| Terug naar de beginpagina. | Naar het overzicht in het kort. |

|
In de geschiedschrijving doet zich een methodisch probleem voor. Geschiedschrijvers beginnen in het heden en werken terug naar het verleden. Daarbij worden verbanden onvermijdelijk omgekeerd: het heden biedt een blik op het verleden, stelt men, wat uiteraard erg misleidend is. In het Duits heet dat 'hineininterpretieren'.
Als er in de 17de eeuw een gebeurtenis beschreven wordt, dan wordt te gemakkelijk geconcludeerd dat het in het verleden daarvoor ook wel zo geweest zal zijn. De juiste historische methode is eerst alle gegevens verzamelen zonder nog conclusies te trekken. Pas daaraan kan men vanuit de oudste gegevens naar de nieuwere werken. Dat is e juiste wetenschappelijke aanpak. Dit is ook steeds de werkwijze van Albert Delahaye geweest, die historici die dit niet volgen verweet van 'fragmentenhapperij', waarmee hij bedoelde dat historici weg lieten wat hen niet welgevallig was, zoals Leupen bij het Bronnenboek van Nijmegen deed. |
![]()
|

|
Lees wat prof.dr.D.P.Blok schrijft over De Franken in Nederland of over Nifterlake. Lees wat prof.dr.M.Gysseling schreef dat "geen enkele bewering van Delahaye bevat waarheid". Opvallend is dan dat ook Gysseling stelde dat met de 'pagus Rienensis' niet de Rijn, maar de Schelde werd bedoeld, waarmee hij een bewering van Delahaye dus bevestigde. Lees wat dr.W.A. van Es schrijft over Dorestad of over Romeinen, Friezen en Franken in het hart van Nederland. |
Lees wat H.Halbertsma schrijft over de archeologie van Dokkum of over Dokkum. Lees wat prof.dr.PH.D.Leupen schrijft over de geschiedenis van Nijmegen of wat de Universiteit van Nijmegen ervan gemaakt heeft en wat men momenteel nog over Het Valkhof schrijft. Lees wat prof.dr.J.E.Bogaers schrijft over Romeins Nederland. Lees wat dr.A-J.Bijsterveld schrijft over de Kerken in Brabant. |
|
Op elke historische publicatie zijn heel veel opmerkingen over onwaarheden te maken. De reacties op de opvattingen van Delahaye waren kleinzielig, gedeformeerd en treurniswekkend. Echte inhoudelijke reacties bleven uit. Het enige verweer tegen de visie van Delahaye was die belachelijk te maken en met valse citaten proberen onderuit te halen. |

"Wat gezegd moet worden is dat Delahaye met te zwaar geschut komt om het luchtigjes weg te wuiven. Heeft hij ongelijk dan dwingt dat tot een waterdichte studie. Heeft hij gelijk, dan gaat de hele periode tussen 400 en 1000 op de helling."
"De theorie van Delahaye wordt wetenschappelijk nergens ondersteund" stelde prof.dr.P.Leupen. Het was bedoeld als een verwijt, maar is feitelijk een compliment. Wetenschap is immers 'wat men weten moet'. Daarvan is bij Delahaye meer sprake dan bij veel historici, die geen weet hebben van wat Delahaye geschreven heeft. Zelfs prof.G.Duby van de Sorbonne Universiteit in Parijs moest erkennen dat hij van veel zaken die Delahaye ter tafel bracht, geen weet had. Terwijl het juist over zijn eigen land ging. 'Nergens ondersteund' wil zeggen dat historici die theorie van Delahaye niet delen of niet eens kennen. Dat toont slechts een tekortkoming van die historici aan. Zij hebben de boeken van Delahaye blijkbaar nooit gelezen, of beter: nooit bestudeerd. Over die deskundigheid van historici zijn meerdere opmerkingen te maken! Als je van bisschop Harduinus van Noviomagus een bisschop van Nijmegen maakt, zoals Leupen in zijn Bronnenboek doet, ga je volkomen af als wetenschapper. 'Nergens ondersteund' is overigens onjuist, immers steeds meer krijgt Delahaye gelijk op enkele cruciale punten, zoals met het Paleis van Karel de Grote in Nijmegen -zijn kernpunt- dat in Nijmegen nog steeds niet gevonden is. De vergelijking met de relativiteitstheorie van Einstein, zoals een lezer eens opmerkte, werd wetenschappelijk ook nergens ondersteund, net zo min als de evolutietheorie van Darwin. We weten nu wel beter (hopelijk)!
"Ik schrik van zo weinig historisch besef", verzuchtte Maarten van Rossem in zijn pleidooi om geschiedenis weer verplichte kost op scholen te maken (AD.12 jan.2023).

