De historische geografie van de lage landen.
Terug naar de beginpagina.
Het Bronnenboek van Nijmegen weerlegt de Karolingische geschiedenis van Nederland.
Naar het overzicht in het kort.

Medemolaca is niet Medemblik, maar Meldicque.
Lees vooral hoe prof.dr.D.P.Blok aan zijn 'bewijs' komt met liefst 94 aangenomen opvattingen.
Klik hier om naar onderaan dit hoofdstuk te gaan.

.
"Het archeologische onderzoek in Medemblik is, sinds de laatste opgravingen van Besteman, weinig coherent en met geringe wetenschappelijke diepgang uitgevoerd".
Bron: Westerheem 2, april 2013.

Het archeologisch bewijs voor de aanwezigheid van Noormannen in Nederland heeft zich beperkt tot aanwijzingen voor handelscontacten en, bij hoge uitzondering, plunderingen. De meeste plundertochten zijn alleen historisch bekend. ("Middeleeuws Medemblik. Een centrum in de periferie Archeologisch onderzoek naar de (vroeg)middeleeuwse handelsnederzetting en het oudste regionale centrum van West-Friesland in de periode 675-1289". J. van Leeuwen)


Slot Medemblik in Nederlansche Oudtheden (1756).

Medemblik wordt door de Nederlandse historici vereenzelvigd met Medemolaca. Ook al zijn de eerste vier letters hetzelfde, dan is dat nog geen enkel bewijs voor deze identificatie. De naam Medemblik is een gevolg van de deplacements historiques (zie daar), waarbij de oude naam tot de nieuwe naam heeft geleid. Hetzelfde zien we bij de naam van de stad Almere (dat een zee-inham was) en de naam van Biddinghuizen, een nieuw dorp in de Flevopolder, dat de naam kreeg van het historische Bidningahem.

In veel artikelen over Medemblik wordt vaak verwezen naar H.A.Heidinga als bron. In oktober 1987 is de Stichting voor de Middeleeuwse Archeologie (SMA) opgericht onder voorzitterschap van Prof. dr. Anthonie Heidinga (Universiteit van Amsterdam). De Stichting voor de Middeleeuwse Archeologie (SMA) ambieert in de eerste plaats thematisch, inhoudelijk, comparatief archeologisch onderzoek op het terrein van de Middeleeuwen (500-1900), in het bijzonder van de Lage landen, te bevorderen.
Heidinga publiceerde in 1987: 'Medemblik. (Vroeg-) Middeleeuwse bewoning aan de Oude Haven. Uitwerking van de opgravingsresultaten van het onderzoek Medemblik 1982, Amsterdam'. (ongepub. doctoraalscriptie Universiteit van Amsterdam). Hier is weer een doctorstitel te verdedigen. In 1997 publiceerde hij 'Frisia in the First millennium, an outline, Utrecht'. Op de website van de SMA zijn beide artikelen echter niet te vinden. Wel verwijst Lisa Timmermans er in haar 'scriptie' vaak naar (West-Friese Archeologische Rapporten 61). Maar bewijzen van wat beweerd wordt, worden niet gegeven. De zin "Desalniettemin berusten veel van de conclusies in dit deel van het onderzoek onvermijdelijk op aannames" zegt genoeg. Het gaat in bedoeld deel over de vroege middeleeuwen. Ook de zin "De handelsnederzettingen waren regelmatig doelwit van Deense plundertochten. Dit laatste is voor Medemblik nog niet bewezen," is wel duidelijk. Als je liefst 381 keer het woord 'mogelijk' en 424 keer het woord 'waarschijnlijk' gebruikt, wat is er dan nog zeker?

Bestel en lees het boek "De Ware Kijk Op" en oordeel zelf!

Maar: Bij Medemblik valt niets te bespeuren waarop de bekende teksten betrekking zouden kunnen hebben; Medemolaca is niet Medemblik maar Meldick bij St.-Omaars.
Medemolaca, genoemd in de goederenlijst uit 870 van het bisdom Traiectum, wordt door Blok (p.77, 82), weer met verzwijgen van de oorspronkelijke naam, als Medemblik opgevat, wat niet kan omdat deze plaats toen nog onder water lag. De naam wijst op het uiterst zuidelijke deel van het Almere, waar na de verlanding twee kanalen werden aangelegd om de molens van Arques en St.Omaars te voeden. “Molaca” betekent “molenwater”. De wateren heetten later: Haute Meldick, Basse Meldick en Petite Meldick. “Mede” betekent weide. In hetzelfde verband wordt de Winwarfliet genoemd, doch deze laatste slaat Blok ook maar over.

Ja, met overslaan wat je niet goed uitkomt kun je geen historische wetenschap bedrijven.


Het "kasteel van Radboud" te Medemblik.
Medemblik. Er zijn geen vondsten uit de stad en de omgeving bekend, ouder dan de tiende eeuw. (berichten Rijksdienst Oudheidkundig Bodemonderzoek-24,p.47).


De oudste vermelding van 'Kasteel van Radboud' is op een plattegrond uit 1799: 'het ouden Kasteel van Rabbout'. Het huidige kasteel heeft feitelijk niets met de legendarische Friese koning van doen, het slot is in werkelijkheid pas aan het einde van de 13e eeuw, zo'n 700 jaar na Radboud, door de Hollandse graaf Floris V gebouwd om zijn overwinning op de opstandige West-Friezen te consolideren. (Bron: Ben Dijkhuis, Legenden en mythen omtrent het Medemblikker slot). Lees meer op: www.dwangburchten.nl.


