Terug naar de beginpagina. | Naar het overzicht in het kort. |
Als criticaster van Albert Delahaye 'verdient' Ton Spamer (Antonius Paulus Gerardus, 1936) een eigen hoofdstuk op deze website. De bedoeling daarvan is om de onafhankelijke lezer kennis te laten nemen met de argumentatie die hij hanteert om de opvattingen van Albert Delahaye te weerleggen. Het zal een grote deceptie worden aangezien Spamer feitelijk nooit ingaat op de argumenten van Delahaye, maar hem onder het mom van 'dom geschrijf' probeert te ontwijken. Hij gaat niet in op de argumenten, aangezien hij de boeken van Albert Delahaye wel gezien of summier gelezen heeft, maar nooit bestudeerd, wat steeds blijkt uit zijn beweringen. Als je geen andere argumenten weet te bedenken is het met de historische kennis van Spamer droevig gesteld. Aangezien hij altijd schermt met zijn opleiding als professioneel historicus te Utrecht (toch niet door Hugenholtz opgeleid?), zou het voor hem toch een eenvoudige zaak moeten zijn om Delahaye te weerleggen op grond van steekhoudende argumenten en teksten. Maar dan moet je niet met vervalste teksten aankomen, want daarmee laat je zien dat je in je opleiding niet veel geleerd hebt. Als leraar middelbaar onderwijs kun je Albert Delahaye niet verwijten dat deze als archivaris de bronnen niet zou kennen. Ton Spamer heeft ook enkele bijdragen geleverd aan SEMafoor. Daarop kreeg hij van andere auteurs commentaar. Opvallend daarbij is dat hij dan niet op de argumenten van dat commentaar inging, maar in zijn weerwoord om feiten en niets dan feiten vroeg. Blijkbaar leest Spamer selectief, aangezien er een overweldigend aantal feiten werden genoemd. Blijkbaar wenste hij slechts feiten die zijn gelijk bevestigden en die kreeg hij niet, omdat die er niet zijn. Aangezien hij zijn gelijk niet kreeg onder SEM aanhangers, gooide Spamer, zo sportief als hij is, de handdoek in de ring. Met zijn (door hemzelf uitgesproken) deskundigheid bleek hij niet in staat anderen van zijn gelijk te overtuigen. Op 5 december 2005 stuurde Spamer de redactie van SEMafoor een lange brief waarin hij uiteenzette dat hij het met de opvattingen van enkele medewerkers aan SEMafoor niet eens was, dat hij verdere discussie niet meer zag zitten en dat hij (incorrect) zijn abonnement per 31 december 2005 opzegde. Maar is het niet eens zijn met elkaar, niet juist het uitgangspunt van wetenschap? Toen was de redactie nog niet bekend dat ondertussen op Archeonet de anti-reclame al georganiseerd was door Spamer, namelijk op 17 november 2004, dus 11 dagen na het symposium. Het kenmerkt de ware aard van Spamer en zijn zeer onwetenschappelijke opstelling. Als je anderen niet kan overtuigen met je argumenten, ga je een verdere discussie maar uit de weg en ga je stoken. Dat verstaat Spamer (en hij niet alleen) onder wetenschappelijk. Het is kenmerkend voor veel traditionalistische historici, zij kunnen het weten, want "zij hebben er voor gestudeerd!" Hadden ze het maar eens goed bestudeerd, in plaats van vorige generaties historici klakkeloos na te praten en na te schrijven! Toch kwam Spamer op zijn besluit om te stoppen met SEM nog enkele keren terug. Hoe consequent ben je dan? In SEMafoor 6.3 kreeg hij van de redactie nog een hele pagina om zijn grieven nog eens te spuien en enige correcties aan te brengen in het hierbovenstaande. Spamer stelt nadrukkelijk dat zijn schrijven zonder zijn medeweten of medewerking op Archeonet werd gezet. Van 'stoken' zou dan ook geen sprake zijn. Onder de titel "De roes van het eigen gelijk" volgde nog een artikel van Spamer in SEMafoor 6.4. Hierin probeerde hij nogmaals zijn gelijk te halen, gesteund door de opvatting dat voor de visie van Delahaye c.s. alle wetenschappelijke onderbouwing ontbreekt. Graag zou ik nog eens van hem vernemen wat hij onder wetenschappelijke onderbouwing