Als je jezelf eenmaal los gemaakt hebt van enkele traditionele nooit bewezen opvattingen, dienen de oplossingen die Albert Delahaye voorstelt, zich vanzelf aan. Karel de Grote had geen Paleis in Nijmegen, maar in zijn kroningsstad Noyon, waar hij na de dood van zijn broer in 771 een nieuw Paleis liet bouwen. Willibrord was geen bisschop van het niet bestaande Utrecht, maar van Tournehem. Bonifatius werd niet in het niet bestaande Dokkum vermoord, maar in Dockynchrica dat Duinkerke was. De Bataven woonden ook niet in de Betuwe, maar in de Batua in Frans-Vlaanderen, waar de Morini hun buren waren. Daar lag ook het klassieke Frisia, dat niet Friesland was.
|
'Veel geschiedenisboeken gaan over conflict. Oorlog, oorlog en nog eens oorlog, en als het eens een keer niet over oorlog gaat, noemen historici het "interbellum". Veel bronnen die historici gebruiken zijn heel vaak propaganda van de machthebbers. Historici zijn geneigd te schrijven over de conflicten die machthebbers uitvechten. Het is erg makkelijk om te vergeten dat het gros van de mensheid, waaronder nomadische jagers en verzamelaars, slaven, horigen en onderdrukte volkeren, helemaal geen geschreven bronnen achterliet. Mijn boek is eigenlijk een pleidooi voor een ander soort geschiedschrijving, die minder nadruk legt op oorlog en conflict: (Bron: Rutger Bregman, De meesten mensen deugen, in Geschiedenis Magazine nr.8 Nov/Dec 2019).
Het is steeds de werkwijze van Albert Delahaye geweest, de propaganda van de historici niet te volgen, maar juist de historische geografie als leidraad te nemen voor de plaatsbepaling van de geschiedenis. |

|
De historische wetenschap vertelt nooit de absolute waarheid. Het is telkens weer een beschrijving van de waarheid die men meent te kennen, zoals men het ooit zelf geleerd heeft. Wetenschap moet een voortdurende discussie zijn waarbij men elkaar steeds uitdaagt om steeds dichter bij die ene waarheid te komen. Voor wetenschappers is twijfel een absolute voorwaarde om te kunnen functioneren. Maar in het openbare debat zaait goedbedoelde twijfel alleen maar verwarring, omdat het publiek niet in staat is deze twijfel op zijn juiste waarde te schatten. De verwarring en twijfel die nu zijn ontstaan over de historische traditionele opvattingen brengt het publiek tot de opvatting: "zie je nou wel, de geleerde heren weten het zelf niet eens". En wat weten die geleerde heren dan wel? Zij weten ook niet meer dan wat ze ooit geleerd hebben. Het gevolg is dat ook de onbevangen lezers of luisteraar het ook niet meer weet en alles bij het oude blijft. |
|
Wat schrijven opponenten van Albert Delahaye zoal? Zo vermeldt prof.dr.R.R.Post (zie daar), een felle opponent van Albert Delahaye, dat 'Willibrord geen bisschop van Utrecht kan zijn geweest'. In een discussie met A.J.A.Bijsterveld (een student van Piet Leupen.) en P.A.Meilink wees Post het verblijf van St.Willibrord in Noord-Brabant resoluut van de hand. En juist dàt heeft Delahaye al in 1959 aangetoond. Een andere felle opponent van Delahaye, prof.dr.D.P.Blok (zie daar), verklaarde eens onomwonden "dat een opvallende verandering in de benaming van de regeringsjaren van de koningen tussen 841 en 845, alleen in het noorden van Frankrijk te verklaren is". Dan hoort die geschiedenis dààr dan ook thuis, professor. Denk eens na! Prof.dr.F.Hugenholtz (zie daar) stelde zelfs: "Ik kan van de theorieën van Delahaye niet bewijzen dat hij ongelijk heeft. Als zou worden aangetoond dat Delahaye op één onderdeel gelijk heeft, dan wordt zijn hele theorie veel waarschijnlijker." En dat heeft Hugenholtz geweten, niet met één onderdeel, maar met honderden onderdelen heeft Delahaye bewezen dat hij gelijk heeft. Denk dan eens door! En trek de juiste conclusies! Dan heeft die betreffende geschiedenis zich niet in Nederland voorgedaan, maar elders en wel in Noord-Frankrijk. Waarom waren zij zo fel tegen Albert Delahaye? Terwijl ze hem gewoon gelijk gaven! Deze drie voorbeelden zijn met vele tientallen aan te vullen. Lees daarover meer bij Citaten. |
Het is onbegrijpelijk dat de historici van professie zo tekeer gingen tegen Albert Delahaye. Post, Hugenholtz, Blok, Stolte, Bogaers en Van Es hadden dezelfde twijfels over de aangenomen geschiedenis, maar 'hebben de boel maar laten gaan'. Zij weten als geen ander dat de traditionele opvattingen op fabels en mythen en vervalste documenten gebaseerd zijn en erkennen ook 'dat veel van de traditionele opvattingen "lastig" te bewijzen is'. In eigen publicaties uiten ze dezelfde twijfels. Zij hebben hun taak als universitair 'deskundige' verwaarloosd en hebben de authentieke documenten niet op mythe en waarheid onderzocht. Zij meenden hun gelijk te bewijzen door slechts af te gaan op wat hun voorgangers in vorige eeuwen beweerden. In feite is het pleit beslecht als je al hun opmerkingen en twijfel leest over tal van 'zekerheden'. De bestaande twijfel weerspreekt verschillende traditionele opvattingen. Het is wel duidelijk dat de zogenaamde tradities helemaal niet zo zeker zijn als altijd beweerd wordt. De tradities bestaan nog steeds voor een groot deel uit hypothesen, ofwel uit aangenomen opvattingen die nog bewezen moeten worden. Lees daarover alles bij Klinkklare Kletspraat.
