh I lOl) 11 840-849 cop. ca. 1000 (ad ca. 770): in confinio Francorum atque Saxonum secus fluvium IsIa (Vita I Liudgeri lib. l c. 13, p. 18) 11 840849 cop. ca. 1000 (ad ca. 800): in UUihtmundi iuxta fluuium Isla (Vita I Liudgeri, Leiden Bibliotheek der Rijksuniversiteit, MsLat 55 fo 24ro; ontbreekt in ed. Diekamp) 11 ca. 850-863 cop. 11e of begin 12e e. (ad ca. 770): in confmio Francorum et Saxonum iuxta fluvium IsIa (Vita 11 Liudgeri lib. Ic. 6, p. 57) 11 ca. 850-863 cop. 11e of begin 12e e. (ad ca. 800): in Vuidmundi iuxta fluviurn IsIa (ibid. lib. Ic. 28, p. 73-74) 11 840-864 cop. 15e e. (ad ca. 770): in confinio Francorum atque Saxonum secus fluvium IsIa (VitaLebuini c. 2 SS 30, 2, p. 791) 11 840-864 cop. 15e e. (ad ca. 770): in orientali ripa praeterfluentis fluminis Is Ie (ibid., c. 3, p. 792) 11 kort na 864 cop. 10e e. (ad ca. 800): in Wihtmundi iuxta fluvium Isla (Vita III Liudgeri lib. l c, 26, p. 102) 2 copieën 11e e.: IsIae 11 973 cop. 1480: de piscatione ." in fluvio YsIa (DOII 67; OBUtr I 129) 11 996 cop. 1480: de piscatione ... in fluvio IsIa (DOlII 235; OBUtr I 146) 11 1046 cop. 2e helft 12e e.: cum comitatu in Amelande sito termino eiusdem comitatus hic subtus denotato ." in aIia parte Isle de Louene[m] usque ad Erbeke '" item ex aIia parte IsI~ ad Ascete (DHlIl 164; OBUtr I 202) 11 1129 cop. 1480: de piscacione in pago Salon et in fluvio IssIa (DLothIII 19) cop. eind 17e e.: IsIa 11 voor 1141 cop. eind 12e of begin 13e e. (ad ca. 770): in confinium ... Francorum ... et Saxonum qua IsIa fluvius utriusque contiguus fluit (VitaRythmLiudgeri Iet. 1 v. 525528, p. 150) 11 voor 1141 cop. eind 12e of begin 13e e. (ad ca. 770): Hiulpa ... ad occidentalem IsIae regionem (ibid. let. 1 v. 549-550, p. 151) 11 voor 1141 cop. eind 12e of begin 13e e. (ad ca. 800): Withmunde ... locus ... qui ... est situs super IsIae litus (ibid. let. 1 v. 807-808, p. 159) 111176-1178 cop. eind 14e e.: terra quedam est ultra YseIam (OBUtr I 490) 11 1179 cop. eind 14e e.: terram quam habetis ultra Y seI am (OBUtr I 502; Koch, OBHZ I 196 fragm.) 11 <1059> falsum ca. 11801190: ex alluvione Reni et IsIe (OBUtr 1223) 11 <1107> falsum ca. 1180-1190: ex utraque parte Isle (OBGeIre I 214). De datering van de vervalsing van OBUtr I 223 en OBGeire I 214 door Oppermann (1921), p.110 e.v., is onjuist; over de vervalsing van OBGelre I 214 zie: Tenhaeff (1913), p.249 e.v.; Blok verwijst hier naar andere toponymisten en historci, waar hij een afwijkende mening heeft. Dat mag van mij hoor, maar dan moet je met een afwijkende mening je niet zo afzetten tegen Albert Delahaye die ook afwijkende meningen had. Let speciaal op de jaartallen. Oudere bronnen dat de 11de eeuw hebben we in Nederland niet, dan slechts als kopie. Kopie waarvan? Vooral in de 13de eeuw en later werd er van alles 'gekopieerd', vooral om 'eigendomsrechten' te claimen, waarin 'onze lieve moeder de H.Kerk' voorging en in 'voortging'. Immers het waren de clerici die (naast enkele notabelen) als enige Latijn konden lezen en schrijven, dus schreven wat hen het beste uitkwam. Historici moeten op dit verschijnsel bedacht zijn, maar zijn dat helaas bijna nooit, zoals uit opvattingen van prof.dr.D.P.Blok vaak blijkt. Een van Bloks voorgangers, prof.P.J.R.Modderman wist dit terdege en verklaarde veel oude teksten als vals. Blok 'corrigeerde' nadien veel opvattingen van Modderman, echter zonder een bewijs te leveren dan slechts de traditie. Het is een van de hardnekkigste mythen in de historisch geografische geschiedenis. Toen Albert Delahaye met zijn correcties kwam, werd het afgedaan als klinkklare kletspraat en nadien volstrekt genegeerd. Tegenwoordig zijn er een toenemend aantal historici die de geschiedenis herontdekken en de correcties die Albert Delahaye eerder beschreef, als eigen ontdekkingen presenteren. Krijgt Delahaye dan toch gelijk al heeft het even geduurd? |
