oorkonde1148 De historische geografie van de lage landen.
Terug naar de beginpagina. Naar het overzicht in het kort.

De oorkonden uit 1063 en uit 1148.



Afbeelding van de oorkonde uit 1063 (afschrift uit de 12e eeuw) die in de Bibliothèque Nationale in Parijs bewaard wordt.
(Klik op de afbeelding voor een vergroting).


Opvallend in deze tekst is dat de opstellers zelf al aangaven te twijfelen over de echtheid door tot tweemaal toe te benoemen, dat iemand die het voor vals aanziet, de toorn van God zou treffen. Wie moest er overtuigd worden van de echtheid? Ook de hele lijst van liefst 34 getuigen moest blijkbaar de ongelovigen en twijfelaars overtuigen. Maar de Graven van Holland trappen er niet in en Echternach krijgt in Holland geen voet aan de grond.

Afbeelding hieronder: de vervalste bulle uit 1148 waar onderaan de namen van de Hollandse kerken in een andere volgorde en opsomming later (in een andere hand) zijn toegevoegd. Het is wel duidelijk dat er met die zogenaamde Hollandse kerken aardig gerommeld is.


(Klik op de afbeelding voor een vergroting).

Onder de oorkonde zijn duidelijk in een ander handschrift de 24 kerken bij geschreven.
Voor de opsomming van de kerken staat: 'Eccls quas theodericus habet', wat betekent: Kerken die Dirk in bezit heeft. De kerken waren dus niet in het bezit van het bisdom van St.Willibrord of van Echternach, maar van de graaf van Holland. Het is dan ook niet zo dat deze kerken al door Dirk (II?) aan de abdij van Egmond waren geschonken, zoals vaak verondersteld wordt. Van een kerk die je aan de abdij van Egmond geschonken hebt, kun je niet meer spreken die in bezit te hebben.

De opsomming is als volgt: Velison (Velsen), Heilingloh (Heiloo), Northungon (Noordwijk), Vuroholz (Voorhout), Kirichuuereue (Oegstgeest), Leithemutha (Leimuiden), Rinsatereuualt (Rijnsaterwoude), Aselekereuualt (Esselijkerwoude), Voreholt (Voorhout), Saxheim (Sassenheim), Norhtgo (Noordwijk), Velscereburg (Velsen), Agathenkyricha (Beverwijk), Heimezenkyrke (Heemskerk), Spirnereuualt (Spaarnwoude), Sloton (Sloten), AsemanedeIf (AssendeIft), Heilegenlo (Heiloo), Ski(tu?)rmere (Schermer), Misna (Mijsen), Wokgunge (Wognum), Aldenthorf (Oudorp), Vronlo (Vronen) en Petheim (Petten).
Bij Vureholz (Voorhout), Kirichuuereue (Oegstgeest), Voreholt (Voorhout), Northgo (Noordwijk) en Heilegenlo (Heiloo) is nadien Mater (=moederkerk) erboven bijgeschreven.

In 1156 gaat Echternach op zoek naar voormalig bezit in Holland en maakt aanspraak op Hollandse kerken, maar geeft deze claims weer op en stelt zich tevreden met schapenweiden op Schouwen. Het is inmiddels twee volle eeuwen na de stichting van Echternach en vier eeuwen na Willibrord. De monniken van Echternach laten zich daarbij leiden door de veronderstelling dat met ‘Fresen' wel eens de Friezen en met ‘Trajectum’ eventueel het bisdom Utrecht bedoeld zou kunnen zijn. Ze zoeken echter niet in Friesland (waarvan nog geen spoor te bekennen is) of rond Utrecht (waar ze tegenover de bisschop, die ze bovendien als bondgenoot nodig hadden, geen schijn van kans maken) maar in Holland dat als maagdelijk gebied net boven water kwam.
In 1156 maakt de abdij van Echternach op grond van een vervalste akte gedateerd 1063 tegenover de graaf van Holland aanspraak op 24 kerken die 450 jaar eerder zouden hebben toebehoord aan Willibrord, een bezit dat de abdij waren en de abdij het al die eeuwen heeft laten verslonsen.

Genoemd worden :
Flardinge (Vlaardingen), Kiericwerve (Oegstgeest?), Velsereburc (Velserbroek), Heliglo (Heiloo), Pethem (Petten), Harago (Hargen), Sche (Overschie), Rinesburc (Rijnsburg), Warmonde (Warmond), Letthemuton (Leimuiden), Rinsaterwalt (Rijnsaterwoud), Asclerewalt (Esselijkerwoude), Agathenkiricha (bij Beverwijk), Hemetenkyricha (Heemskerk), Ascmannedelf (Assendelft), Sprirnerawalt (Spieringhorn onder Sloten of Spaarnwoude), Sloten (Sloten), Ekmune (Egmond), Alcmere (Alkmaar), Skimere (Schermer), Misenen (Mijzen bij Avenhorn), Woggungen (Wognum), Aldendohorp (Oudorp) en Vronen (Vronnen bij St.-Pancras, verdwenen).

Opvallend: het is een andere lijst dan die in 1148 wordt genoemd, waarover prof.Blok en prof.Post het al met elkaar oneens waren. Zie de teksten 651 en 659 in de Ware Kijk Op deel 2, p.439 en p.443.



Kaart van Kennemerland en West-Fiesland in de 12e en 13e eeuw, met het dorp Vroonen, gesitueerd op de Vronergeest: een zandrug tussen de waterplassen van de Vronermeer en de Waerd (de latere Heerhugowaard). De Vronergeest als toegangspoort naar West-Friesland. (Uit: R de Graaf "Oorlog om Holland: 1000 - 1375", Uitgeverij Verloren, Hilversum, 1996).
Klik op de kaart voor een vergroting.




Het Graafschap Holland ca.1500.
Het is dan nog steeds een weinig toegankelijk gebied.


