Terug naar de beginpagina. | Naar het overzicht in het kort. |
Opmerkingen in rood.![]()
Andere dan de hiernaast genoemde steden die in dit boek besproken worden, zijn:
|
Dit boek uit 1990, onder redactie van Herbert Sarfatij, "geeft voor het eerst een overzicht van wat er de afgelopen 20 jaar in ons land uit de stadsbodem is gekomen, het toont de rijkdom van het stedelijk bodemarchief van Nederland". 'Nooit eerder zijn de resultaten van de Nederlandse stadsarcheologie overzichtelijk en in samenhang met elkaar bijeengebracht' schrijft Sarfatij in de inleiding. "Verborgen steden beoogt dit te doen". Vragen zijn dan: "Waren de resultaten dan onoverzichtelijk en niet in samenhang met elkaar? Waarop zijn dan alle traditionele opvattingen gebaseerd?"
De visie van Albert Delahaye.
In dit boek lezen we vooral de traditionele opvattingen, waarbij de naschrijverij voorop staat. Wij zoeken de archeologische bewijzen, het gaat immers over de stadsarcheologie. Amersfoort. Volgens stadsarcheoloog Monique Krauwer gaat de geschiedenis van Amersfoort terug tot de 9e eeuw, tenminste dat stelt zij in dit boek (p.83-85). Over de stadsarcheologie wordt weinig vermeld. Die wordt pas vermeld met de zin "in de stadskern worden geen vondsten gedaan die van vóór de 12e eeuw dateren". Amersfoort wordt in 1028 voor het eerst genoemd. Maar 1028 is niet de 9de maar de 11de eeuw. De hier genoemde oorkonden uit 1028 is een falsum, waarvan slechts een 'kopie' bestaat uit 1530. De naam is duidelijk en staat voor een voorde in de Amer, een doorwaadbare plaats in de Eem. Van die 'voorde' is tot heden geen enkel aanwijsbare plaats gevonden, net zo min dat de Eem ooit Amer geheten zou hebben. Omstreeks 1200 is daar sprake van een bisschoppelijke hof. In 1259 krijgt Amersfoort stadsrechten. Vervolgens beleeft de stad in de 13 e, 14e en 15e eeuw een bloeiperiode. De eerste stadsmuur (de binnenste ring) is waarschijnlijk aangelegd omstreeks 1300; de ambitieuze uitleg met de tweede stadsmuur is tussen 1380 en 1450 voltooid. Omdat er uit de tijd vóór 1300 weinig historische en archeologische gegevens zijn moeten we afgaan op oude land- en waterwegen om iets over de oudste topografie te weten te komen. Van de landwegen zijn er binnen de stad twee straten van oudsher van belang: de Langestraat en de Bloemendalsestraat. Opmerkelijk is dat ondanks het ontbreken van historische en archeologische gegevens, Krauwer het toch bliktte weten. Opvallend blijft ook dat van die 'voorde' door de 'Amer' nooit iets gevonden is. Zowel de Langestraat als de Bloemendalsestraat liepen ten noorden van Amersfoort rechtstreeks het moeras in. Op een strook in Hoogland uitgezonderd, was bewoning in dat gebied onmogelijk voor de ontginningen. Dan wordt de akte uit 777 weer opgevoerd waarbij Karel de Grote vanuit zijn paleis in Nijmegen (dat er nooit bestaan heeft: zie Nijmegen) aan het bisdom van Willibrord in Utrecht (dat er nooit geweest is: zie Oud-Utrecht) vier bossen rondom Amersfoort schenkt (dat er nooit gevonden zijn: zie de vier bossen), waar ook de plaats Lisiduna (dat er nooit gevonden is: zie Lisiduna) gelegen heeft.. Direct ten noorden van Amersfoort zijn bewoningssporen gevonden uit de 9e, 10e en 11e eeuw, terwijl in de stadskern nog geen vondsten gedaan zijn, die van vóór de 12e eeuw dateren. Voor de vondsten uit de 9de-11de eeuw verwijst Krauwer naar haar artikel in 'Amersfoortse Opstellen' (1989), waar ze schrijft: Toch hebben recente waarnemingen direct ten noorden van Amersfoort bewoningsactiviteiten aangetoond uit de 9de en 10de eeuw, en zelfs aardewerkfragmenten uit ijzertijd en bronstijd. Die waarnemingen en bewoningsactiviteiten worden verder niet