De historische geografie van de lage landen.
Terug naar de beginpagina. Naar het overzicht in het kort.

De Opstand van de Bataven.

Lees meer over achtergronden om een goed begip te krijgen van waar de historici in de fout gingen.

"Bataven"


Romeinen


Tacitus


Wetenschap


Kletspraat

Van de Opstand van de Bataven is in Nederland archeologisch geen spoor gevonden. Men heeft dus geen idee waar die Opstand zich heeft voorgedaan, al noemt men wel enkele plaatsen, wat aangenomen opvattingen zijn. Het begin van alle misvattingen is, behalve de onjuiste locatie van het paleis van Karel de Grote met de naam Noviomagus (zie kader hieronder), de verkeerde lezing van de tekst van Tacitus in Historia IV.12.3.






De Fundamentele verwarring bestaat uit de vraag of Noviomagus uit de klassieke teksten Nijmegen is of Noyon. Het kernpunt waar alles mee begon en waar alles om draait is deze hier genoemde fundamentele verwarring. Deze kwestie ligt aan de grondslag van talloze andere opvattingen, zoals de verwarring rond Trajectum: was het Utrecht of was het Tournehem en Dockynchirica, was dat Dokkum of Duinkerke? Immers als Nijmegen fout is, is Utrecht ook niet de bisschopszetel van Willibrord en werd Bonifatius niet in Dokkum vermoord en dan was de Betuwe ook niet het land van de Bataven. Dat hoort dan allemaal thuis in Noord-Frankrijk!


De Opstand der Bataven is altijd een aansprekende gebeurtenis geweest. Er zijn meerdere boeken over verschenen, zelfs strips zoals deze hieronder van Rob van Eijck en Frits de Winter.



De auteurs houden zich vrij goed aan de tekst van Tacitus, al zijn de afbeeldingen vooral gebaseerd op hun ideeën van landschappen, castella en de uitrusting en uiterlijk van de manschappen.
Wat in elk geval in hun voordeel pleit is dat ze de plaatsnamen in de oorspronkelijke taal (Latijn) geven en niet vertalen, al geeft het kaartje op de achterzijde dan wel weer de traditionele vertalingen en traditionele opvattingen over de woonplaats van de verschillende volkeren. Zie kaartje hieronder. (Klik op het kaartje voor een vergroting).


Het komt er op neer dat de Opstand der Bataven zich voornamelijk in Duitsland heeft voorgedaan en helemaal niet in de Betuwe, zoals de Hollandse traditie ons wil doen geloven, al wordt het Insula Batavorum wel vertaald met 'eiland der Bataven'.
Het spektakelstuk uit de geschiedenis van de Bataven is ongetwijfeld hun opstand tegen de Romeinen geweest. Deze opstand werd in de 80-jarige oorlog graag gebruikt om de strijd tegen de Spanjaarden op te hemelen. Echter het hele verhaal dat te vinden is in de "Historiae" van Tacitus is helaas onjuist toegepast. De geografische details van de juiste streek van de militaire acties, de volken of stammen die zich bij de revolte aansloten of afzijdig hielden, en de strijdkrachten die de Romeinen hebben moeten inzetten om de opstand onder bedwang te krijgen, tonen onmiskenbaar aan dat achter de opstand een enorm potentieel aan manschappen moet hebben gestaan, dat de Nederlandse Betuwe onmogelijk kan hebben opgebracht. In de Betuwe zijn uit de Romeinse periode enkel wat losstaande boerderijtjes gevonden, maar geen enkele inheemse nederzetting, om nog te zwijgen over de twee steden Lugdunum Batavorum en Oppidum Batavorum die er gelegen moeten hebben. De zeer dunne spreiding van een inheemse bevolking in de Betuwe (was die wel inheems, of misschien een vestiging van Romeinse veteranen, die b.v. in Elst een eigen tempel bouwden? -waarmee het probleem van de Romeinse tempels te Elst ook weer is opgelost) toont al afdoende aan, dat de Nijmeegse mythe over de aanwezigheid van Karel de Grote niet de grootste is, maar juist de legendarische aanwezigheid van het machtige volk van de Bataven in de Betuwe.

De visie van Albert Delahaye.
De centrale vraag bij de onderdrukking van de Opstand van de Bataven is waar de Romeinse troepen gelegerd waren die de strijd met de Bataven aangingen. Het was het tiende Legioen dat gelegerd was bij de Noord-Franse plaats Norroy en werd daar ingezet. De strijd heeft zich dus voorgedaan in Noord-Frankrijk. Pas de opstand is het tiende legioen verplaatst naar Nijmegen en niet zoals historici maar al te graag aannemen, tijdens de opstand. (Norroy ligt op 28 km. ten zuiden van Metz).


Klik op het artikel voor een vergroting, waarin wel het traditionele verhaal wordt verteld.

  • De tradionele opvatting.
    Volgens de traditionele opvattingen heeft de Opstand van de Bataven zich voorgedaan in de Betuwe en richting Xanten en Keulen to ver in Duitsland zelfs in Mainz. Maar al die moderne namen zijn interpretaties, aangezien Tacitus die namen nergens noemt. Was de Betuwe wel het land van de Bataven? Die opvatting is voortgekomen uit het geschrijf van Cornelius Aurelius, een kanunnik uit Gouda, die de Bataven in Zuid-Holland plaatste. Nadien is die opvatting herzien en plaatsten enkele Nijmeegse historieschrijvers de Bataven in de Betuwe, daar men in de overeenkomst van de letters -B- en -t- meende dat daarmee toch wel het land van Bataven bedoeld zou zijn. Uiteindelijk werd er 'vrede' gesloten op een brug over de rivier de Nabalia, een rivier die in Nederland nooit gevonden is. Het was de Nave bij Béthune, het echte Oppidum Batavorum.
  • Maar is die traditionele opvatting wel juist?
    De traditionele opvatting is slechts gebaseerd op het onjuist toepassen van enkele plaatsnamen. Als je het verloop van de strijd en de verplaatsingen van de legers volgt, dan is dat een onmogelijke opgave geweest. Het gaat hierbij namelijk over duizenden legionairs en opstandelingen die zich steeds over honderden kilometers verplaatst hebben. Goede wegen waren er niet, waar en hoe stak men rivieren over? Hoe ging men door of om moerassen en veengebieden heen en door dichte bossen? Iets wat de geallieerden in W.O.2 niet lukten, zoudem de Bataven in de eerste eeuw wel gerealiseerd hebben? Alles wat verhaald wordt in de jaren 69 en 70 kan zich zo nooit hebben voorgedaan over die afstanden en in die beperkte tijd tussen augustus 69 en 'richting herfst' (er worden najaarsregens genoemd) in het jaar 70.