D.P.Blok vermeldt in zijn Lexicon het volgende:
Vroon (1428) ten z van Sint Pankras (Noordholland) 918-948 cop. eind 11e e.: in Uranlo I (seil. mansum) (DiplBelg 195) 11 Ie helft 11e e. aut.: ecclesie quas Theodericus habet: nomina ecclesiarum de Fresia .,. Aldenthorf. Vronlo. Petheim (LijstPar-KlEchtemach FontEgm, p. 255) 11 1063 cop. 12e e.: cum capellis infra nominatis ... Vronlo (DHIV 116; Koch, OBHZ I 84; Wampach, Echt 192) 11 wrsch. eind lle e. naar een bron uit lOe e. cop. ca. 1420: in villa Franla nominata mansas novem (AantEvang FontEgm, p. 61) 11 1125-1130 cop. ca. 1420: in Franla mansus novem (LibStAdalb c.IT(Gravenreg) FontEgm, p. 68) 11: 1083 falsum 1125 - ca. 1150: in Franlo manssus novem (Koch, OBHZ 188) 111147-1148 cop. begin 13e e.: matres .. , ecclesias cum capellis que ... tradite sunt ... Vronlo (Koch, OBHZ I 125; Wampach, Echt 205) 11 1156 or.: in ecclesiis et earum appenditiis quarum hec nomina sunt ... Vronle (Koch, OB HZ I 139; Wampach, Echt 206) 11 1156 cop. begin 13e e.: in ecclesiis et earum appenditiis quarum hec nomina sunt ... Vronle (Koch, OBHZ 1140; Wampach, Echt 207) 11 1130-1157 cop. ca. 1420: terram ... in Franlo iacentem - de terra quam vendiderat in Franlo (LibStAdalb c. XI 1 FontEgm, p. 86) 11 12e e. cop. ca. 1420: in Franlo novem hod (ibid. c. III I, p. 74) voor de datering van DiplBelg 195 zie: Blok (1957), p.89-104; voor de datering van LijstParKIEchternach zie: Blok (1974), p.167 -184; voor de datering van de Aantekeningen uit het Evangelieboek zie: Meilink (1939), p.22-25; voor de datering van het Gravenregister zie: Koch, OBHZ I 88, kopnoot; voor de datering van het LibSt-Adalb zie: Meilink (1939), p.70-73; voor Vroon aO 1428 zie: Van Mieris, GrootChart-GrHZ IV, p. 934) om. la, ani. 10 "bos e.d." met ofri. Iran, ani. vron "koninklijk, grafelijk". De oudste vermelding bij Blok is dus 918-948: kopie 11e eeuw. Het jaar 878 wordt door Blok niet genoemd.

M.Gysseling vermeldt in zijn Toponymische Woordenboek het volgende:



Ook Gysseling noemt het jaartal 878 niet. Hij noemt als eerste jaartal 1063, 3 kopieën begin 12e eeuw.

De etymologische betekenis bij Blok en Gysseling komt dan ook wel niet overeen (bos of bosje), maar wijkt te veel af van de betekeins van Vroon dat vrije rechtstaat zou betekenen.

Bij Gerald van Berkel en Kees Samplonius (Nederlandse plaatsnamen herkomst en historie, Uitgeverij Het Spectrum 2006) lezen we:
Sint Pancras [gem.: Langedijk, NH] ca. 930 Vranlo; 1433 Pancraets; 1434 Sin te Panaaes; 1487 capella sancti Pancracii in Vroon; genoemd naar een kapel gewijd aan de Heilige Pancratius, oftewel Sint Pancras, een van de IJsheiligen en de schutspatroon van verschillende kerken en kapelleges in Holland. Deze kapel behoorde aan de Abdij van Egmond waar de H. Pancratius verering genoot. Het huidige dorp is ontstaan bij de overblijfselen van het in 1297 door Graaf Jan I van Holland met de grond gelijkgemaakte Vronen, toen de West-Friezen na de dood van Floris V in opstand kwamen tegen het grafelijk gezag. Vronen wordt in 930 vermeld als Vranlo, in 1063 als Vronlo, waarvan het eerste lid vroon duidt op kroongoed, bezit van de heer (vergelijk duo Fronleichnam).
Ook hier is de oudste vermelding niet 878 maar 930.

A.J. van der Aa schrijft in het "Aardrijkskundig Woordenboek der Nederlanden" (deel XI, 1848, p.941):
VROONEN , volgens de oorkonden der Utrechtsche Bisschoppelijke kerk VRANLO , volgens eenen open brief van DIBK V, Graaf van Holland, van het jaar 1085, FRONLO, voorin, plaats in Kennemerland, prov. Noord-Holland, welke velen zonder grond voor eene aanzienlijke koopstad gehouden hebben , doch bij onze oudste en beste schrijvers als niet meer dan een dorp voorkomt, dat door WILLEM II , Graaf van Holland, met zekere keuren en voorregten begiftigd werd.
Bij MELIS STOKE leest men: in het leven van Graaf JAN I , dat deze de overwinning op de Friezen behaalde, in 1297, tot Vroonen op die Gheest; velen verdronken in het meer en omtrent 3000 Friezen sneuvelden,
Ghinc men doe ansteken brant,
Ende verbornden al t'hant,
Dat dorp te VRONEN al te male.


Na het verbranden dier plaats, zal de naam van de Schutsheilige, ST.PANCRAS , gebezigd zijn. Allhans volgens het algemeen gevoelen zou het tegenwoordig dorpje St. Pancras op den grond van het aloude VROONEN gelegen zijn. Een hooge zaadakker aldaar duidt men nog aan als het Vrooner kerkhof. Omtrent de klok zie het art. VALKOOG. Er was ook een burg, door VAN DER HOEVEN de moeder van West-friesland genoemd, welke ten tijde van MAARTEN VAN ROSSEM door de Gelderschen verwoest is.
Het wapen van VROONEN bestond uit een veld van sabel, met eenen arend van goud, gewapend met een zwaard en met het omschrift: SiGiLLuM CIVICUM DE VRONSEGEIST.

Volgens Albert Delahaye is Uranlo, genoemd in de goederenlijst uit ca. 870 van het bisdom Traiectum gedetermineerd als Hurionville, gehucht van Lillers, op 10 km noordwest van Béthune. De opvatting van Blok van Vronen is niet mogelijk aangezien deze streek toen onder water lag. Bovendien is de etymologische afleiding onhoudbaar.

Lees meer over de oorkonde van 1063, Egmond, St.Adelbert, Echternach, Utrecht en St.Willibrord.


De akte van Echternach in het Latijn met vertaling van de plaatsnamen in het Nederlands.