|
"Dat hoeven we toch niet te bewijzen?" was de reactie van prof.dr.F.W.N.Hugenholtz op de twijfel die Albert Delahaye uitte of de palts van Karel de Grote met de naam Noviomagus wel in Nijmegen had gestaan. Bestaat wetenschap niet uit discussie?Vernieuwingen moeten juist van buitenstaanders komen. Van onafhankelijke onderzoekers die niet in de standaard tradities zijn opgeleid. |
Wat Hugenholtz hiernaast beweert is precies het probleem in historisch Nederland. Veel is ook nog nooit bewezen met klare feiten, maar aangenomen op grond van overgeleverde opvattingen van de fabel-dichters uit de 17e eeuw. Een denigrerende houding van de professoren is de standaardhouding van de beroepsmatige historici en archeologen tegenover de amateurs. Of zij alleen de wijsheid in pacht hebben! Een toegewijde hobbyist (te vaak denigrerend 'amateur' genoemd) weet vaak meer dan zij die 'ervoor geleerd' hebben, zich professional noemend. Van een professor wordt geacht het te weten. Maar wat weten zij dan wel? Wat ze ooit 'geleerd' hebben? De professoren hebben dan wel veel gestudeerd, maar naar steeds blijkt, niet echt veel geleerd. Napraten wat anderen hiervoor al verteld hebben en dan een getuigschrift, een titel of een leerstoel krijgen? Die krijg je immers nooit als je afwijkt van het verhaal van je promotor, als je met een echte vernieuwing komt. |

Let niet alleen op wat de historici in hun geschriften vermelden, maar vooral op wat zij NIET vermelden. Bij de opsomming van residenties van Karel de Grote vermeldt historicus H.P.H.Janssen Nijmegen niet. Wist hij die niet? Neen, hij slaat deze residentie bewust over aangezien hij dezelfde twijfel had als Albert Delahaye. Zijn twijfel durfde hij echter niet te uiten, die verzweeg hij daarom maar. Maar zo vallen historici wel door de mand.
Ook onderzoekers uit andere disciplines ervaren dezelfde onwetenschappelijke houding, juist bij wetenschappers van naam. Hun reputaties zijn blijkbaar belangrijker dan de waarheid.

Te vaak blijkt dat historici die zo krampachtig vasthouden aan de traditionele opvattingen, de klassieke teksten nooit gelezen hebben. Als in de Nomina Provinciarum Omnium (13-14) de steden die aan de overzijde van de Renus genoemd worden, samen de provincie Belgica Prima vormen, kun je die niet in Duitsland of Nederland plaatsen. De Romeinse provincie Belgica lag in Noord-Frankrijk ten westen van de provincies Germania Inferior en Germani Superior, die ook beide ten zuiden en westen van de Rijn lagen! Belgica Prima en Belgica Secunda vormden samen de provincie Belgica die tot aan de kust van het Kanaal in Frans-Vlaanderen reikte. Zo zijn er meerdere voorbeelden te geven die niet in de traditionele opvattingen te plaatsen zijn en die historici daarom maar verzwijgen.
Enkele citaten uit ingezonden brieven of emails, willen we U niet onthouden.|
Etenim suborta est etiam nihi cogitatio prudentiores illeos ceteris fuisse philosophos quos Academicos appellant quod de omnibus dubitandum esse consuerant nec aliquid veri ab homine comprehendi posse decreverant. Want bij mij kwam ook de gedachte op dat die wijsgeren die men academici noemt, verstandiger waren dan de anderen, omdat ze gewend waren aan alle dingen te twijfelen en hadden verordend dat de mens niets van de waarheid kon begrijpen. Bron: St.Augustinus, Belijdenissen, lib.5, c.10, in CSEL 33, p.106.
Is er in het Groot vertelboek van de geschiedenis sprake van onnozelheid? Klik op het boek om over de onnozelheid meer te lezen.
Ooit sloeg men de onheilsbodendood, nu zwijgt men ze dood.
De eerste stap op weg naar wijsheid is niet mee te doen met de dwaasheden van de meerderheid!
