Terug naar de beginpagina. Naar het overzicht in het kort.

Das Erfundene Mittelalter.
De verzonnen middeleeuwen.



De visie van Heribert IIIig.
In 1996 publiceerde Illig voor het eerst zijn theorie voor het grote publiek. Deze was in de periode 1991-1996 geëvolueerd uit een groot aantal tijdschriftartikelen van hemzelf en anderen en een tweetal in eigen beheer uitgegeven boeken over deze periode.

Zijn stelling komt er in het kort op neer dat in de vroege middeleeuwen een periode van zo'n 300 jaar (nader gepreciseerd tot 297 jaar van september 614 tot en met augustus 911) niet bestaan heeft.
Bij de feitelijke invoering van onze tijdrekening (in jaren na Christus' geboorte), die pas ver na het jaar 1000 breed in Europa plaats vond, zou deze fout opzettelijk zijn gemaakt. De gebeurtenissen en personen, die sindsdien in die periode geplaatst werden, zijn gekopieerd, volledig fictief of naar die periode verplaatst. De bekendste van deze personen, zeker in onze streken, is Karel de Grote.

Maar:
Karel de Grote was geen Duitser, maar een Fransman!

Een kwestie van bedrog!

De plaatsing van Karel de Grote in Duitsland berust op bedrog, evenals zijn vermeende palts in Nijmegen. Daar is hij nooit geweest. Er is ook nooit een spoor van een 8e eeuws paleis gevonden, dat gebouwd zou zijn in het jaar 777.

Ook het portret van Karel de Grote, zoals hij meestal wordt afgebeeld (zie hierboven), is eveneens bedrog.

Wat klopt er niet aan dit portret?
1. Dit portret van Karel de Grote is geschilderd door de Duitse kunstschilder Albrecht Dürer in de 16e eeuw. Dat is 7 eeuwen na dato.
2. Van Karel de Grote bestaan geen eigentijdse afbeeldingen. Het gezicht is een fantasie van Dürer.
3. De kroon op het hoofd stamt uit de 11e eeuw, dat is 2 eeuwen na Karel de Grote.
4. De schilden (met Duitse adelaar en Franse lelie), de mantel en de omlijsting zijn typisch laat middeleeuws en zeker niet uit de tijd van Karel de Grote.
De opvattingen van Albert Delahaye.
Volgens de traditionele opvattingen waren de Germanen, die het de Romeinen zo moeilijk maakten, de voorouders van de Duitsers en had Karel de Grote een machtig rijk van de Pyreneeën tot de Elbe. Beide opvattingen zijn niet alleen schromelijk overdreven, maar ook nog eens volkomen foutief.
De Germanen die Tacitus zo treffend beschrijft woonden in Noord-Frankrijk, waar ze het de Romeinen vooral moeilijk maakten in hun veldtochten naar Brittannië.
Karel de Grote was een Frankisch vorst die steeds in zijn eigen land verbleef. Zijn veldtochten tegen de Saksen waren zeer plaatselijke gebeurtenissen en vonden zeker niet plaats in het noorden van Duitsland.
Van zijn vermeende paleis in Nijmegen is nooit één steen teruggevonden. Het heeft er niet gestaan, want het stond in Noyon. Noyon was ook de plaats in de buurt waarvan hij geboren werd en waar hij in 768 gekroond is tot Koning der Franken.
In het hele leven van Karel de Grote komt Nederland en Duitsland niet voor, als men de teksten maar eens onbevooroordeeld leest en niet met vooringenomenheid.


Heribert Illig heeft dat proberen te doen en kwam tot de onstellende conclusie dat er niet veel deugde van de teksten en de archeologisch relikten in de eeuwen rond Karel de Grote. Hij ging echter uit van de verkeerde veronderstellingen. Niet de teksten zijn vervalst, maar de toepassing ervan op Duitsland en Nederland is vals. De archeologie in Duitsland toont aan dat er niets uit de tijd van Karel de Grote gevonden is. Op veel plaatsen begint de archeologie in de 10e eeuw, zoals in Ingelheim, waar men altijd een palts van Karel de Grote had gedacht. De conclusie van Illig is echter verkeerd als hij daarom Karel de Grote als een verzonnen figuur afschildert. Niet Karel de Grote is verzonnen, maar zijn plaatsing in Duitsland is verzonnen.

Zo bewijzen de bevindingen van Illig het gelijk van Albert Delahaye. Karel de Grote hoort niet thuis in Duitsland en in Nederland.

Waarop is Illigs theorie gebaseerd?
Uitgangspunt voor al zijn bezwaren is vrijwel steeds de discrepantie tussen de materiële overblijfselen (archeologische vondsten, gebouwen, munten, kunstvoorwerpen e.d.) die aan die tijd worden toegeschreven enerzijds en de geschreven documenten (oorkonden, kronieken en vitae etc.) uit en over die periode. Het gaat hierbij zowel om de aantallen als om de betrouwbaarheid.
Illig zegt op zijn theorie gekomen te zijn op grond van merkwaardige vervalsingen in vroeg middeleeuwse documenten die eerst eeuwen later van betekenis konden worden voor machthebbers.

