Johannes Smetius en nazaten.
Johannes Smetius (1590-1651) en zijn zoon Johannes Smetius jr. (1636-1704) beiden predikant, en G.C. In de Betouw (?-1784), mr. Johannes In de Betouw (1732-1820) en zijn zoon Mr. Gijsbert Cornelis In de Betouw (1765-1805), hebben de mythe van de Bataven in ons land tot historische zekerheid verheven en heel nadrukkelijk op Nijmegen vastgepind. Vóór Johannes Smetius sr. treft men in de historische literatuur geen enkele toespeling aan van een relatie tussen Nijmegen en de Bataven, ofschoon de zekerheid van de Karolingische residentie al was gesteld door Willem van Berchen, een Nijmeegse kanunnik (eind 15e eeuw). Smetius stelde als eerste dat Nijmegen het Oppidum Batavorum was. De werken van hem en zijn opvolgers geven dan ook ten onrechte de indruk dat zij de overdragers waren van een reeds bestaande traditie. Zij hebben echter enige zwakke en aanvechtbare veronderstellingen tot zogenaamde zekerheden opgeblazen. Zij werkten ook volgens het in die tijd geldende gebrek aan historisch inzicht.
Over het algemeen wordt de geschiedschrijving van Smetius niet hoog aangeslagen: er klopt teveel niet. In het Bronnenboek van Nijmegen en in meer publikaties over historisch Nijmegen, ontbreekt Smetius dan ook op de literatuurlijst. Zijn verzonnen fabel van het Oppidum Batavorum te Nijmegen, wordt toch algemeen als een historische "zekerheid" beschouwd, zelfs door tegenwoordige historici, die toch beter zouden moeten weten!
De archeologie heeft van het Oppidum Batavorum in Nijmegen nooit iets teruggevonden. De vondsten van Holwerda die in het begin van de vorige eeuw beweerde het Oppidum gevonden te hebben, worden inmiddels algemeen als vals beschouwd.