verstaat. Is dat een onderbouwing die slechts door de gevestigde wetenschap wordt erkend? Ik denk dan meteen aan het Bronnenboek van Nijmegen van Piet Leupen (zie daar). Is dat een voorbeeld van een wetenschappelijk onderbouwde publicatie? Dan is de wetenschap wel erg ver gezakt! Ook in 2006 komt hij nog twee keer terug met een bijdrage in SEMafoor, waarin hij het niet nalaat zijn opvatting nogmaals te ventileren. Zijn opvatting dat 'amateurs' niets van historische wetenschap zouden weten, is natuurlijk slechts een dooddoener om eigen gelijk te krijgen. Er zijn onder die 'amateurs' toch heel wat vaklui die meer historische kennis hebben dan alle professionele historici bij elkaar. De voorbeelden op deze website en in SEMafoor (zie daar) spreken wat dat betreft boekdelen. |
Wat Willibordus betreft blijkt Ton Spamer zijn visie te hebben bijgesteld, neen niet bijgesteld, hij is 180 graden gedraaid, waarmee Delahaye van hem nu dus vierkant gelijk krijgt. In zijn commentaar op het boek van Theo Janssen 'Reizen door de oude Peel' schrijft hij dat uit recent onderzoek blijkt dat we überhaupt niet weten of Willibrord hier ooit geweest is of heeft rondgereisd. Janssen laat Liessel al in 711 voorkomen in een oorkonde van Ansbald, maar die oorkonde gaat niet over Liessel. De oudste bekende vermelding van Liessel dateert trouwens uit 1312, meent Spamer. Vervolgens laat Janssen Willibrord in 721 een kerk in Bakel bouwen, zeven jaar later -dus in 728- een in Deurne en vervolgens een in Gemert. Helaas is de oudste vermelding van de Deurnese kerk uit 1069 en werd die van Gemert gebouwd vanaf 1437. Hier zit Janssen er dus 700 jaar naast. Zou Spamer nu eindelijk de boeken van Albert Delahaye eens gelezen hebben, die daar in 1965 al op wees? Neen helaas. Het blijkt dat hij hier weer gewoon andere historici napraat, met name 'onze Brabantse Williborduskenner bij uitstek' prof. Arnoud-Jan Bijsterveld en de dissertaties van Frans Theuws en Pim Verwers. Dat recente onderzoek waar Spamer aan refereert is zijn eigen recente onderzoek waarbij hij eindelijk ook eens andere opvattingen gaat lezen. Waar Delahaye er niet in slaagde om Spamer op zijn onjuiste opvattingen te wijzen, volgt hij nu toch wel andere 'Willibrord-kenners' klakkeloos. Zie voor de opvattingen van Bijsterveld en Theuws de St.Willibrordkerken in Brabant. De visie van Albert Delahaye. Van Albert Delahaye kreeg Spamer de titel 'de Deurnse Doordraver'. Dit naar aanleiding van het maar 'doordravend' blijven herhalen van eigen opvattingen zonder op de argumenten van Delahaye in te gaan. Het 'Deurnse' heeft betrekking op de woonplaats van Spamer, waarvan hij meent alles te weten. De opvattingen van Delahaye wees hij steeds faliekant naar het rijk der fabelen. Spamer blijft erbij dat St.Willibrord in Utrecht resideerde en in Brabant enkele kerken stichtte. Dat Willibrord geen enkele kerk in Utrecht of Friesland stichtte is Spamer blijkbaar nooit opgevallen, tenminste, hij zwijgt erover. Beargumenteerde bewijzen overlegt hij niet. Al in 1966 werden de opvattingen van Delahaye door Spamer 'dom geschrijf' genoemd en werd Delahaye uitgedaagd het waar te maken, maar hij is hier nooit op ingegaan volgens Spamer. Dat laatste kon Ton Spamer helemaal niet weten omdat hij de boeken van Albert Delahaye blijkbaar nooit gelezen heeft en, zoals steeds zal blijken, het klopt ook niet. Hij beroept zich enkel op iemand die veertig jaar geleden al geen betere argumenten kon bedenken om de opvasttingen van Delahaye af te wijzen (was dat prof.Post? of Stolte?). Vervolgens speelt hij de vermeende onschuld als hij de geharnaste Delahaye-aanhangers hooghartig aanraadt om de nieuwe literatuur eens te raadplegen. Nu, dat hebben de Delahaye-aanhangers allang en steeds gedaan, maar tot hun verrassing (wat ze feitelijk allang wisten) valt daarin de laatste 40 jaar