toegelicht, maar blijken na veel zoeken te bestaan uit enkele verdwaalde scherven van Reliëfbandamforen (die ruim gedateerd worden tussen 8ste en 13de eeuw), waarvan de herkomst onbekend is. Let vooral op deze laatste opmerking: de oudste vondsten in de kern van Amersfoort zijn niet ouder dan de 12de eeuw, wat geheel juist is. Het toont mede de valsheid van de oorkonden uit 1028 en 1050 aan. In de "Bruit van d'Eem", de Geschiedenis van Amersfoort (2 delen, 2009) worden deze scherven niet genoemd. Daar noemt men de 8ste en 9de eeuw de in de oorkonde uit 777 genoemde bossen 'de oudste nederzettingen' in de regio. Hier heeft men een voorbeeld van manipulaties: een bos met een naam wordt plots een nederzetting. Lees meer over de geschiedenis van Amersfoort. In Amersfoort worden twee zaken gemist: 1. een schriftelijk bewijs dat de Eem ooit Amer heette en 2. de plaats van die oversteekplaats en waar die naar toe leidde (het moeras in?). ![]() Als voorbeeld van die naschrijverij kan het boekje 'Amersfoort Ontrafeld' van Jan Niessen uit 2021 dienen. Daarin schrijft Niessen: "In het moerassige veengebied tussen de Utrechtse Heuvelrug en de Veluwe, in wat tegenwoordig de Gelderse Vallei heet, was de overgang tussen water en land vloeiend. Het werd met de oudgermaanse term 'eem' aangeduid - wat zoiets als waterloop betekent. In de loop der eeuwen werd stukje bij beetje land gewonnen: het Eemland. Daarvoor moest het water weg kunnen en daarom baggerden vroege bewoners de door het gebied slingerden beekjes uit. Iets ten zuiden van het latere stadscentrum kwamen er enkele samen in een een wat bredere waterstroom die, niet zo verwonderlijk, de naam Eem kreeg. Het riviertje mondde uit in het 'paling - of aalmere', de latere Zuiderzee". Over dat paling of aalmeer zullen we het maar niet hebben. Dat is volsslagen onzin dat in geen enkele serieuse studie wordt genoemd. Het grootschalig ontginnen is pas mogelijk geworden nadat er voldoende bewoners waren, ofwel pas in de 12de en 13de eeuw. Dat 'eem' een oudgermaanse term is, heeft Niessen ook maar uit zijn duim gezogen. Dan zouden er toch tientallen waterloopjes of plaatsen met de naam 'eem' moeten bestaan? In België en Duitsland vind je er geen enkele. In Duitsland wel een tiental plaatsen die beginnen met Em- maar die liggen door heel Duitsland verspreid, ook in hoog-Duitsland. Vreemd is het dan wel dat Amersfoort niet Eemvoorde heet, zoals Lichtenvoorde, en er wel een Eemnes en Eemdijk bestaat. De -f- in Amersfoort is cruciaal, net als in Montfoort dat ook niet van - voorde komt, maar van -fort ofwel een vesting. Verder schrijft Niessen: "De eerste bewoners hadden hogere plekken aan de rand van de Utrechtse Heuvelrug opgezocht bij het huidige Oud-Leusden en bij Hoogland. In de loop van de twaalfde eeuw begonnen mensen uit de omgeving wat lager gelegen gebieden te ontginnen. Aan de Heiligerbergerbeek stichtte de oud militair (oud militair? Ansfridus was Graaf) en bijna blinde bisschop Ansfried een kein klooster op Hohorst, dat niet meer was dan een zandhoopje in het moeras. De nederzettingen waren bereikbaar via doorwaadbare plekken. Een zo'n plek werd in een keizerlijke oorkonde uit 1028 aangeduid als 'Amersvoorde', dat wil zeggen een voorde door de Eem of Amer, dat ook water betekent. Het was de eerste keer dat deze naam in een officieel document voorkwam. Hier staan weer een aantal mythes bij elkaar. Op Oud-Leusden en Hoogland komt Niessen door de oorkonden uit 777 en het daarin genoemde Lisiduna en de 4 bossen. Hier wordt dan wel erkend dat de omgeving een moerasgebied was en dus onbewoonbaar. Vraag is dan wel waarom men niet op de Utrechtse Heuvelrug ging wonen (tot 50 m.hoog), maar wel in Hoogland (ca. 2m.)