  • In augustus 2022 kwam in Historiek.net een verhaal van Jona Lendering over de opstand van de Bataven. Nu gaat het ons niet om het verloop van de strijd, zoals die beschreven is door Tacitus, maar om de locaties en tijdspanne van de gebeurtenissen. Welke aanwijzingen of bewijzen heeft men voor het plaatsen van dit verhaal in de Betuwe?

    Lendering geeft een uitvoerige beschrijving van de aanleiding en het verloop van deze opstand. Wat voor ons van belang is of er aanwijzingen of bewijzen te vinden zijn om die strijd in de Betuwe of bij Xanten te plaatsen. We onderstrepen de belangrijkste woorden en/of zinnen in zijn tekst die we zoveel mogelijk letterlijk overnemen en geven ons commentaart (in rood).

    De opstand van de Bataven heeft zich afgespeeld in de jaren 69 en 70 n.Chr. Volgens de algemene opvattingen begon die opstand tegen de Romeinse bezetters in augustus 69 op aandringen van Civilis bij de Caninnefaten onder leiding van Brinno, die leefden in het Nederlandse kustgebied. De Frisii en Chauken en andere stammen zoals Bructeren, Tencteren, Tungri en Ubiërs sloten zich bij de opstandelingen aan.
    Zoals de Treveren ooit een opstand tegen Julius Caesar waren begonnen door de Eburonen de kastanjes uit het vuur te laten halen, zo liet Julius Civilis een cliëntstam als eerste rebelleren: de Cananefaten uit Zuid-Holland. Lendering laat hier al duidelijk zien, wat ook de rest van zijn verhaal blijkt, dat hij nog vastzit aan de traditionele geschiedenis sinds Julius Caesar over de plaats van de Eburonen. Lees meer over Caesar, over de Canninefaten, de Frisii en over de Chauken.

    De Germaanse Gebieden (zie de kaart hierboven uit Algemene Geschiedenis der Nederlanden).
    Waar Tacitus het heeft over 'de Germaanse Gebieden' bedoelt hij niet Duitsland, maar het gebied rond de taalgrens. Deze opvatting van Tacitus wordt bevestigd door Plinius,Strabo, Antonini, Ptolemeus en de Geograaf van Ravenna die allemaal de Germanen daar net boven de taalgrens plaatsen. De strijd heeft zich ook voornamelijk daar voorgedaan en niet in Duitsland. De plaatsen die in de tekst van Tacitus genoemd worden zijn onder meer Asciburgium, Colonia Agrippinensium, Mogontiacom, Castra Vetera, Novaesium, Gelduba, Marcodurum en de vier plaatsen Arenacum, Grinnes, Vada en Batavodurum, die door Civilis tegelijk aangevallen werden. Over deze plaatsen bestaan de nodige opvattingen en verwarringen. Arenacum zou Rindern zijn, Grinnes 'misschien' Rossum, Vada is 'onbekend' of 'misschien' Wamel, Herewaarden of Wadenooyen, Batavodurum op de Kopse Hof of op de Hunnerberg (beide in Nijmegen). Later vestigden de teruggekeerde bewoners zich aan de Waal waaruit de plaats Noviomagus ontstond (volgens J.W.Meijer in Historiën, p.360). Hoe kon Civilis deze vier plaatsen op dezelfde dag aanvallen die toch ruim 90 km uit elkaar liggen? Of je dat zomaar even doet? Hij moet dan over een enorme legermacht beschikt hebben. Immers in elk van deze plaatsen bevond zich naast cohorten van de cavalerie een Romeins legioen. Een cohort bevat 700 man, een legioen telt 6000 tot 7000 man. Hoe kwam Civilis aan zo'n legermacht? Uit de Betuwe? Geen wonder dat Stijn Heeren hieraan twijfelt en stelde dat de Betuwe te klein is om zoveel Bataafse legionairs te leveren (voor het Romeinse leger waar Stijn het in zijn betoog over heeft).

    De centrale vraag in dit hele verhaal is: welke plaats was Vetera? Was dat Xanten op ruim 100 km ten noorden van Keulen? En was Colonia Agrippinnensis wel Keulen? Tacitus vermeldt Agrippinenses slechts één keer (vers 28, boek V) als hij de Ubii noemt, Of was Vetera toch Verviers? Lees meer over Veteribus en over Colonia Agrippinnenses. Afbeelding hieronder afkomstig uit het hiernaast genoemde stripboek. De genoemde 'aarden wal' blijkt toch meer een stenen castella te zijn.
    De opstand in het jaar 69.

