Terug naar de beginpagina. | Naar het overzicht in het kort. |
Op de volgende punten heeft Albert Delahaye volkomen zijn gelijk gekregen, zelfs van 'gevestigde' historici.
En als er dan al eens een plaats gevonden wordt die veel op de naam in de klassieke teksten lijkt, zoals Bremen of Paderborn, dan blijkt het om een gedoubleerde plaatsnaam te gaan. Lees meer bij deplacements historiques. Bremen wordt door D.P.Blok niet eens genoemd en bij M.Gysseling vind je slechts Bremensis, met oudste vermelding in 1085. Dat is ruim 2 eeuwen na St.Ansgarius. |
Is het onzin wat Delahaye beweert?
Met roept wel 'onzin' en 'onmogelijk' en 'we hebben een sterke traditie', maar dat zijn geen argumenten. Dan moeten degene die zijn visie 'onzin' vinden eens met een aanamelijke verklaring komen waarom de taalgrens niet langs de Rijn loopt, maar in België en het begin ook precies ligt daar 'waar men de overkant zien'. Degene die de visie van Albert Delahaye als 'onzin' kwalificeren kwamen tot heden nooit met aannemelijke bewijzen die zijn ongelijk aantonen. Soms meent men met een enkel detail dat bewijs geleverd te hebben. Maar die bewijzen gaan niet terug tot in het eerste millennium, maar blijven steken in de de 17e eeuw. Het blijft zoals vanaf het begin van de discussie uit de jaren 50 van de vorige eeuw: men roept veel, maar bewijst niets. Als je dan vraagt waarop hun mening gebaseerd is, blijft het angstvallig stil. Men heeft geen weerwoord en ook geen bewijzen die de opvattingen van Delahaye tegenspreken. Zij kunnen slechts de fabelogen uit de 16e een de 17e eeuw als 'bewijs' opvoeren en geven daarmee meteen het gelijk van Albert Delahaye aan. Blijkbaar hebben ze dat nog steeds niet begrepen. |
![]() |
Bewijs dan eens zijn ongelijk!
Degene die de visie van Delahaye afwijst, wijst daarmee ook de opvattingen van veel historici en archeologen af, die in eigen publicaties ook twijfel hebben uitgesproken over traditionele opvattingen. En dat zij er velen: zie bij Twijfel, Citaten en Ongelooflijk. Ook de tegenwoordige historici die ten aanzien van de traditionele geschiedenis met afwijkende opvattingen komen, geven Delahaye gelijk. Maar zolang zij van de traditionele geschiedenis blijven uitgaan moeten zij als eerste bewijzen dat Nijmegen in de Romeinse en Karolingische tijd Noviomagus heette. Zolang dit bewijs niet geleverd is, kan men over de rest maar beter zwijgen. En de transgressies? Hebben die bestaan? Of is dat ook onzin? Zie bij de Transgressies, de taalgrens en bij waar men de overkant ziet. Op WIKIPEDIA (zie daar) wordt een overzicht gegeven van de theorie van Albert Delahaye. Helaas loopt Wikipedia hier flink achter op de meest recente ontwikkelingen. Dat blijkt al uit het gemis van belangrijke werken van Delahaye zoals De Ware Kijk op deel 2 en Germania van Tacitus. Die achterstand blijkt eveneens uit de bronnen van de repliek, waarvan de laatste uit 1989 is. Is het toevallig dat in "Het Bronnenboek van Nijmegen" van P.Leupen (zie daar) de artikelen van Post en Stolte niet meer genoemd worden? |
|
![]() Als de dijken breken komt half Nederland onder water te staan. En dan zijn er nog steeds historici die de transgressies ontkennen! Het feit dat de boeken van Albert Delahaye zelfs in het derde millennium nog steeds verzwegen worden, bevestigt de onwetenschappelijke houding van de historische wereld en vormt een gelijk van Delahaye. Waar men het niet mee eens is, of wat niet weerlegd kan worden, wordt verzwegen. Dit negeren bespaart de historici de moeite om in te hoeven gaan op de feiten en argumenten die hun ongelijk aantonen en waarmee het overtuigend van Delahaye dubbel bevestigd wordt. Zelfs in de meest recente historische studies kom je de naam van Delahaye niet tegen in de literatuuropgave. Het getuigt van de beperktheid van deze studies en de beperkte waarde ervan. Ze zijn niet gebaseerd op alle historische gegevens, maar op een deel daarvan. Als je bevindingen van Albert Delahaye (ongelezen?) terzijde