De doop van Radboud te Medemblik.
Medemblik zou ook de plaats zijn waar de Friese koning Radboud door St.Wulfram van Sens gedoopt zou worden. Op de vraag 'waar zijn voorouders zouden zijn, in de hemel of de hel, zou St.Wulfram geantwoord hebben dat zij niet gedoopt zijnde, wel in de hel zouden zijn. Radboud zag vervolgens af van de doop, omdat hij toch liever bij zijn voorouders wilde zijn.
Dit verhaal zou zich dus hebben voorgedaan in Medemblik. Maar Medemblik wordt pas in de 17e eeuw voor het eerst genoemd als de plaats waar de doop plaats vond. Cornelis Aurelius noemt in zijn Divisiekroniek (1517) Hoogwoud, daar wel in de buurt, nog als locatie.

Geschiedenis bestuderen is gewoon begrijpend lezen.
Voor het beschrijven van het aardewerk gevonden in Medemblik hebben we gebruik gemaakt van de classificatie van aardewerk die werd gebruikt voor de opgravingen van Dorestad bij Wijk bij Duurstede. Dit is gedaan omdat het opgegraven object vergelijkbaar was, een Karolingische nederzetting aan de periferie van het Frankische grondgebied, en ook vanwege de gelijkenis in het zeer gevarieerde aardewerk, lezen we in berichten van de ROB jrg.24, p.70. Als je dan in ditzelfde artikel leest dat de oudste vondsten in Medemblik niet ouder zijn dan de tiende eeuw, is er maar één conclusie: de opgegraven nederzetting in Wijk bij Duurstede is ook niet ouder dan de 10de eeuw.

Als je leest wat onderzoekers zelf over Medemblik schrijven, blijft er van de hele vermeende geschiedenis niets meer over. We citeren hieronder enkele opmerkingen van historici o.a. van Josje van Leeuwen en Michiel Bartels in hun artikel over Medemblik in Westerheem 2 van april 2013.
  • De precieze aard van Medemblik is in deze vroege tijd (vóór 800, red.) nog onderhevig aan discussie.
  • Of koning Radboud (ca.648-719) ooit in Medemblik is geweest, is vooralsnog niet bewezen, laat staan dat hij daar een Friese 'burcht' bouwde.
  • Niettemin is er geen reden om aan te nemen dat Werenfried (een helper van St.Willibrord) ooit werkelijk in Medemblik of Wervershoof is geweest.
  • In Medemblik ontbreken vooralsnog concrete aanwijzingen voor de locaties van de Ottoonse machthebbers zoals een tolplaats en een mogelijke versterking.
  • Ook Medemblikker zilveren munten uit de 10e en 11e eeuwse traditie zijn nog niet geïdentificeerd en zodoende ook nog nergens aangetroffen.
  • Eveneens ontbreekt de grip op het proces van ontginning en verkaveling, hetgeen geldt voor geheel West-Friesland.
  • De geringe hoeveelheid bruikbare vindplaatsen uit de ontginningsperiode van de 8e tot en met de 13e eeuw maakt het vooralsnog niet mogelijk om uitspraken te doen. De aannames die Besteman en Guiran over de ontginningen in oostelijk WestFriesland lang geleden poneerden, blijven zodoende (be-)staan.

    De visie van Albert Delahaye.
    Medemolaca, genoemd in de goederenlijst uit 870 van het bisdom Traiectum (zie daar), wordt door Blok (zie daar. p.77, 82), weer met verzwijgen van de oorspronkelijke naam, als Medemblik opgevat, wat niet kan omdat deze plaats toen nog niet bestond. De naam wijst op het uiterst zuidelijke deel van het Almere, waar na de verlanding twee kanalen werden aangelegd om de molens van Arques en St.-Omaars te voeden. "Molaca" betekent "molenwater". De wateren heten nu: Haute Meldick, Basse Meldick en Petite Meldick. "Mede" betekent weide. (Meldicque, Pas-de-Calais,branche de l'Aa (Meddeldeck) A.Dauzat). In hetzelfde verband wordt de Winwarfliet genoemd, maar die plaats slaat Blok maar over aangezien die in Nederland niet te vinden is.

    Over de dateringen van de kogelpotten gevonden in Medemblik wordt verwezen naar J.C.Besteman 1974 (BROB 24, 43-106).
    Maar wat lezen we in dat artikel o.a.?
  • De huidige kennis van Karolingisch aardewerk staat alleen een geschatte datering toe, die te vaag is om de twee Karolingische perioden van het aardewerk in de kiekklei te kunnen onderscheiden. Wat verstaat Besteman onder Karolingisch aardewerk? Aardewerk tussen 751 en 987?
  • We moeten daarom aannemen dat ze redelijk dicht bij elkaar in de tijd voorkomen.
  • De brede natuurlijke waterloop die later de middeleeuwse haven van Medemblik zou worden was in ieder geval al aanwezig in de vroege middeleeuwen die we mogen identificeren het met de Medemolaca, de Middenleek, genoemd in de tiende eeuw. Ziet U ook hier weer de cirkelredenering en nog wel in één zin?
  • Op de kaart van Joannes Schagen (atlas van Blaeu) in 1649 heette Medemblik nog Medemleck. Zie de kaart hiernaast. Klik op de kaart voor een vergroting.
  • In de Middenleek, waar onze opgravingen zijn gedaan, er is een twee meter dikke, fijn gelaagde aangroei van zand en klei, die is afgezet sinds de Karolingische periode gezien de vondsten eronder. De vondsten lagen dus onder die afgezette zand en klei, dus zijn van vóór die tijd.
  • Het diepste punt van de nog gedeeltelijk aanwezige Karolingische bodem bevindt zich op 4,80 m onder NAP, ongeveer 4 m onder het Karolingische niveau aan de kust. Als we dit ten diepste nemen.
  • De meeste vondsten zijn aardewerkscherven (ca. 12.000), de meeste daarvan dateren uit de achtste en negende eeuw. Bij het beschrijven van het aardewerk gevonden in Medemblik is gebruik gemaakt van de voorlopige classificatie van aardewerk die werd gebruikt voor de opgravingen van Dorestad bij Wijk bij Duurstede. Dit is gedaan omdat hetgeen opgegraven is vergelijkbaar was, een Karolingische nederzetting aan de periferie van het Frankische grondgebied, en ook vanwege de gelijkenis in het zeer gevarieerde aardewerk. (noot 70)
    In noot 70 wordt verwezen naar: Gepubliceerd in Van Es 1969, 198-202. W.J.H. Verwers (ROB) en prof.dr. W.A. van Es (ROB) hebben samengewerkt en hulp aangeboden bij het toepassen van deze classificatie. Sinds de voorpublicatie zijn er verschillende wijzigingen aangebracht: W I A en B werden samengevoegd, W I C werd dus W I B. WIIA en C werden verwisseld, en ook W IA en C. Men heeft in Medemblik de classificatie van Van Es uit Dorestad gebruikt, maar deze wel op meerdere (?) punten 'aangepast'. Zou het dan niet kunnen zijn dat de dateringen in Wijk bij Duurstede/Dorestad ook pas van ná de Karolingische periode stammen, dus ná 987?