Notum sit omnibus in Christo fidelibus tam presentibus quam futuris, qualiter ego Wilhelmus, sancte Traiectensis ecclesie licet indigne vocatus episcopus per manus advocati mei Gerolfi Reginberto, venerabili sancte Afternacensis ecclesie abbati, eiusque advocate Theodrico in sancta synodo recognovi mediam partem ecclesiarum earum, que infra nominate sunt, quarum matres, videlicet he:

Flardinge 1, Kiericwerus 2, Velsereburg 3, Heiligelo 4, Pethem 5, aliquando a Karolo et orthodoxis partibus aliis beato Willibrordo, patrono nostro ac prime sedis nostre archiepiscopo, ad candem ecclesiam. Afternacensem tradite fuerant, sed a Theodrico comite ac filio ejus Theodrico fratreque eius Florentio invase atque propter continuam bellorum seditionem, emni episcopali jure neglecto, in potestatem episcopi synodali auctoritate redacte, fuerant, cum capellis infra nominatis: Harago 6, Sche 7, Rinesburg 8, Waninunde (of Warmunde) 9, Liethemuthon 10, Rinsaterwald 11, Asclekerwald 12, Agathenkiryca 13, Hemezenkiryca 14,Ascmannedilf 15, Spirneruuald 16, Sloten 17, Ecmunde 18, Alcmere 19, Scirmere 20, Alisnen 21, Woggungen 22, Aldenthorp 23, Vronlo 24, que neque in termino earum que modo matres sunt, quippe ubi neque terminatio ulla erat, neque ipse consecrate erant, atque ideao omnis decima secundum constituta canonum in manibus episcopi erat.

Ea scilicet conditione ut idem venerabilis abbas ornnesque eius successores ad candem ecclesiam Afternacensem medietatem habeant earundem ecclesiarum omnium, liberam ab omni servitio episcopali, neque circaturam neque oblationes episcopo neque servicium preposito neque ad edificandas sive consecrandas vel ad terminaridas casdem ecclesias ullum supplementum prebeant, neque ad synodum coacti veniant; ipsi ministros locare, qui suam partem colligant, ipsi presbiteros ponere, qui ad easdem ecclesias serviant, similem cum episcopo potestatum hebeant; ipsi in omni utilitate, que des eisdem ecclesiis provenire potest, cive in compositione illati dampni, excepto episcopali banno, in omnibus mediam partem accipiant; siquied vero culpa presbiterorum neglectum fuerit, nullum inde dampnum incurrant. Et ut hec nostra conventio inconvulsa permaneat, ad petitionem utriusque advocati in sancta synodo bannurn fecimus, paginam istam transcribi jussimus et ipsi subscripsimus.

Signum Wilhelmi Traiectensis episcopi. Signum Gerolfi eius advocati. Signum Reginberti Efternacensis abbatis. Signum Theodrici eius advocati.
Hi sunt testes: Ansfridus prepositus. Blidgerus prepositus. Lambertus prepositus. Liudolfus prepositus. Balduinus prepositus. Anselmus prepositus. Engilbertus et frater eius Folcardus, Rotbertus. Heremannus et frater eius Werenhere. Rodbertus, Herradus, Baldricus, Ascolf, Gomeno, Adalardus, Tiemo, Heremannus et frater Gerhardus. Gerung, Hubertus, Rauengerus prepositus. Bezellinus, Fredericus. Adalbertus, Aluezo, Hezel, Ozelin. Werenger. Odolt. Winethere. Werenhere. Ostekin. Eueruuin, Ne quis autem hanc paginam falsam putet, eam sigillo nostro utrinque signavimus. Postremum vero ad maiorem succesorum fidem regali etiam auctoritate confirmari postulavimus.

Si quis eam irritam facere a)......iram omnipotentis Dei, sanctorumque patrum nostrorum, Martini, Willibrordi, omniumque simul sanctorum incurrat, et quod temptaverit numquam efficiat.
Pridericus cancellarius vice Sigefridi archicancellarii recognovi. Data V Kal, Januarii, anno dominici incarnationis MLXIII, indictione II, anno autem ordinationis domni Heinrici quarti regis VIIII, regni vera VII. Acturn Colonie. In Dei nomine, feliciter amen.

1) Vlaardingen, 2) Oude naam van Oegstgeest, 3) Velsen, 4) Heiloo, 5) Petten, 6) Hargen (later Ketel) bij Schoorl, 7) Schie, nu Overschie, 8) Rijnsburg, 9) Warmond, 10) Leimuiden, 11) Rijnsaterswoude, 12) Esselijkerwoude, 13) Aagtekerke (later Beverwijk), 14) Heemskerk, 15) Assendelft, 16) Spaarnwoude, 17) Sloten, 18) Egmond, 19) Alkmaar, 20) Schermer, 21) Lees: Misnen (nù Mijzen) bij Avenhorn, 22) Wognum, 23) Ouddorp bij Alkmaar, 24) Vroonen bij St.Pancras, later verwoest.
De akte van Echternach in de Nederlandse vertaling.

Laat het bekend zijn aan allen, die in Christus geloven, zowel in het heden als in de toekomst, hoe ik Willem, geroepen, zij het onwaardig,tot bisschop van de heilige Utrechtse kerk, door de handen van mijn advocaat Gerolfus Reginbertus, de eerbiedwaardige abt van de heilige kerk van Echternach, en van zijn advocaat Theodricus in de heilige synode erkend de helft van die kerken, die in het vervolg genoemd zijn, wier moeders, namelijk deze Vlaardingen, Oegstgeest, Velsen, Heiloo, Petten, eens door Karel en andere rechtzinnige vaderen aan de heilige Willibrordus, onze patroon en aartsbisschop van onze eerste zetel, ten behoeve van dezelfde kerk van Echternach geschonken waren, maar door Graaf Theodricus en zijn zoon Theodricus en zijn broer Florentius in bezit genomen en wegens de voortdurende onrust van de oorlogen, met verwaarlozing van alle aanspraken van de bisschop, door machtiging van de synode weer onder het gezag van de bisschop gesteld waren, met de hierna vermelde kapellen:

Hargen, Schie, Rijnsburg, Warmond, Leimuiden, Rijnsaterswoude, Esselijkerwoude, Aagtekerk, Heemskerk, Assendelft, Spaarnwoude, Sloten, Egmond, Alkmaar, Schermer, Alisnen, Wognum, Ouddorp, Vroonen, die noch in het gebied van die kerken, die slechts moeder zijn, omdat daar noch wijding noch enige vaststelling van grenzen was, noch zelf gewijd waren, en daarom viel de gehele tiende volgens de bepalingen van de regels onder de macht van de bisschop en wel op deze voorwaarde, dat dezelfde eerbiedwaardige abt en al zijn opvolgers bij dezelfde kerk van Echternach de helft van al die kerken bezitten, zonder enige afhankelijkheid van de bisschop, en dat ze geen bijdragen aan de bisschop noch dienstbaarheid aan een proost noch voor de bouw of wijding of vaststelling van dezelfde kerken enige aanvulling behoeven te verschaffen noch gedwongen kunnen worden op de synode te komen;
dat zij dezelfde macht als de bisschop hebben om dienaren te benoemen met de opdracht hun aandeel te innen en priesters aan te stellen om in dezelfde kerken dienst te doen; dat zij bij elk voordeel, dat uit dezelfde kerken kan voortkomen, hetzij bij het pachten ervan, hetzij in de verwerving van de tienden, hetzij bij de regeling van aangebrachte schade, met uitzondering van het rechtsgebied van de bisschop, bij alles de helft ontvangen; dat er voor hen, als er iets door de schuld. van de priesters verwaarloosd is, geen enkel nadeel uit voortvloeit, en opdat deze overeenkomst van ons onveranderd van kracht blijft, hebben wij bij de vordering van beide advocaten in de heilige synode een ban gevoegd, hebben wij bevolen dit blad papier over te schrijven, en hebben we zelf ondertekend:

Zegel van Willem, bisschop van Utrecht, Zegel van Gerolfus, zijn advocaat, Zegel van Reginbertus, abt van Echternach. Zegel van Theodricus, zijn advocaat.

Dit zijn de getuigen: Ansfridus Proost, Blidgerus Proost, Lambertus Proost. Liodolfus Proost. Balduinus Proost. Anselmus Proost. Engilbertus en zijn broer Folcardus. Rotbertus. Heremannus en zijn broer Werenhere. Rodbertus. Herradus. Baldricus. Ascolf. Gomeno. Adalardus. Tiemo Heremannus en zijn broer Gerhardus. Gerung. Hubertus. Rauengerus Proost. Bezellinus. Fredericus. Adalbertus. Aluezo. Hezel. Ozelin. Werenger. Coolt. Winethere. Werenhere. Ostekin. Eueruuin.

Opdat echter niemand dit papier voor vals houdt, hebben wij het aan beide zijden van ons zegel voorzien. Tenslotte echter, tenslotte hebben wij om meer vertrouwen te wekken bij onze opvolgers gevraagd, dat het ook door het gezag van de koning bekrachtigd werd.

Als iemand het ongeldig wil maken, moge hij zich dan de toorn van de almachtige God, en van onze heilige Vaders, Martinus, Willibrordus, en tegelijk van alle heiligen op de hals halen, en moge hij nooit bereiken, wat hij tot stand tracht te brengen.

Ik, kanselier Fridericus, heb het in naam van aartskanselier Sigefridus nagezien.
Gegeven 28 december, in het jaar van de menswording van de Heer, 1063, in de tweede indictis, in het negende jaar van de benoeming van koning Heinricus IV, in het zevende jaar van zijn koningschap. Gedaan te Colonia. In de naam van God, tot zegen, Amen.


Vergelijken we de lijst van 1156 (linker kolom), met die van 1148 (rechter kolom) en met de lijst van Egmond (middelste kolom), dan komen slechts zeventien (17!) plaatsen overeen (nog afgezien van de schrijfwijze). Het is precies dit probleem waarover prof.Blok en prof.Post het met elkaar oneens waren. feitelijk zijn er slecht zes (6!) plaatsen die in alle lijstjes voorkomen: Velsen (988 -1148- 1156), Heiloo (977 -1148- 1156), Beverwijk (1148- 1156 -1204), Assendelft (1048 -1148- 1156), Oudorp (1148- 1156 -1204) en Vronen (878 -1148- 1156). Tussen haakjes de jaartallen van voorkomen in de hieronder genoemde bronnen. De plaats die het verst teruggaat en wel tot 878 is Vronlo-Vronen ten n.o. van Alkmaar, een verdwenen dorp, dat na de slag bij Vronen (1299) door de Hollanders werd platgebrand en met de grond gelijk gemaakt werd. Een kale vlakte bleef over. Lees onder het kader de geschiedenis van Vronen.

De vraag die ook wel eens gesteld mag worden is of het aannemelijk is dat St.Willibrord zoveel kerken in Holland had die zo dicht op elkaar liggen. In Kennemerland ligt tussen de kerken die het verst van elkaar lagen een afstand van zo'n 40 km. Daarbinnen zou Willibrord dus 14 kerken hebben gehad. Daarnaast lagen er nog negen (9!) kerken rond Voorhout binnen een straal van 11 km. En tussen Velsen en Noordwijk (afstand 30 km) lag dan nog één (1) kerk in Spaarnwoude. De verdeling is vreemd. Woonden daar tussen niemand? Of hadden zij geen kerk?
In Brabant ligt tussen de verste kerken een afstand van 95 km, waarbinnen de historici menen dat er 11 kerken van Willibrord waren.

De genoemde plaatsen in de oorkonde uit 1156 en door Echternach geclaimd. De onderstreepte plaatsen worden in 1148 (rechter kolom) niet genoemd.


  1. Flardinge (Vlaardingen)
  2. Kiericwerve (Oegstgeest?)
  3. Velsereburc (Velsen)
  4. Heligelo (Heiloo)
  5. Pethem (Petten)
  6. Harago (Hargen)
  7. Sche (Overschie)
  8. Rinesburc (Rijnsburg)
  9. Warmonde (Warmond)
  10. Letthemuton (Leimuiden)
  11. Rinsaterwalt (Rijnsaterwoude)
  12. Asclerewalt (Esselijkerwoude)
  13. Agathenkiricha (Beverwijk)
  14. Hemetenkyricha (Heemskerk)
  15. Ascmannedelf (Assendelft)
  16. Spimerawalt (Spieringhom onder Sloten of Spaarnwoude)
  17. Sloten (Sloten)
  18. Ekmune (Egmond)
  19. Alcmere (Alkmaar)
  20. Skimere (Schermer)
  21. Misnen (Mijzen bij Avenhom)
  22. Woggungen (Wognum)
  23. Aldendohorp (Oudorp)
  24. Vronlo (Vronen bij St.-Pancras, later verwoest)
De genoemde plaatsen in het boek de Annalen van Egmond; de in rood geschreven plaatsen worden in dit boek niet genoemd. De getallen geven aan op welke pagina de plaats genoemd wordt en tussen ( ) in welk jaar het is.
  1. Flardinge (Vlaardingen) 119 (993)
  2. Kiericwerve (Oegstgeest)
  3. Velsereburc (Velsen) 117 (988)
  4. Heligelo (Heiloo) 111 (977)
  5. Pethem (Petten)
  6. Harago (Hargen) Harg-119 (993)
  7. Sche (Overschie)
  8. Rinesburc (Rijnsburg) 183 (1133)
  9. Warmonde (Warmond)
  10. Letthemuton (Leimuiden)
  11. Rinsaterwalt (Rijnsaterwoude)
  12. Asclerewalt (Esselijkerwoude)
  13. Agathenkiricha (Beverwijk) (Sint Aagten: 321) (1204)
  14. Hemetenkyricha (Heemskerk)
  15. Ascmannedelf (Assendelft) 129 (1048)
  16. Spimerawalt (Spieringhom onder Sloten of Spaarnwoude)
  17. Sloten (Sloten)
  18. Ekmune (Egmond) 13 (694)
  19. Alcmere (Alkmaar) 95 (878)
  20. Skimere (Schermer)
  21. Misnen (Mijzen bij Avenhom)
  22. Woggungen (Wognum)
  23. Aldendohorp (Oudorp) 321 (1204)
  24. Vronlo (Vronen bij St.-Pancras, later verwoest) 95 (878)