weing nieuws te ontdekken. Van de 43 door Delahaye genoemde namen behandelt Spamer er vijf (5!). Hij slaat er dus 38 over. De complete lijst van 43 namen treft u in Semafoor aan. De traditionele interpretaties van Spamer zijn hoofdzakelijk naschrijverij van C. Wampach, van P.C. Boeren en van Brabants Heem. Kijk ook bij de kerken in Brabant. Ton Spamer behandelt vervolgens alleen de Willibrord-documenten die op Deurne betrekking hebben, omdat ze volgens hem model kunnen staan voor alle overige schenkingen in Brabant (wat uiteraard een verkeerd uitgangspunt is bij historisch onderzoek, maar dat weet Spamer kennelijk ook niet). Hij doelt daarbij op “oorkonden” uit 721, 1069, 1100/1110, 1147 en 1161. De originele oorkonden bestaan niet. Nog afgezien van een onverklaarbaar hiaat tussen 721 en 1069 (drieënhalve eeuw met niets dus) hebben we alleen vervalste afschriften die allemaal pas na 1161 zijn vervaardigd. Van de oorkonde uit 721 bestaat niet eens een afschrift. Spamer kan geen enkel origineel stuk overleggen van vóór 1161. Albert Delahaye gaat uitvoerig in op de vijf genoemde oorkonden en dan te bedenken dat Spamer beweert dat Delahaye niet geantwoord heeft. Het probleem is alleen dat die antwoorden niet gelezen werden door Spamer; hij wilde ze gewoon niet wilde. In een artikel in SEMafoor kiest Spamer de positie van eigenaar van de hoofdprijs, die hij pas zal doorgeven als iemand hem voldoende overtuigt van diens gelijk. Hij ervaart kritisch onderzoek van de eigen stellingname duidelijk niet als zijn verantwoordelijkheid. Maar is het niet zo dat Spamer zelf heeft erkend dat de oudste kern van Bakel uit de 12e eeuw stamt? Ook voor Deurne kan hij geen bewijzen opvoeren dat er in de 8e eeuw een nederzetting zou hebben bestaan. Het plaatsen van St.Willibrord in Brabant wordt hiermee van twee belangrijke pijlers ontdaan. Dat St.Willibrord rondtrok in Brabant en er kerken stichtte wordt dan ook niet meer als historisch juist aanvaard, wat Spamer nu pas (in 2017) ook eindelijk erkend. Het zijn evenvele winstpunten voor Albert Delahaye. Is Spamer bekeerd? In het Eindhovens Dagblad van oktober 2005 schrijft hij in een ingezonden stuk van zijn hand het volgende: In 'Reizen door de oude Peel' laat Theo Janssen Willibrord hier rondreizen, kerken bouwen en dopen. Maar recent onderzoek heeft hieraan een definitief eind gemaakt. We weten überhaupt niet of Willibrord hier ooit is geweest of heeft rondgereisd. Van alle grote publicaties over Willibrord vanaf 1992 is echter in de literatuurlijst nóch in de tekst van Janssen iets terug te vinden. De talloze publicaties van onze Brabantse Willibrordkenner-bij-uitstek, prof. Amoud- Jan Bijsterveld, en de dissertaties van Theuws en Verwers over Zuidoost-Brabant heeft hij niet benut. Hij laat Liessel al in 711 voorkomen in een oorkonde van Ansbald, maar de oorkonde van Ansbald gaat niet over Liessel. De oudst bekende vermelding van Liessel dateert trouwens uit 1312. Vervolgens laat hij Willibrord in 721 een kerk in Bakel bouwen, 7 jaar later - dus in 728 - een in Deume en vervolgens een in Gemert. Helaas is de oudste vermelding van de Deurnese kerk uit 1069 en werd die van Gemert gebouwd vanaf 1437. Hier zit Janssen er dus 700 jaar naast. Toch blijft Spamer bij Utrecht als bisschopsstad van St.Willibrord. Het enige dat Spamer ten gunste van Utrecht naar voren kan brengen is de bekende brief van Bonifatius aan paus Stephanus II. Spamer probeert niet aan te tonen dat die betrekking heeft op Utrecht. Die brief bevat juist bewijzen dat het niet om Utrecht gaat. Het oude Traiectum van Willibrord werd ook Wiltenburg genoemd zoals blijkt uit teksten uit 717 en 839. Om aan te tonen dat die naam bij Utrecht nog bestaat komt Spamer met een zeventiende-eeuwse boerderijnaam, een naam die zou zijn ontleend aan de naam van de familie Wiltenburg, die