Etenim suborta est etiam nihi cogitatio prudentiores illeos ceteris fuisse philosophos quos Academicos appellant quod de omnibus dubitandum esse consuerant nec aliquid veri ab homine comprehendi posse decreverant.
Want bij mij kwam ook de gedachte op dat die wijsgeren die men academici noemt, verstandiger waren dan de anderen, omdat ze gewend waren aan alle dingen te twijfelen en hadden verordend dat de mens niets van de waarheid kon begrijpen.
Bron: St.Augustinus, Belijdenissen, lib.5, c.10, in CSEL 33, p.106.
Is er in het Groot vertelboek van de geschiedenis sprake van onnozelheid?
Klik op het boek om over de onnozelheid meer te lezen.
Ooit sloeg men de onheilsbodendood, nu zwijgt men ze dood.
Het enige wapen van de traditionalisten tegen de visie van Delahaye was doodzwijgen, en wel oorverdovend!
Het verzwijgen treft men ook in eigen publicaties van historici aan.
Als wetenschap een geloof is geworden, is het niet te bestrijden met feiten.
De eerste stap op weg naar wijsheid is niet mee te doen met de dwaasheden van de meerderheid!
Wetenschap is de wijsheid van voortschrijdend inzicht.
De 7 hoofdzonden van de historische wetenschap:
- ontkenning,
- vaagheid,
- irrelevantie,
- verdraaiingen,
- (ver)zwijgen,
- geen bewijs,
- geen discussie.
Het is opvallend en veelzeggend dat de kritikasters van de opvattingen van Albert Delahaye met hun kritiek niet verder komen dan "hij heeft ongelijk". Ook dat hij een 'tunnelvisie' heeft en niet open zou staan voor tegenargumenten. Maar die zogenaamde tegenargumenten noemen ze niet. Verwijzingen naar eigen studies ook niet. De vraag is of ze ooit al iets gepubliceerd hebben over deze periode. Waarop baseren ze dan hun kennis? Uit schoolboekjes?
Ook willen ze niet in discussie treden om hun gelijk aan te tonen. "We worden het toch nooit eens" hoor je dan. Zij hebben bij voorbaat hun opvatting al klaar. Wie heeft er dan een 'tunnelvisie'? Iemand die open staat voor vernieuwingen of iemand die alles bij het oude wil laten?
Delahaye wordt verweten dat hij aan een eenmaal ingenomen standpunt blijft vasthouden, dat hij vanuit "één correct idee de hele werkelijkheid wil verklaren.".
Wat dan dat ene correcte idee is, heeft hij ook nooit mogen vernemen. "Als zou worden aangetoond dat Delahaye op één onderdeel gelijk heeft, dan wordt zijn hele theorie veel waarschijnlijker", verklaarde Hugenholtz ooit. Daaruit kan dus geconcludeerd worden dat Delahaye er dus een heel waarschijnlijke visie op na houdt.
"Oud nieuws" en "niet waar"
hoorden we bij het debat in de Tweede Kamer op 26 januari 2017 over de Bonnetjesaffaire van de Teevendeal. Maar minister Art van der Steur moest toch aftreden, want het bleek geen oud nieuws en het was terdege wel waar.
"Oud nieuws en niet waar" horen we ook in de kring van historisch Nederland ter verdediging van de tradities en tegen de opvattingen van Delahaye!
Maar ook hier blijkt het om zeer actueel nieuws te gaan en bovendien geheel waar.
Het is niet meer dan vanzelfsprekend dat een wetenschapper met zijn opvattingen naar buiten komt en deze door anderen laat toetsen. Daarbij moet het niet slechts bij een ontkenning blijven, maar moeten de opvattingen met argumenten weerlegd worden. En dat gebeurt dus niet in historisch Nederland. Albert Delahaye wordt verzwegen en genegeerd. Kijk er de literatuurlijsten van hedendaagse historici maar op na: hij wordt niet genoemd.
Door de opvattingen van Albert Delahaye niet te noemen, is het gemakkelijk op je eigen verhaal overeind te houden. Als bekendste voorbeeld mag Luit van der Tuuk dienen. Hij houdt een aardig verhaal over de Noormannen en Dorestad, maar noemt (wijselijk) Albert Delahaye niet in zijn boeken. Dan is het eenvoudig scoren.
De historische wetenschap bestaat behalve uit veel twijfel en onenigheid, ook uit veel naschrijverij en vooral napraterij. Historici schrijven en praten elkaar na, zonder de authentieke bronnen zelf eens kritisch te raadplegen. Er worden van klassieke schrijvers teksten 'geciteerd' die zij nooit geschreven hebben. Als voorbeeld mag het klooster Hohorst bij Amersfoort dienen, welke tekst afkomstig zou zijn van Alpertus Mettensis. Maar Alpertus Mettensis schrijft nergens 'Hohorst'. Dat is een interpretatie van latere schrijvers. Zie verder bij St.Ansfridus.
En dan zijn er ook nog historici die Delahaye verwijten dat hij geen bronnen zou geven. Ja, als je zijn boeken niet leest, ken je ook zijn bronnen niet. In "Vraagstukken in de historische geografie van Nederland" (2 delen) geeft hij liefst 1926 verwijzingen naar bronnen, waarbij hij bij veel verwijzingen meerdere bronnen noemt. Ook in de boeken "De Ware Kijk Op..." (2 delen) geeft hij in totaal liefst 1124 bronnen.
Sinds 1955 hebben historici zich uit alle macht verzet tegen de opvattingen van Albert Delahaye, zonder ooit één strikt en overtuigend bewijs van zijn ongelijk te kunnen leveren. Terwijl de twijfel toenam, ook bij anderen, bleef de historische wereld zich vastklampen aan opvattingen uit de middeleeuwen. Met verdraaiing, ontkenning of verzwijgen van klare feiten probeerde men de traditie en het eigen gezicht te redden.
Ook in onze dagen blijken gevestigde historici, tegen alle feitelijke bewijzen in, nog steeds aan de fabels uit de middeleeuwen vast te houden.
De historici zijn het over één ding eens, namelijk dat ze het oneens zijn met de opvattingen van Delahaye. "We agree to disagree" is hun opvatting.
Als vriend en vijand het ergens over eens zijn, is dat geen bewijs natuurlijk. In de wetenschap tellen niet de meeste stemmen of de vrienden, maar de beste oplossing. Althans, dat zou zo moeten zijn, maar is het al te vaak niet zo. Maar getroost, ook onderling zijn ze het allerminst eens met elkaar, maar daar hoor je ze niet over!
Zo is onlangs nogmaals vastgesteld dat in Utrecht geen enkele Merovingische bewoning is aangetoond. Ook zijn er geen sporen van bewoning uit de Karolingische periode gevonden. Zie Jaarboek Oud Utrecht 2010 (p.8 noot 8 en p.9). Toch blijft men St.Willibrord in een onbewoond gebied plaatsen. Uit correspondentie met Martin de Bruijn en Charlotte Broer, felle verdedigers van de St.Willibrodus-mythe, blijkt dat zij geen discussie over de juistheid van hun opvattingen willen aangaan. De uitspraak "Alleen omdat wij duidelijk van mening verschillen, zien wij geen aanleiding om een discussie aan te gaan", zegt genoeg. Het lijkt mij juist getuigen van echte wetenschap als men in dicussue gaat over juist de punten waar men van mening verschilt. Bij gelijke mening is een discussie zinloos. Op hun eigen website www.broerendebruijn.nl spreken zij veel traditionele opvattingen zelf ook tegen, maar blijven ondanks dat, toch vasthouden aan de verhaaltjes die zij tegenspreken. Het is kenmerkend voor veel historici die zich toegelegd hebben op de Middeleeuwen. Een uitspraak van mevr.Broer: "Zo gaat dat nu eenmaal met verhalen, we maken ervan wat we willen", laat ook aan duidelijkheid niets te wensen over.
Het is wel duidelijk dat de enige reden om de twijfel hardnekkig te blijven ontkennen slechts het toedekken van eigen onwetendheid is geweest. Er staan reputaties op het spel. Het ging allang niet meer over de historische waarheid, maar om eigen prestige en reputatie.
Het is vergelijkbaar met het begrip "conspiracy of silence": het gedrag van een groep wetenschappers (vaak belanghebbend) die gezamenlijk zwijgen over misstanden. Vergelijk het met het verzwijgen van medische missers of het in de doofpot willen houden van het misbruik van kinderen binnen de kerken en sportverenigingen.
De historische wereld is evenmin als de rechterlijke macht (zie de vele gerechterlijke dwalingen) in staat zelfcorrigerend op te treden. Daarom hebben buitenstaanders of klokkenluiders de plicht dat te doen.
Het is onvoorstelbaar dat zelfs gerenomeerde historici blijven vasthouden aan de traditionele opvattingen, terwijl er duizenden bewijzen zijn die deze tradities tegenspreken; erger nog, zij spreken deze vaak ook zelf tegen in eigen publicaties (zie bij Citaten).