schuift getuigt het van weinig wetenschappelijk inzicht en werk. Het is juist de bedoeling van wetenschap de bevindingen die jouw argumentatie tegenspreken, op een wetenschappelijke wijze te weerleggen. Niet door ze slecht te ontkennen of af te doen als 'onzin', maar ze met argumenten te weerleggen. En dat laatste is ten aanzien van de opvattingen van Delahaye nooit gebeurd. Daarmee wordt zijn gelijk eveneens aangetoond: "de geleerde heren schuiven mijn werk terzijde, zonder van de inhoud kennis genomen te hebben". "Ad fontes", terug naar de bronnen is het volgende gelijk van Delahaye. Ga uit van de oorspronkelijke tekst en niet van wat historici ervan gemaakt hebben. Geef ook de gehele tekst en vooral de context en niet slechts die ene zin die jouw opvatting zou bewijzen, zoals in Het Bronnenboek van Nijmegen gedaan is (zie daar). Iedereen die zich maar iets meer in de geschiedenis verdiept dan wat hij of zij nog van de lagere school weet, is overtuigd van het gelijk van Albert Delahaye. Steeds meer historici en archeologen komen zelf met nieuwe publicaties die de traditionele opvattingen weerleggen. Langzaam komt men tot de overtuiging dat de traditonele geschiedenis van Nederland zich nooit kan hebben voorgedaan op de plaatsen die men er voor in gedachte had. Het onbewoonbaar zijn van grote delen van Nederland in het eerste millennium sluit die geschiedenis gewoonweg uit. Zelfs gerenommeerde historici geven Delahaye gelijk. Zie de opsomming bij Citaten en hun eigen bevindingen in het hoofdstuk over de wetenschap. Waarom steken de oude mythen dan steeds weer de kop op? "Omdat een mythe sneller wordt ingevoerd, dan opgeruimd" wat het volgende gelijk van Delahaye is. "Wetenschap is geen invuloefening, maar een avontuur dat noopt tot het inslaan van onbekende paden." (Bron: J.H.F.Bloemers, p.99). Die 'obekende paden' worden vaak angstvallig vermeden omdat de traditionalisten liefst geen wijzigingen accepteren. Elke wijziging stelt immers hun deskundigheid ter discussie. En discussie ontwijken de traditionalisten liever. De 'dooddoener' dat de opvattingen van Delahaye niet passen in het algemeen aanvaarde beeld van onze geschiedenis, staat hier dus haaks op. Er zijn teveel argumenten om dat algemeen aanvaarde beeld van onze geschiedenis eens ter discussie te stellen. De boeken van Delahaye, maar ook van anderen, staan er vol mee. Zie onder meer bij Citaten op deze website. "Ook zijn alle geleerden het met elkaar eens, dan wil dat nog niet zeggen dat ze gelijk hebben". Opmerking van een docent geschiedenis: "Geschiedenis is het vak dat de meeste leugens bevat". Iemand die een aantal van die leugens aan de kaak stelt, wordt vervolgens uitgemaakt voor 'charletan' en 'fantast'. Niet hij die de leugens aantoont is een fantast, maar hij die ze in stand wil houden. In de 13e en met name in de 14e eeuw is er door de Roomse Kerk een omvangrijke handel in relieken en heiligenlevens ontstaan. Op de historische juistheid van al deze kerkelijke producten en opvattingen ten gunste van de inkomsten valt nogal wat af te dingen. Toch blijven tegenwoordige historici in deze mooie praatjes geloven en doorzien zij niet de hierachter liggende oplichting van goedgelovige katholieken. Johannes Hus (1369-1415) stelde niet voor niets de wijdverbreide simonie (koop van kerkelijke ambten), de corruptie en de handel in aflaten en relieken binnen de Kerk aan de orde. Zijn scherpe woorden kostte hem uiteindelijk zijn leven. Hij eindigde op de brandstapel . Na hem zijn er velen geweest die dezelfde mening waren toegedaan, zoals Desiderius Erasmus, Maarten Luther en Johannes Calvijn. Zij stelden elk op eigen wijze de grote misstanden en de handel in aflaten en relieken aan de kaak. Veel nooit bestaande heiligen, valse relieken en talloze wonderverhalen zijn omwille van de opbrengsten van goedgelovige pelgrims in omloop gebracht. Ook relieken van St.Willibrord en St.Bonifatius die in de loop der jaren zijn "uitgedeeld" zijn