Wetenschap is de wijsheid van voortschrijdend inzicht. |
Weliswaar lijken veel opvattingen van Albert Delahaye in de loop der jaren in ongenade gevallen te zijn, maar de drie die onze geschiedkundigen het diepst hebben geschokt staan nog altijd strak overeind. Het zijn de stellingen dat Karel de Grote geen Paleis in Nijmegen had, dat de zetel van Willibrord niet in Utrecht stond en dat Bonifatius niet in Dokkum is vermoord. Dat een overweldigend deel van de Nederlanders nog steeds in de traditionele mythen gelooft is logisch, want wie durft er te twijfelen aan de mening van de universiteiten?In de gehele geschiedenis van Nederland wemelt het van geschriften van kamergeleerdheid, die zich zo hebben geconsolideerd dat er nauwelijks aan getwijfeld wordt. Ze zijn echter zo in flagrante tegenspraak met wat de klassieke bronnen ons vertellen, dat men zich in gemoedenn moet afvragen welke verblindheid in de historische wetenschap is toegeslagen en men absurditeiten niet eens meer zag. Als voorbeeld kan de geschiedenis van de Saksen dienen (zie daar).![]() Een eerste spelregel van de wetenschap die verlangt dat de ontwerper van een afwijkend theoretisch kader aantoont waarom de algemeen aanvaarde uitgangspunten verworpen dienen te worden; vervolgens omdat het ongelijk van de één nog niet het gelijk van de ander bewijst, waarom de voorgestelde uitgangspunten te verkiezen zijn. (Bron: Spiegel Historiael, nr. 6 juni 1991). Dat nu is precies wat Albert Delahaye in al zijn boeken duidelijk gedaan heeft.![]()
Als we nu eens zouden beginnen met een onderzoek naar alle twijfel en onmogelijkheden uitgesproken, beschreven of onderzocht door anderen dan Albert Delahaye, dan blijft er van de traditionele geschiedenis al niets meer over. De historische wereld wil die discussie niet aan, omdat dan pijnlijk duidelijk wordt dat men de feiten niet kent. Men baseert de kennis nog steeds op achterhaalde opvattingen uit de 16e en 17e eeuw.
Een jonge archivaris -dat was Delahaye in 1946- met een baan in Nijmegen. Daar, in het hol van de leeuw, kreeg hij het vermoeden dat er iets grondig mis was met de algemeen aanvaarde geschiedenis van deze stad. Hoe komt het dat er in Nijmegen niets te vinden is van de vroegere pfaltz op het Valkhof, waar Karel de Grote zou hebben gewoond, vroeg hij zich af? Zou Nijmegen wel écht de Keizerstad zijn? Wat een vraag! Die stel je niet hardop, zeker niet in Nijmegen.Maar hij kreeg gelijk! De Karolingische geschiedenis in Nijmegen bleek aangenomen te zijn, nog nooit was er iets met feiten aangetoond. Overigens is dat tot heden nog zo en is nog steeds niets bewezen van de aangenomen geschiedenis, wat enkele Nijmeegse historici ook mogen beweren! Het duurde tien jaar eer Delahaye zo zeker was van zijn vermoedens dat hij er over ging publiceren. De burcht van keizer Karel met de naam Noviomagus had niet in Nijmegen, maar in Noyon gestaan. En dat niet alleen. De visie van Delahaye betekende, dat vijf eeuwen en zelfs meer van onze geschiedenis zich niet hier, maar in noord-Frankrijk heeft voorgedaan: Een groot deel van ons huidige Nederland lag toen onder water en was een sompig moeras- en waddengebied. Daar was bewoning onmogelijk. Misschien ligt u er niet wakker van, maar dat ligt wel even anders voor de hooggeleerden heren historici. Hadden die niet eerder dan een stadsarchivaris zo'n historische ontsporing moeten achterhalen? Als Delahaye gelijk heeft gaat het immers niet om een verkeerd jaartal of een verkeerde plaats. Wat de later Westbrabantse streekarchivaris (weggepest in Nijmegen!, met intimidatie en kleineren: een typisch voorbeeld van 'grensoverschrijdend gedrag op de werkvloer' zoals het momenteel heet) had voorzien gebeurde al snel. Historici die een naam hadden te verliezen lachten aanvankelijk maar wat, werden daarna giftig en verklaarden dat Delahaye onzin verkocht en vervolgens werd hij door hen voor gek verklaard. Er werd niet ingegaan op zijn argumenten, maar op de man gespeeld. Een opmerking van een der hooggeleerden als: "Het niveau is me te laag om voort te discussiëren", is veelzeggend genoeg. Eén man tegenover een aanmerkelijk deel van de wetenschappelijke wereld, dat is een ongelijke strijd. Om dat vol te houden is moed nodig. Delahaye had die moed. Met de wind vol op kop heeft hij zijn bevindingen gepubliceerd en blijven nu voor de wetenschap bewaard. Hopelijk komt die wetenschap er nog eens aan toe zijn bronnenonderzoek te bestuderen en er gefundeerd op te reageren. Wat er om die man gebeurd is, ruim 30 jaar lang, is een misselijkmakend en een onbegrijpelijk monument van menselijke kleinheid van de wetenschap. Dit hoofdstuk schets een beeld van die misselijkmakende kleinheid van de verschillende historici en archeologen, die en dat is het toppunt, hem op meer dan één punt gelijk hebben moeten geven. "Als Delahaye op maar één punt gelijk heeft, wordt zijn visie veel aannemelijker" stelde Hugenholtz eens. Nou, Delahaye heeft niet slechts op één punt gelijk gekregen, maar op honderden punten.