Je vraagt je daarom wel eens af waarop zij hun vasthoudendheid baseren. Immers de feiten spreken de traditionele opvattingen radikaal tegen. De historische wetenschap van de traditionalisten bestaat nogal eens uit cirkelredeneringen. Standpunten en opvattingen van een ander worden als eigen argument gebruikt. De meest veelzeggende cirkelredenering staat op het conto van prof.dr. (sic) F.W.N. Hugenholtz die ooit stelde ten aanzien van de vermeende aanwezigheid van een Karolingische palts in Nijmegen: "Maar dat hoeven we toch zeker niet te bewijzen? Daar twijfelt toch niemand aan? Dan is het toch ook zo?"
Wetenschap is geen gemene deler van overeengekomen meningen, maar moet gebaseerd zijn op bewijsbare feiten.
Het slechts herhalen van de traditionele opvattingen zonder verder bewijs is geen wetenschap, maar folklore. Zij die het beoefenen zijn geen historici maar "folklorologen".
"Dat een theorie door anderen als juist erkend wordt, vormt geen bewijs voor haar juistheid".
Albert Delahaye heeft met zijn studie over de geschiedenis in het eerste Millennium een wetenschappelijk prestatie van de eerste orde geleverd. Op zijn vele studiereizen naar Frankrijk heeft hij teksten gevonden, die tevoren in Nederland (en ook in Frankrijk) onbekend bleken. Als archivaris was deze klus hem op het lijf geschreven.
Veel van deze teksten bewijzen zijn gelijk.
Dat Albert Delahaye onder de "gevestigde historici" veel tegenstanders vindt, is wel te verklaren. Immers Delahaye ging tegen de gevestigde orde in en ontdekte wat deze historici hadden moeten ontdekken, namelijk dat de geschiedenis van de Lage Landen (les Pays-Bas in het eerste millennium vol tegenstrijdigheden en onwaarheden zit en zich nooit zo voorgedaan kan hebben.
De historici hebben zich niet op de juiste wetenschappelijk manier opgesteld. Hoewel zij zich er wel degelijk van bewust zijn, dat Delahaye gelijk heeft, hebben zij hem echter van het begin af aan (1955) belachelijk gemaakt en hem beledigend behandeld. Daarna konden en durfden zij natuurlijk niet terug. Ze moesten blijven lachen, spotten en honen en vooral Delahaye uit de weg blijven gaan, om niet in het openbaar hun ongelijk te moeten erkennen.
Delahaye kan met recht de Galilei Galileo van de geschiedenis genoemd worden. Ook Galileo ging tegen de gevestigde opvattingen in en kwam in conflict met de tradities van de Kerk van Rome. Het deed de wetenschap toen ook op haar grondvesten schudden. We weten nu dat Gallileo wel degelijk gelijk had. De zon draait immers niet om de aarde, maar de aarde draait om de zon. Het is dus anders dan je zelf ziet. Datzelfde geldt ook voor de visie van Albert Delahaye, het is anders dan je zelf ziet. Wij weten nu dat ook Delahaye gelijk heeft.
"We hopen dat dit interessante boek de belangstelling krijgt van iedereen, die iets voelt voor vaderlandse geschiedenis, vooral omdat in dit wetenschappelijk werk een betoog over een belangrijke kwestie wordt gebracht op een frisse en begrijpelijke wijze. Dat komt niet veel voor in de wetenschappelijke wereld". aldus een reactie van K.Slootmans op het boek van Albert Delahaye "Het mysterie van de keizer Karelstad".
Geen enkele zichzelf respecterende historicus durft nog te beweren dat Nijmegen het Noviomagus van Karel de Grote was. In Nijmegen is van zijn aanwezigheid ook nooit iets teruggevonden, nog tekstueel, noch archeologisch. Laat zij die tegen beter weten in vasthouden aan de oude mythen uit de middeleeuwen, eens met de bewijzen komen. In Nijmegen heeft de Radbouduniversiteit een poging gewaagd, die leidde tot de uitgave van het Bronnenboek. Het werd een jammerlijke mislukking voor Karolingisch Nijmegen, maar een eclatant succes voor Albert Delahaye.
Wetenschappers die over historische zaken moeten oordelen, blijken de voornaamste regels van historisch onderzoek met voeten te treden. Zij verwerpen het bestaan van twijfel over eenmaal ingenomen standpunten, en blijven zonder nader onderzoek de oude verhaaltjes herhalen.
In de psychologie heet dit verschijnsel 'fixed mindset'. Eenmaal aangenomen gedachten zijn niet te veranderen, wat men ook probeert.
Nu wordt dat ook Delahaye en zijn navolgers verweten en feitelijk is dat ook zo. Maar Delahaye voert argumenten aan waarop hij zijn 'mindset' heeft gefixeerd. En op die argumenten gaat men niet in met overtuigende bewijzen, wat men bij een wetenschsappelijke discussie zou mogen verwachten.
Het wetenschappelijk niveau kan dan ook beter aangeduid worden met de term folklore.
Blijkbaar hebben deze zich historicus noemende personen nooit zelf enig bronnenonderzoek gedaan naar waarheid en mythe. Dat blijkt al door de geschriften van prof.R.Post (zie daar) en prof.P.Leupen (zie daar), die het onderzoek door studenten lieten doen. En dan gaat het hopeloos fout, wat wel blijkt uit de blunders zoals aangegeven in 'De Bisschop van Nijmegen', die een bisschop van Noyon bleek te zijn (zie daar). Zij zouden zelf na bestudering van enkele teksten al ontdekt hebben dat de traditionele opvattingen niet kloppen. Waar in Friesland stroomt de Rijn? Ja, als je Friesland maar over half Nederland uitsmeert, lijkt het wel te kloppen. En ligt Wijk bij Duurstede aan zee? Dan is het niet Dorestad dat immers aan zee lag!
Zo zijn er honderden vragen te stellen die de traditonalisten niet kunnen beantwoorden en dan ook steevast verzwijgen. Zie voor veel vragen het hoofdstuk met stellingen waarin er een aantal zijn opgesomd.
Historici in Nederland herhalen nog steeds de traditionele geschiedenis, zonder in te gaan op argumenten die haar tegenspreken. Naschrijverij en napraterij van eenmaal gemaakte fouten is tot systeem geworden. Nieuwe denkbeelden worden bij voorbaat weggehoond of belachelijk gemaakt. De kritische onderzoeker wordt als onwetenschappelijk betiteld.
Wetenschap is geen grote zelfgenoegzaamheid van "eigen" inzichten. Wetenschap is discussie, met name over zaken waarover men het niet eens is.
De belangrijkste opponenten van Delahaye, allen professor docter, krijgen een eigen hoofdstuk. Juist om aan te geven wat hun argumenten en hun denkwijzen zijn geweest, waarmee zij het ongelijk van Delahaye wilden aantonen. Het zijn:
F.W.N.Hugenholtz
J.E.Bogaers
D.P.Blok
W.A. van Es
P.Leupen
W.Willems
R.R. Post
B.H. Stolte
H.Halbertsma
M.Gysseling
H.P.H.Camps
A-J.A.Bijsterveld
A.P.G.Spamer
A. van Hooff
L.v.d.Tuuk
Stijn Heeren
Jan Verhagen
We geven van elk van deze opponenten van Albert Delahaye korte informatie, vooral om aan te geven op welke wijze zij wetenschap bedreven en met welk argumenten ze de bevindingen van Delahaye bestreden.
Daarnaast wordt een apart hoofdstuk gewijd aan A.W.Byvanck, in de jaren 40 en 50 van de vorige eeuw de nestor van Romeins Nederland.
Aan de wieg van Romeins Nederland stond A.W.Byvanck die als eerste een uitvoerige en alles omvattende studie publiceert in de jaren 1943-1944. Op veel punten stelt hij dezelfde vragen als Albert Delahaye. In zijn boeken "Nederland in den Romeinschen Tijd" komt hij er vaak niet goed uit en geeft hij soms aan de tot dan toe gehanteerde traditionele geschiedenis een verrassende draai.
De traditionele historici verdedigen hun opvattingen vaak met dezelfde misverstanden waardoor deze ooit ontstonden.
De simpele waarheid blijkt rijker dan al die gouden leugens!
Als je vernieuwing wil moet je rebels zijn en niet doen wat allemaal al eens gedaan is.
Wetenschap bestaat uit nieuw onderzoek en nieuwe standpunten en niet uit slechts herhalen wat allemaal al eens gezegd of gedaan is.
"Kritiek is een goede wetenschappelijke eigenschap" (Wubbo Ockels).
"De grootste vijand van de waarheid is het onbedachtzame respect voor autoriteiten" (Albert Einstein).
De wereld wordt vormgegeven door doorzetters die tegen de stroom in zwemmen.
"De samenzwering van het stilzwijgen en de spot, werd tot scheldpartij zonder niveau. Wordt daarmee de kwalijk verbeten onmacht geïllustreerd?" (Citaat uit maandblad West Magazine van maart 1982).