    Wat bewijs je met 11 van de 24 plaatsen? En geen enkele kerk gaat terug tot de tijd van St.Willibrord.
De plaatsen uit de oorkonde uit 1148: behalve de volgorde en de schrijfwijze (in blauw) van meerdere plaatsen verschillend is, zijn er ook plaatsen (onderstreept) die in 1156 niet worden genoemd of in rood die in de Annalen van Egmond niet worden genoemd.
  1. Velison (Velsen)
  2. Heilingloh (Heiloo)
  3. Northungon (Noordwijk)
  4. Vuroholz (Voorhout)
  5. Kirichuuereue (Oegstgeest)
  6. Leithemuta (Leimuiden)
  7. Rinsatereuualt (Rijnsaterwoude)
  8. Aselekereuualt (Esselijkerwoude)
  9. Voreholt (ook Voorhout??)
  10. Saxhem (Sassenheim)
  11. Norhtgo (ook Noordwijk??)
  12. Velscereburg (ook Velsen??)
  13. Agathenkyricha (Beverwijk)
  14. Heimezenkyrke (Heemskerk)
  15. Spirnereuualt (Spaarnwoude)
  16. Sloton (Sloten)
  17. Aseman(n)edeIf (AssendeIft)
  18. Heilegenlo (nog een Heiloo??)
  19. Skirmere/Sturmere? (Schermer)
  20. Misna (Mijsen)
  21. Wokgunge (Wognum)
  22. Aldenthorf (Oudorp)
  23. Vronlo (Vronen)
  24. Petheim (Petten)

    Kleine verschillen kunnen voortkomen uit het verschil in lezen, immers de teksten waren niet altijd even duidelijk geschreven.

Wat weten we nu over Vronen?
Vronen was een dorp dat na de slag bij Vronen tussen de Hollanders en West-Friezen in 1272 door de Hollanders onder aanvoering van Floris V volledig in de as werd gelegd en waarvan de bevolking werd vermoord of verdreven. Na ongeveer een eeuw kwam er geleidelijk weer bewoning op de Vronergeest, aanvankelijk alleen aan de uiterste westkant. Er werd een kapel gebouwd, gewijd aan de heilige Pancratius, (een van de 'IJsheiligen'). In 1487 werd de kapel een parochiekerk - een laatgotische kruiskerk - waaromheen het dorp Sint Pancras ontstond. Sint Pancras is in feite een voortzetting van Vronen. In de 15e eeuw werden beide namen nog gebruikt voor hetzelfde dorp. Een vroon of vrone is een stuk niet schatplichtig land en was in 1580 nog 1 gemet 53 roeden groot (ca. 4575 m2 of bijna een half voetbalveld). De juiste grootte van het vroon is overigens wat onduidelijk: in 1558 wordt opgegeven 1 gemet 80 roeden, in 1580 zoals gezegd 1 gemet 53 roeden; in 1637 1 gemet 82 roeden.
Sint Pancras ligt in West-Friesland (het gebied binnen de Westfriese Omringdijk, die in de 13e eeuw grotendeels werd aangelegd) en de grens met Kennemerland lag bij de Rekere. Deze (toen nog stromende afwateringsrivier) liep ten noorden langs Alkmaar. De Westfriezen waren tot 1289 vrije boeren, ze waren niet horig aan een graaf, bisschop, koning of wie dan ook. Sint Pancras ligt op een strandwal, een zandrug in een omgeving van klei en veen. Archeologische vondsten in deze strandwal wijzen op bewoning in de Late IJzertijd en de Romeinse tijd (ruwweg van 300 voor tot 400 na Chr.). Na de Romeinse tijd is de strandwal waarschijnlijk enige tijd onbewoond geweest, maar vanaf omstreeks 600 na Chr. hebben hier vermoedelijk weer Friezen gewoond. De strandwal lag hoog verheven boven de moerassige omgeving-Het grootste deel van Noord-Holland bestond toen uit onbewoonbare veenmoerassen-. Vermoedelijk in de zesde of zevende eeuw ontstond hier het dorp Franloo. Een loo was een Germaanse offerplaats, meestal onder een grote eik. De naam is later verbasterd tot Vronen (Ook Vrone, Vroonen, Vroenlo en vele andere varianten komen voor in oude geschriften.). In de tiende eeuw werd het, o.a. door het drogere klimaat, mogelijk de veengebieden rond de strandwal te ontginnen. Vanuit Vronen werden o.a. Oterleek en Broek op Langedijk gesticht. In die tijd (tussen 900 en 1150) werd heel West-Friesland in cultuur gebracht en ontstonden de 52 Westfriese dorpen. (Bron: Historische Vereniging Sint-Pancras).
In Nederland zijn/waren 23 kerken aan Pancratius gewijd, in België 8, in Duitsland 4 en in Italië waar Pancratius in 304 de marteldood stierf, slechts één. Zijn kerkelijke feestdag is op 12 mei.

Melis Stoke noemt het dorp ook en schrijft er het volgende over:
„De grave dede maken enen casteel"
„te Widenesse daer hi gheheef'
„tland van Vriesland mede dwingen soude . . .'

„Den grave dochte goet doe wesen"
„dat hi maken dede na desen"
„te Medemelc een casteel"
„daer hi mede al gheheel"
„al Westfrieslant sider dwanc.'

„Oec dede hi maken sconen ghewarcke"
,,bi Vronen op de harde gheest:"
„de Nuweborch, daer doe was meest"
"der Vriesen macht op dat ende."