aantoonbaar vals. Wie daarin blijft geloven, is wel erg goedgelovig en zal ook wel blijven geloven in alle mooie verhalen in de historische geografie van Nederland, waarbij St.Willibrord en St.Bonifatius een onmogelijk missiegebied hadden dat reikte van Noord-Nederland tot in Luxemburg (Willibrord) of zelfs Zuid-Duitsland (Bonifatius). Blijkbaar lezen de historici elkaars werk ook niet. Anders zouden zij heel anders oordelen over het werk van Delahaye. Zij weten blijkbaar niet dat zelfs behoudende historici als Bogaers, Post, Stolte, Leupen, Hugenholtz, Van Es, Blok, Gysseling e.a. het vaak niet eens zijn met elkaars. En Leupen is helemaal het toppunt van marchanderen met geschiedenis. Blijkbaar kent hij zijn eigen werk niet eens. Lees een wat hij schrijft over Philips van Leyden (zijn stokpaardje en promotie) en wat anderen daarvan vinden. Zie bij Leupen. De geschiedenis in het eerste Millennium vanaf de Romeinse tijd staat nog steeds ter discussie. Over veel zaken is men het onderling totaal oneens. Wie meent dat de Nederlandse geschiedenis bestaat uit eenduidige en vaststaande feiten, kent de ware geschiedenis niet. HET GELIJK VAN DELAHAYE ... is niet wat Leupen ervan wil maken, namelijk dat ik handig en welbewust de underdog zou hebben gespeeld om de sympathie van de journalisten te verkrijgen, die van nature een gevoelig plekje in hun hart voor underdogs hebben, niet zozeer omdat zij overvloeien van medelijden met iemand die klappen krijgt, maar doodgewoon omdat hij hun de kans biedt een smeuig en misschien wat sensationeel verhaal te brengen. Toen de sensatie eraf was en de "Holle Boomstammen" in november 1980 door de brievenbussen van alle Nederlandse kranten waren gerold, bleek de belangstelling ineens verdwenen te zijn. De kranten, die over het boek geschreven hebben, kan ik op de vingers van één hand tellen, terwijl het in mijn ogen vrij oppervlakkige boekje "Van Dorestadum tot Waderlo" uit de zomer van 1979 volle pagina's had gehaald. Wie lost mij dat raadsel eens op? Mijn gelijk is evenmin het T.V.-optreden op 16 juli van dit jaar, een kort programma waarin vanzelfsprekend alleen de grote lijn van mijn stellingen aan het Nederlands publiek gegeven kon worden, wat van de aanvang af de bedoeling is geweest van Tros-Aktua en van de producers, en waar in een half uur niet aan bewijsvoering kon worden gedacht. Tot betere voorlichting van Leupen moet gezegd worden, dat ik niet de T.V. heb gehaald, doch dat de T.V. mij heeft "gehaald"; ik heb beslist niet voor de poorten van Hilversum staan dringen. Mijn gelijk is nog minder wat Bogaers ervan maakte. Hij legde de nadruk op mijn "gave van het woord" (dank U, professor!) een handigheid om de lachers op de hand te krijgen, en beeldde mij af als een paljas, die zelfs hem af en toe aan het lachen kreeg. Daarna waarschuwde hij haastig het Nijmeegs publiek, dat ik met de gegevens goochelde, sjoemelde en sjacherde zodat 't voor ongeschoolde leken, die volgens hem maar verre moesten blijven van zo'n ingewikkelde zaak, levensgevaarlijk was om mij zelfs maar te lezen - want dat had hij ook niet gedaan - laat staan te geloven. Nadat ik Bogaers en zijn Club van Nijmegen, die immers onder zijn aanvoerdersschap staat, van wetenschappelijk bedrog beschuldigd had liet hij, in plaats van mij voor de rechter te dagen wat zijn plicht als lijsttrekker was, alleen de insinuatie vallen dat ik gek ben. Na hem gevraagd en gesmeekt te hebben een aanklacht tegen mij in te dienen, wat hij vertikte, heb ik dat zelf gedaan. De Officier van Justitie te Arnhem is niet tot vervolging overgegaan, omdat hij de zaak beschouwt als " een uit de hand gelopen discussie". Gemakshalve zag hij maar over het hoofd, dat hij een professor voor zich had, van wie toch verondersteld mag worden dat die door opleiding en ambt moet inzien, dat hij de wetenschappelijkheid en de eer als mens van zijn opponent niet als een viswijf mag afkraken. Er staan gewichtiger zaken op het spel dan een meningsverschil