Het is te hopen dat historici op eigen publicaties eens net zo kritisch worden als ze op de publicaties van Albert Delahaye zijn.
|
Weliswaar lijken veel opvattingen van Albert Delahaye in de loop der jaren in ongenade gevallen te zijn, maar de drie die onze geschiedkundigen het diepst hebben geschokt staan nog altijd strak overeind. Het zijn de stellingen dat Karel de Grote geen paleis in Nijmegen had, dat de zetel van Willibrord niet in Utrecht stond en dat Bonifatius niet in Dokkum is vermoord. Dat een overweldigend deel van de Nederlanders nog steeds in de traditionele mythen gelooft is logisch, want wie durft er te twijfelen aan de mening van de universiteiten?
In de gehele geschiedenis van Nederland wemelt het van geschriften van kamergeleerdheid, die zich zo hebben geconsolideerd dat er nauwelijks aan getwijfeld wordt. Ze zijn echter zo in flagrante tegenspraak met wat de klassieke bronnen ons vertellen, dat men zich in gemoede moet afvragen welke verblindheid in de historische wetenschap is toegeslagen en men absurditeiten niet eens meer zag. Als voorbeeld kan de geschiedenis van de Saksen dienen (zie daar).

Een eerste spelregel van de wetenschap die verlangt dat de ontwerper van een afwijkend theoretisch kader aantoont waarom de algemeen aanvaarde uitgangspunten verworpen dienen te worden; vervolgens omdat het ongelijk van de één nog niet het gelijk van de ander bewijst, waarom de voorgestelde uitgangspunten te verkiezen zijn. (Bron: Spiegel Historiael, nr. 6 juni 1991).
Dat nu is precies wat Albert Delahaye in al zijn boeken duidelijk gedaan heeft.
Uit Elseviers Weekblad van 3 januari 1981.

| |
Als we nu eens zouden beginnen met een onderzoek naar alle twijfel en onmogelijkheden uitgesproken, beschreven of onderzocht door anderen dan Albert Delahaye, dan blijft er van de traditionele geschiedenis al niets meer over. De historische wereld wil die discussie niet aan, omdat dan pijnlijk duidelijk wordt dat men de feiten niet kent. Men baseert de kennis nog steeds op achterhaalde opvattingen uit de 16e en 17e eeuw.
Een jonge archivaris -dat was Delahaye in 1946- met een baan in Nijmegen. Daar, in het hol van de leeuw, kreeg hij het vermoeden dat er iets grondig mis was met de algemeen aanvaarde geschiedenis van deze stad. Hoe komt het dat er in Nijmegen niets te vinden is van de vroegere pfaltz op het Valkhof, waar Karel de Grote zou hebben gewoond, vroeg hij zich af? Zou Nijmegen wel écht de Keizerstad zijn? Wat een vraag! Die stel je niet hardop, zeker niet in Nijmegen.
Maar hij kreeg gelijk! De Karolingische geschiedenis in Nijmegen bleek aangenomen te zijn, nog nooit was er iets met feiten aangetoond. Overigens is dat tot heden nog zo en is nog steeds niets bewezen van de aangenomen geschiedenis, wat enkele Nijmeegse historici ook mogen beweren!
Het duurde tien jaar eer Delahaye zo zeker was van zijn vermoedens dat hij er over ging publiceren. De burcht van keizer Karel met de naam Noviomagus had niet in Nijmegen, maar in Noyon gestaan. En dat niet alleen. De visie van Delahaye betekende, dat vijf eeuwen en zelfs meer van onze geschiedenis zich niet hier, maar in noord-Frankrijk heeft voorgedaan: Een groot deel van ons huidige Nederland lag toen onder water en was een sompig moeras- en waddengebied. Daar was bewoning onmogelijk.
Misschien ligt u er niet wakker van, maar dat ligt wel even anders voor de hooggeleerden heren historici. Hadden die niet eerder dan een stadsarchivaris zo'n historische ontsporing moeten achterhalen? Als Delahaye gelijk heeft gaat het immers niet om een verkeerd jaartal of een verkeerde plaats. Wat de later Westbrabantse streekarchivaris (weggepest in Nijmegen!, met intimidate en kleineren: een typisch voorbeeld van 'grensoverschrijdend gedrag op de werkvloer' zoals het momenteel heet) had voorzien gebeurde al snel. Historici die een naam hadden te verliezen lachten aanvankelijk maar wat, werden daarna giftig en verklaarden dat Delahaye onzin verkocht en vervolgens werd hij door hen voor gek verklaard. Er werd niet ingegaan op zijn argumenten, maar op de man gespeeld. Een opmerking van een der hooggeleerden als: "Het niveau is me te laag om voort te discussiëren", is veelzeggend genoeg.
Eén man tegenover een aanmerkelijk deel van de wetenschappelijke wereld, dat is een ongelijke strijd. Om dat vol te houden is moed nodig. Delahaye had die moed. Met de wind vol op kop heeft hij zijn bevindingen gepubliceerd en blijven nu voor de wetenschap bewaard. Hopelijk komt die wetenschap er nog eens aan toe zijn bronnenonderzoek te bestuderen en er gefundeerd op te reageren.
Wat er om die man gebeurd is, ruim 30 jaar lang, is een misselijkmakend en een onbegrijpelijk monument van menselijke kleinheid van de wetenschap.
Dit hoofdstuk schets een beeld van die misselijkmakende kleinheid van de verschillende historici en archeologen, die en dat is het toppunt, hem op meer dan één punt gelijk hebben moeten geven.
"Als Delahaye op maar één punt gelijk heeft, wordt zijn visie veel aannemelijker" stelde Hugenholtz eens. Nou, Delahaye heeft niet slechts op één punt gelijk gekregen, maar op honderden punten.
"De opvattingen van Delahaye zijn omstreden".

Impressie van Het Klejo Debat (zie afbeelding hierboven) met vanaf links de professoren Van Es en Hugenholtz, Albert Delahaye, voorzitter van het debat Gustaaf Stuiveling en de professoren Blok en Stolte. (Foto afkomstig van een video-opname).
In zijn boek 'Holle Boomstammen' heeft Albert Delahaye zijn commentaar op dit debat gegeven.
Voor Delahaye was het een eclatant succes, aangezien het verweer van de professoren beperkt bleef tot 'zijn opvattingen zijn omstreden'.
Interessant bij dit debat is waarom Jules Bogaers er niet bij was. Is hij niet gevraagd? Heeft hij ervan afgezien omdat het zijn vakgebied niet was? Of wist hij als geen ander dat Delahaye zijn opvattingen in enkele bewoordingen van tafel kon vegen? Bogaers meende dat hij verstand had van de Romeinse geschiedenis. Zijn bijdrage in Het Bronnenboek van Nijmegen moesten dat duidelijk maken. Helaas, dat Bronnenboek is een volledig deceptie gebleken.
Is het ook niet opvallend, dat juist Hugenholtz, Van Es en Blok hun medewerking aan dat Bronnenboek niet verleenden of zich ervan distantieerden? (Stolte heeft er al helemaal geen bijdrage aan geleverd. Zijn naam ontbreekt zelfs in de literatuuropgave).
Daarmee vielen alle deelnemers aan dit debat van hun voetstuk en erkenden zij het gelijk van Delahaye!
"Uiteraard zijn de opvattingen van Delahaye omstreden", net zoals de opvattingen van Charles Darwin en Galileo Galilei in hun tijd ook omstreden waren.

Het zijn vooral de behoudende historici die dit roepen. Maar zij kennen hun eigen vakgebied niet, want er werd al veel eerder getwijfeld aan veel historische 'zekerheden'. Zij ontwijken ook elke discussie en noemen het dan ook "zinloze discussies". Zij ervaren de discussie als zinloos omdat ze geen gelijk krijgen, maar ook hun gelijk niet kunnen aantonen. Zij blijven zich vasthouden aan wat anderen in het verleden voor waarheid hielden. Nu blijkt dat ze hun eigen standpunten niet kunnen bewijzen, is hun verdediging dat ze vooral niet in discussie gaan. Dan hoeven ze ook geen bewijzen van hun gelijk op te voeren. Immers als Delahaye ook maar op één punt gelijk zou hebben, staat hun reputatie op het spel.
En het meest schokkend is 'dat zij weten dat Delahaye gelijk heeft'. Alleen zullen zij dat nooit toegeven. Hun reputaties staan op het spel! Maar hun eigen publicaties spreken wat dat betreft boekdelen. Bij een herziene druk verdwijnen enkele passages stilzwijgend. En dat zal alleen degene opvallen die beide drukken naast elkaar legt en zo tot onthutsende ontdekkingen komt. Het waarom van het weglaten laat zich raden, maar is het gevolg van de studie van Albert Delahaye. Let maar op de jaartallen van uitgave. Een schoolvoorbeeld van zo'n verschil zien we in de 'HANDLEIDING VOOR DE BEOEFENING VAN LOKALE EN REGIONALE GESCHIEDENIS' van prof.dr.W.Jappe Alberts en A.G.van der Steur. Daarin verdwijnen Tacitus, de Bataven, Julius Caesar, Liudger, Lebuinus, Wiro, Plechelmus en Odgerus uit de herziene uitgave. Waarom ze weggelaten zijn is wel duidelijk: ze horen niet bij de geschiedenis van Nederland, wat hier dus volmondig wordt erkend en toegegeven. Klik hier voor de teksten.
