Met een vondst van munten valt NIETS te bewijzen.
Daar echter in de oudheid nooit een munt werd ingetrokken of ongeldig gemaakt, kon zij zo nodig toch wel weer als geldstuk worden gebruikt. (Bron: Dr. A.N.Zadoks-Josephus Jitte,Muntsieraden, in "Honderd eeuwen Nederland", 's-Gravenhage 1959.
Aan muntvondsten kunnen dus nooit archeologische of historische zekerheden worden afgeleid. Immers de omstandigheden van het gebruik en het verlies van munten zijn nooit bekend. Over de tijd van gebruik of de herkomst valt al helemaal niet te speculeren. Toch wordt in de Nederlandse historie uit de vondst van één munt een compleet handelscentrum afgeleid (D.P.Blok). Uit de vondst van één munt uit Niomago uit de 7e eeuw waarop de vermelding van St.Eloy voorkomt, wordt in Nijmegen geconcludeerd dat 1. Nijmegen dus Niomago heette en 2. in de 7e eeuw dus bestond. Met de meer waarschijnlijke mogelijkheid dat de munt bijv. in de 13e eeuw door een handelaar verloren kan zijn, wordt geen rekening gehouden. Bovendien wijst de vermelding St.Eloy op de Noord-Franse plaats Noyon, waar St.Eloy (=St.Eligius) goudsmid en bisschop was.
Wat bewijs je met munten?
Alsof iedereen bij het wisselen van de macht zijn oude munten steeds netjes heeft ingeleverd. De waarde van munten bleef lang behouden. Zelfs in de Karolingische tijd werd nog betaald met Romeinse munten. Het ging daarbij helemaal niet om wiens kop er op die munt stond, maar om het gewicht aan zilver of goud. Een 'goudschat' kan dus ook nog eeuwen later dan de sluitmunt in de grond geraakt zijn.