Deze ene tussenzin van Alberdingk Thijm (1820-1889) heeft de hele geschiedenis
van St.Willibrord in Nederland op 'de verkeerde voet' gezet.
Als er nu niet Friese had gestaan, maar Frisia, dan was de vraag "Wat wordt bedoeld met Frisia?"
Het was niet Nederlands Friesland, maar het klassieke Frisia in Vlaanderen.
Zie de oude kaart van Mare Germanicum uit de 9de eeuw, waar rechtsboven 'Francorum sev Frisorum pars' genoemd wordt.
Klik hier voor de hele kaart.
De Nederlandse traditie van St.Willibrord roept de nodige vragen op! Deze vragen zijn door de traditionele historici nooit verder onderzocht, laat staan beantwoord. Men bleef vasthouden aan de zeventiende eeuwse opvattingen van zijn aankomst in Katwijk. Maar Willibrord kwam aan op het vasteland in Francia, zoals hij zelf schreef. Om daar Katwijk van te maken moet je toch met ijzersterke argumenten komen en die zijn er niet.
In het kort komt het hier op neer:
In het jaar 690 kwam St. Willibrord met 11 gezellen vanuit Engeland naar het vasteland om deel te nemen aan de kerstening van de heidenen. .
▶ Volgens een bericht, eigenhandig door de missionaris in zijn kerkelijke kalender geschreven kwam hij aan in Francia. Deze eigen getuigenis van de persoon in kwestie spreekt zijn aankomst in Katwijk in het midden van Nederland radikaal tegen.
▶ Te Gravelines (dép. Nord, Frankrijk) bestaat de traditie, dat de missionaris daar geland is al sinds de 11de eeuw. Een zandbank voor de kust droeg de naam 'Wilbrort Sant'. De plaatselijke parochiekerk heeft St.Willibrord als patroon. In Echternach, maar ook de Franse en Duitse historici houden Gravelines als aankomstplaats. Alleen de Nederlandse traditie wijkt ervan af!
▶ Vlak na zijn landing begaf hij zich naar Trajectum, waar hij het centrum van zijn missie vestigde. Enige jaren later, toen hij door paus Sergius tot bisschop was gewijd, werd deze plaats ook de zetel van zijn bisdom dat een missie-bisdom was, dus buiten de kerkelijke hierarchie viel.
▶ Volgens de Engelse schrijver Beda, tijdgenoot van St.Willibrord, kwam Willibord aan land in 'Frisia het dichtst bij ons' en bleef de missionaris tot op hoge leeftijd in zijn bisdom werkzaam, waar hij in het jaar 739 is overleden. 'Het dichtst bij ons' spreekt een oversteek naar Katwijk waar de Noordzee het breedst is radikaal tegen. Men stak over op de plaats waar de oversteeek het smalst is en waar men 'de overkant ziet' en precies dààr waar nu ook de Kanaaltunnel ligt!
▶ De overlijdensdatum van Willibrord was 6 november 739. Zijn 'feestdag' werd echter verplaatst naar 7 november, aangezien op 6 november in zijn missiegebied al de 'feestdag' van St.Winok bestond. Die 'verplaatsing' heeft men in Nederland nooit kunnen verklaren dan met enkele fantasietjes. In zijn missiegebied in Frans-Vlaanderen is die verplaatsing geheel logisch, aangezien St.Winok er een belangrijkere en reeds langer vereerde heilige was.
▶ Vóór de 12e eeuw en niet eerder (!) was de naam St.Willibrord in Nederland nog onbekend en staat ook nergens genoemd. Men heeft aangenomen dat zijn zetel te Utrecht stond, omdat deze plaats, ook weer omstreeks de 12de eeuw in sommige bronnen Trajectum werd genoemd. De situering in Utrecht werd sterk in de hand gewerkt door het feit, dat St.Willibrord de opdracht had gekregen het volk van de Friezen te bekeren, die men op dat tijdstip met het Nederlandse Friesland in verband bracht.
▶ Geheel onaannemelijk is het feit dat Willibrord zijn kerk in Utrecht had en zijn abdij op 300 km afstand in Echternach, terwijl in een tekst sprake is dat zijn klooster 'buiten de muren' van Trajectum lag. Een verklaring is daarvoor nooit gegeven dan wat uitvluchten door historici. Merkwaardigerwijs wordt er in Willibrords levensbeschrijvingen nooit gesproken over de reizen die hij ondernomen zou moeten hebben om de contacten tussen zijn bisdom en zijn klooster te onderhouden. De geschiedenis van het klooster in Echternach geeft precies het historisch probleem aan. Lees meer over Echternach.