? Wat hij over Hohorst en Ansfried schrijft is als verteller voor een stadswandeling of in rondvaartboot wel een leuk verhaal (Niessen is stadsgids), maar is een historische farce. Lees meer over Hohorst en Ansfridus. Een zandhoopje in het moers? Hier wordt zeer terecht dat moeras weer genoemd, maar een zandhoopje? De Heiligenberg was/is toch ca.12 m. hoog. Wat Niessen schrijft over de oudste naam is volkomen onjuist. In die bedoelde oorkonde staat 'Amersforde'. Blijkbaar heeft hij dat niet gecontroleerd. die oorkonde is overigens een kopie uit 1530, want een originele oorkonde bestaat niet (meer?). Medemblik. Medemblik zou de plaats zijn geweest waar Wulfram, bisschop van Sens in Frankrijk, de Frieze koning Redbad zou willen dopen. Die doop ging niet door. De vraag blijft, die in de Nederlandse historie nooit gesteld en dus nooit beantwoord werd: "Wat doet de bisschop van Sens in Noord-Holland?" Het in teksten genoemde Medemelacha was niet Medemblijk, maar Meldick in Frans-Vlaanderen. En dan de archeologie? Archeologisch onderzoek in Medemblik en omgeving is niet gemakkelijk, lezen we op p.53. Verder lezen we over een kwetsbaar landschap, waarin veel archeologisch resten zijn opgeruimd of aan het oog onttrokken zijn. Landverlies, overstromingsgeweld, wat niet werd weggeslagen werd met klei bedekt, bodemdaling, verdwijnen van veen veroorzaakten verdere aantasting van archeologische resten en bleef het archeologisch beeld onvolledig. Medemblik is blijkens de tot nu toe aangetroffen archeologische vondsten in de late 7de of vroege 8ste eeuw ontstaan. De vondsten laten nog geen nauwkeurige datering toe. Waarnemingen op verschillende plaatsen maken het aannemelijk dat de smalle hooggelegen zone over enkele honderden meters bewoond was. De oudste huisplattegrond kan nog uit de Karolingische tijd dateren. En op deze 'waarnemingen' (?) die verder niet worden toegelicht is de archeologie gebaseerd. De vermeende handel zou hebben gebleken uit veelsoortig geïmporteerd aardewerk, zoals de zogenoemde Tatinger kannen. Ander aardewerk wordt niet met name genoemd. Echter, volgens de UvA is de herkomst van de kannen met polijststrepen en de verwante Tatinger waar, nog altijd niet volledig duidelijk. Vrijwel zeker vond de productie plaats op diverse locaties, zoals Mayen. Helaas ontbreken tot nu toe ovens of misbaksels die de productie in die regio ondersteunen. (Informatie van de Univensiteit van Amstedam). De handelsfunctie van Medemblik wordt bevestigd door twee vroegmiddeleeuwse vermeldingen. Van de geheven tol moest eentiende aan de bisschoppelijke St.Maartenskerk van Utrecht gegeven worden. Hier valt de hele handel dus door de mand, aangezien de St.Maartenskerk in Utrecht uit de 11de eeuw stamt. Lees meer over Oud-Utrecht. En het vermelde 'Fries laken' en de zoutwinning? Die vonden plaats in Frans-Vlaanderen waar De Panne daar nog aan herinnert. Lees meer over het klassieke Frisia Lees meer over de geschiedenis van Medemblik. 'Dorestad'. We lezen over Dorestad het volgende: "Overigens zijn ook deze opgravingen ondanks hun uitgestrektheid alles behalve volledig geweest. Alleen het noordelijke deel van Dorestad, dat direct ten noorden van de middeleeuwse kern van het latere Wijk gelegen was, is thans redelijk goed bekend. Hoewel daar aan het oppervlak al lang niets meer van de oude stad restte, was de herinnering blijven voortleven en reeds de eerste opgravingen hadden er de aanwezigheid van een grote vroeg-middeleeuwse nederzetting geopenbaard. Dat dit Dorestad was heeft nooit ernstig ter discussie gestaan en is alleen onlangs door een enkeling ten onrechte betwijfeld". (p.57). Die enkeling