Bij de naam IJssel denkt iedereen meteen aan Nederland. Maar er bestaat ook een Rijsel (Ter IJssel=LilIe=Le Ile, het Eiland) aan de rand van het Deûlemoeras. Het hele overstroombare Blootland (de kuststreek van Vlaanderen) wordt nog altijd afgebakend door een hele reeks IJsseltoponiemen, zoals de Lyzel bij Sint-Omaars, de Leisele over de grens (Lijsel in de volksmond), de lsselfort tussen Millam en de Galgberg en de 34-meter hoge Rysselberg (gebied Zegerscappel) en de Lys-Leie en aftakkingen, uitstromend in de Schelde. Het scenario waarin de Gelderse IJssel relatief laat en in één keer ontstaat tijdens de overstroming van 784/785 na Chr. laat een zeer korte tijd tussen de vorming van de rivier en het ontstaan van deze vroege steden als Deventer en Zutphen als Frankische handelscentra langs die rivier (Groothedde, 2010; 2013). De avulsie toeschrijven aan de overstroming van 686 (± 690) na Chr. laat al meer tijd toe. Het begin van deze avulsie toeschrijven aan een overstroming in de 6e eeuw (dendrochronologie geeft een aanknopingspunt op 530 na Chr.) blijft met het beschikbaar komen van de overstromingsreeks ook een mogelijkheid. Bron: Kim M. Cohen, Willem H.J. Toonen, Henk J.T. Weerts. Wat we hier zien is dat men nogal schuift met het ontstaan van de Gelderse IJssel, blijkbaar om het vroege begin van Deventer en Zutphen (volgens Groothedde) te verklaren en aannamelijk te maken. Maar Deventer en Zutphen zijn pas ontstaan in de 10e eeuw (zie bij Archeobrief, bij Deventer en bij Zutphen). Het geeft exact de herkomst van de naam IJssel aan. Trek daaruit nu eens de enige juiste conclusie: de geschiedenis rondom de IJssel komt uit Frankrijk en hoort dáár thuis. Niet alleen de naam IJssel, maar ook de naam Deventer en de predikers Lebuinus, Liudger en Oldenzaal en Plechelmus horen dáár thuis. Somewhere around 350 AD the Rhine was blocked and the water level in the Berkel rose until the stream broke through the dunes. With this mega-crevasse both streams were connected and more water flowed from the Rhine into the Almere, making it the Zuiderzee (Volleberg & Stouthamer 2008, 28-29). The new river was called IJssel and at least must have been from the 8th c onwards navigable in the wet seasons. Bron: M.H.Bartels en M.Groothedde. De Gelderse IJssel bestond dus nog niet in de Romeinse tijd. Bron: De Pers. De verbinding tussen Rijn en IJssel zou eerst veel later zijn ontstaan en wellicht werd de IJssel pas in de middeleeuwen een scheepvaartroute van betekenis. Het is evenwel niet uit te sluiten dat deze rivier ook de Romeinen al mogelijkheden voor transport te water bood. Er gaan namelijk de laatste tijd weer stemmen op om het kanaal van Drusus niet bij Vechten, maar ten oosten van Arnhem te zoeken. Het zou de verbinding tussen Rijn en Oude IJssel gevormd hebben. (Bron: W.A. van Es, 'de Romeinen in Nederland' (p.93). Uiteraard hebben de gevestigde historici hier een probleem. Niet vanwege de feiten, maar vanwege prestigeverlies. Het ondergraaft immers hun uitgangspunt betreffende Romeins Nederland. Want als de IJssel jonger is, vervallen alle opvattingen omtrent Romeins Nederland en de kanalen van Drusus. Dan heeft de historische wetenschap steeds de verkeerde uitgangspunten gehanteerd en moet men opnieuw beginnen met het vaststellen van de historische waarheid. Toch wist men in de 19e eeuw (zie o.a. bij dr.Conradus Leemans.) al dat de IJssel niet de rechter tak van de Rijn was. Het kwam immers niet overeen met de rechter tak die de naam Renus behield! "Dan kent men Tacitus niet", schrijft Leemans. Ook zijn langs de