Het Nieuwsblad van de Universiteit van Amsterdam citeert uitspraken van prof. F.W.N. Hugenholtz (hoogleraar Middeleeuwse geschiedenis Utrecht), prof. H.H. Stolte (hoogleraar oude geschiedenis Nijmegen), prof. D.P. Blok (plaatsnaamkundige en nederzettingshistorisch hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam) en Dr. W.A. van Es (directeur van de Rijksdienst Voor Oudheidkundig Bodemonderzoek te Amersfoort). ,,We hebben hier te doen met een te laag wetenschappelijk interpretatievermogen om erover door te discussiëren", aldus prof. Hugenholtz. Prof. Stolte begreep met waarom de archivaris een soort samenzwering van de historici tegen zijn zienswijze veronderstelt. De heren Blok en Van Es kwamen wat minder fel uit de hoek, maar waren toch ook van mening, dat er uit de stellingen van Delahaye geen plaatsnaamkundig of archeologisch hout te snijden viel. ![]()
Impressie van Het Klejo Debat (afbeelding hierboven) met vanaf links de professoren Van Es en Hugenholtz, Albert Delahaye, voorzitter van het debat Gustaaf Stuiveling en de professoren Blok en Stolte. (Foto afkomstig van een 'stil' uit de video-opname).In zijn boek 'Holle Boomstammen' heeft Albert Delahaye zijn commentaar op dit debat gegeven. Voor Delahaye was het een eclatant succes, aangezien het verweer van de professoren beperkt bleef tot 'zijn opvattingen zijn omstreden'. Opmerkelijk bij dit debat is ook, waarom Jules Bogaers er niet bij was. Is hij niet gevraagd? Heeft hij ervan afgezien omdat het zijn vakgebied niet was? Of wist hij als geen ander dat Delahaye zijn opvattingen in enkele bewoordingen van tafel kon vegen? Bogaers meende dat hij verstand had van de Romeinse geschiedenis. Zijn bijdrage in Het Bronnenboek van Nijmegen moesten dat duidelijk maken. Helaas, dat Bronnenboek is een volledig deceptie gebleken. Is het ook niet opvallend, dat juist Hugenholtz, Van Es en Blok hun medewerking aan dat Bronnenboek niet verleenden of zich ervan distantieerden? Stolte heeft er al helemaal geen bijdrage aan geleverd. Zijn naam ontbreekt zelfs ook in de literatuuropgave. Daarmee vielen alle deelnemers aan dit debat van hun voetstuk en erkenden zij feitelijk het gelijk van Delahaye die het Bronnenboek met zijn kritiek volledig de grond ingeboord had! ![]() ![]() Het zijn vooral de behoudende historici die dit roepen. Maar zij kennen hun eigen vakgebied niet, want er werd al veel eerder getwijfeld aan veel historische 'zekerheden'. Zij ontwijken ook elke discussie en noemen het dan ook "zinloze discussies". Zij ervaren de discussie als zinloos omdat ze geen gelijk krijgen, maar ook hun gelijk niet kunnen aantonen. Zij blijven zich vasthouden aan wat anderen in het verleden voor waarheid hielden. Nu blijkt dat ze hun eigen standpunten niet kunnen bewijzen, is hun verdediging dat ze vooral niet in discussie gaan. Dan hoeven ze ook geen bewijzen van hun gelijk op te voeren. Immers als Delahaye ook maar op één punt gelijk zou hebben, staat hun reputatie op het spel. De professionele historici verwijten Delahaye wat zij zelf ook doen. Een voorbeeld: "Delahaye wordt verweten dat hij kennelijk moedwillig onvolledig en dus ondeskundig citeert". (prof.Hugenholtz: zie het artikel hiernaast met als titel "De Friezen waren onze zuiderburen". Klik op het artikel voor een vergroting). Maar wat doet bijv. prof. Van Es? Hij verklaart dat er tientallen Romeinse forten zijn opgegraven langs de Rijn en je dus mag aannemen dat de Rhenum inderdaad de Rijn was. Die tientallen blijkt schromelijk overdreven. Er zijn in Nederland slechts drie forten bekend en in Duitsland nog eens vier, waarbij zelfs enkele vraagtekens. Bij elkaar niet eens één tiental. Wie citeert hier nu moedwillig onvolledig? Het meest schokkend is 'dat deze historici beslist weten dat Delahaye gelijk heeft'. Alleen zullen zij dat nooit toegeven. Hun reputatie als deskundige staan op het spel! Maar hun eigen publicaties spreken wat dat betreft boekdelen. Bij een herziene druk verdwijnen enkele passages stilzwijgend. En dat zal alleen degene opvallen die beide drukken naast elkaar legt en zo tot onthutsende ontdekkingen komt. Het waarom van het weglaten laat zich