over de prijs van de Hollandse Nieuwe! Bogaers heeft zich buitenspel geplaatst; wanneer hij nog een keer zijn mond open doet, krijgt hij zijn juiste beroep in zijn paspoort gezet. De Officier van Justitie had wel de goedheid mij een uitgebreide voorlichting te geven over de vervolgbaarheid van beledigingen, zodat ik geruggesteund door de uitspraak van een ter zake deskundig jurist, welke ik de vrijheid nam als een zachte wenk op te vatten, " in het belang van de wetenschap" geen blad meer voor de mond behoef te nemen. Het is trouwens mijn bedoeling niet geweest de historische kwestie tot voor de rechter te dringen. Ik wilde enkel laten weten: en nu is het welletjes geweest met de beledigingen van de historici. Het heeft geholpen; sindsdien is de toon geheel anders geworden. Leupen is al in tranen uitgebarsten over mijn optreden voor de T.V. Het spijt mij uiteraard de heren op een ietwat hardhandige manier aan het verstand te moeten brengen, dat ik als katholiek weiger me te laten uitschelden door de katholieke Universiteit, waarin parbleu ook mijn Limburgse dubbeltjes zitten! Toch had Bogaers voor een groot deel gelijk, toen hij zo'n nadruk legde op mijn gave van het woord en mijn gemak om een zaal mensen aan het lachen te krijgen, wat in Amsterdam enkele malen in de Oude Manhuis Poort lukte. Prof. Hugenholtz meende wel, dat hij "een mooie opvoering" had gegeven" - overigens een normale zegwijze van toneelknechten. Het mag nu wel duidelijk zijn dat Bogaers en Leupen met Het Bronnenboek hebben aangetoond een wetenschappelijk wanproduct hebben afgeleverd. Men moet nu eens ophouden met Karolingisch Nijmegen. Het heeft nooit bestaan. Karel de Grote heeft er geen in pracht en praal gebouwd paleis gehad, zoals het in de bronnen beschreven werd, maar ook geen houten boerderijtje,zoals Hugenholtz beweerde. Wat voor historicus ben je dan? |
In zijn boek 'Vlaanderen in het eerste millennium' geeft de Vlaamse auteur en historicus Joël Vandemaele Albert Delahaye op alle punten gelijk. Twijfel je aan de visie van Delahaye? Lees dan dit boek en je komt vanzelf tot 'de ware kijk' op de geschiedenis van de Nederlanden in het eerste millennium! Het eerste en meteen het grootste gelijk van Albert Delahaye is dat er met de traditionele vaderlandse geschiedenis heel wat mis is en er een grote verwarring bestaat en altijd bestaan heeft. Dat wordt ook erkend door tal van historici. Zie daarvoor bij Citaten. Zelfs zijn meest felle opponenten geven hem op belangrijke punten gelijk; moeten hem wel gelijk geven zoals uit eigen onderzoek blijkt. Er is heel wat onzin geschreven over de oudste geschiedenis van veel plaatsen in Nederland. De hele 'vaderlandse' geschiedenis vanaf Julius Caesar zal opnieuw bestudeerd moeten worden. Vaststaande traditionele opvattingen worden momenteel ook door hedendaagse historici los gelaten, ook al vindt Ad Maas dat "de opvattingen van Delahaye over de Romeinse tijd in de Lage Landen hun overtuigingskracht grotendeels hebben verloren". Grotendeels? Dus niet helemaal? Welke delen wel en welke dan niet? In SEMafoor (zie daar) wordt "kopij conform of in de lijn van het werk van Delahaye teveel herhaling van zetten gevonden en het karakter krijgen van een strijd om het gelijk. Het krijgt dan ook het nadeel van de twijfel. De uitdrukking 'nadeel van de twijfel' geeft de wijziging in het beleid van SEM goed weer. Het feit dat de visie van Delahaye op de Romeinse periode in de Lage Landen over het algemeen met goede argumenten werd en wordt afgewezen, betekent overigens niet automatisch dat zijn opvattingen over de periode van de vroege Middeleeuwen ook sneuvelen. Kern van de zaak is dat archeologisch onderzoek steeds meer de visie van Delahaye ondergroef, door een zekere bevestiging van locaties en wegen op de Peutingerkaart in Nederland en Duitsland en het ontbreken van archeologische bevestiging daarvan op de door Delahaye geïndiceerde wegen in Noord-Frankrijk. Kernstuk daarin was eigenlijk