"Kennelijk is de wereld van de professionele belangen nog zo actief dat zwijgen en verzwijgen als wapen wordt gehanteerd. Voor zolang dat nog duurt tenminste."
"De gevestigde historici zullen de opvattingen van Delahaye net zo moeten weerleggen, als hij deed met de traditionele geschiedenis. Zij zullen in een net zo gedetailleerde studie verder en dieper moeten gaan dan de gesubsidieerde historische wetenschap tot nu toe liet zien. Het slechts ontkennen en verzwijgen is niet genoeg. Het toont slechts hun zwakte aan."
Welke traditie?
Door tegenstanders van Albert Delahaye wordt steeds geschermd met de traditie die uit vaststaande feiten zou bestaan. Niets is minder waar. Dè traditie bestaat niet. Veel opvattingen die onder de traditie worden begrepen, bestaan pas sinds de jaren 50 en 60 van de vorige eeuw. En veel daarvan staat nog steeds ter discussie, zoals de Romeinse plaatsen langs de Rijn. Bij het gebruik van het argument 'traditie' is de vraag; "Welke traditie of wiens traditie?" Want daarover bestaan al grote verschillen.
Zie kader hiernaast rechts: Hugenholtz had bronnen nagetrokken en concludeerde dat Delahaye daar wel erg losjes uit had geciteerd. En dat zegt Hugenholtz die stelde dat Delahaye er flink naast zat omdat Alpertus Mettensis (11e eeuw) Vahalis geschreven had en dat dit onweerlegbaar de Waal was. Kennelijk citeerde Hugenholtz uit zijn hoofd, wat voor een mediaevist het gevaar van een enorme blunder in kan houden en wat hier dus ook gebeurde. Bij het naslaan van wat Alpertus Mettensis werkelijk schreef bleek dat hij Wal had geschreven en niet Vahalis. Enige excuses voor dit vals citaat, waardoor half Nederland weer op het verkeerde been werd gezet, was er later niet bij. Wie heeft het hier over 'losjes citeren'? En was het niet Hugenholtz die er af en toe in interviews infantiele opmerkingen uitsloeg, zoals zijn bewering dat Karel de Grote alleen 'een houten boerderijtje' in Nijmegen had gehad, en zijn onsterfelijke mop dat de Noormannen na hun bezoeken aan Nederland 'alle sporen van hun aanwezigheid hadden opgeruimd'. En moest Hugenholtz niet toegeven, al was het mokkend, dat er wel degelijk verwarring tussen Noyon en Nijmegen bestond. In een interview met Charles Groenhuijsen in de Volkskrant van 6 okt.1979 zei Hugenholtz: "Ik kan van de theorieën van Delahaye niet bewijzen dat hij ongelijk heeft. Als zou worden aangetoond dat Delahaye op één onderdeel gelijk heeft, dan wordt zijn hele theorie veel waarschijnlijker." Hij voegde er nog gespeeld zelfverzekerd aan toe: "Nou, als het ooit bewezen wordt wat Delahaye beweert- maar ik zie het nog niet gebeuren”, “maar als ’t ooit bewezen wordt, dan moeten we met z’n allen eens hard lachen en opnieuw beginnen”. De tijd voor het lachen, dat Hugenholtz ondanks zijn zelfverzekerdheid toch als een mogelijkheid erkende en ook zag aankomen, is aangebroken. Lees meer over Hugenholtz.
Van Es zou Delahaye de oren hebben gewassen over Dorestad. Maar was het Van Es zelf niet die in Spiegel Historiael, speciaalnummer over Dorestad, op blz. 109 toegegeven heeft dat er in Wijk bij Duurstede geen enkel archeologisch bewijs is gevonden voor de determinatie Dorestadum. Lees meer over Van Es en over Dorestad.
Wij gaan wetenschappelijk te werk, is de algemene teneur van de professoren. Wat zij onder 'wetenschappelijk' verstaan bewijzen zij met Het Bronnenboek van Nijmegen.
Het is onbegrijpelijk dat zich historicus noemende personen blijven vasthouden aan de vermeende traditionele geschiedenis van Nederland in het eerste millennium. Hoewel onbegrijpelijk? Het is helaas zéér begrijpelijk! Want zolang ze blijven vasthouden aan de vermeende 'zekerheden' hoeven ze ook geen discussie aan te gaan. Immers bij elke discussie zou meteen blijken dat deze historici onkundig zijn en dat ze de feiten die ze bij Delahaye tegenspreken niet eens kennen. Ze blijken de klassieke bronnen niet te kennen of citeren daar alleen de details uit die hun gelijk menen te bevestigen. Dat is ook de rede dat ze elke discussie uit de weg gaan. Ze hebben gewoon geen weerwoord en dat weten ze maar al te goed! Vandaar ook dat ze ook geen "zinloze discussies" willen voeren. Ze verbergen zich achter deze dooddoener, bang om door de mand te vallen als er eens een echte discussie plaats zou vinden.

Iedereen die zich ook maar een beetje verdiept in de feiten komt al snel tot de conclusie dat van de geschiedenis van Nederland in het eerste millennium veel onjuist is. De archeologie toont dat steeds aan. Er wordt nauwelijks iets gevonden op de plaatsen waar de geschiedenis geplaatst wordt, laat staan uit de beoogde tijd. Steeds proberen de historici hun gelijk te bewijzen met teksten en archeologische vondsten uit het tweede millennium en doorzien ze hun eigen achterwaartse redenaties niet.
Het grootste probleem ten aanzien van de geschiedenis in het eerste Millennium, is niet geweest het vinden van bewijzen die de traditionele geschiedenis tegenspreken, maar het bestrijden van de vooringenomenheid en verbolgenheid van de traditionele historici die meenden alles beter te weten.
Delahaye wil niet luisterten. is ook een veel gehoorde klacht van de traditionele historici. Als 'luisteren' betekent 'gehoorzamen' dan is dat inderdaad het geval. Delahaye volgt namelijk niet klakkeloos wat de geleerde heren (= zij die ervoor geleerd hebben: eertijds slechts van het mannelijk geslacht) beweren, maar onderzoekt zelf de bronnen. Maar deze 'klacht' snijdt feitelijk geen hout, want Delahaye luistert goed, zelfs heel goed! En vooral naar de argumenten van zijn opponenten. En daarin vindt hij geen enkel bewijs om te twijfelen aan zijn eigen onderzoek en uitkomsten. Zo heeft hij duizenden keren de boeken van Gysseling en Blok geraadpleegd, niet om die klakkeloos te volgen, maar om hun argumentatie te lezen. En dan valt het nogsl tegen. Zie bij Gysseling en bij Blok.
Als men bij de traditionele historici om een toelichting vraagt over hun opvattingen, dan krijgt men vaak niet eens antwoord, zoals ik zelf regelmatig mag ervaren. Op emails wordt niet gereageerd, vragen blijven onbeantwoord. Weet men het niet? Heeft men geen weerwoord op kritische vragen? En als er eens een reactie komt luidt deze doorgaans "Wij kunnen U toch niet overtuigen" of "Wij worden het toch nooit eens". Dat is een andere manier om te zeggen: "Wij hebben geen argumenten om Uw ongelijk en ons gelijk aan te tonen". En zo vermijdt men elke keer weer de zo gewenste discussie.
De hierboven bedoelde geleerde heren luisteren ook niet naar elkaar en vermijden blijkbaar ook onderling de discussie. Blijkbaar lezen deze historici ook elkaars werk niet. Anders zouden zij heel anders oordelen over het werk van Delahaye. Zij weten blijkbaar niet dat zelfs behoudende historici als Bogaers, Post, Stolte, Leupen, Hugenholtz, Van Es, Blok, Gysseling e.a. het vaak onderling oneens zijn. De geschiedenis in het eerste millennium vanaf de Romeinse tijd staat ook bij hen steeds ter discussie, al erkennen zij dat niet. Over veel kernzaken is men het onderling oneens. Hoe kan het anders dat men voor het Romeinse Castra Herculis (zie daar) op de Peutingerkaart tot wel 25 verschillende locaties kan komen?
Het is opmerkelijk dat, hoewel de ene na de andere traditionele opvatting wordt weerlegd, de zich deskundig noemende historici toch krampachtig blijven vasthouden aan de traditie waarvan ze ook zelf aantonen of waarvan aangetoond werd dat die vals is. Traditie kan ook nooit een argument zijn, zeker als die traditie nog geen halve eeuw bestaat. De historische wereld kenmerkt zich al door te veel napraterij van anderen die het ook niet weten. Blijkbaar verschuilt men zich graag achter een ander, om eigen onkunde of onwetendheid te verbergen.