Er bestaat nogal veel onzekerheid over dit verhaal van Melis Stoke. Hij vermeldt expliciet dat de Nieuwburg omstreeks 1287 gebouwd is „...bi Vronen op de harde gheest". Hoewel de datering van het vroegste blanke steengoed sinds kort weer een omstreden zaak is, lijkt een vroegste datering in het eerste kwart van de 14de eeuw voor dit aardewerk voorlopig aanvaardbaarder dan Stoke's stichtingsdatum c. 1287. In dit geval is het echter onmogelijk, dat de in 1971 opgegraven fundamenten de Nieuwburg van 1287 representeren. (Bron: KNOBulletin 1976 p. 264)

Bronnen uit de 16e eeuw spreken over de grote West-Friese stad Vrone vlakbij Alkmaar, ter plaatse van het huidige Sint Pancras. In 1303 zou graaf Jan II deze stad dankzij verraad van een van de bestuurders, een zekere Foppe, in handen hebben gekregen. Bij de Alkmaarse 17e-eeuwse kroniekschrijver Van der Woude kunnen we lezen dat na de val van Vrone Alkmaar haar rol overnam. Het verhaal diende mede om de positie van Alkmaar als eerste stad van Noord-Holland boven het IJ te onderbouwen. De 18e-eeuwse geschiedschrijver Eikelenberg was de eerste die mythe en historische werkelijkheid van elkaar wist te scheiden. Op basis van middeleeuwse bronnen toonde hij aan dat Vrone geen stad maar een dorp is geweest. Of er in 1303 nog gevochten is bij Vrone blijft onduidelijk. De mythe heeft gelijk voorzover het de rol van Alkmaar als belangrijkste stad in de wijde regio onderstreept. Niet voor niets kregen de West-Friese steden later het Alkmaarse stadsrecht toebedeeld. Bij de huldiging van nieuwe graven kwamen de afgevaardigden van West-Friesland veelal naar Alkmaar. (Bron: Geschiedenis van Almaar, p.51).

De strijd tegen de (West-)Friezen waarin graaf Arnulf sneuvelde, heeft volgens Meilink niet plaatsgevonden in West-Friesland, maar bij de monding van de Maas. Melis Stoke, die als plaats van handeling Winkelmade noemt, maakte daarmee voor de lezer anno 1300, duidelijk dat de strijd tegen de Westfriezen al lang duurde, maar maakte zich daarmee duidelijk schuldig aan geschiedvervalsing. (Meilink, P. A., 1939. De Egmondse geschiedbronnen. BVGO IX, p. 1—54, p. 181—210, maar ook BVGO X, p. 1—50. BVGO = Bijdragen voor Vaderlandsche Geschiedenis en Oudheidkunde.)

Dat het gebied dat Dirk II in 985 in handen kreeg zeker niet tot aan Medemblik reikte, wordt bovendien bevestigd door de schenking, vier jaar later, van een gebied van 120 ha aan het „eigen" familieklooster te Egmond. Als het door hem verworven gebied inderdaad vele duizenden hectaren groot was geweest, zou de schenking van de 120 ha te Schagen wel teleurstellend klein geweest zijn. De schenking maakt ten opzichte van het gehele gebied rond Schagen ongeveer één tiende deel uit.
Met uitzondering van de sterk opgeslibde Nes-kaag is er eigenlijk geen sprake van „echte" kagen in dien zin, dat hiermede nieuw land werd bedijkt; veelmeer is er sprake van het bedijken van oud (tijdelijk overstroomd) gebied, waarvan zelfs grote delen van de oude kavelstrukturen bewaard waren.
In 1984 werd bij een onderzoek aan de zuidzijde van de Gedempte Gracht geconstateerd dat op de bodem van het voormalige water, flinke hoeveelheden schelpen in hun natuurlijke omgeving lagen èn dat de geul op zijn breedst dertig meter is geweest. Toch Transgressies?
Als we kijken naar de geografische ligging van Schagen in de 13de eeuw, dan zien we dat het kasteel ideaal gesitueerd is aan de Schagerdam die de belangrijkste landverbinding is tussen het westelijk en oostelijk gedeelte van West-Friesland (Bron: F. Diederik, Tien jaar archeologisch onderzoek in Schagen en omgeving. Westerheem 1985, p.198 e.v.).

Vronen/St.Pancras.
Deze tekst moet nog verwerkt worden! (Bron: Langendijk St. Pancras kerkhof Late Middeleeuwen, P.J.Wollering, J-K.A.Hagers, G.P.Alders (provincie Noord-Holland).


Willibrord liet in zijn testament een aanzienlijk deel van zijn bezit in deze streken na aan de abdij van Echternach. Op dit grondgebied waren en werden kerken gesticht, wanneer en waar is niet precies bekend, maar in een oorkonde uit 1063 is sprake van vijf moederkerken, te Vlaardingen, Oegstgeest, Velsen, Heiloo en Petten, alle tot het bezit van Echternach behorend. Van die moederkerken waren de volgende kapellen afhankelijk: Harg, Ketel, Overschie, Rijnsburg, Warmond, (thans Beverwijk), Heemskerk, Assendelft, Spaarnwoude, Sloten, Egmond, Alkmaar, Schermer, Mijsen, Wognum, Oudorp en Vronen (thans St.-Pancras). Blijkens de Echternachse visitatielijsten waren ook de moederkerken van Noordwijk en Voorhout Echternachs bezit. Het gaat hier dus om aanzienlijke delen van Holland en het verbaast derhalve niet, dat zowel de Hollandse graaf als de Utrechtse bisschop, in hun strijd om de beheersing van kust en riviermondingen, bij herhaling poogden deze bezittingen in hun macht te krijgen.
Na bijna een eeuw van vergeefse protesten tegen usurpatie van dit bezit door de Hollandse graaf, gaf Echternach de kerken in 1156 definitief uit handen. De graaf had uiteindelijk het pleit gewonnen en schonk de kerken, voor zover dat nog niet was gebeurd, aan het klooster te Egmond, dat in nauwe relatie stond met het grafelijk huis. De Echternachse kerken waren natuurlijk niet de enige in de streek. Het bisdom Utrecht had hier eveneens bezittingen, zoals blijkt uit een goederenlijst van de Utrechtse St.-Maartenskerk, die waarschijnlijk rond 948 op basis van oudere gegevens werd opgesteld. (Bron: KNOBulletin 1998 p.15-30).