IJssel geen Romeinse plaatsen of vondsten bekend. Ook was de IJssel niet bevaarbaar volgens Leemans. Ook komt de IJssel niet overeen met de beschrijving die Pomponius Mela van de rechter Rijnarn geeft. Ook stroomde IJssel niet uit in de zee, maar in een meer dat men later onjuist voor het Almere zag. In de Romeinse tijd had de Zuiderzee geen open verbinding met de Noordzee. (Aldus Leemans). ![]() Het begint langzaam tot historisch Nederland door te dringen dat ook hier weer Albert Delahaye gelijk krijgt. De Gelderse IJssel waar de geschiedenis vanaf Drusus aan opgehangen is, bestond nog niet in de Romeinse tijd. Pas vanaf de 8e eeuw is er van een rivier sprake, die foutief de klassieke naam Isla opgeplakt kreeg. Deze naam evalueerde naar de huidige naam IJssel. Die 8e eeuw geeft ook precies de tijd aan wanneer de Saksen vanaf 792 door Karel de Grote gedeporteerd worden naar de noordelijke gebieden in Oost-Nederland en West-Duitsland. Zij namen de naam van de hun bekende rivier de Isla mee en doubleerde deze in hun nieuwe woongebied. (Bron van beide afgebeelde teksten: Streekmuseum De Roode Tooren in Doesburg). Niet alleen de naam IJssel werd gedoubleerd, maar ook de namen Almere, Deventer, Wichmond, Oldenzaal, Bremen en Hamburg en nog tientallen andere plaatsnamen, met als opvallendste voorbeeld de naam van het in 1963 nieuwe dorp Biddinghuizen, die de naam kreeg van een plaats uit een klassieke akte uit 790 n.Chr.: Bidningahusum. En ga nu niet vertellen dat het oude Biddinghuizen door de Zuiderzee overstroomd en verwoest is. Dat is een fabel uit de duim gezogen van een niet ter zake kundige fabelschrijver. Er is archeologisch ook geen spoor van bewijs van gevonden. ![]() Het is derhalve een onjuiste en nooit feitelijk bewezen aanname dat Zutphen en Deventer al zouden hebben bestaan, voordat de IJssel bestond. Slechts met onjuist toegepaste Franse akten over de Noormannen en St.Ludger, meent men deze aanname bewezen te hebben. In de Romeinse tijd heeft tussen Westervoort en Doesburg nog geen rivier gestroomd. Onze gedachten gaan veel meer in de richting van de periode na 500 n.Chr. Bron: Westerheem, p.22. Het merkwaardige is, dat de sedimentatie in de IJsseldelta pas omstreeks 1200 n.Chr. op gang is gekomen. (Bron: Westerheem 1981-1, p.22.) Daarmee wordt het betrekkelijk jonge karakter van de IJsseldelta bevestigd. Waarschijnlijk ontstond de Gelderse IJssel rond 400 n.Chr. (Bron: Atlas van het Holoceen, p.68.) Ook Michel Groothedde stadsarcheoloog van Zutphen onderschrijft deze optie. Volgens Groothedde is de IJssel pas ontstaan rond 400 n.Chr. waarna 'plotsklaps' Zutphen ontstond. Tenminste dat beweerde hij tijdens een toelichting op zijn onderzoek, waarop hij zelfs promoveerde. Archeologisch of tekstueel bewijs voor het plotsklaps ontstaan van Zutphen ontbrak hierbij helaas. Ook in zijn boek over "Een vorstelijke palts in Zutphen?" (met vraagteken.) gaat zowel de archeologie als de tekstuele 'bewijzen' niet verder terug dan de 9e eeuw. Bodemonderzoek en radiokoolstofdateringen in het IJsseldal tonen aan dat de IJssel pas in de vroege Middeleeuwen is ontstaan, tussen 600 en 950 na Chr. Deze opvatting wordt gedeeld met een dendrochronoloog (die niet met naam genoemd wil worden) als hij schrijft: "In 780 was er een grote Rijnoverstroming en verlegging en rond 800 het ontstaan van de Gelderse IJssel gevolgd door de opkomst van nieuwe handelssteden (Tiel, Deventer)". Nico de Haan noemde in het TV-proramma 'De Baardmannetjes' (juli 2015) de IJssel ongeveer 1000 jaar oud. Als deskudig natuurvorser zal hij zoiets niet zomaar zeggen. Hoewel hij de bron niet noemt, zal die informatie wel ergens op gebaseerd zijn. Het bevestigt in elk geval dat er meerdere deskundigen