▶ Als Willibrord werkelijk in Utrecht zijn bisschopszetel had, mag je verwachten dat er duidelijke sporen van zijn verering terug te vinden zijn, bijvoorbeeld in de vorm van door hem of aan hem gewijde kerken, toponiemen, viering van zijn feestdag, de vereringen van zijn relieken etc. Maar niets van dit alles. De oudste kerken van het bisdom Utrecht blijken geen van alle aan Willibrord te zijn gewijd: Vóór de twaalfde eeuw waren er geen kerken die zijn patronaat droegen.
▶ Opvallend is dat er ook in Utrecht of in heel Noord-Nederland en zeker in Friesland geen enkele kerk vanouds het patronaat van St.Willibrord heeft, maar ook niet van St.Bonifatius.
▶ De oudste Willibrordkerken in Nederland staan in Noord-Brabant en stammen uit de 12de eeuw en zijn gesticht vanuit Tongerlo in België. De Willibrord-traditie werd dus vanuit het zuiden in Nederland geïmporteerd.
▶ Met betrekking tot de liturgische verering van Willibrord is er iets vreemds aan de hand. In een beroemd eind dertiende-eeuws Utrechts handschrift als het Prosarium no. 417 (uit het bezit van de Utrechtse Mariakerk) zijn vele sequensen van heiligen opgenonien. Het is frappant. dat Willibrord, als grondlegger van het bisdom en andere Utrechtse heiligen zoals Bonfacius, Radboud en Lebuinus geen eigen sequens hebben en andere, minder belangrijke heiligen wèl! Aan onze nationale heilige is slechts één sequens gewijd in een vijftiende-eeuws handschrift uit Den Bosch.
▶ Men weet nu dat de naam en het begrip van Friezen niet exclusief op Friesland betrekking heeft. De Frisones of Frisii waren de bewoners van het kustgebied aan Het Kanaal in Vlaanderen. Lees meer over de Friezen.
▶ Tengevolge van enkele grote en meerdere kleine vergissingen, met name de opvatting dat Karel de Grote een palts in Nijmegen had, werd de lokalisatie van St. Willibrord in Utrecht als een historische zekerheid beschouwd. Die palts van Karel de Grote in Nijmegen is er echter nooit gevonden of aangetoond, noch schriftelijk, noch archeologisch.
▶ Willibrord had zijn bisschopszetel te Tournehem-sur-la-Hem, een stadje op ongeveer 15 km ten westen van St.Omaars gelegen. In Noord-Frankrijk liggen midden in het gebied van een reeds zeer oude Willibrordverering, enkele kilometers van elkaar, de plaatsen Tournehem en Eperlecques, die worden verbonden door de 'Voyette des Moines', het weggetje van de monniken! Je kunt je dan ook afvragen wat de verering van die 'Nederlandse bisschop' in Frankrijk terecht kwam? Of is het precies andersom? De conclusie is dan ook dat die verering met de immigranten meekwam naar het noorden!
▶ In deze streek in Frans-Vlaanderen vallen alle gegevens over Trajectum, Dorestadum en de schenkingen aan St. Willibrord samen en vooral de honderden plaatsnamen die in Nederland onvindbaar zijn. In Frans-Vlaanderen zijn ze allemaal wel te vinden.
▶ Van deze schenkingen zijn oorkonden opgemaakt die overgeleverd zijn in een elfde eeuwse verzameling, het zogenaamde Cartularium van Radboud. Lees daarover meer. Zo is er in afschrift een goederenlijst overgeleverd die aan het eind van de negende eeuw is opgesteld en die de bezittingen van het bisdom Trajectum weergeeft. Alleen deze lijst bevat al meer dan tweehonderd geografische namen waarvan slechts enkele in Nederland zijn aan te wijzen. Lees meer over deze goederenlijst uit 870. Denk hierbij vooral ook aan de deplacements histroriques.