wel dat aangetoond moet worden dat de Rijn niet de Rhenus van de klassieken zou zijn. Maar is dat ook zo? Gezien de onderstreepte woorden in de letterlijke citaten hierboven blijkbaar toch niet helemaal zeker en vaststaand. Maar bestaat wetenschap niet uit twijfel en herhaling van zetten en een strijd om gelijk? Bovendien worden aan die herhalingen elke keer nieuwe argumenten toegevoegd. Lees de artikelen (te vinden op SEMafoor.info) er maar eens op na. ![]() Overigens is van die ene weg in Nederland nooit vastgesteld dat het de weg van de Peutingerkaart is. Op grond van de gegeven afstanden op de PK moet je al de conclusie trekken dat die weg niet overeenkomt met die weg in Nederland, waar overigens maar enkele stukjes van terugevonden zijn. Ook is van geen enkele plaats in Nederland ooit de Romeinse naam aangetoond dan alleen met de Peutingerkaart. Was het niet Willem Bruijnesteijn die stelde dat 'de namen langs de bovenste Patavia-route geen van alle slaan op een Romeins fort?' Ook hier weer ondergraving van de traditionele opvatting. De opmerking dat aangetoond moet worden dat de Rijn niet de Rhenus zou zijn is ook als 'achterstand in informatie' te beschouwen. Delahaye heeft immers met liefst 128 teksten aangetoond dat met de hierin genoemde Renus niet de Rijn bedoeld kan zijn. Er zijn enkele keiharde niet te weerleggen bewijzen dat de klassieke Renus in Noord-Frankrijk stroomde. Zie bij Renus. Vragen daarbij zijn: Stroomt de Rijn door het land van de Moriniërs? Kun je vanaf de monding van de Rijn Engeland zien? Zie zijn boeken. Zoveel teksten van klassieke schrijvers dat de Renus opgevat moet worden als de Nederlands/Duitse Rijn, heb ik nooit gelezen. De overtuiging dat de Renus niet de Rijn is hadden andere historici in het verleden ook al en kwamen dan met de dooddoener dat de schrijver zich hier vergist moet hebben of met de berichten zijn verwarrend, minder begrijpelijk, onduidelijk of verwrongen overgeleverd. Enkele historici maakte er dan de Waal of zelfs de Maas van, omdat dat beter paste bij de tekst. We zouden de 'Renus=Rijn overtuigers' ook enkele tegenvragen kunnen stellen: Toon eens aan dat de Germaans-Romaanse taalgrens op de Rijn lag? Toon eens aan dat Gallia Belgica tot aan de Nederlandse Rijn rijkte? Toon eens aan dat je vanaf Katwijk (de monding van de Rijn) Engeland kunt zien? Nu zijn de opvattingen van Delahaye zeer omvangrijk en hebben ze ook gevolgen voor de Middeleeuwen. Als Ad Maas stelt 'dat het overigens niet automatisch betekent' geeft hij daarmee indirect aan dat de opvattingen over de Romeinse tijd, die onlosmakelijk met de Middeleeuwen verbonden zijn, niet automatisch afgewezen kunnen worden. Neem als voorbeelden 'de taalgrens' en 'waar je de overkant ziet'. Dat heeft consequenties voor de Romeinse periode (waar stroomde de Renus uit, waar woonden de Bataven?), maar ook voor de MIddeleeuwen (waar kwam St.Willibrord aan land?). Delahaye accepteerde de Romeinse aanwezigheid in Nederland volkomen. Echter de naamkaartjes die aan de plaatsen bevestigd werden bestreed hij op goede gronden. En wat doen nu hedendaagse onderzoekers? Juist, zij twijfelen nog meer dan Delahaye ooit deed. De visie van Stijn Heeren bleek voor SEM mede de aanleiding voor een koerswijziging te zijn. Maar is de visie van Heeren zaligmakend en feilloos? En was het niet Stijn Heeren die van Castra Herculis niet Arnhem, maar Nijmegen maakt? Opmerkelijk is dan dat Heeren in zijn proefschrift (Romanisering van rurale gemeenschappen in de civitas Batavorum) opmerkt dat een duurzame romanisering was in dat gebied (bedoeld wordt de Betuwe) niet gekomen. Daarvoor moeten we ten zuiden van de taalgrens zijn, stelt hij. En dat is nu niet precies wat Albert Delahaye altijd beweerd heeft. Het is overigens vergelijkbaar met wat D.P.Blok (zie daar) stelde dat de wijziging in benamingen van regeringsjaren alleen ten zuiden van de taalgrens te verklaren is. Delahaye krijgt hier van Heeren gewoon vierkant gelijk.