zijn die het ontstaan van de Gelderse IJssel dateren vèr na de Romeinse tijd. Conclusie aan de hand van bovenstaande citaten: het is overduidelijk dat de Gelderse IJssel in de eerste eeuwen van het eerste millennium nog niet bestond. Of de Gelderse IJssel pas in 400 of pas rond het jaar 1000 ontstond doet in feite weinig ter zake. Zeker is dat de Gelderse IJssel in de Romeinse tijd niet bestond"."En daarmee kunnen alle theorieën over Romeins Nederland van prof.dr.J.E.Bogaers, van prof.dr.B.H.Stolte, van prof.dr.R.R.Post, van prof.dr. P.H.Leupen, van prof.dr.F.W.N.Hugenholtz, van prof.dr. W.J.H.Willems en van prof.dr. W.A. van Es van tafel. Zij blijken het met zijn allen dus al die jaren verkeerd te hebben gehad en blijken ze van de verkeerde uitgangspunten uitgegaan te zijn. Men is dus verplicht de hele Romeinse geschiedenis in ons land opnieuw te gaan onderzoeken. Het zal leiden tot de conclusie dat Albert Delahaye wat Romeins Nederland betreft gewoon gelijk heeft".Het niet bestaan van de Gelderse IJssel in de Romeinse tijd betekent dat: Bart Vermeulen, de stadsarcheoloog van Deventer weerspreekt dit onderzoek als volgt: "Het is moeilijk te geloven dat Deventer een stad werd voordat er een rivier lag".(Inderdaad een terechte en zeer juiste constatering.) Hij vervolgt met twee verwijzingen naar teksten. Tegen toepassing van deze teksten op Nederland zijn de volgende argumenten in te brengen: De verplaatsingen van de geschiedenis van St.Lebuinus, de Isla en Daventria vanuit Frankrijk naar Nederland komt overeen met die van Karel de Grote van Noyon naar Nijmegen, van St.Willibrord van Tournehem naar Utrecht en van St.Bonifatius van Dockeringa naar Dokkum. Het is één complexe kluwe van mythen, die, als je er één ontrafelt, ook consequenties heeft voor alle overige mythen. Wat weten we nu feitelijk echt? De toponymie van IJssel is afgeleid van de 'Isla' uit het heiligenleven van St.Ludger. De naam Isla voor een rivier komt wel vaker voor. Denk ook aan de Hollandse IJssel, aan de Leie, de Lys en de Lijzel bij St.Omaars. De vermelding dat St.Ludger aan de Isla predikte betekent nog niet dat St.Ludger aan de Nederlandse IJssel is geweest. Bij St.Luger wordt een andere Isla bedoeld en wel de rivier in Vlaanderen die tegenwoordig Lys (=Le Ys) heet. Ook de plaatsen Rijssel (te Rijssel) zoals Lille in het Vlaams heet is daarvan afgeleid. Het Engelse Island (eiland) heeft een gelijke toponymische oorsprong. Het Eiland van de Bataven moet dan ook niet als een eiland in de moderne betekenis van het woord gezien worden, maar als een Isla-land: een land omgeven door de rivier de Isla in Frans-Vlaanderen, wat daar de Lys/Leie is. Volgens geologisch en pollenonderzoek is de Gelderse IJssel hoogstens zo'n 1700 jaar oud. Over een periode van 400 jaar werd de rivier steeds belangrijker. De rivier was rond het jaar 1200 gedeeltelijk bedijkt, er waren toen nog regelmatig overstromingen. Archeologische vondsten zijn in de late Romeinse tijd, de vroege en in de late middeleeuwen te plaatsen. (Bron: H.J.A.Berendsen). Een eenvoudig rekensommetje leert dus dat de Gelderse IJssel rond het jaar 300 ontstond en pas rond het jaar 700 "bevaarbaar" zou zijn. Voor de archeologische vondsten: zie hierna bij Van Es. Bevindingen van dr.W.A. van Es. "Wat de Romeinse periode betreft, zijn er geen geschreven bronnen die over Overijssel handelen. Archeologische vondsten zijn de enige informatiebron, maar het blijft moeilijk en onzeker daar verregaande conclusies aan te verbinden. In de vroege middeleeuwen is het al niet anders, hoewel geschreven bronnen wat meer helderheid verschaffen. Sommige historische gebeurtenissen zijn direct verbonden met dit onderwerp, zoals de geschiedenis van