Terug naar de beginpagina. | Naar het overzicht in het kort. |
Geborduurde St.Stevenskerk en toren. |
De tegenwoordige historici zullen wel nooit van Willem van Berchen gehoord hebben, maar ook nooit iets van hem gelezen hebben. Dan zouden ze zich stil en vol schaamte terugtrekken uit elke discussie over Romeins en Karolingisch Nijmegen. Als je leest wat Willem van Berchen hierover allemaal geschreven heeft, dan blijft de Nijmeegse traditie -die nog steeds op zijn geschrijf gebaseerd is- volkomen onhoudbaar. Elke toekomsige discussie zal moeten beginnen met de vraag: "Weet U wat Willem van Berchen allemaal geschreven heeft?" Of het antwoord nu 'Ja' of 'Nee' is, het betekent in beide gevallen EINDE DISCUSSIE. Waarom einde discussie? Omdat de hele Nijmeegse traditie nog steeds uit het geschrijf van Willem van Berchen (ook Berchem) en Johannes Smetius (Jan Smit) bestaat. Er is sindsdien geen enkel feitelijk bewijs aan toegevoegd, noch tekstueel noch archeologisch.
De visie van Albert Delahaye.
Hier staan de twee fabelogen naast elkaar: links kanunnik Willem van Berchem de 'uitvinder' van de fabel dat in Nijmegen het paleis van Karel de Grote stond, rechts dominee Johannes Smetius, de 'uitvinder' van de fabel dat Nijmegen het Oppidum Batavorum was. Zowel de Nijmeegse Romeinse als de Karolingische geschiedenis blijkt gebaseerd te zijn op denkbeelden van twee kerkgeleerden die ongetwijfeld een breed Christelijk geloof hebben gehad, maar van historische geografie niet veel geweten hebben. Wat weten we uit andere teksten? Op meerdere plaatsen in de kronieken van Willem van Berchen, waar hij zegt te putten uit andere schrijvers, kan worden aangetoond, dat hij mededelingen uit de tweede hand doet en dat hij de oorspronkelijke tekst, die hij zegt te citeren, niet onder ogen heeft gehad. Hij vermeldt bezoeken van Karel de Grote aan Nijmegen in 776, 804, 806 en 807 in bewoordingen, die aan de Frankische Annalen zijn ontleend en niet het minste spoor bevatten van een lokale historische dokumentatie. Deze berichten vat hij samen met de verwijzing, dat zij aan de kroniek van Gregorius van Tours zijn ontleend. Dit is ofwel een schrijffout, daar de berichten misschien afkomstig zijn uit een Chronicon Turonense (van Tours of Doornik), ofwel een blunder van de eerste orde, daar Gregorius van Tours in 594 overleden was en derhalve nooit over Karel de Grote kan hebben geschreven. In elk geval is weer duidelijk, dat hij ook hier gegevens uit Franse kronieken verkeerd leest en naar Nijmegen trekt, precies zoals Duitse historici later deden, waarmee wel is aangetoond dat zij er geen verstand van hadden. Die Duitse historici kwamen als eerste met een bisschop van Nijmegen op de proppen en de Nederlandse historici namen dat klakkeloos over in het Bronnenboek van Nijmegen. Zie daar. Lees het boek "De Ware Kijk Op" voor al deze en andere teksten en oordeel zelf! |
Terug naar de beginpagina. | Naar het overzicht in het kort. |