volgens hem in 1285 een kapelletje liet bouwen bij Utrecht, dat in 1462 wegens bouwvalligheid moest worden afgebroken. Is dit niet het 'omkeren van de bewijslast'? Wat bewijs je met een 17de eeuwse boerderijnaam voor de 8ste eeuw? Was die boerderijnaam niet precies het gevolg van een verkeerde interpretatie van de bronnen, zoals dat met de hele Willibrordusgeschiedenis is gebeurd? Andere vroegmiddeleeuwse teksten over Wiltenburg slaat hij maar over (zie de vele teksten bij Delahaye), en begint met oorkonden uit 1162 en 1178 (dus vele eeuwen na Willibrord) waarin de naam Wiltenborch zou voorkomen maar waarvoor hij naar een obscure bron uit 1875 verwijst, overigens zonder die bron te noemen of aan te halen. Over de archeologie van Antwerpen, Maastricht en Tournehem (de alternatieven voor Trajectum) heeft Ton Spamer weinig of niets mee te delen, wat niet inhoudt dat er daar niets is gevonden; hij slaat het over. Voor Utrecht is hij breedsprakiger, hoewel hij moet toegeven: ‘het moet gezegd; Utrecht heeft het de historici niet gemakkelijk gemaakt. Er zijn in de post-Romeinse tijd overstromingen geweest en hoge waterstanden. Hier geeft Spamer dus Delahaye gelijk op twee punten: 1. er is geen enkel archeologisch bewijs voor bewoning in Utrecht in de tijd van St.Willibrord, en 2. de post-Romeinse overstromingen (zie bij transgressies) zijn ook bij Spamer bekend. Desondanks zijn er de laatste jaren toch cruciale vondsten gedaan. Zo bericht hij ook: de fundering van de door Willibrord gestichte Salvatorkerk is teruggevonden. Het is oud nieuws. Loze kreten zonder enige vondst datering en citaat. Recente wetenschappelijke onderzoeksresultaten van moeizaam speurwerk blijken te bestaan uit wat losse voorwerpen van onbekende herkomst: op het Domplein drie, waarschijnlijk Merovingische, armbanden, munten en een riemtong uit de periode 650-750 en op het St. Pieterskerkhof de graven van twee Frankische jongens met kostbare grafgiften. De met veel ophef aangekondigde opgravingen in 1992 op het Domplein door de stadsarcheoloog Huib de Groot toonden aan dat de resten van de Kruiskapel tiende-eeuws waren, mag hierbij niet onvermeld blijven. Utrecht blijkt archeologisch duidelijk tiende-eeuws te zijn op Romeinse funderingen met een grote leegte daartussen. Dat is ook precies wat Albert Delahaye altijd stelde. Dit alles stemt goed overeen dat Utrecht in de schriftelijke bronnen voor het eerst opduikt in 940, dus de tiende eeuw! Spamer sabelt dan wel op zijn manier de alternatieven Antwerpen (vals document), Maastricht (Reno = Rijn) en Toumehem (niets!) neer, maar meent een positief bewijs voor Utrecht als het Traiectum van Willibrord te hebben. Echter dat bewijs blijkt te bestaan uit de hierboven benoemde valse oorkonden. De zeven cruciale kernvragen over St.Willibrord gaat hij (angstvallig?) uit de weg, en die zijn:
Op deze vragen heeft Delahaye, in tegenstelling tot Spamer, een passend en logisch antwoord gegeven in zijn boeken. Maar als je die niet leest of niet wilt lezen, ontgaat je dat uiteraard! ![]() De hooghartige mentaliteit van Spamer wordt het beste gekarakteriseerd in een door hemzelf geschreven antwoord dat hij in 2005 schreef in antwoord op Kees IJpelaan (SEMafoor 6.2, p.35). “Geachte heer IJpelaan, Met u zou ik niet graag de degens kruisen, want aan mijn kant staan slechts wetenschappelijke collega’s, taalkundigen, historici en archeologen (1). U weet wel, van die lieden die absoluut niets weten en maar wat verzinnen (2). Aan uw kant staat de onsterfelijke Delahaye. Die wordt weliswaar door geen enkele wetenschapper aangehangen (3), maar tenslotte wordt geen enkele profeet geëerd in eigen land. De logica van zijn en uw redeneringen ontgaat mij ten enenmale (4), maar dat is ook niet verwonderlijk: ik heb slechts een academische studie achter de rug, jaren archiefonderzoek