was Albert Delahaye die het zeer terecht ter discussie heeft gesteld. Die noodzakelijke discussie is er blijkbaar nooit geweest, wat wetenschappelijk gezien een groot gemis is geweest. Men had toch zeker alle kenmerken van Dorestad in de verschillende teksten genoemd, moeten bespreken wil men het wetenschappelijk benaderen. Over Dorestad kunnen we kort zijn. De opgraver van Dorestad, de heer W. van Es, heeft inmiddels erkend dat 'het geen kwaad kan erop te wijzen dat een strikt bewijs ten aanzien van dezen door de opgravingen niet geleverd is'. Na zo'n bekentens houdt toch de hele discussie op? Daar voegt een hele serie 'mitsen en maren' niets aan toe. Lees meer over de geschiedenis van Dorestad. Deventer. Deventer wordt hier een Karolingische nederzetting, bisschoppelijke residentie en handelsstad aan de IJssel genoemd. Maar vinden we daarvan een bevestiging in de archeologie? In het voetspoor van de Karolingische veroveringen (strijd tegen de Saksen) volgde vanuit Utrecht de kerstening door Lebuinus, lezen we op p.67. Bij deze drie kenmerken kunnen evenzovele vraagtekens geplaats worden. Lees meer over de Saksen. Utrecht als Christelijk Centrum gaat niet verder terug dan de 11de eeuw. Lees meer over Lebuinus. Het traditionele verhaal wordt dan wel vermeld, maar welke archeologische bewijzen bevestigen dat? Bij opgravingen tijdens de restauratie van de huidige Lebuinuskerk werden verschillende delen van de Romaanse voorganger uit de 11de eeuw gevonden (p.67). De oudste bouwfase kan stammen uit een periode dat de kerk er nog niet stond. Oudere resten van kerken dan die uit het midden van de 11de eeuw, zijn echter in de kerk niet gevonden. Het is dan ook niet zeker of de oudste bouwfase met bisschoppelijk bezit in verband gebracht mag worden. Dit gaat immers voor zover wij weten terug op een schenking uit 1046 van koning Hendrik III aan de Utrechtse kerk. De verbondenheid tussen Deventer en de bisschoppen van Utrecht dateerde echter, zoals we zagen, al van vroeger tijd. Op grond van de beschikbare gegevens is dit probleem helaas onoplosbaar. (p.69). Hier wordt dus gewezen op teksten, die de archeologische vondsten niet bevestigen. Er ontbreken dus 3 eeuwen tussen de 11de eeuw en een nooit gevonden kerk van Lebuinus uit de 8ste eeuw? Over de bisschopshof lezen we: "Aan de Nieuwe Markt ten noorden van de Lebuinuskerk zijn grote delen van de oude Bisschopshof vrijgelegd. De zware tufstenen muren van de bisschoppelijke residentie stammen uit de 11e eeuw. (p.68). De Bisschop van Utrecht verbleef aan het eind van de 9de en begin van de 10de eeuw in Deventer omdat het meer veligheid bood tegen de Noormannen dan Utrecht. Overigens werd ook Deventer in 882 door een Noormannenstrooptocht getroffen. Ook hier spreekt de archeologie de traditioele opvattingen tegen. Van een Noormannenaanval op Utrecht is archeologisch nooit iets gebleken (bron: Jaarboek Oud-Utrecht 2003), net zo min als in Deventer. De oorkonde uit 882 handelt heel duidelijk over Frankrijk. Lees meer over de Noormannen Deventer zou het klassieke Daventria geweest zijn, dat in verschillende oorkonden genoemd wordt. Het was echter Desvres in Frans-Vlaanderen en de in verschillende akten genoemde rivier was de Isla, dat de Lys in Frans-Vlaanderen en België. De tekst uit 882 over de Noormannen vermeldt het volgende: De Northmanni, die zich met Dani verenigd hadden, zwervend door Francia en Lotharingia, verwoestten te vuur en te zwaard Ambianis (Amiens), Atrebates (Atrecht), Corbeia (Corbie), Cameracum (Kamerijk), Tervenna (Terwaan), de gebieden van de Morini, van de Menapii en van de Bracbatenses, en heel het land rond de rivier de Scaldus, alsmede de kloosters