St.Lebuinus en Deventer in de late 8e eeuw. Zowel in Deventer als in het noorden van Twente ontbreekt het zo goed als aan Karolingisch import aardewerk. De vraag die nu rijst is of de kerk van Utrecht haar contacten niet heeft benut om meer aardewerk naar Overijssel te laten importeren of dat handelaars vanuit Dorestad*) hun goederen er verkochten. Hoe dan ook, Karolingisch aardewerk komt er nauwelijks voor". "Een scheepvaart verbinding tussen Dorestad*) met Overijssel bestond via Utrecht, het Flevomeer en het westen van Overijssel". "Het is opvallend dat er nauwelijks op de draaischijf vervaardigd aardewerk uit de 5e tot 7e eeuw gevonden is in Overijssel. Slechts op 3 plaatsen is Merovingisch op de draaischijf vervaardigd aardewerk gevonden. Tussen de 4e en 9e eeuw zijn uit de archeologisch vondsten geen preciese dateringen af te leiden". "Wat Deventer in het vroegste bestaan in de Karolingische periode betreft, is er slechts weinig ondersteunend aardewerk". (Bron: ROB-berichten 1977). Tot zover enkele citaten van dr.W.A. van Es in het ROB-bericht 1977. *) Van Es gebruikt hier dus suggestief de naam Dorestad, waar de nederzetting Munna te Wijk bij Duurstede bedoeld wordt. Zie verder bij Wijk bij Duurstede. De "geschreven bronnen" die Van Es hier aanhaalt, zijn dus allemaal Franse kronieken, ver van Nederland geschreven. Ze handeleden over gebeurtenissen in de eigen Franse streken en niet over het niet bestaande Nederland. De bevindingen van Van Es sluiten ook precies aan bij eerdere publicaties over de moerasgebieden in Overijssel, en het niet bewoond zijn ervan. Met name langs de IJssel ontbreken sporen van bewoning, zeker uit de Romeinse tijd. "De vlakke weidestreek tusschen Kampen, Elburg en Hattem heeft behalve langs de zee en de rivier - een laagveenbodem, die vanaf het dorp Kamperveen bestaat uit een 2 meter dikke veenlaag, rustend op zand en aan de oppervlakte bedekt met een kleilaag van een voet dikte". "Hier en daar komen zandhoogten voor, van ouds "bergen" genoemd. Door den moerassigen bodem vestigden zich hier eerst laat bewoners. Vermoedelijk is deze streek gekoloniseerd omstreeks 1170 door Hollanders en Friezen. Toen ontstonden Hollanderbroek. thans Oldebroek, en Kamperveen. Verder oostelijk lagen de Hollanderhuizen, thans verdwenen. De kolonisatie in dit "brokich ende ongebouwet land" maakte een grensregeling nodig, waarbij een deel der nieuwe hoeven op Gelders en een ander deel op Overijsels grondgebied kwam te liggen; dit gebeurde in 1187 of 1188." "Het veengebied rechts van de IJssel was in de 14e eeuw een onverdeeld gebleven stuk der moedermarke van Salland; ook de opwassen in de IJsselmond behoorden hier toe. In 944 lag hier de pagus forestensis of boschgouw, misschien een graafschap van de heren van Voorst. In 1364 werd deze streek verdeeld onder de omliggende marken." (Bron: H.J.Moerman). Nog enkele opvallende zaken in het artikel van Moerman zijn: De conclusies zijn wel duidelijk: In Deventer is men nog steeds op zoek naar oudere sporen dan wat men er tot nu toe gevonden heeft. Behalve een pre-historische nederzetting heeft men op enkele aardewerkscherven na, nog steeds niets gevonden van vóór de 10e eeuw: geen kerk, geen nederzetting, geen bewoning of zelfs geen spoor van de Noormannen die er geplunderd zouden hebben. Zie ook de Deventer Archeologie. De geschiedenis van Deventer komt exact overeen met die van Nijmegen, Utrecht, Elst en Wijk bij Duurstede, enz. Er is in de Merovingische of Karolingische periode geen enkele bewoning van betekenis geweest. De vermeende handel en prediking in deze streken moeten we dan ook als een uitvloeisel van de "deplacements historiques" beschouwen. Lees het boek "De Ware Kijk Op" en oordeel zelf. |