    Verwijzingen.
    Bij 'verwijzingen' gaat het om een voorganger die je citeert voor je gelijk. Een verwijzing naar gelijkgestemden vormt echter geen bewijs.
    Volg je de lijn van verwijzingen in de etymologie en toponomie dan kom je allereerst uit bij D.P.Blok en M.Gysseling, die hun wijsheid ook weer hebben van voorgangers, zoals Moritz Schönfeld. Maar het gaat nog verder terug. In de 18de en19de eeuw zijn enkele opvattingen aangenomen, die nog steeds de basis vormen van alle etymologische en toponymische uitgangspunten. Dat die onjuist kunnen zijn wordt niet eens overwogen, laat staan bestudeerd. Wie dat wel met argumenten weerlegd, wordt gezien als een ondeskundige, de bron als een vervalsing. Het gaat dan meestal over plaatsnamen, die men verklaard met onjuiste aangenomen toponymische of etymologische opvattingen. Het Oera Linda Boek is daarvan het beste voorbeeld.
    Ziet U ook de cirkelredenering?
  • Verhoeven verwijst voor de datering van het aardewerk in Medemblik naar Besteman, die wel de nodige voorbehoudens heeft (zie de door mij onderstreepte woorden in de letterlijke citaten),
  • Besteman verwijst voor de datering naar Van Es die op grond van schriftelijke bronnen Dorestad dateert in de 8ste en 9de eeuw.
  • Van Es verwijst naar de datering van Dorestad, maar geeft wel eerlijk aan dat hij 'in Wijk bij Duurstede geen enkel archeologisch bewijs heeft gevonden voor de determinatie Dorestadum'.
    Lees meer over de bevindingen van Besteman in het hoofdstuk van Middeleeuws gebruiksaardewerk.

    Ook in het hiernaast al genoemde archeologisch onderzoek van Middeleeuws Medemblik, de (vroeg)middeleeuwse handelsnederzetting in de periode 675-1289, door J.van Leeuwen, wordt veel beweerd op grond van oude tradities en aangenomen geschiedenis. Van de aanwezigheid van een koning Radboud is nooit iets bewezen. 'Karolingische sporen' bestaan uit scherven van Badorf- reliëfbandamfoor- en Pingsdorf-aardewerk. Deze kunnen ruim gedateerd worden tussen 900 en 1200. In bijlage 6 worden de verschillende soorten aardewerk genoemd en gedateerd: Kogelpot (700-1350), Karolingische Bolpot (750-875), Pingsdorf (900-1250), Paffrath (950-1225), Andenne (1000-1300), Siegburg (1350-1600). Voor de datering: zie bij aardewerk. Dan blijkt het aardewerk gedateerd te worden vanaf de 8ste eeuw tot in de 14de eeuw, zelfs 17de eeuw. Met zo'n ruime datering kun je dus niets specifieks bewijzen.

    Een aangetoonde weg wordt gedateerd op 900-1100, een pollenderzoek tussen 900 en 1200. Daar kun je dus niets mee bewijzen voor de periode vanaf 675!
    "Blijkbaar lagen verspreid over deze oeverzone talloze kleine nederzettingen, waarvan tot nu toe alleen nog losse vondsten zijn gedaan. Het is opvallend dat in het hele gebied importaardewerk is aangetroffen, wat wijst op het onderlinge contact van de nederzettingen. De vondsten zijn schaars en de sporen ontbreken bijna helemaal." Uit zo'n zin is dus niets anders op te maken dat er niets is gevonden dat het gehouden betoog onderbouwd.

    Enkele andere citaten:
  • De dwangburcht, oorspronkelijk Huis te Medemblik genoemd, staat deels nog steeds en wordt tegenwoordig met kasteel Radboud aangeduid. Op dit moment kan de locatie niet nader worden gedefinieerd.
  • Het reconstrueren van de nederzetting Medemolaca in de Karolingische periode is op dit moment nog zeer speculatief.
  • Het kasteel van Radboud is nooit gevonden in Medemblik. En daarmee vervalt de hele geschiedenis rondom deze Friese 'koning'. De Friezen kenden geen functie als een koning, wat Thet Oera Linda Bok ook duidelijk beschrijft.
  • De doop van deze Radboud door St.Wulfram, bisschop van Sens, blijft een onopgelost probleem in Medemblik. Zie verder bij de Friezen en St.Wulfram.