In Holland zijn nauwelijks originele Romaanse bouwdelen te vinden; driekwart van de kerken is er eenvoudigweg niet meer. Laat ik de reeks (bovengronds) verdwenen tufstenen kerken voor de duidelijkheid maar eens opsommen: Aalburg, Alkmaar, Almkerk, Benningbroek, Delft, Den Burg, De Westen, De Waal, Dordrecht, 't Dorp, Dorregeest, Egmond (abdijkerk), Egmond (Adalbertuskerk), Egmond (Buurkerk), Gawijzend, Hem, Herpt, Hoogkarspel, Lambertschaag, Leiden, Lisse, Medemblik, Monster, Naaldwijk, Nibbixwoud, Noordwijk, Oegstgeest, Ouddorp, Ouderkerk a/d IJssel, Oudkarspel, Oudorp, Overschie, Rijswijk (Z.H.), Rijswijk, Schagen, Schellinkhout, Schoorl, Sint-Maarten, Stroe, Sybekarspel, Uitwijk, Valkenburg, Vlaardingen, Voorhout, Voorschoten, Vronen, Warmenhuizen, Warmond, Westerland, Westwoud, Wognum, Wijdenes, Wijk, Zuid-Scharwoude, Zwaag. In het beste geval is er in het tegenwoordige gebouw een aanzienlijke hoeveelheid tufsteen hergebruikt. Aan de huidige kerken in die plaatsen valt uiteraard een heleboel bouwhistorisch onderzoek te doen, maar dat zal geen informatie opleveren over de tufstenen voorganger. Er is maar een heel kleine groep waar meer van over is: Castricum, Eethen, Heiloo, Hippolytushoef, Limmen, Oosterend, Oosterland, Rijnsburg, Sassenheim, Veen, Velsen, Wassenaar. Ook in deze gevallen is het beeld fragmentarisch, een toren hier, een muur daar, en dat alles nog eens zwaar gerestaureerd en prachtig wit gestuct van binnen. (Bron: Elizabeth den Hartog in KNOBulletin 2004 p.49).

Hier is nog veel meer over te vertellen!

In het boek Middeleeuws gebruiksaardewerk in Nederland van Arno Verhoeven lees je veel informatie over gevonden aarderwerk in Noord-Holland. In hoofdstuk 5 gaat het over Assendelft, waarbij blijkt dat het gevonden aardewerk niet verder teruggaat dan de 10de eeuw met enkele vraagtekens.

Assendelft
De Assendelver Polders zijn deel van een groot veengebied in Noord-Holland dat vanaf de 10de eeuw werd ontgonnen. Tussen 1980 en 1983 werden elf gebouwen en een kerkje (?) archeologisch onderzocht, daterend uit de 10de tot de 13de eeuw. Het kerkje wordt tussen 993 en 1049 genoemd als Ascmannadelf. Dendrochronologisch onderzoek van grafkisten uit het kerkhof ondersteunen een datering van de kerk in de tweede helft van de 10de eeuw. In noot 3 t/m 6 wordt verwezen naar Besteman/Guiran, in noot 4 naar Besteman 1984: Zaanstad Assendelft 1, Holland 16, 234-235.

Echter in het betreffende artikel noemt hij een negental 11de-12de eeuwse huisplaatsen. Verder schrijft Besteman: Mogelijk vond er enige concentratie van bewoning plaats een kilometer ten noordwesten van de N.H. Kerk waar de oude kerk van Assendelft vermoed werd. Op het opgravingsterrein, waar in 1981 al twee huizen werden opgegraven, werden in totaal vier huisplaatsen aangetroffen en de oude kerk van Assendelft. Een blijkens de vondsten 11de tot 15de-eeuwse huisplaats werd voor de helft opgegraven. Het betrof een 11e-12e eeuws eenschepig huis van ca 5 bij 20 m, aangelegd op een plaggenlaag die zich tot buiten het huis uitstrekte. In de uiterste westhoek van het terrein bevond zich de kerk, in het centrum van een door een dubbele sloot omgeven afgerond rechthoekig kerkhof van 35 bij 40 meter. Van de kerk restten alleen de plaggenfundering van de korte wanden, de funderingsbalken van de lange wanden en de plaggenlaag in en om de kerk. Omdat sporen van ander materiaal dan hout. zoals hutteleem, steen en mortel ontbraken en vanwege de grote hoeveelheid houtspaanders ter plaatse, nemen we aan dat de kerk grotendeels van hout was gemaakt. Vermoedelijk waren de korte wanden geheel of gedeeltelijk uit plaggen opgebouwd. Zij hadden waarschijnlijk geen dragende functie. De fundering werd gelegd in het toen nog levende hoogveen zodat we niet hoeven te denken aan een nog oudere kerk ter plaatse. We hebben waarschijnlijk dan ook te maken met de oudste kerk van Assendelft. die voor het eerst vermeld wordt tussen 993 en 1049. De weinige Pingsdorf- en kogelpotscherven staan deze vroege datering niet in de weg.

Op het kerkhof rondom de kerk werden ca 80 van de oudste graven blootgelegd. Meestal restte alleen de houten kist. Opvallend waren kisten met een open 'latten' bodem en een zware boomkist. Losse vondsten van tufsteen- en kloostermopfragmenten wijzen op mogelijke stenen grafmarkeringen. Een groot fragment rode Bremer zandsteen met een calvarieberg-versiering is afkomstig van een graf of van de altaarsteen. Het kerkhof was opgehoogd met veengrond, waardoor· het oorspronkelijke oligotrofe veen ter plaatse goed geconserveerd was: een buitenkans voor het ecologisch onderzoek! Op basis van de opgegraven graven valt het totaal aantal begravingen voorlopig te schatten op 500 tot 1.000. Omdat de kerk pas in 1410 verplaatst werd binnen dezelfde kavelsloten naar de plaats van de huidige N.H. kerk, is dit aantal aan de lage kant voor een gebruik van ca. 400 jaar. Het blijft dan ook de vraag of al niet vóór de laat-gothische kerk in het huidige dorp een andere kerk aanwezig is geweest. De kerk kon ca 80 personen bevatten. Ter vergelijking: de eerste haardtelling van Assendelft in 1477 geeft 190 haardsteden op. Het is ook mogelijk dat de kerk en een gedeelte van de bewoning nog lange tijd na de verplaatsing in de late 12e en 13e eeuw van de meeste woonplaatsen naar het huidige Assendelft op de oude plaats gehandhaafd bleven.