    Tekst uit het artikel van Lendering. Opmerkingen
  • Civilis deed dus in augustus 69 een inval in het winterkamp van twee cohorten vlak bij de Noordzee. Het vernietigde kamp is vrijwel zeker Valkenburg, waar een dikke laag houtskool van getuigt. Al snel gingen ook andere forten in vlammen op, zoals Utrecht, waar archeologen onder de brandlaag vijftig goudstukken – ruim vijf jaar soldij – vonden, die voor de aanval moeten zijn begraven.
  • Het 'vrijwel zeker' van Lendering geeft al aan dat het een aanname is en uit begraven munten kun je slechts een voorbarige conclusie trekken die wel in je verhaal moet passen.
    Dr.J.W.Meijer noemt in een noot (p.336) bij zijn vertaling van Historiën dat de plaatsen Matilo (Roomburg) en Albaniana (Alphen a/d Rijn) bedoeld zullen zijn. En een laag houtskool of een brandlaag daar bewijs je geen vernietigen mee. Lees meer over een brandlaag, over Valkenburg (hoeveel onzekerheid bestaat daar nog over?) en over Utrecht.
  • Tacitus noemt een zekere Aquilius die de soldaten uit de verwoeste forten verzamelde en in veiligheid bracht. Het is aannemelijk dat hij de eigenaar is geweest van het zilveren medaillon dat is gevonden in het cavaleriefort op het Nijmeegse Kops Plateau. Als dit correct is Vermeldt het medaillon de officier die deel uitmaakte van het Achtste Legioen Augusta, dat in 69 was gestationeerd in Svishtov in Bulgarije. Als er inderdaad legionairs van de Balkan naar Nijmegen zijn overgeplaatst.
  • Ook hier zijn weer enkele aangenomen opvattingen in de tekst te lezen. Het 'aannemelijk' en 2x 'als' en een losse vondst (medaillon) waarmee niets te bewijzen is geven dat wel aan. Over het Kops Plateau waar Holwerda ooit het Oppidum Batavorum gevonden meende te hebben, kunnen we met W.Willems concluderen dat daar niets van gevonden is. Willems merkt bij opgravingen daarover op: "We hebben het Oppidum Batavorum niet gevonden en als er al Bataven in Nijmegen of omgeving zijn geweest, dan hoorden zij bij het Romeinse leger ter plaatse". Het achtste legioen dat in 69 werd overgeplaatst naar Nijmegen? Van Svistov naar Nijmegen is ruim 2250 km. Die afstand legt een legioen niet af binnen 5 maanden. Wanneer zijn ze dan uit Bulgarije vertrokken? Al in 67 of eerder? Daar lezen we echter niets over.
  • Terwijl Aquilius probeerde te redden wat er te redden viel, bood Civilis de Romeinse leiders aan dat hij het oproer van de Cananefaten zou dempen met zijn Bataven.
  • Civilis werd hiermee een verrader van zijn eigen bondgenoten en 'familie', Tacitus schrijft immers dat de Canninefaten in afkomst en taal gelijk waren aan de Bataven. In de traditionele opvattingen zouden zij uit midden-Duitsland gekomen zijn, terwijl Tacitus schreef dat zij al 'sinds generaties' in Gallia op de taalgrens woonden waardoor zij afwisselend Galliërs dan wel Germanen genoemd werden.
  • De legionairs en hulptroepen konden wel uitrusten in Xanten. De Romeinen doorzagen hem echter en ergens rond Nijmegen kwam het tot een treffen.
  • Hier gingen de Bataven en Romeinen even van Valkenburg, via Utrecht dat ook verwoest werd, naar ergens rond Nijmegen (waar? daar is archeologisch nooit iets van gevonden) en vervolgens naar Xanten. Het gaat hierbij wel over een afstand van bijna 200 km. (over huidige snelwegen wel te doen, maar toen?) en dat binnen enkele weken/dagen (?) en dan ook nog strijd voeren. De Romeinse wegen zoals we ons die voorstellen waren overigens nog grotendeels afwezig in 69 n.Chr.
  • Civilis ging nu over tot geweld. Cananefaten, Friezen en Bataven deelde hij elk in een aparte troep in. De Romeinen kwamen daar in een brede linie tegenover te staan, niet ver van de Waal, met hun schepen richting vijand gekeerd.
  • Nijmegen en Waal zijn traditionele interpretaties aangezien die namen in geen enkel klassiek Latijns geschrift voorkomen. En waar kwamen plots die schepen vandaan? Uit Xanten? Over de Rijn en Waal van Xanten naar Nijmegen is een afstand van toch 60 km, waar je met snelle kano's toch ruim 6 uur over doet (volgens NKSV 'De Batavier' uit Nijmegen). J.W.Meijer merkt in zijn vertaling van Historiën over die schepen op dat het hem niet duidelijk is waar dit precies plaats vond, als men veronderstelt dat die scheepsmanoeuvre aan het einde van het Bataveneiland plaats vond (p.336).

  • Hier komen we bij de kern van het verhaal. Waren het wel de Friezen uit Friesland en de Chauken uit Noord-Duitsland die zich met de strijd gingen bemoeien? Waarom deden de Friezen en nadien ook de Chauken mee in de strijd tegen de Romeinen? Beide volkeren verbleven volgens de traditionele opvattingen toch ver buiten het Romeinse Rijk en zij hadden toch geen last van die Romeinen of iets van hen te vrezen? Of waren het de Frisii en Chauci uit Frans-Vlaanderen, waarvan het woongebied wèl binnen het Romeinse rijk lag?

  • Er was nog maar kort gevochten of een cohort Tungren liep over naar Civilis. De Bataven werden in heel Germanië en Gallië gevierd als “voorvechters van de vrijheid”. De Germaanse gebieden zonden direct afgevaardigden die hulp boden, terwijl Civilis via tact en omkoperij aanstuurde op een bondgenootschap met de Galliërs.
  • Kwamen die Tungri plots vanuit Tongeren naar Nijmegen om de Bataven te helpen? De omvang van dit gebeuren is danig overschat. Heel Germanië? Was dat heel Duitsland? Heel Gallië? Was dat heel Frankrijk? Hoe werd dat bericht in zo'n korte tijd over duizenden kilometers zo snel verspreid? Of moeten we dit gebeuren toch beperken tot een beperkt gebied aan de taalgrens in Frans-Vlaanderen waar ten noorden van de taalgrens de Germaanse Gebieden lagen? Zie de kaart hierboven waar de Germaanse gebieden lagen volgens Gysseling en de Algemene Geschiedenis der Nederlanden. De Tungri was volgens de traditionele opvattingen een stam uit Tongeren, waartegen Civilis in het volgende jaar strijd voerde en de stad verwoestte. Geheel logisch is dit dus allemaal niet.

  • De Romeinen waren nu verdreven uit de Betuwe en het land van Maas en Waal. Het Vijfde Legioen Alaudae en het Vijftiende Primigenia trokken vanuit Xanten de Bataven tegemoet om orde op zaken te stellen. De Romeinen voegden er Ubische en Treverische hulptroepen aan toe, alsmede een eskadron Bataven. De hulptroepen van Ubiërs en Treveren sloegen op de vlucht en intussen vonden de legioenen een goed heenkomen in het kamp te Xanten.
  • We moeten ons hierbij voorstellen dat een eskadron Bataven de Bataven in de Betuwe ging bestrijden. Daarna trokken ze 'even' vanuit Xanten de Bataven tegemoet. De Ubische troepen kwamen uit Keulen, de Treveri uit Trier. Het gaat hierbij om troepenverplaatsingen over honderden kilometers. Dat is dus onmogelijk geweest in zo'n korte tijd over deze afstanden.

  • Waarschijnlijk vond ook dit gevecht bij Nijmegen plaats: de aanwezigheid van vrouwen op het slagveld doet althans de nabijheid van een Bataafse nederzetting vermoeden. Het deserterende Bataafse eskadron zou gelegerd kunnen zijn geweest op het Kops Plateau. Na de overwinning liet Civilis de eskadronscommandant gevangen zetten bij de Friezen.
  • Hier is duidelijk sprake van aangenomen opvattingen met 'waarschijnlijk', een 'vermoeden' en van 'zou kunnen'. Er ontbreken duidelijk bewijzen voor dee opvattingen van Lendering. Even je gevangen genomen commandant bij de Friezen gevangen zetten? Waar woonden die Friezen dan? Op die paar terpen? Was daar ergens in Friesland een versterkte vesting? Die is er in elk geval nooit gevonden.