    Uit de volgende tekst uit het vita van St.Wulfram blijkt overduidelijk dat hij onder de Friezen predikte, die naast de Morini woonden. Het hier genoemde Fresia was Vlaanderen. Waarom zou de bisschop van Sens in het Nederlandse Friesland gaan prediken, waar op dat moment -het gaat over ca.675- niemand woonde, omdat het gebied overstroomd was?
    Want toen zij over de zee scheep gingen naar Fresia, dat ligt naast de streek van de Morini (Terwaan), kwam het voor dat hij (St. Wulfram.red.) het Misoffer wilde opdragen.
    Bron: Vita S. Vulframni, AS, maart III, p. 145.
    Zo'n tekst is toch duidelijk? Daar hoeft geen twijfel over te bestaan. Frisia lag dus naast het gebied van de Morini, dus naast Therouanne in Frans-Vlaanderen!


  • Enkele andere bevindingen uit dit Archeologisch Rapport van J.van Leeuwen zijn: (commentaar in rood).
    1. In dit West-Friese Archeologisch Rapport (nr.61) van 354 pagina's wordt 424x het woord waarschijnlijk gebruikt, 381x mogelijk, 49x misschien en 15x wordt iets aangenomen of is er sprake van een aanname. Tel er nog enkele ontkenningen of tegenstellingen bij in woorden als maar, echter, hoewel, zou kunnen en er wordt gemiddeld liefst ruim 3 keer per bladzijde ergens twijfel over uitgesproken. Hoeveel zekerheid heb je dan?

    2. In het tweede hoofdstuk volgt een historisch onderzoek naar (het gebied rondom) Medemblik van circa 675 tot 1289. Aangezien de meeste historische bronnen over het terpengebied of het Frankische Rijk gaan, bleek de vroegste historie van noordwestelijk Nederland lastig te achterhalen. Lastig te achterhalen betekent hier gewoon NIET te achterhalen. De hele geschiedenis blijkt te bestaan uit aannamen, veronderstellingen en waarschijnlijkheden. Maar daar bewijs je niets mee!

    3. Opvallend is, dat in dit rapport van de Romeinse ijzertijd (fase 1) overgesprongen wordt op de vroege Middeleeuwen (fase 2) van 675-900. Na de sporen in de IJzertijd volgt weer een periode van de Vroege Middeleeuwen, de periode loopt grofweg van 675-900 n.Chr. Er worden geen vondsten vermeldt, dus er was niets.

    4. Toch kan nog verder worden gespeculeerd over de indeling van vroegmiddeleeuws Medemblik. Hiervoor moet echter afgeweken worden van harde bewijzen en kan alleen worden gesuggereerd. Als er geen harde bewijzen zijn blijft er van de aangenomen geschiedenis niet veel meer over.

    5. Tot nu toe zijn op het eiland nog geen archeologische sporen aangetroffen die bewijzen dat men van een Vikingnederzetting op Wieringen kan spreken. Deze uitsprak van Van Leeuwen is wel duidelijk. Daar hoeft niets aan teoegevoegd te worden.


    1. Het archeologisch bewijs voor de aanwezigheid van Noormannen in Nederland heeft zich beperkt tot aanwijzingen voor handelscontacten en, bij hoge uitzondering, plunderingen. De meeste plundertochten zijn alleen historisch bekend. En die historische bronnen zijn allemaal in Frankrijk geschreven en gaan ook over Frankrijk.

    2. Ondanks de historische waarschijnlijkheid, zijn tot nu toe archeologisch nog geen harde bewijzen gevonden voor de aanwezigheid, laat staan vestiging, van Noormannen in Medemolaca. Zonder bewijzen is een waarschijnlijkheid dus een mythe.

    3. De oudste bewoning lijkt zich rondom het gebied van de huidige Bonifaciuskerk te concentreren, waardoor het logisch is een Karolingische voorganger ook hier te verwachten. Mogelijk is de kerk over een Fries heiligdom heen gebouwd, al is het bijna onmogelijk dit archeologisch aan te tonen. Bijna onmogelijk is betekent dat het gewoon onmogelijk is.

    4. Uit een onderzoek naar de resten van zaden bleek dat in de 10de en 11de eeuw de langeafstandshandel doorzette. Men vond onder andere resten van tarwe en vijgen. Vondsten uit de 10e eeuw en later zeggen niets over de 7e eeuw. Daar zit 300 jaar tussen, ofwel minstens 6 generaties!

    5. Ook voor bewijzen over een kerk of het Christendom ontbreekt het geheel. Veel aangehaalde teksten gaan ook helemaal niet over Medemblik, zelfs niet over Nederland. St.Willibrord, St.Bonifatius of St.Ludger horen niet in Nederland thuis en al helemaal niet in Medemblik. Ook de tekst van Plinius die weer eens wordt aangehaald, gaat niet over Nederland.

    6. De bevindingen van Besteman (zie de linker kolom bovenaan) hebben in Medemblik niets opgeleverd om de aangenomen geschiedenis te bewijzen. Dat wordt als conclusie ook al genoemd: Desalniettemin berusten veel van de conclusies in dit deel van het onderzoek onvermijdelijk op aannames. En als je zo'n 50 keer Luit van der Tuuk opvoert als referentie, dan weten wij al waarop deze geschiedenis gebaseerd is: op fabels en mythen. Zie bij Luit van der Tuuk

    Het is dus onmogelijk uitspraken te doen over de geschiedenis van Medemblik tussen de 7e en 13e eeuw. De aannames van Besteman blijven zodoende bestaan. Tot er betere zijn gevonden? Of tot deze aannames bewezen zijn?
    Ofwel: de geschiedenis van Medemblik is gebaseerd op aannames en op een verkeerd gelezen en begrepen tekst.