raden, maar is het gevolg van de studie van Albert Delahaye. Let maar op de jaartallen van uitgave. Een schoolvoorbeeld van zo'n verschil zien we in de 'HANDLEIDING VOOR DE BEOEFENING VAN LOKALE EN REGIONALE GESCHIEDENIS' van prof.dr.W.Jappe Alberts en A.G.van der Steur. Daarin verdwijnen Tacitus, de Bataven, Julius Caesar, Liudger, Lebuinus, Wiro, Plechelmus en Odgerus uit de herziene uitgave. Waarom ze weggelaten zijn is wel duidelijk: ze horen niet bij de geschiedenis van Nederland, wat hier dus volmondig wordt erkend en toegegeven. Klik hier voor de teksten. "Kennelijk is de wereld van de professionele belangen nog zo actief dat zwijgen en verzwijgen als wapen wordt gehanteerd. Voor zolang dat nog duurt tenminste." "De gevestigde historici zullen de opvattingen van Delahaye net zo moeten weerleggen, als hij deed met de traditionele geschiedenis. Zij zullen in een net zo gedetailleerde studie verder en dieper moeten gaan dan de gesubsidieerde historische wetenschap tot nu toe liet zien. Het slechts ontkennen en verzwijgen is niet genoeg. Het toont slechts hun zwakte aan."
Welke traditie? Door tegenstanders van Albert Delahaye wordt steeds geschermd met de traditie die uit vaststaande feiten zou bestaan. Niets is minder waar. Dè traditie bestaat niet. Veel opvattingen die onder de traditie worden begrepen, bestaan pas sinds de jaren 50 en 60 van de vorige eeuw. En veel daarvan staat nog steeds ter discussie, zoals de Romeinse plaatsen langs de Rijn. Bij het gebruik van het argument 'traditie' is de vraag; "Welke traditie of wiens traditie?" Want daarover bestaan al grote verschillen. Zie kader hiernaast rechts: Hugenholtz had bronnen nagetrokken en concludeerde dat Delahaye daar wel erg losjes uit had geciteerd. En dat zegt Hugenholtz die stelde dat Delahaye er flink naast zat omdat Alpertus Mettensis (11e eeuw) Vahalis geschreven had en dat dit onweerlegbaar de Waal was. Kennelijk citeerde Hugenholtz uit zijn hoofd, wat voor een mediëvist het gevaar van een enorme blunder in kan houden en wat hier dus ook gebeurde. Bij het naslaan van wat Alpertus Mettensis werkelijk schreef bleek dat hij Wal had geschreven en niet Vahalis. Enige excuses voor dit vals citaat, waardoor half Nederland weer op het verkeerde been werd gezet, was er later niet bij. Wie heeft het hier over 'losjes citeren'? En was het niet Hugenholtz die er af en toe in interviews infantiele opmerkingen uitsloeg, zoals zijn bewering dat Karel de Grote alleen 'een houten boerderijtje' in Nijmegen had gehad, en zijn onsterfelijke mop dat de Noormannen na hun bezoeken aan Nederland 'alle sporen van hun aanwezigheid hadden opgeruimd'. En moest Hugenholtz niet toegeven, al was het mokkend, dat er wel degelijk verwarring tussen Noyon en Nijmegen bestond. In een interview met Charles Groenhuijsen in de Volkskrant van 6 okt.1979 zei Hugenholtz: "Ik kan van de theorieën van Delahaye niet bewijzen dat hij ongelijk heeft. Als zou worden aangetoond dat Delahaye op één onderdeel gelijk heeft, dan wordt zijn hele theorie veel waarschijnlijker." Hij voegde er nog gespeeld zelfverzekerd aan toe: "Nou, als het ooit bewezen wordt wat Delahaye beweert- maar ik zie het nog niet gebeuren”, “maar als ’t ooit bewezen wordt, dan moeten we met z’n allen eens hard lachen en opnieuw beginnen”. De tijd voor het lachen, dat Hugenholtz ondanks zijn zelfverzekerdheid toch als een mogelijkheid erkende en ook zag aankomen, is aangebroken. Lees meer over Hugenholtz. Van Es zou Delahaye de oren hebben gewassen over Dorestad. Maar was het Van Es zelf niet die in Spiegel Historiael, speciaalnummer over Dorestad, op blz. 109 toegegeven heeft dat er in Wijk bij Duurstede geen enkel archeologisch bewijs is gevonden voor de determinatie Dorestadum. Lees meer over Van Es en over Dorestad. Wij gaan wetenschappelijk te werk, is de algemene teneur van de professoren. Wat zij onder 'wetenschappelijk' verstaan bewijzen zij met Het Bronnenboek van Nijmegen. Het is onbegrijpelijk dat zich historicus noemende personen blijven vasthouden aan de vermeende traditionele geschiedenis van Nederland in het eerste millennium. Hoewel onbegrijpelijk? Het is helaas zéér