▶ Over het overlijden van Willibrord is weinig bekend. Algemeen wordt aangenomen dat hij in Utrecht stierf en in Echternach werd begraven conform zijn uit 728 daterende wens dat zijn lichaam in het klooster van Epternacum moet rusten. Afgezien van de vraag wáár Willibrord overleed is het intrigerend dat er twee plaatsen zijn die claimen het corpus van de heilige te bezitten. Daarnaast beschikt Aken volgens de traditie nog over een schedel van de heilige. Een trilocatie is zelf voor deze heilige teveel. In het Luxemburgse Echternach ging men in 1031 op zoek ging naar zijn sarcofaag en trof men pas in de derde geopende sarcofaag het ongeschonden lichaam van de heilige aan. Dat is merkwaardig als we bedenken dat er reeds in de jaren 952, 980 en 987 door Echternach relieken van zijn lichaam zijn geschonken aan onder andere Trier en Regensburg. Lees meer over het corpus van Willibrord.
▶ In 1712 werden in het Noordfranse stadje AbbeviIIe de beenderen en de schedel van 'St. WiIIibrord, belijder en bisschop van Fresia' ontdekt, zoals een opschrift vermeldt. Heel vreemd is het toch wel dat Utrecht, de plaats waar hij zo, vele jaren werkte, in 1301 aan de abdij van Echternach om relieken van hem vroeg. Dat is dus in de 14de eeuw. De vraag is dan ook of de verering van Willibrord verder teruggaat dan de 14de eeuw? In de middeleeuwen was het vereren van een heilige zonder relieken ondenkbaar!
▶ In de loop der eeuwen zijn er talrijke biografieën van Willibrord geschreven. De oudste dateert uit de achtste eeuw en werd geschreven door Alcuinus, op verzoek van Beornrad, bisschop van Sens in Noord-Frankrijk. Hierbij is de vraag gerechtvaardigd welk belang zou een Franse bisschop kunnen hebben bij het laten schrijven van de biografie van een Utrechtse·bisschop?
▶ De archeologie heeft inmiddels aangetoond dat Utrecht in de 8ste en 9de eeuw nog niet bestond. Archeologisch onderzoek op het Utrechtse Domplein en omgeving heeft nog nooit de aanwezigheid van Willibrord, een Domschool of de Salvatorkerk uit zijn tijd kunnen aantonen. Lees meer over het Archeologisch Onderzoek in Utrecht.
▶ Uit het bovenstaande blijkt dat er op essentiële punten in de gangbare geschiedschrijving over Willibrord vraagtekens geplaatst moeten worden. De opvatting dat Willibrord vanuit Utrecht werkte is gebaseerd op het twaalfde-eeuwse uitgangspunt dat Utrecht het Trajectum van Willibrord was. Daarna heeft de officiële wetenschap, op een enkele uitzondering na, er nooit meer bij stil gestaan of dit uitgangspunt wel juist is. De geschiedschrijving op papier (de verzameling in afschrift overgeleverde oorkonden) stemt niet overeen met de uitkomst van onderzoekingen zoals door Albert Delahaye. Het is te wensen dat de onderzoeksresultaten van Albert Delahaye inzake de geografische ligging van Willibrords werkterrein eens serieus genomen worden. Die onderzoekingen beantwoorden in elk geval de vele nog steeds bestaande vragen.
Klik op deze tekst in het kader hierboven voor een kaart van Guines en omgeving als voorbeeld voor het aantal plaatsnamen in het gebied rond Tournehem, waaronder Hames-Boucres en Brêmes, de naamgevers van Hamburg en Bremen.
Links de kaart van het missiegbied van St.Willibrord in Frans-Vlaanderen (klik op de kaart voor een vergroting). De plaatsnamen op deze kaart zijn de oude Romaanse namen. Let speciaal op de locatie S.Willibrordi (bij de pijl, welke naam ook voorkomt op de oude kaart van Mare Germanicum uit de 9de eeuw), waar Willibrord op het vaste land aankwam en de plaats Turnhem (in de dubbele cirkel), dat later vanwege de invloed van de Franse taal veranderde in Tournehem. Rechts van Turnhem ligt Sperliacum/Eperlec waar het klooster Epternacum van St.Willibord lag, dat in 858 verplaatst werd naar Luxemburg en in 973 hersticht werd in Echternach. Lees meer over Echternach.
In het district Pas-de-Calais liggen ruim 950 plaatsen (Bron: Dictionnaire toponymique du Pas-de-Calais (Comte de Loisne, 1907).
De plaatsen in Frans-Vlaanderen in de teksten genoemd in verband met St.Willibrord. Waar liggen die plaatsen in Nederland?
Links het deel rond Tournehem, rechts de plaatsen in de Canche. Klik op de kaart voor een vergroting.
De plaatsen in Frans-Vlaanderen in de teksten genoemd in verband met St.Willibrord of in verband met de abdij van Aefternacum.