    In het hiervoor genoemde artikel in Westerheem wordt ook nog het volgende vermeld:
  • De bijnaam 'Radboudstad' en de romantische 19de eeuwse benaming 'Kasteel Radboud' kennen daarom vooralsnog geen gefundeerde historische achtergrond.
  • Over de missionaris Werenfridus, een volgeling van Willibrordus (Blok 1979,51 en Halbertsma 2000, 210; 344) die vaak aan Medemblik en Wervershoof wordt gekoppeld, valt te zeggen dat deze nooit in het gebied is geweest en al helemaal niet in Wervershoofis aangekomen. Deze versie berust op een 16e eeuwse misvatting op basis van eerdere aannames (Van Vessem 1978, 87). De recent uitgegeven historische atlas van Nederland schetst een foutief beeld (Bosatlas Nederlandse Geschiedenis 2011, 81, afb. D.)
  • Ook in Hoorn en Enkhuizen zijn echter niet of nauwelijks resten uit de Middeleeuwen gevonden. Schrickx 2013A, 2013B.
    Het is toch allemaal wel duidelijke taal in dit artikel. Er blijft niets over van de aangenomen mythen en legenden. Middeleeuws Medemblik van vóór de 13e eeuw heeft niet bestaan.


    Wat anderen over Medemblik schrijven.
    In de Lexicon van prof.Blok e.a. lezen we over de plaatsen :
    Kinleson (10e e[euw]: ligging onbekend, in de omgeving van Medemblik (Noordholland).
    <855> interpol[atie]. ca. 890 cop[ie]. eind 9e of begin 10e e[euw].: in pago Kinhem … in Kinlesun terra quinque animalium (UrbWerden I, p. 13 || w[aa]rsch[ijnlijk]. 2e helft 9e e[euw]. cop[ie]. 1150-1158: [Oud-Fries] leson, onl. [Oud-Nederlands] loson “waterlozing” met *kine “kreek”?»
    Westerkinloson (w[aa]rsch[ijnlijk]. 822 - ca. 825): ligging onbekend, in de omgeving van Medemblik (Noordholland) w[aa]rsch[ijnlijk]. 822 - ca. 825 cop[ie]. 1150-1158: in Westerkinloson quicquid hereditate possedi (Dronke, TradFuld c. 7, 24.
    Het ligging onbekend geeft slechts aan dat Blok het niet weet waar deze plaatsen liggen, maar ze in de buurt van Medemblik plaatst, aangezien het in dezelfde akten staat.
    Het is een meer gemaakte grondfout van toponymisten. Alsof alle plaatsen in de Staatscourant genoemd, in de buurt van Den Haag zouden liggen.

  • Hiernaast wat M.Gysseling (zie daar over Medemblik schrijft in zijn Toponymisch Woordenboek:
    De naam Medemolaca heeft duidelijk betrekking op een waterloop en niet op een plaats, wat ook de opvatting van Albert Delahaye is. Hoezo zijn alle opvattingen van Delahaye fout? wat Gysseling ooit uitsprak.

    Middeleeuwse agrarische veenontginningen in de Vier Noorder Koggen. Een interdiscilinair onderzoek naar de opbouw van het natuurlijke landschap en de kolonisatie- en ontginningsgeschiedenis van West-Friesland (800 - 1300). L.A. (Lisa) Timmerman
    Op basis van het archeologische vondstmateriaal en een drietal vroegmiddeleeuwse nederzettingen die zijn aangetroffen langs de rand van het voormalige Meer van Wervershoof, wordt aangenomen dat het oosten van de Vier Noorder Koggen in de 8ste eeuw werd gekoloniseerd. Op eigen initiatief werden lokaal en kleinschalig greppels het met water verzadigde veen ingegraven. Over dit vroegste stadium van de ontginning is weinig bekend. Het lijkt erop dat de kleinschalige plaatselijke ontginningen plaats maakten voor de 10de-eeuwse grootschalige planmatige ontginningen.

  • Gerald van Berkel en Kees Samplonius vermelden in "Nederlandse plaatsnamen herkomst en historie" (2006) het volgende:
    Medemblik: [gem.: Medemblik, NH] 914-948 kopie 11e eeuw Medemolaca; 1118 kopie 12e eeuw Medenblec; ca. 1312 Medemleke; 1396 Medenbliec; samengesteld uit medeme 'middelste' (vergelijk medume) en laca 'waterloop, beek' (vergelijk Barlaque, Overleek en Lekermeer), wel naar de ligging tussen Oterleek en de Oosterleek. De betreffende leek, waar de huidige Kromme Leek een overblijfsel van is, liep langs Drechterland en werd aan de mond afgeloten door de dam bij Medemblik. De plaatselijke uitspraak was Memelik, en men zei "Memelik vlagt" als iemand zich aanstelde en wel naar het gekkenhuis in Medemblik kon.

  • Op Wikipedia lezen we het volgende: De naam "Medemblik" is mogelijk afkomstig van de waterloop Medemelake of Medemolaca (Germaans miduma- "middelst" en laku- "waterloop in moerassig terrein"[2]) die op deze plaats heeft gelopen, en die in een oorkonde uit 985 wordt genoemd. Hierin wordt ook Medemblik zelf genoemd als "villa Medemlaca". Dit veenriviertje is tegenwoordig grotendeels verdwenen, maar het resterende deel is nog bekend als de Kromme Leek en mondt via de meertjes de Groote en Kleine Vliet bij Medemblik uit in het IJsselmeer.