begrijpelijk! Want zolang ze blijven vasthouden aan de vermeende 'zekerheden' hoeven ze ook geen discussie aan te gaan. Immers bij elke discussie zou meteen blijken dat deze historici onkundig zijn en dat ze de feiten die ze bij Delahaye tegenspreken niet eens kennen. Ze blijken de klassieke bronnen niet te kennen of citeren daar alleen de details uit die hun gelijk menen te bevestigen. Dat is ook de rede dat ze elke discussie uit de weg gaan. Ze hebben gewoon geen weerwoord en dat weten ze maar al te goed! Vandaar ook dat ze ook geen "zinloze discussies" willen voeren. Ze verbergen zich achter deze dooddoener, bang om door de mand te vallen als er eens een echte discussie plaats zou vinden. ![]() Iedereen die zich ook maar een beetje verdiept in de feiten komt al snel tot de conclusie dat van de geschiedenis van Nederland in het eerste millennium veel onjuist is. De archeologie toont dat steeds aan. Er wordt nauwelijks iets gevonden op de plaatsen waar de geschiedenis geplaatst wordt, laat staan uit de beoogde tijd. Steeds proberen de historici hun gelijk te bewijzen met teksten en archeologische vondsten uit het tweede millennium en doorzien ze hun eigen achterwaartse redenaties niet. Het grootste probleem ten aanzien van de geschiedenis in het eerste Millennium, is niet geweest het vinden van bewijzen die de traditionele geschiedenis tegenspreken, maar het bestrijden van de vooringenomenheid en verbolgenheid van de traditionele historici die meenden alles beter te weten. Delahaye wil niet luisteren. is ook een veel gehoorde klacht van de traditionele historici. Als 'luisteren' betekent 'gehoorzamen' dan is dat inderdaad het geval. Delahaye volgt namelijk niet klakkeloos wat de geleerde heren (= zij die ervoor geleerd hebben: eertijds slechts van het mannelijk geslacht) beweren, maar onderzoekt zelf de bronnen. Maar deze 'klacht' snijdt feitelijk geen hout, want Delahaye luistert goed, zeer goed zelfs! En vooral naar de argumenten van zijn opponenten. En daarin vindt hij geen enkel bewijs om te twijfelen aan zijn eigen onderzoek en uitkomsten. Zo heeft hij duizenden keren de boeken van Gysseling en Blok geraadpleegd, niet om die klakkeloos te volgen, maar om hun argumentatie te lezen. En dan valt het nogal tegen. Zie bij Gysseling en bij Blok. Als men bij de traditionele historici om een toelichting vraagt over hun opvattingen, dan krijgt men vaak niet eens antwoord, zoals ik zelf regelmatig mag ervaren. Op emails wordt niet gereageerd, vragen blijven onbeantwoord. Weet men het niet? Heeft men geen weerwoord op kritische vragen? En als er eens een reactie komt luidt deze doorgaans "Wij kunnen U toch niet overtuigen" of "Wij worden het toch nooit eens". Dat is een andere manier om te zeggen: "Wij hebben geen argumenten om Uw ongelijk en ons gelijk aan te tonen". En zo vermijdt men elke keer weer de zo gewenste discussie. De hierboven bedoelde geleerde heren luisteren ook niet naar elkaar en vermijden blijkbaar ook onderling de discussie. Blijkbaar lezen deze historici ook elkaars werk niet. Anders zouden zij heel anders oordelen over het werk van Delahaye. Zij weten blijkbaar niet dat zelfs behoudende historici als Bogaers, Post, Stolte, Leupen, Hugenholtz, Van Es, Blok, Gysseling e.a. het vaak onderling oneens zijn. De geschiedenis in het eerste millennium vanaf de Romeinse tijd staat ook bij hen steeds ter discussie, al erkennen zij dat niet. Over veel kernzaken is men het onderling oneens. Hoe kan het anders dat men voor het Romeinse Castra Herculis (zie daar) op de Peutingerkaart tot wel 25 verschillende locaties kan komen? Het is opmerkelijk dat, hoewel de ene na de andere traditionele opvatting wordt weerlegd, de zich deskundig noemende historici toch krampachtig blijven vasthouden aan de traditie waarvan ze ook zelf aantonen of waarvan aangetoond werd dat die vals is. Traditie kan ook nooit een argument zijn, zeker als die traditie nog geen halve eeuw bestaat. De historische wereld kenmerkt zich al door te veel napraterij van anderen die het ook niet weten. Blijkbaar verschuilt men zich graag achter een ander, om eigen onkunde of onwetendheid te verbergen. Toegeven