Toegeven van eigen ongelijk ligt voor veel historici erg gevoelig en blijft moelijk. Die schaamte maken ze bij leven liever niet mee, al weten ze dat het na hun dood toch uit zal komen. Daaruit kun je al concluderen dat ze niet veel verstand van de loop van de geschiedenis hebben. Geschiedenis heeft immers alle tijd. Er zijn meerdere voorbeelden te geven van historici die bij leven een grote naam hadden, maar nu niet meer serieus worden genomen. In de geschiedenis van Nijmegen valt te denken aan vader en zoon Smetius, dr.Holwerda, maar ook aan prof.R.R.Post en B.H.Stolte, twee van de felste opponenten van Albert Delahaye. Zij staan momenteel te boek als niet ter zake kundig. Voor Post en Stolte is dat een dubbele domper. Niet alleen hebben zij hun strijd tegen Delahaye verloren, maar ook worden ze niet meer serieus genomen in eigen kring in Nijmegen. In Het Bronnenboek van Nijmegen worden zij niet eens meer genoemd, zelfs niet geciteerd. Hun argumenten hebben blijkbaar afgedaan.
Zo zal het in de toekomst ook hedendaagse historici vergaan, die ondanks alle tegenbewijzen en onmogelijkheden blijven vasthouden aan de traditionele fabels en mythen.
Het is overduidelijk dat Nederland tot aan de tijd van de ontginningen één groot moeras- en waddengebied was, totaal ongeschikt voor bewoning. De Romeinen die hier verbleven op een smalle strook langs de Rijn, waren avonturiers en veteranen. Het heeft niets voorgesteld. Voor en na de Romeinse tijd hebben er altjd mensen rondgezworven, maar zijn nooit in de geschiedenisboekjes terecht gekomen. De feitelijke bewoning kwam pas tijdens de ontginningen op gang. Plaatsen die menen een oudere geschiedenis te hebben dan de tiende/elfde eeuw, moeten zich maar eens ernstig verdiepen in die oudste geschiedenis. Zij komen dan snel tot de conclusie dat hun geschiedenis voor het jaar 1000 gebaseerd is op een drassig verhaal op een drassige bodem. Zie Zutphen, Zelhem en Deventer als voorbeelden.
Al is de leugen nog zo snel, de waarheid achterhaalt haar wel, is hier ook zeker van toepassing.
Toch moeten we de traditionele historici als Bogaers en Haalebos c.s. prijzen dat ze in hun artikelen zo openhartig durven te zijn en zo duidelijk hun twijfel uitspreken over veel zogenaamde zekerheden. Hun artikelen zijn soms oprechte bekentenissen van de onjuistheid en onduidelijkheden die bestaan in de traditionele opvattingen. Over Nijmegen als het Ulpia Noviomagus Municipium Batavorum kunnen we kort zijn, dat gelooft zelfs Haalebos niet meer en daar spreekt ook Bogaers slechts twijfel over uit. En die kunnen toch geen volgelingen van Delahaye genoemd worden.
Elke keer dat een tradionele opvatting wordt weerlegd, krijgt Delahaye niet een beetje gelijk, maar heel veel gelijk
Zoals men in de rechtspraak kan spreken van gerechterlijke dwalingen (we kennen er de laatste jaren meerdere), zo kan men in de geschiedschrijving spreken van historische dwalingen. En die zijn er genoeg. Enkele voorbeelden zijn de Bataven in de Betuwe, de Noormannen in Nederland, St.Willibrord in Utrecht, St.Bonifatius in Dokkum en Karel de Grote in Nijmegen. Zelfs tot in deze tijd worden eenmaal ingenomen standpunten niet losgelaten, ook al getuigen alle bewijzen van het tegendeel. In Varsseveld gelooft men nog steeds dat daar de Varusslag uit 9 n.Chr. heeft plaatsgevonden.
Maar geloof is niet te bestrijden met feiten.
Enkele opvallende citaten uit de media:
"Verkokerde vakgebieden."
"Archeologen, classici en historici pompen verouderde kennis rond".
(Archeobrief, maart 2011.)
"Hysterie of Historie! Waar gaat het om?"
"Tradities worden vaak het felst verdedigd door hen, die er het minst over weten".
(Clint Twist) Vaak blijkt hysterie de leidraad in de zoektocht naar de historie!
"Ook al zijn alle geleerden het met elkaar eens, dan hoeven ze nog geen gelijk te hebben".
(Bertrand Russel)
"Wetenschap kent paradigma's, door velen gedeelde uitgangspunten. Wat daarbuiten valt , is not done en taboe in de zin dat je er beter niet over kunt beginnen".
(prof.J.v.d.Broek)
"Nieuwe meningen worden altijd met argwaan bejegend en stuiten gewoonlijk op verzet, om geen andere reden dan dat ze nog geen ingang hebben gevonden".
(John Locke)
"Het boek van Delahaye is ongemeen boeiende lectuur. Dat zullen ook zijn felste tegenstanders moeten toegeven, al ergeren zij zich aan de strijdlustige toon waarin het geschreven is".
(Dagblad De Stem, 21 mei 1966).
Er was geen twijfel.....
Prof.dr.F.W.N.Hugenholtz en prof.dr.B.H.Stolte hebben op hun "professioneel gezag" het boek "Vraagstukken in de historische geografie van Nederland" (2 delen, 1965/1966) zo grondig weggehoond, dat niemand het boek daarna nog serieus nam. Het was ook een te schokkende opvatting waar Delahaye mee kwam.
Dat kon gewoon niet waar zijn en als twee geleerde professoren dat nog eens nadrukkelijk zeggen, dan is het ook niet waar. Zelfs de titel van het boek werd niet serieus genomen. Er waren immers helemaal geen "vraagstukken". In de universiteitsbibliotheek werd het boek op gezag van Hugenholtz verboden. Het is tekenend. Een student die er eens kritische vragen over stelde, werd geadviseerd 'dat hij beter kon stoppen met zijn studie geschiedenis' (volgens een brief van de betreffende student, in ons bezit). Zo werkt dat in historisch Nederland!

Dit hoofdstuk is vooral bedoeld om de lezer de methodiek en de bewijsvoering van de gevestigde historici duidelijk te maken. Vanaf het eerste begin in 1955 is Albert Delahaye op alle mogelijke manieren tegengewerkt, waarbij de gevestigde historici beledigingen, hoon, laster en het belachelijk maken als verweer inzetten. Degene die het met Delahaye eens waren zwegen in alle talen, uit angst dat ook hen de hoon zou treffen. In plaats van respect voor zijn werk te krijgen, is hij tot "dorpsgek" van historisch Nederland verklaard. Door de "gevestigde orde" is Delahaye zelfs "vogelvrij" verklaard in de wereld van historici, archivarissen en archeologen. Dat heeft er toe geleid dat men zijn werk niet meer serieus nam en anderen het in navolging van enkele geleerde heren, het reeds tevoren veroordeelden en afwezen. Nog steeds komt men in allerlei publicaties en op internet tegen dat het werk van Delahaye "omstreden" is. Inderdaad is het zo dat over de standpunten van Delahaye nog steeds verschil van mening bestaat en deze niet door iedereen worden gedeeld. Maar daarom zijn ze bij voorbaat niet onjuist.
De studie van Albert Delahaye is ongekend en ongeëvenaard, ook voor historisch Nederland. Zijn werk verdient respect en alle bewondering, wat mag blijken uit de enorme omvang en de hoeveelheid door hem gevonden en gehanteerde bronnen. Bronnen waarvan de gevestigde historici het bestaan niet eens geweten hebben (hoe deskundig ben je dan?) en waardoor ze alleen daarom al (nog afgezien van de inhoud van die bronnen) nu vooral zwijgen.
Dat de betrokken hoogleraren in de geschiedenis van Nederland de door Albert Delahaye opgespoorde mystificatie niet ontdekt hebben, is hen niet geheel kwalijk te nemen: zij waren te zeer doordrongen van wat 'geloofwaardige' geschiedschrijvers van vorige eeuwen hadden verhaald. Wat men deze wetenschappers wel kwalijk kan nemen is hun hoongelach, spot en belachelijk maken van de ontdekkingen van Delahaye en zelfs zijn integriteit. Het getuigt van een onwetenschappelijke opstelling. Wetenschap dient juist open te staan voor afwijkende standpunten en alles wat tot uitbreiding van kennis van hun onderwerp kan of zou kunnen bijdragen. Een professionele wetenschapper wijst een afwijkende mening niet bij voorbaat af, maar onderzoekt juist die afwijkende standpunten op inhoud en argumentatie.
Er is in het verleden heel wat 'leugenachtige taal' geschreven door Middeleeuwse fabelschrijvers. Het zijn 'uyt de lucht gheraapte verhalen die zij vertolken' schreef Scriverus al in 1636.