  • Civilis plande een aanval op de legioenbasis te Xanten die ze wilden verwoesten. De Bructeren en Tencteri sloten zich aan en Germanië liet zich opzwepen. Zo begon eind september 69 het beleg van Xanten. Slechts 5000 man, behorend tot het Vijfde en Vijftiende Legioen, verdedigden het kamp.
  • Als je het verhaal tot hier volgt heeft zich dit allemaal voorgedaan in de maand augustus. Nu gaan de Bataven met Bructeren en Tencteren en heel Germanië Xanten belegeren. Waar kwamen die Bructeren en Tencteren zo plots vandaan? Volgens het kaartje hierboven rechts, woonden die in midden-Duitsland. Hadden zij zoveel last van de Romeinen dat zij mee gingen doen met de opstand? Niet erg logisch. Hoe kwamen zij zo snel in Xanten? Waar staken ze de Rijn over? Of waren het toch de Bructeri uit Broxeele en Tencteri uit Tangry in de Germaanse gebieden (zie boven) dat wèl binnen het Romeinse rijk lag?

  • De troepen die Civilis niet nodig had, begonnen intussen met het plunderen van Belgica. Misschien dateert de muntschat van vijfenzestig zilver- en zes goudstukken uit het Nederlands-Limburgse Montfort uit deze tijd. De plunderaars bereikten uiteindelijk zelfs de 400 kilometer verderop gelegen steden aan het Nauw van Calais. In zijn beschrijving van die strooptocht vermeldt Tacitus de daar verblijvende Morini de “mensen aan het einde van de wereld” zijn, waarmee hij – voor wie dat nog niet in de gaten had – weer eens onderstreept dat de Bataafse Opstand plaatsvond op de rand van de aardschijf.
  • Uit de hier gegeven details blijkt overduidelijk waar de Opstand van de Bataven zich heeft voorgedaan en wel tussen Belgica en de kust van Het Kanaal, waar de Bataven in hun eigen land zoals Tacitus dat in Historiën beschreef, tegen de Romeinse bezetters streden. Belgica lag volgens de gegevens van de Geograaf van Ravenna in Noord-Frankrijk met plaatsen als Bavay, Soissons en Reims (om er enkele te noemen). Ook Julius Caesar noemt Belgica en hij is nooit in België geweest. Al met al ligt Belgica toch honderden kilomers van Nijmegen of Montfort. Dat overbrug je niet in enkele dagen als we de traditionele opvattingen mogen geloven. De gevonden muntschat in Montfort heeft dus niets te maken met deze strijd.

  • De Romeinen lieten het Vierde Legioen Macedonica achter om Mainz te bewaken en stuurden het Tweeëntwintigste Primigenia naar het noorden, terwijl ze ook de Rijn afzakte om zich in Bonn bij het Eerste Germanica-legioen te stellen. De troepen kwamen in Keulen samen en in Neuss sloten onderdelen van het Zestiende Legioen Gallica zich bij hen aan. Samen marcheerden ze naar het huidige Krefeld. Zie de landkaart hierboven rechts. En daar stokte de opmars.
  • Dat de opmars hier stokte is zeer begrijpelijk. Het waren immers onmogelijke verplaatsingen over honderden kilometers in verschillende richtingen.. Van Mainz naar Krefeld is toch zo'n 300 km en als die legioenen over water verplaatst werden vraagt dat toch om de nodige schepen. Waren die beschikbaar? Waren die intussen weer stroomopwaarts gevaren, of lagen ze nog bij het Bataveneiland? Overigens is er van Romeinse schepen in de Betuwe nauwelijks iets gevonden (slechts enkele bij Woerden en Zwammerdam, hoewel dat inlandse schepen waren). Het hele verhaal rammelt aan verschillende kanten en heeft zich dan ook niet zo voorgedaan.
    Het kwam bij Krefeld dus tot en treffen van de Bataven (acht cohorten) met de legers van Xanten, Trier, Mainz en Neuss. Het resultaat werd een belangrijke Romeinse overwinning, maar toch bleken de Bataven voldoende manschappen over te hebben om Xanten te bestormen (zie volgende alinea).
  • Toch hervatte Civilis de belegering van Xanten met de mannen die hij nog had, wetend dat hij een kans maakte het kamp in te nemen nu de Romeinse hoofdmacht elders actief was. De legionairs hadden bij Krefeld en Xanten belangrijke overwinningen geboekt en toen ze in de laatste dagen van 69 in Neuss aankwamen ontvingen ze geld om de troonsbestijging van Vespasianus te vieren.
  • Blikbaar had Civilis nog voldoende manschappen over om Xanten te bestormen. Waar dat 'elders' was waar de Romeinse hoofdmacht actief was, is niet bekend, maar ook geheel onlogisch als de opstandelingen rond Xanten waren. Was Xanten nu wel of niet ingenomen door de Bataven of bevrijd door de Romeinen? Het 'In de laatste dagen van 69' zou inhouden dat er in december (het winterseizoen!) nog veldtochten gehouden werden. Dat is in tegenspraak met andere gegevens waarbij in de koude en donkere jaargetijden nooit veldtochten ondernomen werden. Ook 's nachts werd er niet gestreden, wat vaak blijkt dat de Romeinen in alle vroegte in hun tenten overvallen werden., zoals teksten vermelden.

  • De aanslag op de commandanten – uitgerekend op het moment dat de kansen keerden – is een van de onverklaarbare gebeurtenissen uit deze maanden. Tacitus schrijft dat Vocula de gewonden uit Xanten in veiligheid bracht en bovendien zijn eigen leger versterkte met 1000 man. Dit betekent dat de omvang van het garnizoen in Xanten tot zo’n 3500 man was gereduceerd. Deze bezetting diende vooral om Civilis bezig te houden terwijl de Romeinse hoofdmacht elders actief was.
  • Lendering spreekt hier ook over onverklaarbare gebeurtenissen. Die hebben we hiervoor al meermalen vastgesteld. Die Romeinse hoofdmacht was 'elders actief'. Was dat blijkens het voorgaande in Mainz, Bonn, Keulen, Neuss of in Krefeld, toch op ruime afstand van Xanten. Wat daar beschermd of bewaakt moest worden is de vraag, immers de strijd deed zich toch voor bij Xanten? De gewonden uit Xanten werden in veiligheid gebracht. Waar naartoe was dat dan? Naar Mainz of een van de andere hiervoor genoemde plaatsen? Ook dit roept weer verwarring op. Wat moest er in Mainz dan verdedigd worden?
  • Als we de strijdende partijen tot hier volgen heeft de strijd zich voorgedaan vanaf de Noordzeekust tot Xanten en zelfs tot Mainz. Het gaat dan om een afstand van meer dan 500 km (enkele reis, over huidige wegen!), waarvan enkele stukken meerdere keren afgelegd zijn. En dan nog een 'uitstapje' naar het land van de Morini en Menapiërs van ruim 440 km. Heen en terug is dat bijna 900 km over huidige wegen! Dat gebeurde allemaal in slechts 5 (vijf!) maanden van augustus tot december. En ondertussen werd er nog strijd geleverd, werden steden en kampen belegerd en verwoest en moesten de legers zich hergroeperen en werden nieuwe troepen aangevoerd. Tel dat allemaal eens bij elkaar en bereken de afstand die per dag afgelegd werd, dan blijkt het geheel erg onrealistisch, werkelijk onmogelijk te zijn geweest. En daarover zijn door moderne historici nooit vragen gesteld? En het wordt nog erger in het jaar 70 (zie hieronder).