Walacria (rechtsboven op het rechter kaart) was niet Walcheren, ook al liggen daar plaatsen als Westkapelle en Middelburg. Over deplacements historiques gesproken!
Links het deel rond Arras, rechts de plaatsen in West-Vlaanderen, in het midden de streek van Béthune en Arras. Klik op de kaart voor een vergroting.
Wie plotseling geconfronteerd wordt met de stelling, dat St. Willibrord geen voet in Nederland heeft gezet, ervaart deze bewering misschien als historische ketterij van de eerste orde, die moeilijk serieus te nemen is. Er zijn gewichtige redenen, om aan de gangbare St. Willibrord-traditie sterk te twijfelen. Honderden teksten over St.Willibrord worden door de historici verzwegen, omdat ze niet op Nederland toe te passen zijn! In de boeken van Albert Delahaye (zie daar) leest U ze allemaal.
Melis Stoke was de eerste Hollandse schrijver die tussen 1295 en 1305) St.Willibrord noemt, al plaats hij hem nog in Zeeland. Tevoren is de naam Willibrord niet genoemd. Dat is des te opvallender dat in de Annalen van Egmond (vóór Melis Stoke de enige oudere
bron van de Hollandse geschiedenis) geen vermelding van Willibrord voorkomt. Er blijft derhalve maar één conclusie: tussen de 11e en de 13e eeuw bestond in Egmond allerminst de overtuiging dat het Cartularium betrekking had op Utrecht.
Hieronder links: afbeelding uit 'Fibo-beeldonderwijs' zoals we ons het missiegebied van Willibrord moeten voorstellen. Opmerkelijk is dat Frans-Vlaanderen en Noord-Frankrijk er ook bij hoorden en Denemarken ontbreekt. Recht het missiegebied van Bonifatius, waar zelfs nog een groter deel van Frankrijk bij hoorde. Noord-Duitsland ontbreekt ook hier en Echternach. Daar zijn geen bronnen van. En Dokkum? Dat is een fabel uit de 13de eeuw, die pas in de 18de eeuw algemeen werd aanvaard.
Toch moet die mededeling van een beslist "neen" in het knipsel hierboven, bij de kenners van de historie niet al te schokkend zijn geweest. In 1945 kwam prof.dr. L.J.Rogier in zijn zeer uitgebreid en deskundig onderzoek al tot de conclusie dat vóór het jaar 1559 van enige officiële verering van Sint Willibrordus, Sint Bonifatius en andere geloofsverkondigers in Nederland geen spoor te vinden is.
Professor R.R.Post, die in felle bewoordingen Delahaye steeds bestreed omtrent Karolingisch Nijmegen, verklaarde in de Volkskrant van 17 dec.1959 het volgende: 'Op één punt moet ik Delahaye onmiddelijke gelijk geven. Sint Willibrord is geen aartsbisschop van Utrecht geweest'. En als dat zo is, en het is zo, dan houdt de hele geschiedenis omtrent Willibrord als bisschop van Utrecht op. Daar lijkt geen enkel bewijs voor te zijn dan wat aangenomen oude legendes, die vooral en nog steeds gebaseerd zijn op wat Johannes de Beka (ca.1346-?) en Wilhelmus Heda (ca.1460-1525) geschreven hebben, ondanks dat hun geschriften voor onbetrouwbaar gehouden worden. Lees meer over Beka en Heda.
In 'Willibrord door de eeuwen' wordt dit ook door Charlotte Broer (zie daar) erkend. Mevr.Broer stelt onomwonden dat "Utrecht ten tijde van Willibrord en daarna als bisdom nog niet bestond"en dat "aan de basis van de Utrechtse kerk heeft een bisdomszetel niet gestaan". In 'Willibrord door de eeuwen' wordt hij nog wel de apostel van de Lage Landen genoemd, maar "hij was geen bisschop van Utrecht, maar een zendingsbisschop. Een bisdom heeft hij niet nagelaten, ook geen zetel". Onder de 'Lage Landen' kan men ook Vlaanderen verstaan, dus die titel is op zich niet geheel onjuist.
Zij geven Albert Delahaye gelijk die tot dezelfde conclusie kwam, maar daar wel de gevolgen uit trok.