De verdienste en betekenis van Albert Delahaye is dat hij de macht van die beroeps historici, ondanks alle tegenwerking, heeft doorbroken. Sindsdien zijn er meerdere 'in consensus aanvaarde zekerheden' aan het wankelen gebracht en herzien, ook door andere onderzoekers. Zie bij de wetenschap. Gelijk heeft Albert Delahaye zeker met de deplacements historiques waardoor Nederlandse plaatsen een geschiedenis kregen die niet van hier was. Deze historische verplaatsingen waren het gevolg van de deportaties van de Saksen door Karel de Grote naar Noord-Duitsland, de vlucht voor de Noormannen naar het oosten en de immigratie naar Nederland ten behoeve van de ontginningen. Al deze volksverplaatsingen gingen van zuid naar noord. Deze verplaatse bevolking nam zijn geschiedenis vanuit de oude streek mee naar het nieuwe woongebied, wat voor de huidige verwarring heeft gezorgd. Nu aangetoond is dat er altijd verwarring heeft bestaan tussen Noviomagus-Nijmegen en Noviomagus-Noyon, een verwarring die aanvankelijk glashard ontkend werd, zullen alle teksten met vermelding van Noviomagus, Trajectum, Dorestad e.d. opnieuw bestudeerd en ingedeeld moeten worden naar waarheid of mythe voor Nederland. Dan zullen heel wat teksten die men altijd voor Nederland claimde terug naar Frankrijk verhuizen, waar overigens veel teksten altijd al gehanteerd werden voor haar geschiedenis. Je staat soms versteld van het fout of onvolledig citeren of vertalen. Het volgende gelijk is dat het bestrijden van de vooringenomenheid en verbolgenheid van de professionele historici het grootste probleem is bij het oplossen van de verwarring. Het eigen belang en de reputatie van historici en archeologen gaat blijkbaar boven de historische waarheid. De Nederlandse traditionele opvattingen van de geschiedenis in het eerste millennium zijn onhoudbaar. Er zijn te veel zaken die onjuist zijn, wat ook al aangetoond wordt doordat de historici zelf verschillende opvattingen en interpretaties hanteren. Zie bij twijfel en verschil van inzicht en citaten. Juist de historici en archeologen die hem zo fel bekritiseerden tonen met hun eigen opvattingen en uitspraken al aan dat er van een eenduidige geschiedenis nooit sprake is geweest. Op veel punten bestreden en bestrijden zij elkaar. Daarmee geven ze Delahaye gewoon gelijk, al (h)erkennen zij dat niet. Uit alles blijkt dat er geen eenduidige en algemeen aanvaarde geschiedenis van Nederland bestaat of ooit bestaan heeft. Voor de Romeinse plaats Castra Herculis (zie daar) kent men liefst 24 verschillende locaties in Nederland. Allemaal "bewezen". Dan zijn er toch minstens 23 onjuist! Wellicht is die 24e ook fout en is het toch de plaats Arleux in Frankrijk. Er is altijd twijfel en verschil van inzicht geweest over veel historische vraagstukken. Wie dit ontkent, kent de feiten niet en dient zich van elke kritiek op de bevindingen van Delahaye te onthouden. De historische wereld was lange tijd een gesloten bolwerk, verdedigd met titels en professoraten. Nieuwe inzichten werden niet geaccepteerd door de 'gevestigde orde', ook al spreken de nieuwe bewijzen voor zich. Zo bleven en blijven de oude fabes en mythe voortbestaan. Het is zeker de verdienste van Albert Delahaye dit bolwerk te slechten, ook al werd hij aanvankelijk weggehoond en belachelijk gemaakt. Langzaam begint in historisch Nederland het besef door te dringen dat de traditionele opvattingen onjuist zijn. Steeds meer serieuse historici komen in hun publicaties met andere zienswijzen die daarmee het gelijk van Albert Delahaye onderschrijven. Soms hebben ze daarmee niet eens door dat ze het gelijk van Delahaye bevestigen. Zo komt Annemarieke Willemsen in haar boek over de "Gouden Middeleeuwen" tot enkele opvallende bevindingen die het gelijk van Albert Delahaye onweerlegbaar aantonen. Haar opvattingen over Nederland in de Merovingische tijd lijken wellicht opzienbarend, maar bevestigen slechts de onmogelijkheid van de traditionele opvattingen, wat Delahaye altijd al aangegeven heeft. Willemsen toont op archeologische gronden aan dat: Het grootste gelijk heeft Albert Delahaye inmiddels gekregen door aan te tonen dat er wel degelijk sprake is van twijfel en verwarring in de traditionele geschiedenis van Nederland. Deze twijfel en verwarring werd aanvankelijk door de 'gevestigde historici'*) ontkend en fel tegengesproken. Zelfs prof.dr.F.W.N.Hugenholtz (zie daar) moest uiteindelijk erkennen dat er wel degelijk sprake was van twijfel en verwarring