De belangrijkste problemen die Illig ziet in de traditionele visie zijn:
  • De aanwezigheid van onwaarschijnlijk veel vervalste oorkonden uit de Merovingische en Karolingische periode in vergelijking met de perioden daarvoor en daarna.
  • De verschrikkelijke armoede aan vondsten in de Karolingische tijd vergeleken met de voorstellingen in de kronieken, welke niemand kon verklaren in relatie tot de "Karolingische renaissance". Deze zijn wel in groten getale aanwezig uit de vroegere periode en de periode na de 10e eeuw.
  • De aantoonbaarheid van onjuiste toeschrijving van vondsten: hout van de zetel Karel de Grote is van na 935, een borstkruis van Karel de Grote uit de 11e eeuwen, de mantel van Karel de Grote in Metz van ca. 400 jaar na zijn dood en de kroon op het schilderij van Dürer (zie hiernaast) die altijd als 'van Karel de Grote' is beoordeeld, stamt uit de 11e eeuw.
  • Het ontbreken van archeologische en kunst- en bouwhistorische continuïteit tussen 500 en 1000. Met name de aan Karel de Grote toegeschreven kapel in Aken (de oudste kern van de huidige dom) heeft alle kenmerken van een bouwwerk uit de 11e eeuw. De oudste delen waaronder de koepel zijn niet te verklaren voor deze vroege 9e eeuwse voorganger van de Romaanse kerkenbouw. Recent archeologisch onderzoek heeft ook aangetoond dat het graf van Karel de Grote onvindbaar is in Aken. Hij ligt er niet begraven. (zie bij Karel de Grote.
  • Het ontbreken van originele teksten die bewijsbaar uit die periode dateren. De meeste teksten uit die periode komen uit Frankrijk!
  • De aanwezigheid van erg veel parallellen tussen de figuur en het leven van Karel de Grote met enerzijds Romeinse Keizers en anderzijds Frederik II von Staufen (1215-1250).
  • Onverklaarbare raadsels m.b.t. munten en het gebruik van waszegels en monogrammen.
  • Het tijdens Karel beschikbaar zijn van kennis en technieken op bijvoorbeeld bouwkundig en astronomisch gebied waarvan de continuïteit noch naar het verleden noch naar de latere generaties aantoonbaar is. Pas rond 1200 worden deze zaken opnieuw ontdekt of uitgevonden. Voorbeelden hiervan zijn de kapel in Aken en de te precieze astronomische gegevens in de rijksannalen.
  • Het volledig in de vergetelheid raken van Aken tussen ca. 800 en 1100. Pas door Frederik Barbarossa komt Aken meer in de historische aandacht.
  • Het ontbreken van materiële bewijzen van het in documenten beschreven graf van Karel der Grote en het herhaaldelijk vergeten waar dat graf zich precies zich bevond (van 814 tot de ontdekking 1000 door Otto III en daarna tot 1165 bij het "terugvinden" van het graf door Frederik Barbarossa) en het tot nu toe niet kunnen aantonen waar zich dat graf heeft bevonden. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld het graf van Otto I uit 973 in Magdeburg.
  • Het ontbreken van aanwijzingen dat Karel en zijn relikwieën vóór het jaar 1000 vereerd werden en het pas opkomen van de Karel de Grote cultus rond 1200.

    Met andere woorden: van de hele periode uit de tijd van Karel de Grote en zijn directe voorgangers en opvolgers, is in Duitsland niets terug te vinden.

    En hier maakt Illig de gebruikelijke fout, die ook andere historici op het verkeerde been gezet heeft. Hij gaat er namelijk vanuit dat de geschiedenis van Karel de Grote zich in Duitsland heeft afgespeeld en dat Karel de Grote een Duitse vorst was en een rijk had van de Pyreneeën tot de Elbe.

    En nu er uit die tijd niets gevonden is in Duitsland, heeft Karel de Grote dus niet bestaan! is de gedachte van Illig.

    Het is echter overduidelijk dat van Karel de Grote in Duitsland niets te vinden is, niet omdat hij niet bestaan zou hebben, maar omdat hij daar niet geweest is.
    Karel de Grote was geen Duitser, maar een Fransman, een vorst van de Franken, die steeds in eigen land verbleef en nooit in het verre Duitsland is geweest. Nijmegen en Aken zijn steeds foutief gezien als residenties van Karel de Grote. Hij is er nooit geweest en er is dan uit die tijd dan ook niets te vinden. Niet de eeuwen zijn verzonnen, maar de aanwezigheid van Karel de Grote ter plaatse is verzonnen.

    Lees het boek "De Ware Kijk Op" en oordeel zelf.