  • A.J. van der Aa schrijft in zijn AARDRIJKSKUNDIG WOORDENBOEK DER NederlandEN (1839):
    Men is het thans genoegzaam eens , dat zij haren naam ontleend beeft van het water de Leek of Middel-Leek, hetwelk in echte gedenkschriften uit de tiende eeuw, met den naam van den stroom (fl.in.nen) 'Medemoelaca schijnt aangewezen te worden, naar welk water men cle'stad MEDEMLEK , dat is, MIDDENLEEK , en bij verandering MEMELIK , MEDENBLIK en MEDEMBLIK genoemd heeft. Volgens anderen zou de stad haren naam ontleend hebben van de meeden of mieden (natte weiden), welke haar omringen, maar naar onze mcening schijnt het wapen der stad, zoo als wij later zien zullen , voor het eerste gevoelen te pleiten. Zelfs beweren sommige Kronijkschryvers, dat deze stad , in de vierde eeuw reeds gesticht, haren naam ontleend heeft van de Heidensche godin "MEDEA" , die men hier eenen tempel zoude hebben opgerigt, op welke een metalen beeld , deze godin voorstellende, prijkte, hetwelk te Stavoren konde gezien worden , zoodat die van Stavoren dan zeide : "Zie MEDEA blikt (blinkt)". Wij houden evenwel deze naamsafleiding voor niets meer dan eene vernuftige vinding.
    Ofschoon eerst laat door wallen omgeven is de stad de oudste -van West-Friesland , en , volgens het gevoelen van den Oudheidkundigen WINSEMIUS , in 334 , door den Frieschen Koningzoon DIEDEBICK , gebouwd, welke hier dan ook eerst, op een slot of kasteel, zijn hof zoude gehad hebben, dat wegens zijne voortreffelijkheid de hoofdplaats van Friesland werd, en bij de overblijfselen van het dorp Almeerdorp gelegen was.
    Men vindt reeds in de lijst der goederen van de Utrechtsche kerk , ten tijde van ODILBALD, den twaalfden Bisschop, die in het jaar 899 overleed , gewaagd van MEDEMELARE , alwaar de Koninklijke tienden den H. MAARTEN toekwamen. Volgens de eenstemmige opgave der Schrijvers van de Kerkelijke Geschiedenis der Nederlanden en van de Levens der Nederlandsche Heiligen } was MEDEMBLIK reeds in de zevende en achtste eeuw eene der aanzienlijkste plaatsen van West-Friesland , de residentie van Koning RADBOUD.

    Zo ontstond de geschiedenis van Medemblik. Van die zogenaamde residentie van Radboud is archeologische ook nooit iets gevonden.
    Hoe prof.D.P. Blok tot zijn opvattingen over Medemblik komt. Neem even de tijd om dit verhaal door te nemen. Medemblik staat symbool voor andere plaatsen. We beginnen met wat J.C.Besteman schreef in bROB 1974, p.49.

    J.C.BESTEMAN / Carolingian Medemblik.
    De functie van Dorestad werd overgenomen door Utrecht, Tiel, Deventer, Staveren en Emden (volgens J.F. Niermeyer in. Alberts/Jansen 1968, 48.) In de westelijke kuststreek waren de plaatsen die mogelijk als handelscentra hebben gefunctioneerd onder andere Medemblik, Vlaardingen, (volgens Hoek, 1973, 82) Muiden (ook volgens Niermeyer, 1968, 43-4) Rijnsburg Confirmed by excavations (information Mr H.H. van Regteren Altena, IPP), en misschien voor een zeer korte tijd, Egmond (volgens 31 De Cock 1967, 126-7).
    Besteman verwijst voor zijn opvattingen al naar zes gelijkgestemden, met Blok erbij (zie hierna) zelfs naar zeven voorgangers. Naschrijverij ten top!
    Naast de schriftelijke overleveringen die ons directe informatie verschaffen over de vroegste geschiedenis van Medemblik, hebben we ook minder directe bronnen die van belang zijn voor deze periode. Blok heeft verwezen naar de ouderdom van de naam Medemblik en de namen van de waterlopen in de omgeving van Medemblik, in tegenstelling tot de over het algemeen recentere Westfriese namen. (bROB 1974, p.49).

    Liefst 94 aangenomen opvattingen!
    Voor Medemblik en de Westfriese namen wordt verwezen naar Blok 1959,18. Blok schrijft naar aanleiding van de naam Medemblik, West-Frieslands oud en nieuw 26, 18-20, een vrij uitgebreid verhaal dat interesant en verhelderend is.
    Dat betoog van Blok citeren we hieronder en analyseren we zin voor zin en voorzien deze van een telling van het aantal aannamen. Het lijkt muggenzifterij, maar zo werkt het bij toponymie en etymologie. Je moet juist op de kleinste details letten.