Veel historici hebben zich tegen beter weten in aangesloten bij de club van fabelschrijvers. Slechts occasioneel volgde een onderzoek naar het 'hoe betrouwbaar' het geschrevene was. En hier zit uiteraard het scharnierpunt, omdat dit valt onder de hogere zelfkritiek.
De tegenstanders van Delahaye noemen zijn opvattingen omstreden. "Delahaye hoeft niet wetenschappelijk te werk te gaan", aldus dr.P.Leupen in een interview in De Gelderlander. "De opvattingen van Delahaye worden wetenschappelijk nergens ondersteund. Wij gaan uit van nauwkeurig onderzoek en gefundeerde bewijsvoering", aldus dr.P.Leupen, de auteur van het Bronnenboek van Nijmegen (zie aldaar). We hebben gezien bij "Het Bronnenboek van Nijmegen" wat hij onder wetenschappelijk verstaat.
Ook al zijn deze opmerkingen van Leupen ver bezijden de waarheid, er zijn immers veel historici die (zij het deels) tot dezelfde conclusie komen (zie bij Citaten, vormen deze opmerkingen het ultieme bewijs dat de historische wetenschap slechts bestaat bij de gratie van naschrijverij. Nieuwe of afwijkende opvattingen worden niet geaccepteerd. Wetenschap bestaat volgens Piet Leupen (auteur van het Bronnenboek van Nijmegen) slechts uit het herhalen van wat eerder beweerd en geschreven is.
Dat de opvattingen van Delahaye wetenschappelijk nergens worden ondersteund, is een ontkenning van de klare feiten en een bevestiging van bovenstaande dat historisch geschoolden hun eigen vakgebied niet kennen. Er zijn vele publicaties die de opvattingen van Delahaye bevestigen. Zie bij Citaten de hele lijst historici, die de opvattingen van Delahaye met eigen uitspraken, studies of onderzoek onderschrijven. In het hoofdstuk het gelijk vinden we meer voorbeelden dat Albert Delahaye wel degelijk het gelijk aan zijn zijde heeft.
Leupen vindt "wetenschappelijke ondersteuning" voorwaarde voor de juistheid van opvattingen. Wat is wetenschappelijke ondersteuning? Dat andere wetenschappers het ermee eens zijn? Maar stonden Einstein, Darwin en Gallilei ook niet alleen in hun opvattingen? 'Ook al zijn alle geleerden het met elkaar eens, dan hoeven ze nog geen gelijk te hebben' was niet voor niets een hierboven genoemd citaat. Juist het nieuwe en oorspronkelijke in de opvattingen van Delahaye getuigt van wetenschap. Leupen hoeft inderdaad niet wetenschappelijk te werk te gaan, omdat zijn bewijsvoering bestaat uit het herhalen van oude opvattingen, inclusief onderdelen die reeds lang weerlegd zijn (ook door Leupen zelf!!!). De "naschrijverij" onder historici heeft niets met wetenschap te maken. Wetenschap is vanuit hernieuwd onderzoek tot nieuwe inzichten komen. Niet het blijven herhalen van de oude fouten, waarvan reeds lang is aangetoond dat deze verkeerd zijn.
Vanaf het begin zal alles opnieuw en zonder vooringenomenheid geïnventariseerd moeten worden, zonder uit te gaan van oude opvattingen en die als zekerheden te blijven beschouwen. En dan moeten we terug naar de "Bello Gallico" van Julius Caesar, waarin hij zowel de Renus als het eiland der Bataven uit eigen waarneming beschrijft. Nu eenmaal vaststaat dat Caesar nooit in België en dan al helemaal niet in Nederland is geweest, zal alles wat van deze foutieve veronderstelling was afgeleid, herzien moeten worden. Dat is de juiste houding ten aanzien van geschiedenis en van wetenschap. En dat is precies wat Albert Delahaye heeft gedaan. Alles van tafel en weer helemaal opnieuw beginnen. "Ad Fontes" : terug naar de bronnen.
Terug naar de taalgrens en terug naar 'waar je de overkant ziet'.
De opvattingen van Albert Delahaye worden vaak als "omstreden" en ook wel eens al "pseudo-wetenschap" gekwalificeert. Beide kwalificaties dragen een kern van waarheid in zich. 'Omstreden' zijn de opvattingen zeker, omdat het geen algemeen aanvaarde opvattingen zijn: er is nog steeds discussie over. Dat ligt niet aan de opvattingen van Delahaye, maar aan de opstelling van de zogenaamde deskundigen. Pseudo-wetenschap kan men het ook noemen, omdat Delahaye zich niet gehouden heeft aan de eenmaal vastgestelde manier van onderzoek. Juist door zijn afwijkende werkwijze kwam hij tot andere en inderdaad verregaande conclusies. Zijn werkwijze bestond uit het teruggaan naar de primaire bronnen en die onbevooroordeeld lezen en vergelijken met elkaar en niet het herhalen van opvattingen van latere en andere historici of uitgaan van enkele veronderstellingen en die als waarheid zien. Dat die afwijkende werkwijze niet als wetenschap gekwalificeert wordt, zegt meer over de werkwijzen van de wetenschap, dan over de werkwijze van Delahaye. Het heeft ook meer te maken met de uitkomsten van zijn onderzoek, dan met de werkwijze. De uitkomsten van zijn onderzoek worden niet geaccepteert, juist omdat deze het functioneren van de wetenschap ter discussie stelt. Blijkbaar bestaat historische wetenschap nog steeds uit het slechts herhalen van wat eenmaal als algemeen beeld in de geschiedenis is aanvaard. Het aantal voetnoten in historische publicaties bewijst deze stelling. Er is geen plaats voor frisse nieuwe en logische en daardoor afwijkende standpunten. Men blijft slechts elkaar citeren.
Toch is er totaal geen sprake van dat Albert Delahaye onwetenschappelijk te werk zou zijn gegaan. Zijn werkwijze was zeer zorgvuldig en heel omvangrijk. Het bestond uit het lezen en vergelijken van de primaire teksten en deze in samenhang beoordelen en er argumenten uithalen die de traditionele geschiedenis weerleggen. Want dat die traditionele geschiedenis eenduidig en zonder verschillen van inzicht zou zijn, is een totaal verkeerde voorstelling van zaken. Degene die dat beweert kent de feiten niet. Juist in de kracht van zijn argumentatie zit de wrevel bij anderen. Dat deze argumentatie, noem het bewijzen, niet te weerleggen zijn, is een vaststaand feit. De oversteekplaats naar Engeland is zo'n vaststaand feit. Daarom ligt de Kanaaltunnel ook niet vanaf de Betuwe naar Engeland, maar tussen Calais en Dover.
Dat Albert Delahaye niet van nauwkeurig onderzoek en gefundeerde bewijsvoering zou uitgaan, is eveneens in tegenspraak met de feiten. Delahaye haalt teksten aan, die anderen nog nooit gezien hebben. Delahaye voert meer dan 5000 bewijzen op, die aantonen dat de traditionele geschiedenis van Nederland fout is. Hij toont tevens aan waar die geschiedenis zich dan wel heeft voorgedaan, namelijk in Noord-Frankrijk. In Het Bronnenboek van Nijmegen komt men niet verder dan 190 teksten, waar in de interpretaties ervan meer dan 2000 fouten te vinden zijn. Na een litanie van commentaren van Albert Delahaye op het eerste Bronnenboek, kwam er binnen 2 jaar een herziene versie van het Bronnenboek. Dan kan Leupen toch niet blijven beweren dat er bij "Het Bronnenborek" van nauwkeurig onderzoek sprake is geweest?
"Voor de historicus is het onmisbaar om permanent voeling te houden met de onderzoekers en de kritische vraagstellers, om niet uit het verouderde en versleten intellectueel materiaal zijn verhaal te blijven opbouwen". (H.W. von der Dunk).
Deze opstelling, hier door Von der Dunk treffend omschreven, missen we te vaak in de historische wetenschap. Men blijft tegen beter weten in de oude verhaaltjes opzeggen, zonder na te gaan of deze wel juist zijn. Argumenten die het tegendeel bewijzen, worden smalend opzij geschoven.
Uiteraard noemen de tegenstanders van Delahaye zijn opvattingen omstreden. Toegeven aan het gelijk van Delahaye betekent immers hun historische zelfmoord. Uiteraard ondersteunen de wetenschappers van professie de opvattingen van Delahaye niet, het zou hun eigen ondeskundigheid breeduit etaleren. Zij hanteren liever de opvattingen van de fabelvertellers uit de 17e eeuw, toen historisch onderzoek nog geboren moest worden. De stand van de historische wetenschap is niet verder gevorderd dan de denkbeelden uit de 17e eeuw. De opvattingen van toen, zijn nog steeds de uitgangspunten van nu. Hoewel geen historicus de aanwezigheid van Julius Caesar in Nederland nog serieus neemt, worden "zijn Renus" en "zijn Eiland van de Bataven", die hij uit eigen waarneming beschreef, nog steeds in Nederland geplaatst.