ten aanzien van Noviomagus. Eerder had hij nog gesteld over het paleis van Karel de Grote in Nijmegen 'dat hoeven we toch niet te bewijzen?' Het was blijkbaar ook nooit bewezen, maar altijd maar op onjuiste veronderstellingen aangenomen. Het volgende gelijk is dat historici nu eens zelf aan het nadenken zijn gegaan en met hun -eveneens van de traditie afwijkende- opvattingen voor de dag durven te komen. Ze laten zich niet langer meer 'afblaffen' door de 'gevestigde historici' die hun kennis slechts baseren op de naschrijverij. Wat anders is geschiedenis studeren dan herhalen wat al eens geschreven is? Het tijdperk van de klakkeloze naschrijverij moet gaan verdwijnen. De Studiekring Eerste Millennium (SEM) voortgekomen uit de Stichting Albert Delahaye, is daarvan een direct gevolg. Ook daar houdt men niet langer vast aan veel traditionele opvattingen. Het derde gelijk van Delahaye is dat zijn bevindingen ook door de 'gevestigde historici' worden erkend, al geven zij dat niet volmondig toe en doorzien ze blijkbaar de consequenties van hun bevindingen niet. De voorbeelden daarvan staan hieronder. Op het eerste en belangrijkste uitgangspunt van zijn studie, namelijk dat de Karolingische traditie in Nijmegen vals is, heeft Albert Delahaye al volledig gelijk gekregen. Er is geen zinnig historicus meer die nog beweert dat Karel de Grote een palts of paleis in Nijmegen had. De kapel op Het Valkhof werd altijd gepresenteerd als de Karolingische kapel. Het opschrift bij deze kapel is sinds kort veranderd. Er staat nu te lezen: "Het oudste nog bewaard gebleven Burchtonderdeel is de Sint-Nicolaaskapel, meestal foutief Karolingische kapel genoemd. Deze is omstreeks 1000 naar het voorbeeld van Karel de Grote's hofkapel te Aken gebouwd.". Deze laatste zin bevat meteen weer een nieuwe mythe, ofwel een onbewezen opvatting. Vergelijk zelf eens beide gebouwen. Hoezo 'naar voorbeeld' gebouwd? In 1954 beweerde men nog bij hoog en laag dat dit een Karolingische kapel was. Op basis van zijn eerste artikel in 1954: "Heeft de burcht van Karel de Grote op het Valkhof of in het Rijkswoud gestaan" (De Gelderlander, 29 juli 1954) en de vele artikelen die daarop volgde, is Albert Delahaye verketterd en in de ban gedaan. In Nijmegen werd het leven hem zo zuur gemaakt op het gemeentearchief, dat hij moest vertrekken. Koolstof onderzoek heeft inmiddels aangetoond dat deze kapel van ná het jaar 1000 is. Het jaar 1085 dat Albert Delahaye altijd hanteerde op grond van de geschreven bronnen, zal wel het juiste zijn. Immers daarvoor was St.Nicolaas, de patroonheilige van deze eerste parochiekerk van Nijmegen, nog onbekend. *) Onder 'gevestigde historici' worden degenen verstaan die geschiedenis hebben gestudeerd aan een universiteit en daarin werkzaam zijn. Zij zijn geschoold in de 'algemeen aanvaarde standpunten' van de vaderlandse geschiedenis. Vaak blijken zij niet eens op de hoogte van afwijkende standpunten en van Albert Delahaye hebben ze ook te vaak al helemaal niet gehoord, laat staan zijn opvattingen bestudeerd. Zij baseren hun 'mening' dus op halve waarheden. Archeologisch en historisch onderzoek toont aan:
Heeft Albert Delahaye dan toch gelijk? De kern van de zaak: 1. De verwarring tussen Noviomagus/Nijmegen en Noviomagus/Noyon die altijd ontkend werd is nu ondubbelzinnig vastgesteld. 2. Nu die verwarring door Albert Delahaye onweerlegbaar is aangetoond en wel erkend moet worden door de geleerde heren historici (o.a. Hugenholtz en Leupen), dienen alle teksten over Noviomagus opnieuw en onbevooroordeeld gelezen te worden en geselecteerd naar waarheid en mythe. 3. Dan zal de hele geschiedenis uit het eerste millennium opnieuw vastgesteld moeten worden, omdat deze geschiedenis uitging van de onjuiste opvatting dat Nijmegen het klassieke Noviomagus was. 4. Dat nu, heeft Albert Delahaye reeds gedaan, waarvan hij uitvoerig verslag doet in al zijn boeken en dan wint Noyon het op alle punten. Vanaf de Romeinse tijd heeft men het verkeerde uitgangspunt gehanteerd. Romeins Noviomagus was niet Nijmegen, maar Noyon. Romeins Utrecht (dat overigens Albiobola heette) was ook niet het Trajectum van St.Willibrord, die dan ook geen bisschop van Utrecht was. Dat laatste wordt ook erkend door Charlotte Broer, historica uit Utrecht. Zie bij Charlotte Broer. Verleden van Nederland. In 2008 verschenen het boek "Verleden van Nederland" door Geert Mak, de professoren Piet de Rooy en Jan Bank, journalist Gijsbert van Es en Neerlandicus/historicus René van Stipriaan, en de gelijknamige TV.