  • De naam Medemblik is sinds het verschijnen van het boek 'Nederlandse Waternamen' van M. Schönfeld (1955) voor ieder volkomen duidelijk. Blok verwijst voor zijn opvattingen dus naar Moritz Schönfeld (Groningen 1880 - Hilversum 1958). Het 'voor ieder volkomen duidelijk' zijn al feitelijk drie aangenomen opvattingen: voor ieder (1), volkomen (2) en duidelijk (3), voor onze telling nummer 1, 2 en 3.
  • We weten nu dat deze naam, die in de 9e eeuw Medemolaca en in de 10e eeuw Medemelacha geschreven werd, oorspronkelijk de naam van een water was en wel van de Leek die in het midden (medeme een oud bijv. naamw.) stroomde. Tussen de - m - en de - l - ontwikkelde zich in het spraakgebruik vanzelf een -b-, zodat we in 1118 reeds Medenblec vinden. 'We weten nu' zijn ook 3 nooit bewezen: we (wie is 'we' 1), weten (2), nu (3) zijn aannamen nr.4, 5 rn 6. 'geschreven werd' en 'oorpronkelijk', 'een oud bijv,naamwoord' en 'ontwikkelde zich vanzelf' en 'vinden', zijn aannamen nummer 7, 8, 9, 10 en 11.
  • Doordat de laatste lettergreep geen accent had, verzwakte de ê tot i. Dat 'verzwakte' is aanname 12.
  • Deze oorspronkelijke waternaam is vervolgens op een plaats aan het dus genoemde water overgegaan, een verschijnsel, dat bij ons en ook elders zeer vaak voorkomt; b.v. is dit het geval bij Alkmaar, Delft, Dordrecht, Gouda, Leiden en Oudewater, om me slechts tot enkele oude Hollandse steden te beperken. 'Vervolgens', 'op een plaats aan het water' , 'een verschijnsel', 'is dit het geval' zijn aannamen 13, 14, 15 en 16. Alkmaar is helemaal niet afgeleid van Almere, wat wel de gedachte van Blok (gezien zijn Lexicon), is dus aanname 17.
  • Doch, mag nu de betekenis van de naam al duidelijk zijn, geenszins is dit het geval met de reden waarom die naam gegeven werd. 'mag duidelijk zijn' en 'geenzins de reden' zijn aannamen nummer 18 en 19.
  • In het midden waarvan lag dat water? Op grond van parallelle gevallen neemt Schönfeld aan dat het temidden van twee andere stroompjes gelegen heeft, maar hij weet niet te zeggen welke dat geweest zijn. Schönfeld 'neemt aan' is aanname 20.
  • Dat is ook wel te begrijpen. Immers, Schönfeld volgt de gangbare mening dat de huidige Kromme Leek, ook kortweg de Leek genoemd, die oude 'Middenleek' is en daar zijn aan weerskanten geen pendanten te vinden. De gangbare mening van Schönfeld is aanname nummer 21.
  • We moeten er trouwens rekening mee houden, dat er na de naamgeving van dit water (7e, 8e, 9e eeuw?) in de aardrijkskundige toestand van Westfriesland bijzonder veel veranderd is, zodat het a priori reeds onwaarschijnlijk is, dat we de drie watertjes, waarvan de Middenleek de middelste was, zullen terugvinden. 'rekening mee houden' is aanname nummer 22. De 'de 7e, 8e of 9e eeuw' is aannamen nummer 23 en 'a priori reeds onwaarschijnlijk' is aanname nummer 24.
  • Ik meen echter, dat er in het naamkundig materiaal aanwijzingen zijn, die - zo ze al geen zekere oplossing geven - toch een suggestie hiertoe rechtvaardigen. In deze ene zin staan liefst drie aanamen, de onderstreepte woorden, dus nummer 25, 26 en 27.
  • Bij een naam met Midden- zoeken we automatisch (hoewel niet noodzakelijk) naar daarmee samenhangende samenstellingen zoals Boven- en Beneden-, Noorder- en Zuider-, Opper- en Neder-. 'zoeken we' en 'automatisch' zijn twee aannamen 28 en 29, 'samenhangende samenstellingen' is aanname nummer 30.
  • Welnu, in ons geval zijn die te vinden en wel in de namen Oterleek en Overleek. Het is bekend dat naast boven- en beneden-, opper- en neder-, ook over- en niter- gebruikt werden om verschil in ligging aan te geven. Als fraai bij ons onderwerp passend voorbeeld kan hier genoemd worden Overmeer en Uitermeer, waarvan het eerste dichter bij Utrecht, het centrum waarvan deze naamgeving uitgegaan was, lag. 'in ons geval', 'vinden we' en 'het is bekend' en 'passende voorbeeld' en 'uitgegaan was' zijn aannamen nummer 31, 32, 33, 34 en 35.
  • W.de Vries bracht Oterleek in verband met een verondersteld oudfries *oter - uiter, dat hier dan in versteende vorm bewaard gebleven is. 'bracht in verband' en 'veronderstelde' zijn aannamen 36 en 37.
  • Misschien is dit oude *oter nog wel vaker aan te wijzen in Westfriesland, hoe gevaarlijk het ook is op de middeleeuwse (vooral 14e- en 15e-eeuwse) spelling juist van zulke klanken af te gaan in gevallen als O et er dijc (1462), O et ter dijck (1476) te Limmen, Oterdijck (1470) te Schellinkhout (Veder, Archief gasthuizen A'dam, R. 188). 'Misschien' en 'nog wel vaker' en 'hoe gevaarlijk het ook is' , zijn aannamen 38, 39 en 40.
  • Maar in Blokker vinden we de Uterste Oeterdijck (1503, Gonnet, R. 1261) en, nog sterker, de Oisterssche Oterdijck (1472, Gonnet, R. 817), in welk laatste geval de verwarring met Ooster toch een o-uitspraak waarschijnlijk maakt. 'maar vinden we', 'de verwarring' en 'waarschijnlijk' zijn aannamen 41, 42 en 43.
  • De Vries meende dat Oterleek betekende 'over de Leek' en dat dit dorpje dus 'aan de andere kant' van de een of andere Leek lag. 'meende' is aanname 44.
  • Waarschijnlijker acht ik het, dat - evenals Medemblik genoemd is naar een water de Middenleek - het dorp Oterleek heet naar een water van die naam. 'Waarschijnlijker', en 'acht ik het', zijn aannamen nummer 45 en 46.
  • Waar dit water liep zullen we ons straks afvragen. Dezelfde betekenis van 'aan de andere kant van de Leek' hecht men gewoonlijk aan Overleker ambocht (Van Mieris, II, 827, a. 1355), dat een enkele maal voorkomt voor Houtwouder-ambacht. 'zullen we ons afvragen' en 'hecht men gewoonlijk', zijn aanname 47 en 48.
  • Deze naam zou vanuit Drechterland gegeven zijn en betekenen 'het ambacht over de Leek', waarmee dan de Kromme Leek bedoeld is. Ook hier weer drie anname in één zin: 'zou gegeven zijn', 'betekenen' en 'bedoeld is', nummer 49, 50 en 51.
  • Doch evengoed is mogelijk, dat dit ambacht genoemd werd naar het water de Overleek zoals Drechterland naar de Drecht, Rijnland naar de Rijn en zo vele andere streken. 'Doch', 'evengoed mogelijk' zijn aannamen nummer 52 en 53, 'genoemd werd naar' is nummer 54.
  • Die Overleek moet dan de Kromme Leek zijn. 'moet dan', is aanname nummer 55.
  • De inwoners van het ambacht werden ook wel Leekzaters = 'bewoners aan de Leek' genoemd, naar blijkt uit de naam Leczatergawegh (1319, Van Mieris, II, 214), die dwars door het ambacht heen liep. 'naar blijkt', is aanname nummer 56.