Als in een tekst staat "De Noormannen voeren de Seine op, voeren de Oise op en bereikten Noviomagus, waar zij zich een winterkwartier inrichtten." (Annales Vedastini: 890), kun je toch niet blijven volhouden dat het hier over Nijmegen gaat, door te stellen dat de schrijver van deze tekst zich vergist moet hebben met de namen van de rivieren. En dat is nu precies wat gebeurt in historisch Nederland en ook precies hoe prof. Piet Leupen in zijn "Bronnenboek van Nijmegen" enkele zaken benaderd. Niet Piet Leupen heeft zich vergist, maar de schrijver van de tekst zal zich vergist hebben, is de opvatting. Dit argument van 'de schrijver die zich vergist moet hebben' komen we ook bij andere historici tegen, zoal bij B.H.Stolte en D.P.Blok.
|
Als je dan zoals Leupen hier, een tekst voor onbetrouwbaar verklaart, kun je andere teksten, soms van dezelfde schrijver, niet als bewijs voor je opvattingen gebruiken. En dat is nu precies wat de grondfout in historisch Nederland is. Of je gaat uit van wat in de teksten staat of niet. Je kunt niet tevoren de teksten die je niet uitkomen voor vals verklaren.
De historische wereld dekt uit alle macht het eigen falen toe. Er staan reputaties op het spel. Het gaat allang niet meer over de historische waarheid, maar om eigen prestiges.
In de wetenschap bestaat daarvoor het alles omvattende begrip "conspiracy of silence": het gedrag van een groep wetenschappers (vaak belanghebbenden) die gezamenlijk zwijgen over misstanden en elke discussie proberen te vermijden. Het is vergelijkbaar met het verzwijgen van medische missers of het in de doofpot willen houden van het misbruik van kinderen binnen de r.k.kerk. De historische wereld is evenmin als de rechterlijke macht (zie de vele gerechterlijke dwalingen de laatste tijd) in staat zelfcorrigerend op te treden. Daarom hebben buitenstaanders of klokkenluiders de plicht dat te doen.
Het is dan ook niet te verwachten dat de historische wereld haar ongelijk zal toegeven en zelf alle missers zal corrigeren. Dat zullen andere disciplines moeten doen, zoals de archeologie (mits deze berust op technisch onderzoek en niet op gewenste interpretaties) en de geologie.
De wetenschappers van professie bestrijden de opvattingen van Delahaye.
Uiteraard, zou men kunnen zeggen. Er staan reputaties op het spel. Niet Delahaye, maar de historici van professie, hadden moeten ontdekken wat Delahaye ontdekte. Zij hadden moeten inzien dat de geschiedenis van de Lage Landen (les Pays-Bas) in het eerste millennium zich hier nooit voorgedaan kan hebben. De professionele historici hadden moeten ontdekken dat de traditionele opvattingen fout zijn. Zij hadden moet ontdekken dat St.Willibrord, St.Bonifatius en andere predikers, de Noormannen en Karel de Grote hier nooit geweest konden zijn. Zij hadden moeten ontdekken dat de vermeende geschiedenis vanaf de Romeinen nooit in Nederland plaats kan hebben gevonden, eenvoudig omdat vanaf ca.260 n.Chr. het grootste gedeelte van Nederland onder water lag. Zie bij Transgressies!
Verblind als zij waren door de "gevestigde" opvattingen, hebben de historici van professie de verhalen van de fabelschrijvers uit de 17e eeuw zelf nooit terdege onderzocht op waarheid en mythe. Het is uiteraard erg pijnlijk om te moeten erkennen dat men nooit zelf onderzoek heeft gedaan naar de traditionele opvattingen en het is ook pijnlijk als men als historicus moet erkennen dat men de verkeerde opvattingen nooit doorzag. Of zoals Hugenholtz dat eens verwoordde: "We hoeven toch zeker niet te bewijzen dat Karel de Grote een palts in Nijmegen had?"
"Iemand die de universiteit achter de rug heeft en bovendien "geëngageerd" is, merkt niet eens op wat niet met zijn zelfgebrouwen ideeën overeenstemt". (Bron: R.Pernaud, Afrekenen met de Middeleeuwen, Paris 1977.)
Het is even vanzelfsprekend als logisch dat de herziening van de traditionele geschiedenis van een "buitenstaander" moest komen. De gevestigde historici zaten te veel vastgeroest in hun vooroordelen. Dat juist een archivaris die fouten moest ontdekken is eveneens vanzelfsprekend. Een archivaris gaat immers terug naar de authentieke geschreven bronnen en niet naar de opvattingen van "wat anderen er ooit van gemaakt hebben". Hiermee worden meteen twee feiten aangetoond: 1. dat de traditionele historici nooit de primaire bronnen onbevooroordeeld hebben gelezen, en 2. dat naschrijverij zonder eigen bronnenonderzoek, de gewone gang van zaken is in historisch Nederland.
Maar wat erger is: aan hun deskundigheid als historicus mag ernstig getwijfeld worden. Zelfs de meest doorzichtige fouten hebben zij niet ontdekt en komen voor de dag met een bisschop van Nijmegen. Vooral geen discussie aangaan met "die charlatan" die andere dingen beweert dan zij tot dan toe voor waarheid hielden. Vooral ook die andere opvattingen niet onderzoeken, maar ze weghonen en belachelijk maken: het getuigt niet echt van een werkelijke wetenschappelijke instelling. Het is de houding van een kleuter tegen wie verteld wordt dat Sinterklaas niet bestaat.
Iedere keer als er bepaalde standpunten worden ingenomen die min of meer gemeengoed zijn, heb ik een zekere neiging om na te denken over de vraag 'Klopt dat wel helemaal?' (Prof.Arnold Heertje in 'Recht van spreken' op 13-4-2016.) Ook prof.Heertje werd een lastpak genoemd en tegendraads, net als Albert Delahaye. Mannen die durven te zeggen waar het op staat, die durven te zeggen wat anderen niet durven te zeggen: "Hé die keizer heeft geen kleren aan!". Daarvan moet je het hebben.
Als je weerstand krijgt in de vorm van 'je bent niet goed bij je hoofd' dan weet je dat je voor de discussie een goed punt hebt. Maar dan moet de wetenschapper die dat roept, wel de discussie aangaan en zich niet verschuilen achter anderen die alleen maar hetzelfde roepen.
Delahaye werd een lastpak, tegendraads en een dwarsligger? Inderdaad, dat was hij ook. Wat Albert Delahaye naar voren bracht is immers lastig te weerleggen. Hij ging tegen de stroom in waarbij een tegendraad onmisbaar is, immers zonder tegendraad heb je geen stroom (electriciteit). Dwarsligger? Zonder dwarsliggers rijden er geen treinen.

Is Albert Delahaye een charlatan of een historicus van formaat?
Dit is slechts uit te maken met een onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek. Onafhankelijk, aangezien het niet door zijn tegenstanders gedaan moet worden. Wetenschappelijk, omdat alle bronnen meegenomen moeten worden en niet alleen de opvattingen die de traditie bevestigen.
En dan kun je Delahaye een historicus van formaat noemen, zelfs de historicus van de eeuw. Hij ontdekte zaken die nog niemand ontdekte, hij bracht zijn bevindingen in een logische samenhang. "Waar men aan de overkant Britannia ziet" is slechts op één plaats in Europa mogelijk en wel in Frans-Vlaanderen. Daar moet de vermeende Hollandse geschiedenis uit het eerste millennium dan ook geplaats worden en niet in de Betuwe.
Dat zo'n onafhankelijk onderzoek er tot nog toe niet gekomen is, zegt al genoeg. De angst van de gevestigde historici voor reputatieschade wijst te sterk in die richting. "Als Delahaye gelijk heeft is heel mijn boek fout", erkende prof.dr.F.W.N.Hugenholtz eens. De historici hebben echt wel doorzien dat zij ongelijk hebben en blokkeren zo'n onafhankelijk onderzoek dan ook.
Klik hier voor Nijmegen, daar was in... eh, het radio-interview van prof. Van Es.
Komt wetenschap niet juist voort uit verschil van mening?
De visie van Albert Delahaye.
Alles wat wij Nederlanders van onze geschiedenis tussen de 1e en 10e eeuw menen te weten, staat in buitenlandse, voornamelijk FRANSE kronieken. Het toepassen ervan levert de volgende absurditeiten op:
1. de veronderstelling dat Franse schrijvers belangstelling zouden hebben voor deze 'uithoek' van Europa;
2. dat zij op de hoogte zouden zijn van gebeurtenissen hier en
3. dat zij zaken uit hun eigen omgeving onbeschreven zouden laten.
Was het wel de "Nederlandse geschiedenis" die deze buitenlandse schrijvers beschreven?