-serie (gepresenteerd door Charles Groenhuijsen). Hierin worden enkele zekerheden in de traditionele geschiedenis van de Lage Landen (les Pays-Bas los gelaten. Hoewel in het boek en in de TV.programma's het slechts terloopse opmerkingen lijken, hebben deze nieuwe opvattingen grote consequenties. Ze vragen zeker om een nadere uitleg van de schrijvers van het boek en de programmamakers van de TV-serie. Waar gaat het om? Op blz.47 in het boek en in de TV.uitzending wordt meegedeeld dat de "Bataven onze voorouders vrijwel zeker niet zijn". Daarmee wordt de traditie die tot dan toe gold, losgelaten en wordt de geschiedenis op zijn kop gezet. Als de Bataven niet onze voorouders waren, wie zijn het dan wel? Waar hebben de Bataven dan gewoond en waar zijn zij gebleven? De uiteindelijke consequentie van deze opmerking is dat de Bataven dan niet in de Betuwe gewoond hebben, waarmee een "zekerheid" in de traditionele opvattingen in de geschiedenis van de Lage Landen (les Pays-Bas wordt losgelaten. Navraag bij de betreffende programma-makers leverde echter geen verhelderende antwoorden op. "Wij volgen de traditie", "wij hebben daar geen mening over", waren enkele standaard antwoorden die we**) mochten ontvangen. De traditie volgen? Maar dat doen ze juist niet. Geen mening? Waarom beweer je dit afwijkende standpunt dan zo stellig? **) "We" is de redactie van deze website! Desgevraagd gaf Geert Mak het nietszeggende antwoord dat hij in zijn boek en in de T.V.serie de traditionele opvattingen volgt. Dat hij dat nu juist niet doet, werd door Geert Mak niet begrepen. We wachten nog steeds op verdere en inhoudelijke antwoorden en de argumentatie hiervan. Wat weten we nu feitelijk echt? Alles wat wij van "onze geschiedenis" in het eerste millennium menen te weten, staat in buitenlandse, voornamelijk Franse, kronieken. Was het wel "onze geschiedenis" die deze Franse kroniekschrijvers beschreven? En zouden zij dan de geschiedenis in hun eigen land onbeschreven hebben gelaten? Of was het toch hun eigen geschiedenis die men beschreef? Steeds meer krijgt Albert Delahaye gelijk in zijn visie, dat de Karolingische traditie van Noviomagus=Nijmegen vals is en de historische geografie in het eerste millennium berust op vele misverstane teksten. Steeds meer krijgt Albert Delahaye gelijk dat de aangenomen geschiedenis van de Lage Landen (les Pays-Bas in het eerste millennium niet in Nederland thuishoort. Steeds meer ontstaat ook eindelijk de discussie over "Waar heeft deze geschiedenis zich dan wel voorgedaan?". Vanaf de Romeinse schrijvers tot de eerste Hollandse schrijvers zijn de buitenlandse teksten verkeerd begrepen en op Nederland van toepassing geacht. Niet alleen wordt het gelijk van Delahaye keer op keer bevestigd door het ontbreken van archeologische vondsten, ook steeds meer historici (zie bij "Citaten") erkennen het gelijk van Albert Delahaye in eigen werk, al geven zij dat niet altijd volmondig toe. Geen zinnig historicus praat meer over Karolingisch Nijmegen. Op deze eerste en voornaamste stelling heeft Albert Delahaye volledig zijn gelijk gehaald. Het Noviomagus waar Karel de Grote geboren en gekroond is en waar hij een nieuw en groots paleis liet bouwen, was Noyon en niet Nijmegen. Nijmegen kreeg pas in de 12e eeuw, door een erg vrije, maar niet minder foutieve latinisatie, de naam "Noviomagus". En wanneer de Karolingische residentie Noviomagus niet in Nijmegen lag, dan kan de Peutingerkaart voor Nederland opgerold worden, daar de Romeinse traditie volledig geënt was op Karolingische Noviomagus. Het tweede gelijk van Delahaye. Wie goed nadenkt over:
Dat de algemeen aanvaarde geschiedenis zich nooit in Nederland kan hebben voorgedaan is momenteel wel duidelijk. Over "waar dan wel? " ontstaan nu eindelijk de benodigde discussies. |
Renus, Rhin, is een keltische naam, die waterloop of stroom betekent. Het heeft dezelfde betekenis als het woord "Rin" (= beek), een naam die in Boulogne en Normandië meermalen voorkomt. Andere voorbeelden van deze naam met eenzelfde betekenis, naast de Reno in Italië, zijn in Frankrijk: Reins of Rhins en Renaison (departement Loire), Rinsonnet (bij Roanne), Le Rhénot en de Rhoin of Rains en Reins (Cote d'Or), Renon (Sarthe), Renne (Haut-Marne), Reigne (Haut-Saône), en de lacs de Rino (Corsica). De Cours-du-Rhoin (Cote-d'Or: Rains en Reins XIIIe eeuw)) wordt in direct verband gebracht met Renus. (Bron: A.Dauzat) |