We menen dat deze resultaten van het eerste grote archeologische onderzoek van een Middeleeuwse veenontginning aanleiding geven het onderzoek in het veen sterk op te voeren, gezien de konstante bedreiging van het bodemarchief in de veengebieden door waterpeilverlagingen en ruilverkavelingen.
IPP, Amsterdam. J.C.Besteman


Jammer voor Verhoeven, maar nergens wordt in dit artikel van Besteman een dendrochronologisch onderzoek van grafkisten genoemd. En jammer voor Besteman, maar Verhoeven noemt dat er naast Pingsdorf en Kogelpotscherven ook Andenne en Paffrathscherven zijn gevonden (p.66) en dat staat een vroege datering wel degeljk in de weg. Op p.68 wordt dat gedateerd in het midden van de 12de eeuw. Het feit dat er al gesproken wordt over de 15de eeuw (1410, 1477) en kloostermoppen, betekent, dat wat hij voor dat kerkje houdt, beslist niet 10de eeuws (uit 993) is, maar eerder 12de eeuws of nog later. Kloostermoppen worden in Nederland op zijn vroegst gedateerd in de 12de eeuw. Let ook speciaal op de (door mij) onderstreepte woorden: hoeveel zekerheid spreekt hieruit? Dat Ascmanndelf Assendelft zou zijn is een fantasietje van Blok die blijkbaar de kerken van St.Willibrord de apostel van Friesland, in Noord-Holland plaatst, waar Echternach ze in de 12de eeuw niet kon vinden om op te eisen. Zo was volgens Blok het in klassieke teksten genoemde Attingahem zijn eigen woonplaats "Nederhorst den Berg". Als je zo wat oude namen aan het uitdelen bent kun je je eigen dorp natuurlijk niet overslaan, merkte Albert Delahaye al op. Circa 1000 zou in Assendelft (Ascmannadelf) een kapel zijn gesticht vanuit de moederkerk te Velsen, dat men voor Felison houdt. Velsen wordt door Verhoeven overigens niet genoemd. Maar de kerk van Velsen was in tufsteen gebouwd en zeker niet ouder dan eind tiende eeuw, als het al de tiende eeuw was, dat eerst eens bewezen moet worden en niet aangenomen op vervalste oorkonden of kopieën uit de 15e eeuw. Gezien de kaartjes op p. 106-111 is daar ook geen aardewerk gevonden.
Volgens Blok en Künzel is de etymologische betekenis van askmaðr 'zeeman, piraat, viking' dat mogelijk ook voorkomt in de oude naam van Assendelft (Noord-Holland): Ascmannadelf [11e eeuw; Künzel 73]. Het ask(a), es, esche zou schip betekenen. Van essenhout werden speren en schepen gemaakt. M.Gysseling noem als oudste attestatie 1063 kopie midden 12e eeuw in de betekenis 'gedolven waterloop van de askimannas=zeerovers'. Hoe verzin je het? Zie je die zeerovers al graven?

De etymologie van Assendelft.
Op de website van de etymologiebank.nl lezen we: Samenstelling van onl. delf 'gegraven of vergraven waterloop' en Askmanna 'van de Noormannen'. Andere verklaringen gaan uit van een genitief meervoud van de Friese persoonsnaam Askman of van een Friese geslachtsnaam Askema of Askmanna in de betekenis 'lieden uit ? Assum'. Ze zetten er zelf terecht al een vraagteken bij. Op een Engelse site lezen we over de etymologie van Asse: first attested as ascen in 1267-1268. Etymology unknown. Not derived from a personal name or Old Saxon asna ("rent, wage"). Op de Nederlandse etymologiebannk.nl zoeken we nog even bij Assen, maar met hetzelfde nietszeggende resultaat: Assen (Assen, Dr) Etymologie onbekend. Men heeft hierin de persoonsnamen Asso, Asko en Hasse gezien, hetgeen onwaarschijnlijk is. Men dacht verder aan os. asna, ofri. esna 'pacht, loon', door de kloosterlingen verschuldigd aan de bisschop van Utrecht. Deze verklaring houdt geen rekening met het feit dat de plaats al deze naam droeg voordat het klooster Mariënkamp hier werd gevestigd. De spelling met sc en zc wijst echter op *ades-, *aþes of misschien op *ates-. De voorgestelde relatie met os. aetsa, oe. adesa 'bijl' in de betekenis 'houthakker' is slechts een gissing. Daar weten ze het dus ook niet. De betekenis van een persoonsnaam of en zeerover of iets Saksisch of iets met houthakker, kan men dus gevoeglijk vergeten. Het -delft is wel duidelijk: voor de ontginningen moest er veel gedolven/gegraven worden. Maar groef men naar 'assen' of groef men 'assen', loodrechte sloten? Gezien die sloten is dat zeer verklaarbaar. Men spreekt nog steeds van de 'as van de weg' of de 'as van een veld' als het over rechte lijnen in het midden van een grondstuk gaat. Hoe simpel kan etymologie soms toch zijn!

Het probleem van de etymologen is dat hun uitgangspunt te vaak onjuist is. Men wil het 'Ascmannadelf' per se toepassen op Assendelft, terwijl dat een onbewezen aanname is. Gaat deze tekst wel over Assendelft? Zo kwam men in elk geval vanzelf wel op die Manna-mannen. Dan lezen we bij Gysseling iets opmerkelijks: Gysseling noemt 2 kopieën uit begin 12de eeuw en uit 1222 van Echternach. En dan worden wij alert! Want het was Echternach die in de 12de eeuw kerken ging cliamen in Noord-Holland, maar geen poot aan de grond kreeg. Heeft Echternach met oude akten lopen knoeien? Het was wel hun gebruikelijke en alom bekende werkwijze. Lees meer over de oorkonde uit1063 dat een pertinente vervalsing is.

Lees meer over de werkwijze van Echternach
En komen we zo aan de onverklaarbare naam Ascmannadelf? Wat stond er in de oorspronkelijke akte? Heeft Assendelft een verkeerde naam, net als Biddinghuizen en Almere?
Als je er niet uitkomt met de oudste naam, neem dan de eerstvolgende naam uit de teksten en dat is Eskmadelf of Eskendelf uit de 12de eeuw/kopie 15de eeuw. Dan ziet men het voorvoegsel 'Esk' en daarin herkent men 'esch' wat een bouwland was. Volgens het etymologisch woordenboek van Marlies Philippa is 'esch' ontstaan uit het oudere 'et(i)sk'. Spreek het eens uit! Want ook hier gaat het niet om de schrijfwijze, maar hoe sprak 'de plattelandsbevolking' het in het verleden uit. En zo is die fonetische uitspraak in de schriftelijke weerslag terecht gekomen.
Duidelijk is wel dat de Ascmanna-delf geen duidelijke relatie heeft met het Eskma-delf. Daarvan zou dan allereerst de etymologische verklaring gegeven moeten worden, voordat men er conclusies aan verbindt.

Lees het boek "De Ware Kijk Op" voor al deze en andere teksten en oordeel zelf!

Terug naar de beginpagina. Naar het overzicht in het kort.