Momenteel vindt er een kentering plaats in historisch Nederland. St.Willibrord wordt niet meer beschouwd als bisschop van Utrecht. Zie Archeologie Magazine
St.Willibrord zou 44 jaar bisschop van Utrecht geweest zijn, begraven in Echternach. Vreemd is het dan, dat er van zijn verblijf (of van zijn gevolg) niets is teruggevonden in Utrecht. Geen kerk, geen bewoning in de 8e eeuw, maar ook geen geschriften. Alles wat wij over St.Willibrord weten staat in Franse bronnen. Zie als voorbeeld de claims van Echternach in Brabant !
Van St. Willibrord bestaan twee corpora, twee vrijwel volledige skeletten. Er bestaat zelfs nog een derde schedel van de heilige die men te Aken in een afgrijselijke reliekhouder bewaard (zie afbeelding hiernaast). Dit kapitale feit vindt men in de literatuur nauwelijks vermeld; àls het al vermeld wordt, staat het weggestopt in een voetnootje; in Noord-Nederland is het zelfs geheel onbekend. Eén corpus bevindt zich in Echternach; het andere te Abbeville. Nu kan men wel vlug concluderen, dat het corpus van Echternach het echte is, en dat van Abbeville dus vals, doch als men alle gegevens nagaat, zeer in het bijzonder de dokumentatie van Echternach zelf, ligt het precies omgekeerd, namelijk dat het corpus van Abbeville het authentieke blikt te zijn. Lees meer over het Corpus van Echternach.
In Jaarboek Oud-Utrecht 2009 bespreekt Anique de Kruijf de relieken van Utrecht. Over de relieken van St.Willibrord schrijft zij ondermeer (in rood mijn commentaar): De relieken van St.Willibrord bestaan uit fragmentjes van een rib, het pallium, de sandaal, het doodskleed en het kazuifel van Willibrord. De jaartallen die worden genoemd zijn 1301, 1409, 1566/69/72, 1609, 1627, 1637 en 1666. Na 1666 raakten de relieken enigszins (?) in vergetelheid. Bij een inventarisatie rond 1930 werden ze 'herontdekt'. Bij de huidige inventarisatie werden in het hoofdaltaar van de Gertrudiskathedraal nog drie van deze vijf relieken aangetroffen: de rib, het pallium en de sandaal. Deze drie relieken zijn dus sinds het midden van de zeventiende eeuw in het beheer van de Gertrudisparochie gebleven. De stukjes lijkwade en kazuifel werden echter niet meer teruggevonden. Wat er in de tussenliggende perioden met de relieken is gebeurd is behalve twijfelachtig, ook volkomen ongeloofwaardig. Zie de opmerking bij het jaar 1301 over de relieken van St.Willibrord. Waarom werden de relieken pas in 1301 aan Echternach gevraagd? De cultus rond St.Willibrord bleek kort daarvoor nog niet te bestaan. Lees meer over relieken van St.Willibrord die Utrecht vanuit Echternach kreeg. Uit technisch onderzoek blijkt bovendien dat het deel van de sandaal van de heilige waarover men in Utrecht beschikt, niet uit de 8ste maar uit de 12de eeuw stamt.
Voor het onderzoek naar de juiste plaats van Trajectum staan ons twee soorten bronnen ter beschikking, namelijk de oorkonden van Trajectum en de Levens van de heiligen die in deze plaats of vlak daarbij of in de streek gemissioneerd hebben. De oorkonden van Trajectum zijn verzameld (gekopieerd) in een register dat men het Cartularium van Radboud noemt, welke kopie in de abdij van Egmond is gemaakt. Men meent, daarbij gesteund door een in het Cartularium aanwezige akte van de abdij van Egmond, dat de afschriften in de 12e of 13e eeuw zijn vervaardigd. Tegelijk is op de merkwaardigheid gewezen dat in de Annalen van Egmond, die in dezelfde tijd ontstonden en later werden aangevuld, geen gegevens uit het Cartularium voorkomen, ook niet de vermelding van Willibrord als eerste bisschop van Utrecht. Met andere woorden: de monniken van Egmond, die als kinderen van hun tijd zeker niet overgevloeid hebben van historische kritiek of gereserveerdheid, hebben desondanks geweten of intuitief aangevoeld dat dit rijke materiaal niet van Utrecht was. Zij hadden de wording van Nederland, de opkomst van een nieuw bisdom en de vorming van een nieuw graafschap van te nabij meegemaakt om niet te beseffen dat dit nieuwland niet de voorgeschiedenis kon hebben gehad die in de uit Gent gekomen akten was uitgedrukt. Wanneer de Annalen van Egmond dan beginnen te verhalen over de bisschoppen van Utrecht, is er geen woord bij over Willibrord en zijn opvolgers.