    Het jaar 70.
    Tekst uit het artikel van Lendering. Opmerkingen
  • In Italië begon het jaar 70 veelbelovend. De burgeroorlog was voorbij en er werden plannen gemaakt om de Rijnlegers te versterken. De grote vraag was of de versterkingen snel genoeg de winterse Alpen konden oversteken om de opstand een halt toe te roepen. Al snel bleek dat ze te laat waren.
  • De vraag of in de winter de Alpen snel overgestoken kon worden, is een terechte opmerking van Lendering. Maar doordenken is er bij hem dus ook niet bij. Dat zal immers niet zomaar gelukt zijn.

  • In januari besloten de bewoners van Trier en Langres eveneens in opstand te komen. Weliswaar hadden de overwinningen bij Krefeld en Xanten het Romeinse prestige enigszins hersteld, maar Civilis zette de belegering van Xanten voort, Hordeonius Flaccus was vermoord en de Bataven plunderden het land tot het Nauw van Calais aan toe.
  • Waarom zouden de Bataven het land aan tot aan Het Kanaal plunderen als de Romeinen daar niet eens actief waren? En met wie belegerde Civilis dan ondertussen Xanten? Bij elkaar moet het een geweldige troepenmacht zijn geweest van Bataven en hun strijdmakkers. Of lopen hier verschillende gebeurtenissen door elkaar en was de opstand van de Bataven veel beperkter in omvang en speelde het hele gebeuren zich af in Noord-Frankrijk in een beperkt gebied?

  • Dat wil niet zeggen dat men partij koos vóór de Bataven. Trier en Langres waren volledig geromaniseerd en hadden een eigen kandidaat voor het purper: Julius Sabinus, naar eigen zeggen een achterkleinzoon van Julius Caesar. Veel Romeinser kon het niet. Zijn ondercommandanten Julius Classicus en Julius Tutor voerden Romeinse waardigheidstekenen en spraken vol trots over een “Gallisch imperium”. Terwijl de Bataafse Opstand te maken had met trots op de eigen, niet-Romeinse identiteit, waren de nieuwe rebellen juist wel geromaniseerd.
  • De vraag is dan ook waarom de bewoners van Trier en Langres in opstand kwamen, terwijl ze volledig geromantiseerd waren. Of was hier sprake van interne machtstrijd, zoals die wel vaker voorkwam onder de legieoenen die immers niet bestonden uit alleen maar Romeinen. Deze interne machtstrijd had dus weinig tot niets te maken met de opstand van de Bataven, die er wel handig gebruik van maakten.

  • Een laatste Romeinse succes was de verdrijving van de plunderende stammen uit de omgeving van Mainz, dat voortaan werd verdedigd door zowel het Tweeëntwintigste als het Vierde Legioen.
  • Er bleken dus plunderende stammen tot in Mainz gekomen te zijn. Waren dat ook Bataven? Gaat het hier nog wel over de Opstand van de Bataven? Volgens Tacitus gaat het in boek IV vanaf vers 80 over Rome en Alexandrië. Boek V begint met de opstand van de Joden en de verwoesting van Jeruzalem. Pas in vers 14 (tot 23) gaat Tacitus verder met de slotfase van de Bataafse Opstand, waarbij Civilis na de nederlaag bij Trier zijn leger weer op sterkte bracht en zijn kamp betrok in Xanten.

  • Toen Vocula, met het Eerste en het Zestiende, weer noordwaarts trok om steun te bieden aan Xanten, begonnen zijn hulptroepen hem echter in de steek te laten. Vocula werd vermoord hoewel hij gedurende enkele maanden de legerbasis van Mainz had weten te redden. De twee incomplete legioenen onder zijn commando zwoeren nu een eed van trouw aan het Gallische Rijk. Keizer Sabinus gelastte zijn nieuwe troepen echter het strijdgebied te verlaten, omdat hij ze niet volledig vertrouwde.

  • Ook hier is weer sprake van enige paniek en verwarring onder de legioenen. Van wie had Vocula Mainz weten te redden? Van de Bataven of van andere plunderende stammen?
  • Na de moord op Vocula en de capitulatie van zijn leger was Xanten verloren. Het Vijfde en het Vijftiende Legioen gaven zich in februari of maart 70 over.

  • De overgave in februari of maart 70 betekent dat de opstand nu 7 maanden bezig was geweest.
  • Voor de belegerden ging het om trouw of hongersnood, er gingen afgevaardigden naar Civilis. Smekend om hun leven.

  • Van welke legereenheden waren deze manschappen die zich al hadden overgegeven en nu toch uitgehongerd werden bij een belegering?
  • Die aanvaardde de beden pas nadat ze trouw aan Gallië hadden gezworen. Toen bedong hij het kamp als buit en zond wachten uit. Sommigen moesten beslag leggen op geld, soldatenknechten en bagage, anderen soldaten escorteren wanneer die met lege handen hun kamp verlieten.

  • De Bataven waren dus Galliërs blijkt hier. Het kamp dat werd overgenomen was dus Xanten, zoals uit versregel 14 bleek. Ligt Xanten in Gallië?
  • Op zo’n vijf mijl afstand wordt de Romeinse colonne onverwacht belaagd en aangevallen door Germanen. De ware vechters sneuvelden ter plaatse, velen terwijl ze uitzwermden, de rest vlucht terug het kamp in. Civilis beklaagt zich alleszins, bekritiseert de Germanen: met die misdaad hebben ze hun trouw gebroken! Was het voor de schijn of kon hij hun woede niet beheersen? Lastig te bepalen.

  • Nu waren het plots weer Germanen die aanvielen. Dat waren dan geen Bataven die immers Galliërs waren.
  • Nadat de legerplaats in de as was gelegd en de laatste verdedigers levend waren verbrand, deed de Bataaf enkele krijgsgevangenen cadeau aan zijn zoon om te gebruiken als schietschijf. Weliswaar laat Tacitus doorschemeren dat hij twijfels heeft over dit verhaal, maar het past bij wat bekend is over de inheemse religie: krijgsgevangenen werden ter dood gebracht.