in de oorspronkelijke bronnen (5), jaren studie in honderden grote en kleine monografieën, jaren vergelijkend taalonderzoek. (6) Ik zal uw website derhalve niet meer bezoeken, want die is te geleerd voor mij (7). Met vriendelijke groet, Ton Spamer. Opmerkingen: (1) Deze opmerking van Spamer karakteriseerd hem. Uit het woordje 'slechts' spreekt zijn denigrerende houding ten opzichte van degene die het niet met hem eens zijn. Toch is deze opmerking van Spamer ver bezijden de waarheid. Zie bij Citaten waaruit blijkt dat veel, zelfs heel veel historici het met Delahaye op meerdere punten geheel eens zijn. Alleen hebben zij nooit de consequenties uit eigen onderzoek getrokken, wat Delahaye dus wel gedaan heeft. (2) Dat er in de traditionele geschiedenis heel wat 'verzonnen' is, is algemeen bekend. Dat men daar niet alles weet is ook algemeen bekend. Veel teksten die Delahaye bij elkaar gezocht heeft waren zelfs onder vakhistorici onbekend, wat zij soms ook toegaven. Veel van de traditionele geschiedenis is gebaseerd op aannamen, veronderstellingen en mogelijkheden. Zie bij twijfel. (3) Ook dit is een onjuiste opvatting van Spamer. Zelfs gerenomeerde historici geven Delahaye op meerdere punten gelijk. In Semafoor vind je vele voorbeelden daarvan. Zie ook bij het gelijk van Delahaye op deze website. De opmerking over die 'profeet in eigen land' is weer een steek onder water van Spamer waaruit zijn hooghartigheid blijkt. (4) Juist de logica is een van de sterke punten in de visie van Delahaye. Hij legt alle bezittingen van St.Willibrord (om dit als voorbeeld te nemen) in samenhang in één streek bij elkaar. Spamer houdt zich blijkbaar liever aan de traditie die deze bezittingen over half Europa verspreid, maar opvallend: niet in Friesland en ook nauwelijks in Utrecht. (5) Dat Spamer de oorspronkelijke bronnen heeft geraadpleegd blijkt niet uit zijn betoog of artikelen. Wellicht heeft hij die bronnen wel gezien, maar niet begrepen. Zie het voorbeeld hierboven van de oorkonden uit 721, 1069, 1100/1110, 1147 en 1161. (6) Zie opmerking bij (5), Bovendien blijkt uit de opvatting van Spamer juist niet dat hij vergelijkend taalonderzoek heeft gedaan. "Wie niet in één oogopslag de evolutie van Catualium naar Heel [ ...] kan doorgronden, die mist feitelijk de basiskennis om met toponiemen theorieën te gaan onderbouwen", stelde Spamer ooit. Hoe dat dan precies in elkaar steekt heeft Spamer nooit duidelijk kunnen maken. (7) Hier erkent Spamer eindelijk dat hij dus weinig kennis heeft van historische geografie. En daar draait het toch om met betrekking tot de juiste plaats van het bisdom van St.Willibrord. En Echternach? (zie daar) Echternach beschikt over geen enkel origineel document van vóór 973. Geen enkel van de Austrasische abdijen (van rond 650, en dus niet 600) is gesticht door een Iers-Engelse missionaris; zij werkten allemaal in Neustrië. Bijgevolg hoort ook Willibrord daar thuis. De Neustrische abijen - St.Bertijns te Sint-Omaars en de St.Vaast bij Atrecht (Arras)-, konden voorafgaand aan 687 geen medewerking van de Pippiniden verwachten omdat Neustrië toen buiten hun rijk viel. Neustrië en Austrasië werden in 687 verenigd onder Pippijn II, de Middelste. Deze wees het werkgebied Fresia aan Willibrord toe. De authenticiteit van de laatste relieken van Willibrord, die zich niet te Abbeville bevinden, zoals Spamer beweert, maar in Grevelingen (Frans: Gravelines), is niet aan twijfel onderhevig en nog nooit door iemand in twijfel getrokken. In Echternach hebben zelfs meerdere Willibrords gelegen, wat de geloofwaardigheid van Echtemach er niet op vergroot. De datering van de Echternachse relieken heeft plaatsgevonden door te Utrecht aanwezige fragmenten: ze zijn uit de twaalfde eeuw en dus vals. Zie bij de Echternachse relieken. Lees het boek "De Ware Kijk Op" en oordeel zelf! |