Tekstueel en archeologisch ontbreekt in Nederland elk spoor van de vermeende geschiedenis en alleen al hiermee wordt de visie van Delahaye onweerlegbaar bevestigd. In Nijmegen is nooit een scherf van het vermeende paleis van Karel de Grote gevonden, in Utrecht niets uit de tijd van St.Willibrord. Dokkum bestond niet eens in de tijd van St.Bonifatius en de Noormannen zijn archeologisch en tekstueel onvindbaar in Nederland. De Romeinse geschreven bronnen komen allerminst overeen met de Romeinse archeologie in ons land. Op veel plaatsen waar castella werden gedacht, zijn ze nooit gevonden. Vanaf de Romeinse tijd hebben zeer veel plaatsen op grond van onjuiste interpretaties een verkeerd naamplaatje opgeplakt gekregen. Op de Peutingerkaart staat geen enkel stuk van Nederland.
Het ontstaan van de traditionele geschiedenis.
Het "algemeen aanvaarde beeld" is de geschiedenis zoals men DACHT dat die zich had voorgedaan. Deze geschiedenis is grotendeels in de 15e tot 17e eeuw samengesteld op grond van toen bekende en aangenomen gegevens en soms van dikke lagen "patrionisme" voorzien. Uit een geheel van zeer verschillende opvattingen werden algemene meningen bij gebrek aan tegenspraak tenslotte historische "zekerheden". Elk argument dat aangevoerd werd en niet overeenkwam met dit "aangenomen beeld" van onze geschiedenis, werd onjuist verklaard. Zelfs ondubbelzinnig duidelijke teksten werden vals verklaard en ter zijde gelegd, omdat zij niet pasten in dat "algemeen aanvaarde beeld". FEITEN werden weerlegd met MENINGEN.
Het is in die zin zeer interessant om het boek 'Mythe en Werkelijkheid' van J.A.L.Lancée te lezen. Daarin leest men hoe onze 'vaderlandse' geschiedenis werd 'samengesteld' en welke belangen er dienden. Zo mocht er van de Staten van Holland niet geraakt worden aan de door Hugo de Groot geijkte voorstelling van het verleden. Het was een politiek besluit en had niets met de historische werkelijkheid te maken. Mensen en meningen die hiervan afweken werden niet geaccepteerd en zeker niet erkend.
Zo kwamen vele tot eigen inzichten zonder acht te slaan op de klassieke (Romeinse) schrijvers. Pontanus (1615) verweet Cluverius dat hij het waagde zonder eerbied voor de oude handschriften Caesar en zelfs Tacitus te verbeteren, ofwel aan te passen aan de opvattingen van hun tijd.
Het bestaan van de verschillende locaties van Romeinse en Middeleeuwse plaatsen bevestigt dit fenomeen. In elke tijd vond men zijn gelijk. Van Castra Herculis (zie aldaar) bestaan liefst 25 (vijf-en-twintig) verschillende locaties (meningen) in Nederland, allemaal even doorslaggevend "bewezen".
Van veel algemeen aanvaarde zaken in de geschiedenis van ons land, is nooit enig bewijs geleverd van de juistheid ervan. Zo kan het dus voorkomen dat Hugenholtz opmerkt: "Maar dat hoeven we toch zeker niet te bewijzen?" Hij had blijkbaar nog nooit nagedacht over de vraag of het überhaupt wel ooit eens bewezen was dat het Noviomagus van Karel de Grote het Nederlandse Nijmegen was.
De invoering van de onderdelen van deze mystifikatie is vanzelfsprekend niet in één slag gebeurd. Men kan integendeel van elk onderdeel afzonderlijk vrij nauwkeurig de tijd aangeven, waarop het volkomen nieuw de kop opstak. Zie daarvoor Jaartallen met betrekking tot het ontstaan van de mythen.
Het is ingezet in de 12e eeuw; in de 17e eeuw hebben de post-humanisten en de eerste zich "wetenschappers" noemende lieden (met name enkele dominees, clerici en advocaten) bepaalde fabeltjes tot fundament van de Nederlandse geschiedenis verheven. De Peutingerkaart spant de kroon. Al werd een strookje van deze kaart reeds langer in het vage op Nederland toegepast, pas op het eind van de 19-de eeuw heeft men dit voor het eerst hardop beweerd.
De Nijmegenaren Willem van Berchen (kanunnik) en de dominees vader en zoon Smetius, hebben de hele geschiedenis van Romeins en Karolingisch Noviomagus en van de Bataven naar Nijmegen gehaald. Hun geschriften bevatten zoveel fouten dat ze in de tegenwoordige literatuur niet meer voorkomen. Geen enkele historicus neemt hen nog serieus. Ook het 'Bronnenboek van Nijmegen' vermeldt hun geschriften niet. Toch worden hun foutieve denkbeelden nog steeds als uitgangspunt gehanteerd bij die historische opvattingen, ook in het Bronnenboek.
Het feit dat de boeken van Albert Delahaye zelfs in het derde millennium nog steeds in literatuurlijsten verzwegen worden, bevestigt de onwetenschappelijke houding van de historische wetenschap. Waar men het niet mee eens is, of wat niet weerlegd kan worden, wordt verzwegen. Dit negeren bespaart de diverse auteurs de moeite om in te hoeven gaan op de feiten en argumenten die hun ongelijk aantonen en waarmee het gelijk van Delahaye bevestigd wordt.
Naast gerechtelijke dwalingen en medische missers bestaan er ook historische mythen en fabels. Zelfs Universiteiten en gerenommeerde historici hebben grove fouten gemaakt in de historische geografie, zelfs onvergevelijke blunders. De Universiteit van Nijmegen presteerde het zelfs om bisschop Harduinus van Noyon op te voeren als Bisschop van Nijmegen. Deze Universiteit stuurde naar relaties een kerstkaart van de 'oudste stad van het land' waarop een afbeelding van Maastricht bleek te staan. Een blunder van formaat volgens eigen kring, maar echter geheel juist. Maastricht is immers de oudste stad van Nederland met een aantoonbare continuïteit. Keer op keer blijkt dat men zelfs op de Universiteit van Nijmegen de geschiedenis van de eigen stad niet kent.
En dan heeft men commentaar op Albert Delahaye die ontdekte dat er wel meer mis was met de geschiedenis van Nijmegen en zelfs van heel Nederland in het eerste Millennium.
Komt het U ongeloofwaardig over? Bestel het boek 'De Ware Kijk Op', lees de klassieke teksten (en niet wat historici ervan maakten) en oordeel zelf.
Jaartallen met betrekking tot het ontstaan van de mythen geven de onjuistheid van de traditionele geschiedenis aan.
Kritiek en repliek.
Door de geleerde heren historici werd Albert Delahaye regelmatig op niet mis te verstane wijze gehoond en voor schut gezet, waarbij onwelvoeglijke bewoordingen niet geschuwd werden. In de Ware Kijk Op deel 1 kwam zijn repliek waarop hij dan weer als commentaar kreeg dat het te hard zou zijn.
Delahaye verwoorde zijn grieven als volgt: "De aansprakelijken in deze affaire, een volslagen onwetenschappelijke behandeling van het probleem - er was immers geen probleem! - zijn: Hugenholtz, Stolte, Blok, Bogaers, Leupen, Van Es, Haalebos, Sarfatij, Bloemers, Lemmens, Gorissen, Janssen, Van Herwijnen en Camps. Zij kunnen op het “toernooi van Nijmegen” de buit van de 2100 overslagen en misslagen onder elkander verdelen, en dan mag elk van hen naar huis met zo’n dikke honderd geschoten bokken. “Germania” van Tacitus' hebben zij nooit gelezen, en met het onuitwisbare beeld van de “nederlandse” Bataven in het hoofd bleven zij hardnekkig tegen de klassieke schrijvers opbrallen, die zij hoogstwaarschijnlijk ook alleen “gelezen” hebben in het boek van Byvanck. Men zal misschien weer aankomen met het schijnheilig verwijt dat ik de historici hoon, schijnheilig omdat ik nooit een woord van protest heb gehoord toen ik met veel erger strijdmiddelen dan hoon onderuit werd gehaald. Jazeker hoon ik hen: met recht en uit volle overtuiging, omdat zij bewezen hebben de materie niet te beheersen, gedurende 25 jaren zijn blijven blaffen en tenslotte door een proefwerk van studenten op een aan dilettantisme grenzende manier erin werden geluisd. Zelfs dit hebben ze niet begrepen, zo weinig wisten ze af van de kwestie. Ik geef volledig het ongepaste toe dat een streekarchivaris hen zo moet neerzetten. Het was de taak en de plicht van iedere integere historicus om dit erbarmelijk Bronnenboek weg te honen, waarvan de fraudes, de misleidingen en de vervalsingen afdruipen, maar nu er in Nederland geen blijkt te zijn, moet ik het doen. Als archivaris deed ik dit natuurlijk met geduld en nauwgezetheid, zodat ik 2100 vlooien van het zere hoofd van de Nijmeegse Alma Mater moest halen".
Bestel en lees het boek "De Ware Kijk Op" en oordeel zelf.
|