  • Dit verhaal waaraan Tacitus zelf al twijfelde (hij is er ook niet bijgeweest) is wel de geschiedenisboeken ingegaan als mythe. Immers Tacitus schrijft over de Germanen immers dat hij een onverholen sympathie voor de hoogstaande zeden en gewoonten en de opvoeding bij de Germanen heeft (Germania 20).
  • Vervolgens rukte Civilis op naar Keulen, om daar zijn hoofdkwartier te betrekken. De Bataven waren nu de machtigste stam in het noordwesten van Europa en zouden de komende maanden proberen de gemeenten in Belgica aan zich te binden. Een van de redenen om de aandacht te verleggen naar het huidige België was de aanwezigheid van Claudius Labeo, de door Civilis zo grof behandelde ruitercommandant. Deze was inmiddels ontsnapt aan zijn Friese bewakers en voerde nu met soldaten uit Bavay en Tongeren een guerrilla tegen de Bataven. Bij Maastricht kwam het tot een treffen, dat Tacitus beschrijft alsof het een stammenoorlog is.

  • Ook hier etaleert Lendering enkele denkfouten. Als eerste komt het klassieke Belgica niet overeen met het huidige België: Belgica was groter en lag geheel onder de taalgrens. De Provincia Belgica Prima was samengesteld uit het latere aartsbisdom Trier en de bisdommen Mets, Toul en Verdun. De Provincia Belgica Secunda, waarvan Reims de metropool was, kende de bisdommen, Soissons, Châlons-sur-Marne, Noviomagus (=Noyon), Atrecht, Kamerijk, Doornik, Senlis, Beauvais, Amiens, Térouanne en Boulogne.
  • Labeo vertrouwde op zijn positie, hij had alvast de brug over de Maas ingenomen. Op het nauwe terrein bleven de gevechten zonder duidelijk resultaat, totdat Germanen de rivier overzwommen en Labeo in de rug aanvielen. Tegelijkertijd drong Civilis door tot in de strijdlinie van de Tungri, impulsief of volgens afspraak, en sprak met luider stem: “Wij zijn geen oorlog begonnen voor algehele heerschappij van Bataven en Treveren, die arrogantie is verre van ons. Wordt onze bondgenoten! Ik voeg mij bij u, als uw aanvoerder ofwel als gewoon soldaat, wat u wilt.” Dat maakte indruk op het krijgsvolk, men stak de zwaarden weg, waarna Campanus en Juvenalis, twee Tungrische leiders, heel het volk aan hem overdroegen. Labeo wist te ontsnappen voor hij werd omsingeld.

  • Waar die brug over de Maas gelegen heeft is nog steeds een archeologische vraag. Bij Tongeren? Maar Tongeren ligt niet aan de Maas. Ook voor de Treveren (uit Trier) was de Maas wel erg ver van huis. Tongeren Trier is toch bijna 200 km. Wel erg ver om je druk te maken over een strijd met Romeinen.
  • Na deze slag moet Civilis naar Tongeren zijn getrokken. De stad werd, ondanks de haastige bouw van een (door archeologen teruggevonden) aarden wal, verwoest. Het laat zich raden dat de steun die de stad daarna aan Civilis verleende, niet van harte is gegaan.

  • Blijkbaar heeft Civilis de stad van zijn strijdmakkers verwoest. Gingen ze na die verwoesting dan wel meevechten met Civilis?
  • Inmiddels had Rome het onverslaanbaar grote leger op de been gebracht waarvan de komst sinds Civilis’ aanval op Xanten viel te verwachten. Onder de leiding van Cerialis stonden het Eenentwintigste Legioen Rapax, onderafdelingen van de Rijnlegioenen die met Vitellius naar Italië waren getrokken, en tot slot het door Vespasianus opgerichte Tweede Adiutrix (“helpster”). Met hen rukte Cerialis op naar Mainz.
  • Nu was Civilis snel naar Xanten getrokken. Of ging hij toch naar Mainz? Vanuit Italië naar Mainz met een heel leger en over de Alpen zal toch een aantal maanden geduurd hebben. Die wareen dan ook niet snel in Mainz of in Xanten.
  • Zijn aankomst was voldoende om het tij te keren. Zonder noemenswaardige tegenstand konden de Romeinen in juni 70 Trier innemen.

  • Deze legers kwamen blijkbaar in juni 70 aan in Trier. Tussen maart en juni waren slechts 3 á 4 maanden verstreken. Zonder noemswaardige tegenstand geeft al aan dat er geen Bataven of andere Germanen in de buurt waren en zeker Civilis was in geen velden of wegen te bekennen. Zat die al in Xanten? Van Trier naar Xanten was overigens nog wel een afstand van ruim 250 km (over tegenwoordige moderne wegen die er 70 n.Chr. zeker nog lag niet waren!).
  • Vanaf nu waren de Romeinen kwalitatief en numeriek superieur aan hun tegenstanders. Het Tweede, Vierde en het Tweeëntwintigste legioen bewaakten Mainz, het Eenentwintigste, Eerste en Zestiende waren in Trier gelegerd. Bovendien waren er versterkingen uit Spanje onderweg: het Zesde Victrix (“zegevierend”) en het Tiende Gemina (“tweeling”). Civilis en de Gallische leiders Classicus en Tutor moesten tot elke prijs voorkomen dat deze drie legers zich zouden verenigen en vielen daarom Trier aan. Tacitus’ verhaal is spannender dan het nachtelijke gevecht kan zijn geweest. De gecombineerde strijdkrachten van de opstandelingen waren niet opgewassen tegen de Romeinse.

  • De Romeinse legers waren dus verspreid tussen Mainz en Trier, toch een afstrand van ruim 140 km van elkaar. Hoe ging dat dan met de communicatie? Even een berichtje sturen viel niet mee bij zo'n afstand. En dan was het nog wachten op het legioen dat uit Spanje moest komen, toch nog een ruime 1250 km. Dat liep je toch niet in enkele maanden?
  • Civilis was nu gedwongen naar het noorden terug te keren om het Batavenland te verdedigen, maar alles begon nu verkeerd te gaan. Zo kwamen de Keulenaren tegen de Bataven in opstand; het garnizoen werd afgeslacht. De Bataafse leider wilde de stad heroveren met een eerder door hem samengesteld cohort van Friezen en Chauken, maar ook dat mislukte.

  • Civilis vertrekt weer naar de Betuwe, vanuit Xanten of was het Mainz waar hij was of toch Trier? Naar de Betuwe toch enkele honderden kilometers.
  • Alles was nu klaar voor Cerialis’ aanval op het Bataveneiland, die niet kon mislukken. Voor de Romeinen was het herstel van de Rijngrens en de herovering van de Maasvallei van groter belang.