van de heiligen Walaricus (Saint-Valéry-sur-Somme) en Richarius (Saint-Riquier). Bron: Sigiberti Gemblacensis chronicon, MGS, VI, p. 342. Het is overduidelijk in welke regio Sigebert de expeditie van de Noormannen plaatst: Noordwest-Frankrijk en het Schelde-gebied. Let op de vermelding van Bracbatense dat niet Brabant is, maar Bracbante (wat letterlijk broekland betekent en in de 11de eeuw als “hertogdom Leuven” begint en sinds het begin van de 12e eeuw als hertogdom Brabant bekend wordt). Het wordt in één adem met de Morini (Terwaan) en de Menapii (Casselberg) genoemd in het Schelde-gebied. Het gaat hier dus helemaal niet over Deventer en omgeving, zelfs niet over Nederland. Over gebouwen die in de Karolingische tijd in Deventer stonden, zijn geen duidelijke gegevens voorhanden (p.71). Er is dus niets gevonden, maar toch is het er geweest, is de traditionele opvatting. Die opvatting wordt door de archeologie dus niet bevestigd en dan houdt het hele verhaal op. Deventer is beslist niet ouder dan de 10de eeuw en mist dus ruim 3 eeuwen om het Daventria uit de tijd van St.Willibrord te kunnen zijn. Het is wel duidelijk: de archeologie bevestigt de traditionele opvattingen allerminst. Die gaan niet verder terug dan de 11de eeuw. Lees meer over de geschiedenis van Deventer. Utrecht. Over Utrecht kunt U alles lezen in de Jaarboeken van Oud-Utrecht. Daaruit blijkt dat er na de Romeinse periode geen archeologische vondsten bekend zijn uit de periode tussen de 3de en 10de eeuw. Uit de tijd van St.Willibrord ontbreekt elk spoor. Hij is er nooit geweest. De Friezen die hij bekeerde woonden in het klassieke Frisia dat Vlaanderen was. Lees meer over St.Willibrord. Lees meer over de geschiedenis van Utrecht. Nijmegen. Nijmegen heeft door de Fundamentele Verwarring (zie kader hiernaast) een onjuiste geschiedenis opgeplakt gekregen. Een omvangrijke Romeinse aanwezigheid is er zeker geweest. Maar daarna volgden vele eeuwen met duisternis, wat ook erkend wordt door Museum Valkhof. Men heeft op grond van verkeerd gelezen en begrepen teksten (die van Noyon waren) Nijmegen een Karolingische geschiedenis toegekend, met als 'hoogtepunt' het verblijf van Karel de Grote ter plaatse. Hij zou er een in alle pracht en praal nieuw paleis hebben gebouwd. Het is er archeologisch nooit gevonden, zelfs geen steen ervan. In dit boek wordt dan wel weer het traditionele verhaal verteld, maar dat in de 7de eeuw al de eerste kerk werd gesticht, is een mythe. Wie zou die kerk dan gesticht hebben nog voordat St.Willibord hier predikte? Er worden sporen genoemd (begravingen) en vondsten uit de 6de en 7de eeuw dat restanten geweest moeten zijn van een verploegde Merovingische nederzetting. De akkerlaag wordt op veel plaatsen afgedekt door bewoningslagen uit de late Middeleeuwen (dus van na 1200). Welke spren wordt niet vermeld evenmin als welke vondsten het betreft. Wat betekent een 'verploegde nederzetting'? Uit zoveel vaagheid is geen enkel bewijs te halen. DE STADSKERN EERST AAN DE RIVIER DAN OP HET PLATEAU. Ook in de oeverzone direct ten westen van het Valkhof heeft een nederzetting gelegen. Deze dateert uit de vroeg-Romeinse tijd. Het was een burgerlijke nederzetting die tot aan het midden van de 4e eeuw heeft bestaan. De bebouwing bestond eerst uit houten huizen, later vooral uit stenen bouwwerken. Na de verlating hebben nog eeuwenlang de ruïnes van de steenbouw het terrein gekenmerkt. Vanaf de 10de/11de eeuw werd hetzelfde terrein opnieuw bewoond. Ziet U hier het gat tussen de 4de en 10de eeuw? Lees meer over het gat van Nijmegen. Lees meer over de geschiedenis van Nijmegen. |
Terug naar de beginpagina. | Naar het overzicht in het kort. |