van eigen ongelijk ligt voor veel historici erg gevoelig en blijft moeilijk. Die schaamte maken ze bij leven liever niet mee, al weten ze dat het na hun dood toch uit zal komen. Daaruit kun je al concluderen dat ze niet veel verstand van de loop van de geschiedenis hebben. Geschiedenis heeft immers alle tijd. Er zijn meerdere voorbeelden te geven van historici die bij leven een grote naam hadden, maar nu niet meer serieus worden genomen. In de geschiedenis van Nijmegen valt te denken aan vader en zoon Smetius, dr.Holwerda, maar ook aan prof.R.R.Post en B.H.Stolte, twee van de felste opponenten van Albert Delahaye. Zij staan momenteel te boek als niet ter zake kundig. Voor Post en Stolte is dat een dubbele domper. Niet alleen hebben zij hun strijd tegen Delahaye verloren, maar ook worden ze niet meer serieus genomen in eigen kring in Nijmegen. In Het Bronnenboek van Nijmegen worden zij niet eens meer genoemd, zelfs niet geciteerd. Hun argumenten hebben blijkbaar afgedaan. Zo zal het in de toekomst ook hedendaagse historici vergaan, die ondanks alle tegenbewijzen en onmogelijkheden blijven vasthouden aan de traditionele fabels en mythen. Het is overduidelijk dat Nederland tot aan de tijd van de ontginningen één groot moeras- en waddengebied was, totaal ongeschikt voor bewoning. De Romeinen die hier verbleven op een smalle strook langs de Rijn, waren avonturiers en veteranen. Het heeft niets voorgesteld. Voor en na de Romeinse tijd hebben er altijd mensen rondgezworven, maar zijn nooit in de geschiedenisboekjes terecht gekomen. De feitelijke bewoning kwam pas tijdens de ontginningen op gang. Plaatsen die menen een oudere geschiedenis te hebben dan de tiende/elfde eeuw, moeten zich maar eens ernstig verdiepen in die oudste geschiedenis. Zij komen dan snel tot de conclusie dat hun geschiedenis voor het jaar 1000 gebaseerd is op een drassig verhaal op een drassige bodem. Zie Zutphen, Zelhem en Deventer als voorbeelden. Al is de leugen nog zo snel, de waarheid achterhaalt haar wel, is hier ook zeker van toepassing. Toch moeten we de traditionele historici als Bogaers en Haalebos c.s. prijzen dat ze in hun artikelen zo openhartig durven te zijn en zo duidelijk hun twijfel uitspreken over veel zogenaamde zekerheden. Hun artikelen zijn soms oprechte bekentenissen van de onjuistheid en onduidelijkheden die bestaan in de traditionele opvattingen. Over Nijmegen als het Ulpia Noviomagus Municipium Batavorum kunnen we kort zijn, dat gelooft zelfs Haalebos niet meer en daar spreekt ook Bogaers slechts twijfel over uit. En die kunnen toch geen volgelingen van Delahaye genoemd worden. Elke keer dat een traditionele opvatting wordt weerlegd, krijgt Delahaye niet een beetje gelijk, maar heel veel gelijk Zoals men in de rechtspraak kan spreken van gerechtelijke dwalingen (we kennen er de laatste jaren meerdere), zo kan men in de geschiedschrijving spreken van historische dwalingen. En die zijn er genoeg. Enkele voorbeelden zijn de Bataven in de Betuwe, de Noormannen in Nederland, St.Willibrord in Utrecht, St.Bonifatius in Dokkum en Karel de Grote in Nijmegen. Zelfs tot in deze tijd worden eenmaal ingenomen standpunten niet losgelaten, ook al getuigen alle bewijzen van het tegendeel. In Varsseveld gelooft men nog steeds dat daar de Varusslag uit 9 n.Chr. heeft plaatsgevonden.
Enkele opvallende citaten uit de media: |
| Als in een tekst staat "De Noormannen voeren de Seine op, voeren de Oise op en bereikten Noviomagus, waar zij zich een winterkwartier inrichtten." (Annales Vedastini: 890), kun je toch niet blijven volhouden dat het hier over Nijmegen gaat, door te stellen dat de schrijver van deze tekst zich vergist moet hebben met de namen van de rivieren. En dat is nu precies wat gebeurt in historisch Nederland en ook precies hoe prof. Piet Leupen in zijn "Bronnenboek van Nijmegen" enkele zaken benaderd. Niet Piet Leupen heeft zich vergist, maar de schrijver van de tekst zal zich vergist hebben, is de opvatting. Dit argument van 'de schrijver die zich vergist moet hebben' komen we ook bij andere historici tegen, zoal bij B.H.Stolte en D.P.Blok. |

Het ontstaan van de traditionele geschiedenis.