  • Cerialis vertrok dus vanuit Mainz naar het Bataveneiland, een afstand van toch ruim 330 km tot Nijmegen. Dat loop je niet in een maand. Zet je dat af in de tijdslijn dan is het vanaf juni eerder september voordat men daar aangekomen is. En zoalse elke historicus weet bouwden de Romeinen elke dag een marskamp. Het gaat hier toch om een achttal legioenen ofwel ruim 50.000 man. Een normale marscolonne over de weg (de 'wegen' van toen waren smal) van een legioen in rotten van 4 betekende veelal een colonnelengte van 4 km. De cohorten en de trossen hielden enige afstand op elkaar aan en er konden daarmee wat 'gaten' ontstaan. De lastdieren liepen paarsgewijs en de karren/wagens enkel gezien de beperkte wegbreedte. Een legioen beschikte vermoedelijk over ruim 800 rij-, trek- en lastdieren, een organiek cohort bv. had ruim 60 lastdieren. Het normale marstempo over redelijk begaanbare wegen was tot ca. 3 mijl per uur (4-5 km), de trek-/lastdieren konden dit tempo probleemloos volgen, er werd gedurende ca. 5-6 uren gemarcheerd (in Romeinse zomeruren= ca. 7-8 uren), met onderweg korte rustpauzes, waarna een marskamp werd ingericht hetgeen 3-4 uur werk vergde. Een leger met 3-4 legioenen legde veelal een dagetappe af over ca. 10-15 km gezien de enorme lengte van de marscolonne. Met van castra tot castra een totale marstijd van al gauw ca.12 uren als de castra op niet meer dan 20 km (= XIII rom.mijl) van elkaar lagen.
  • Civilis kreeg versterkingen van de Chauken. Toch durfde hij geen gewapende verdediging van Nijmegen aan, maar greep alles wat vervoerd kon worden mee, stak de rest in brand en trok zich terug in de Betuwe. Hij brak zelfs de dam van Drusus af en door de obstakels op te ruimen leidde hij de Waal weer in zijn natuurlijke loop richting Gallië. Nadat hij zo de rivier als het ware verlegd had, waren Betuwe en Germanië slechts gescheiden door een smalle bedding, het leek aaneengesloten gebied.

  • Dan komen de Chauken ook nog assistentie verlenen. Vanuit hun stamgebied naar de Betuwe toch ruim 250 km.
  • Tacitus wil hiermee vermoedelijk zeggen dat Civilis er door de verwoesting van de Drususdam in slaagde het peil in de Beneden-Rijn te laten dalen en de Waal te verbreden.
  • Dit is dus een aanname, een onbewezen veronderstelling van Lendering, die onjuist is. Immers als de dam van Drusus verwoest werd zou er juist weer meer water door de Rijn zijn gestroomd en minder door de Waal. Maar volgens het Historisch Geografisch Tijdschrit (98.3) bestond de Waal niet in de tijd van Drusus. Lees meer over de Waal. De dam van Drusus wordt traditioneel slechts op die splitsing van Rijn en Waal geprojecteerd door de grafsteen die er gevonden is en waarop Carvium ad Molem staat. Maar ook geldt weer dat een vindplaats niet de plaats hoeft te zijn die op een (graf-)steen gebeiteld staat. Het bekendste voorbeeld is van een grafsteen van een Moriniër gevonden in Nijmegen. Was Nijmegen dan Terwaan?

  • Civilis meende ondertussen dat de afwezigheid van de Romeinse generaal een kans bood voor een gelijktijdige aanval op deze vier kampen, maar hij bleek Cerialis’ reactiesnelheid te hebben onderschat. Deze kon de mislukte Bataafse overval niet bestraffen zolang zijn vloot niet op sterkte was, maar nam zich toch voor de Betuwe binnenkort binnen te vallen. Hij werd in dat voornemen gesterkt toen hij bij Keulen op miraculeuze wijze ontsnapte aan Civilis’ laatste stunt.

  • De vier kampem die Civilis hier aanviel zijn in Nederland nooit gevonden. Het zou gaan om Arenacum, Vada, Grinnibus en Batavodurum. Arenacum zou Rindern in Duitsland zijn, Batavodurum Nijmegen. Voor Vada en Grinnibus hebben de historici meerdere opties, zoals Rossum, Wageningen, Wadenooijen. Tacitus vermeldt er nadrukkelijk bij dat die aanvallen op één en dezelfde dag plaatsvonden. Knappe lui die Romeinen, immers tussen Rindern en Rossum is toch 70 km (autoweg) weg te overbruggen. Bij een dagetappe van 15 km (zie opmerking hiervoor) doe je daar toch 5 dagen over. Of houden historici het er op dat Civilis over een enorm grote legermacht beschikte?
  • Hij was naar Neuss en Bonn geweest ter inspectie van het winterkamp in aanleg voor de legioenen en keerde terug met de vloot. Zijn escorte raakte echter versnipperd en de bewaking ’s nachts was niet scherp. De Germanen kregen daar lucht van, beraamden een hinderlaag.
  • Ook hier gaat het weer om ongekende afstanden in een beperkte tijd. Van Neuss naar Bonn is toch zo'n 80 km. Tegenwoordig zelfs op de fiets goed te doen binnen enkele uren, maar toen?
  • Na een vernedering en nederlaag bij Keulen besloot Cerialis de Betuwe binnen te vallen, ook al was zijn vloot nog niet gevechtsklaar. Cerialis ging plunderend tekeer in de Betuwe met een aloude generaalslist: Civilis’ akkers en huizen liet hij intact.

  • Van Keulen naar de Betuwe (en dan nemen we voor het gemak even Nijmegen) is ook ruim 150 km. Daar doe je met een legioen ruim 10 dagen over.
  • Intussen liep het richting herfst. Door overvloedige najaarsregens trad de rivier buiten zijn oevers en stroomde de drassige, laaggelegen Betuwe binnen, het leek wel een meer. Vloot noch bevoorrading was te bekennen, het kamp in de vlakte werd door het rivierwater weggeslagen.
  • Hier wordt weer de tijdslijn gegeven: het liep richting herfst. Het was dus nog geen herfst, die immers op 21 september begint, nu en ook toen al. Sinds juni was er al zo'n slordige ruim 1600 km afgelegd door de Bataven en de Romeinen, nog afgezien van het 'uitstapje' naar de kust (900km), de strubbelingen rond de Drususdam en de 2 legioenen die uit Spanje moesten komen. Geen wonder dat de historici dit voor een onovertroffen fenomeen hebben gehouden.
  • Cerialis’ demonstratie had alle verwachtingen overtroffen: geconfronteerd met Romeinse troepen in eigen land, staakten de Bataven de strijd nog voor er echt was gevochten.


    De vrede tussen Civilis en Cerialis, zoals afgebeeld in het hiernaast genoemde stripboek.
    Zo'n verhaal maakte wel indruk op de bevolking en doet dat nog steeds, getuige de vele boeken die erover verschenen zijn. De betreffende geschiedenis is dan ook in het collectieve geheugen goed verankerd.