  • We hebben zo gevonden een Uiterleek (Oterleek), een Middenleek (Medemblik) en een Overleek. Waar deze watertjes stroomden is, behalve waarschijnlijk voor het laatste, moeilijk uit te maken. 'hebben gevonden', 'behalve waarschijnlijk' en 'moeilijk uit te maken', zijn weer drie aannamen: nummer 57, 58 en 59.
  • De Overleek is, dunkt me, gelijk te stellen met de huidige Kromme Leek. Het 'dunkt me' is aanname nummer 60.
  • De geograaf J. K. de Cock uit den Haag, die zich met een historisch-geografische studie ook van dit gebied bezig houdt, was zo vriendelijk mij mede te delen, dat deze Kromme Leek oorspronkelijk waarschijnlijk bij Wervershoof en niet bij Medemblik in zee kwam. 'oorspronkelijk' en 'waarschijnlijk'zijn aannamen nummer 61 en 62.
  • Het is dus niet aan te nemen dat laatstgenoemde plaats naar dit water vernoemd is. 'het is dus' en 'aan te nemen' zijn aanname nummer 63 en 64.
  • De Middenleek was misschien een water dat vanuit de Wijmers naar zee liep. 'was misschien' is aanname nummer 65.
  • De Uiterleek is door de grote geografische veranderingen met meer terug te vinden. 'grote geografische veranderingen' en 'niet meer terug te vinden', zijn aannamen nr.66 en 67.
  • Misschien liep zij langs het huidige dorp van die naam ten westen van de Zijdewind in de richting van het Zijpe, misschien ook koos ze een veel oostelijker koers. Twee keer 'misschien' zijn aannamen nr.68 en 69.
  • Ook kunnen we ons afvragen of de Leets bij Schagen, die in 1398 (Cod. Dipl. 1853, 235) ook nog zuidelijker door Barsingerhorn liep, misschien een restje ervan is. 'kunnen we ons afvragen' en 'misschien' zijn aannamen nr.70 en 71.
  • Leets vertoont dan de bekende palatalisatie van k tot ts die we ook in Beets (= Beek) vinden. 'bekende' en 'palllatalisatie' zijn twee aannamen nr.72 en 73.
  • Rest ons nog de vraag onder ogen te zien, vanuit welk standpunt men deze namen gegeven heeft, m.a.w. van waaruit zag men de Uiterleek als verder weg liggend dan de Overleek? 'de vraag onder ogen zien', 'welk standpunt' en 'namen gegeven heeft' zijn aannamen nr.74, 75 en 76. Ik vermoed, dat we daarvoor ons oog moeten richten op het oude koningsgoed bij Medemblik, dat reeds vroeg althans ten dele aan de Utrechtse kerk geschonken werd. 'vermoed' en 'vroeger geschonken werd' zijn twee aannamen, nr.77 en 78.
  • Oude namen in dit gebied, zoals Medemblik zelf, Opper)does, Mare en misschien Wijmers wijzen op oude continue bewoning dit overigens in tegenstelling tot het merendeel van de Westfriese plaats-namen (op -broek, -hom, -karspel, -koog, -woud e.a.), die vrij doorzichtig zijn en geen oude typen bevatten. 'Oude namen' en 'misschien' en 'continue bewoning', 'tegenstelling', 'vrij doorzichtig' en 'geen oude typen' zijn liefst zes aannamen in één zin: nr.79, 80, 81, 82, 83 en 84.
  • Vanuit dit koningsgoed dat op de verbindingen met Utrecht en verder georiënteerd geweest zal zijn, zal men deze waternamen gegeven hebben, zichzelf in het midden plaatsend, het stroompje dat in het zuidoosten uit het woud kwam de Boven-, Opper-, Overleek noemende en dat wat het verst van de vertrouwde wereld lag de Neder-, Uiterleek. 'koningsgoed' is aanname nr.85 en 'zal zijn' en 'zal hebben', 'noemende', 'vertrouwde wereld', zijn evenzoveel aannamen: nrs. 86, 87, 88 en 89.

  • Ik ben me ervan bewust de lezer hier een stoute hypothese te presenteren. Misschien lokt ze tot tegenspraak en weerlegging, doch dit kan slechts het voortschrijden van onze kennis aangaande de oudste Westnese geschiedenis en het oude centrum Medemblik ten goede komen. 'stoute' en 'hypothese' zijn aannamen nr.90 en 91. 'misschien' en 'lokte ze tot tegenspraak' zijn aanname 92 en 93. 'onze kennis ten goede komen' is aanname 94.

    D. P. Blok.

    Het lijkt muggenziften, deze liefst 94 (VIERenNEGENTIG!) aannamen van Blok, maar ze geven wel aan hoezeer zijn opvattingen slechts bestaan uit aangenomen opvattingen en dan praat hij toch voornamelijk Moritz Schönfeld na. Daarmee bewijs je dus niet dat de naam Medemolaca betrekking zou hebben op Medemblik. Dit verhaal over Medemblik staat symbool voor veel andere opvattingen van Blok.

  • Terug naar de beginpagina.
    Het Bronnenboek van Nijmegen weerlegt de Karolingische geschiedenis van Nederland.
    Naar het overzicht in het kort.