De historische geografie van de lage landen.
Terug naar de beginpagina. Naar het overzicht in het kort.

Kanunnik Willem van Berchen (ca.1415 -1493).



Geborduurde St.Stevenskerk en toren.
De tegenwoordige historici zullen wel nooit van Willem van Berchen gehoord hebben, maar ook nooit iets van hem gelezen hebben. Dan zouden ze zich stil en vol schaamte terugtrekken uit elke discussie over Romeins en Karolingisch Nijmegen. Als je leest wat Willem van Berchen hierover allemaal geschreven heeft, dan blijft de Nijmeegse traditie -die nog steeds op zijn geschrijf gebaseerd is- volkomen onhoudbaar. Elke toekomsige discussie zal moeten beginnen met de vraag: "Weet U wat Willem van Berchen allemaal geschreven heeft?" Of het antwoord nu 'Ja' of 'Nee' is, het betekent in beide gevallen EINDE DISCUSSIE.
Waarom einde discussie? Omdat de hele Nijmeegse traditie nog steeds uit het geschrijf van Willem van Berchen (ook Berchem) en Johannes Smetius (Jan Smit) bestaat. Er is sindsdien geen enkel feitelijk bewijs aan toegevoegd, noch tekstueel noch archeologisch.

De visie van Albert Delahaye.
Albert Delahaye heeft een uitvoerige studie gemaakt van de kronieken van Willem van Berchen (De werken van Willem van Berchen, Bijdragen en Mededelingen der Vereniging 'Gelre' deel LV, 1956). De geschiedenis van Karolingisch en Romeins Nijmegen is nog steeds gebaseerd op de fabelschrijver Willem van Berchem en Johannes Smetius. Het is onvoorstelbaar dat tegenwoordige historici deze fabels nog steeds voor ware geschiedenis houden. Het geeft meteen de ondeskundigheid en naschrijverij van deze historici aan. Opvallend is wel dat de fabelschrijvers Van Berchen en Smetius in de tegenwoordige literatuuropgaven niet meer worden genoemd. Hun geschrijf wordt immers niet meer serieus genomen. Hen als bron opvoeren blijkt in historische kring lachwekkend te zijn. In het Bronnenboek van Nijmegen (zie daar) ontbreken beide schrijvers in de literatuuropgave (bibliografie) dan ook, terwijl Nijmegen juist aan hen haar vermeende geschiedenis te danken heeft. Men ontkent hun geschrijf, maar volgt nog steeds wel klakkeloos hun uitgangspunten.



Willem van Berchen (ca.1415-1493).
Willem van Berchen was een kanunnik van de St.Stevenskerk, die voor de Reformatie nog een katholieke kerk was. Hij was de eerste kroniekschrijver van Nijmegen die, zoals hij dat zelf schreef, de geschiedenis van Karel de Grote had 'bijeengegaard' uit de kroniek van Gregorius van Tours. Dat laatste is onmogelijk aangezien Gregorius van Tours ruim twee eeuwen eerder leefde dan Karel de Grote en nooit over hem geschreven kan hebben.

In de St.Stevenskerk is zijn naam onbekend. Hij komt niet eens voor op de lijst van graven en grafstenen. De Reformatie heeft alle katholieke erfenis uit deze van oorsprong katholieke kerk gewist. Zijn graf is onbekend. De gids van deze kerk kent (bij navraag) zelfs zijn naam niet eens.
Hoewel Van Berchen onbekend blijkt, worden zijn opvattingen nog steeds gevolgd, ook door tegenwoordige historici, al durven ze zijn naam (als bron) niet meer te noemen. Immers hij was de 'uitvinder' van de fabel dat in Nijmegen het paleis van Karel de Grote stond met de naam Noviomagus.
Johannes Smetius (1590-1651).
Johannes Smetius was predikant van de St.Stevenskerk in Nijmegen. Smetius, geboren als Johannes Smith en ook bekend als Johannes Fabricius, was een Nijmeegse 'oudheidkundige' en bekend als verzamelaar van Romeinse oudheden en zijn studiën naar het Romeinse verleden van de stad Nijmegen. Afkomstig uit Aken heeft hij juist de geschiedenis van die stad 'gekopieerd' naar Nijmegen. Smetius en zijn familie na hem, hebben echter een enorme schanddaad gepleegd tegenover Nijmegen. Zij hebben de Romeinse voorwerpen en uiteraard interesseerden zij zich het meest voor fraaie stukken met karrevrachten aan het buitenland verkocht en zich verrijkt tot onschatbare schade van de Nederlandse archeologie. Tegenwoordige historici vermelden hem niet meer in hun literatuurlijst, aangezien zijn geschrijf niet meer serieus genomen wordt. Maar diezelfde historici -hoe bestaat het?- volgen nog wel steeds braaf de uitgangspunten van zijn fabelschrijverij. Lees meer over Johannes Smetius.


Hier staan de twee fabelogen naast elkaar: links kanunnik Willem van Berchem de 'uitvinder' van de fabel dat in Nijmegen het paleis van Karel de Grote stond, rechts dominee Johannes Smetius, de 'uitvinder' van de fabel dat Nijmegen het Oppidum Batavorum was. Zowel de Nijmeegse Romeinse als de Karolingische geschiedenis blijkt gebaseerd te zijn op denkbeelden van twee kerkgeleerden die ongetwijfeld een breed Christelijk geloof hebben gehad, maar van historische geografie niet veel geweten hebben.

Wat weten we uit andere teksten?

Op meerdere plaatsen in de kronieken van Willem van Berchen, waar hij zegt te putten uit andere schrijvers, kan worden aangetoond, dat hij mededelingen uit de tweede hand doet en dat hij de oorspronkelijke tekst, die hij zegt te citeren, niet onder ogen heeft gehad. Hij vermeldt bezoeken van Karel de Grote aan Nijmegen in 776, 804, 806 en 807 in bewoordingen, die aan de Frankische Annalen zijn ontleend en niet het minste spoor bevatten van een lokale historische dokumentatie. Deze berichten vat hij samen met de verwijzing, dat zij aan de kroniek van Gregorius van Tours zijn ontleend. Dit is ofwel een schrijffout, daar de berichten misschien afkomstig zijn uit een Chronicon Turonense (van Tours of Doornik), ofwel een blunder van de eerste orde, daar Gregorius van Tours in 594 overleden was en derhalve nooit over Karel de Grote kan hebben geschreven. In elk geval is weer duidelijk, dat hij ook hier gegevens uit Franse kronieken verkeerd leest en naar Nijmegen trekt, precies zoals Duitse historici later deden, waarmee wel is aangetoond dat zij er geen verstand van hadden. Die Duitse historici kwamen als eerste met een bisschop van Nijmegen op de proppen en de Nederlandse historici namen dat klakkeloos over in het Bronnenboek van Nijmegen. Zie daar.



Lees het boek "De Ware Kijk Op" voor al deze en andere teksten en oordeel zelf!

Terug naar de beginpagina. Naar het overzicht in het kort.