  • Het verslag van Tacitus breekt af met de onderhandelingen tussen Cerialis en Civilis op een brug in de Betuwe, zoals de traditie ons voorhoudt. In de tekst wordt geen brug in de Betuwe genoemd, maar een vernielde brug over de rivier de Navalia. In Nederland slaat men deze tekst altijd angstvallig, maar begrijpelijk over, aangezien een rivier met die naam onbekend is. Ook D.P.Blok en M.Gysseling slaan deze naam over aangezien zij er geen weg mee weten. De Navalia is de rivier de Nave bij Béthune en Béthune was het Oppidum Batavorum dat niet Nijmegen was.




  • Het is onbekend wat er is besproken, al blijkt uit Tacitus’ Germania dat het “oude bondgenootschap” is hersteld. Met andere woorden, de Bataven moesten troepen leveren en bleven vrijgesteld van belastingbetaling. Dat wil zeker niet zeggen dat ze er goed vanaf kwamen. Ze hadden een enorme prijs betaald voor hun steun aan Civilis. Hun hoofdstad was vernietigd en moest een paar kilometer verderop worden herbouwd. Bovendien lag er voortaan een legioen in de nabijheid. Daarmee viel te leven, maar niet met het verdriet om de gesneuvelden. Zoals gezegd had elk gezin wel een zoon onder de wapenen. Veel van die soldaten waren gesneuveld, zodat menig gezin was gedompeld in diepe rouw.

    In de traditionele opvattingen wordt aangenomen dat die nieuw gebouwde hoofdstad Noviomagus geweest is. Die werd door de Romeinen gebouwd en toen het Tiende Legioen in 104 n.Chr. uit Nijmegen vertrok zou de stad van keizer Ulpius Trajanus stadsrechten gekregen hebben. Je moet je dus voorstellen dat de Romeinen de Bataven na de hele ellende van die opstand een nieuwe stad gegeven hebben en bovendien nog stadrechten. Geen wonder dat Obelix regelmatig terecht roept: "Rare jongens, die Romeinen". We hebben het hier over een strijd die zich over een afstand van ruim 1600 km (zie kaartje hiernaast) heeft voorgedaan. Binnen de geschetste tijd van enkele maanden een onmogelijke opgave, waarbij ook nog tientallen marskampen gebouwd moesten worden en strijd geleverd werd. Die onmogelijke gebeurtenis heeft zich dan ook niet voorgedaan op de traditionele plaatsen, maar zoals ook geschetst: helemaal in Noord-Frankrijk tussen de kust van Het Kanaal waar de Morini woonden: op het kaartje hiernaast het gebied tussen E en F (Tongeren). Er zat geen meter Nederlands of Duits grondgebied bij.

    Wat weten we uit de klassieke teksten?

    De hele opstand van de Bataven heeft zich voorgedaan in Gallia en daar hoorde Duitsland zeker niet bij. Welke legioenen waren er werkelijk bij betrokken?

    Het Tiende Legioen: Legio X-Gemina.
    Door het feit, dat er twee legioenen Decima zijn geweest, waarvan er één tegen de Bataven vocht, is de vermeende zekerheid van de gangbare opvatting der Nederlandse historici en archeologen, die de Legio Decima Gemina prefereren, al tot op de helft gereduceerd. De resterende helft wordt volledig teniet gedaan door andere gegevens. De Nederlandse historici en archeologen zijn zeer positief in de opvatting, dat de vestiging van de Legio Decima Gemina te Nijmegen geschied is de Opstand der Bataven. De resultaten der opgravingen wijzen dit ten stelligste uit. Bij alle koloniserende machten en in vrijwel alle perioden der geschiedenis is het gebruikelijk geweest, dat de troepen, die een opstand dempten, niet op de plaats of in de streek van de strijd gelaten worden, daar dit bij de inheemse bevolking slechts wrok, racune en wraak oproept. De Romeinen zullen deze wijze gedragsregel ook gevolgd hebben. Als het derhalve zeker is, dat de Legio Decima Gemina de Opstand van de Bataven in Nijmegen gelegerd is, dan is primo in het geheel niet bewezen, dat deze legio, waar dan ook, tegen de Bataven streed, en staat secundo vast, dat zij vóór haar overplaatsing naar Nederland elders tegen de Bataven vocht, en moet tertio met een zeer sterke graad van zekerheid worden aangenomen, dat, als het legioen een rol heeft gespeeld in de opstand, zijn overplaatsing naar Nijmegen na de opstand erop wijst, dat het toneel van de strijd juist niet in deze streek heeft gelegen.

    Van Nijmegen uit werd de Legio Decima naar Hongarije overgeplaatst, waar de vroegste sporen van het legioen, te Aquincum (Boedapest) gevonden, omstreeeks het jaar 105 na Chr. gedateerd moeten worden. Voor zover wij weten, is het legioen niet meer naar ons land of naar West-Europa teruggekeerd. De relikten van het legioen, in Frankrijk gevonden en met name te Norroy (bij Pont-à-Aleson, ook Norroy-sous-Prény geheten), moeten chronologisch dus vóór het verblijf van het legioen te Nijmegen worden gesteld. Het wijaltaar, door het legioen aldaar opgericht, vormt een bewijs, dat het aldaar gelegerd is geweest. Wil men derhalve per sé aan de Legio Decima Gemina, het Nijmeegs legioen, de eer blijven geven van tegen de Bataven gestreden te hebben (wat nog altijd bewezen moet worden!), dan wijzen de archeologische gegevens ten stelligste uit, dat de strijd in Frankrijk heeft plaats gehad, want ten tijde van de opstand lag het legioen aan de Boven-Moezel. De in schijn zo gewichtige opwerping tegen de opvatting van Delahaye, vormt, bij de juiste interpretatie der feiten en gegevens, zelfs een positieve bijdrage ten voordele.

    En daar is zelfs Jules Bogaers het mee eens al hij schrijft: "Vooral uit de Flavische tijd zijn sporen van militaire activiteit bekend uit een kalksteen groeve bij Norroy (bij Pont-á-Mounon), ook Norry-sous-Prény geheten, en gelegen aan de linker-oever van de Boven-Moezel.... Speciaal vermeldenswaard is het wij altaar, dat in die groeve is geplaatst door een centurio en de onder hem staande manschappen van een vexillum of vexillatio van het Xe legioen (uit Nijmegen). Behalve aan Hercules Saxsanus is het gewijd aan Vespasianus (Imperator en Augustus), Titus (Imperator) en Domitianus (Caesar); het moet dus tussen 70 en 79 gedateerd worden". (Bron: BOGAERS. J. E. A. Th. De Gallo-Romeinse tempels te Elst in de OverBetuwe, blz. 147).


    Lees het boek "De Ware Kijk Op" voor al deze en andere teksten en oordeel zelf!

    Terug naar de beginpagina. Naar het overzicht in het kort.