HET UTRECHTSCHE PSALTERIUM met tekst in drie kolommen en pentekeningen tussen de tekst: Geschreven en getekend in Reims door een of meer Angelsaksische monniken.
UITTREKSEL uit de werken van Hieronymus, Isidorus, Gedichten, uit de werken van St. Augustinus, Eusebius, Theodosius en Beda. Met versierde en gekleurde begin. letters. Alkomstig uit de Abdij van Saint-Bertin te Saint-Omer.
HANDSCHRIFT bevattende de brieven van Paulus, de Handelingen der Apostelen, Algemeene Brieven en de Openbaring. Met versierde initialen. IXde eeuw. Sankt-Gallen. Stiftsbibliothek.
EVANGELIARIUM VAN EGMOND, bevattende een proloog en de vier evangeliën. IXde eeuw. Noord-Fransch.
EVANGELIARIUM VAN ST. VAAST, geheel met gouden schrift op purperen grond, in veelkleurige randen met vlechtband-ornament. Afkomstig uit de abdij van St. Vaast te Arras.
EVANGELIARIUM latinum. Met twaalf versierde canonbladen. Perkament. IXde eeuw. Franco-Saksisch."Les principaux manuscrits à peintures, conservés dans les collections publiques du Royaume des Pays-Bas" in Bulletin de la Société Française de reproductions de manuscrits à peintures.
BIJBEL. Verlucht met groote initialen over de geheele bladzijde binnen een rand van vlechtband-ornement, en drie groote miniaturen in groen en rood met dergelijk ornament. Perkament. Einde Xde eeuw. Noord-Fransch. Arras.
OFFICES EN MIRAKELEN VAN SINT VAAST; met zes bladen met rood schrift op purperen grond en zes groote initialen. Perkament. Begin Xlde eeuw. Noord-Fransch - Arras.
CONFESSIONES VAN DEN HL. AUGUSTINUS; met één miniatuur in twee tafereelen. Perkament. XI de eeuw. Noord-Fransch. Arras. Bibliothèque Municipale.
ST. HIERONYMUS' COMMENTAAR OP DE PSALMEN, met een aantal groote initialen, versierd met dooreengestrengelde ranken. Perkament. XI de eeuw. Arras. Bibliothèque Municipale.
ST. HIERONYMUS' VERHANDELING OVER DE HEMELVAART VAN MARIA, met één veelkleurige miniatuur, voorstellende de Hemelvaart van Maria. Perkament. XI de eeuw. Noord-Fransch. Arras. Bibliothèque Municipale.
EVANGELIARIUM, versierd met initialen in goud en andere kleuren; tters: S(ecundum) Math(aeum) in illo tempore (beschadigd). XIde eeuw. Akomstig uit de St. Maria Kerk te Utrecht.
(rechts: afbeelding van prediking van St.Willibrord door Mathieu Wiegman).
SACRAMENTARIUM, met veelkleurige miniaturen op gouden grond en een groot aantal veelkleurige initialen versierd met dooreengestrengelde ranken. Perkament. Einde Xlde eeuw. Noord-Fransch. Arras. Bibliothèque Municipale.
MISSALE TRAJECTENSE (7) met vele gekleurde initialen, sommige met de voorstellingen van menschen en dier-figuren; Perkament. XI/Xllde eeuw. Noord-Fransch onder Engelschen invloed.
EVANGELIARIUM met Canon, met vier miniaturen, voor-stellende de vier Evangelisten met hunne symbolen. Perkament. Omstreeks 1100. Fransch-Duitsch grensgebied.
GEBEDENBOEK. bevattende, blz. 1 - 22 lithurgische varia, blz. 22 - 235 een graduale; blz. 237 - 330 de sequentiën van Nodger Balbulus. Perkament. Xllde eeuw. Sankt-Gallen. Stiftsbibliothek.
ST. GREGORIUS' COMMENTAAR OP HET BOEK JOB, versierd met gehistorieerde initialen op gouden grond. Perkament. Xllde eeuw. Fransch. Arras. Bibliothèque Municipale.
BIJBEL, het Oude Testament, verlucht met vele miniaturen en gehistorieerde initialen, in blauwe, roede en groene kleur, op gouden grond. Perkament. Xllde eeuw. Fransch. Parijs. Bibliothèque Nationale.
VERZAMELING VAN DE VOLGENDE GESCHRIFTEN: Het begin van ieder der vier Evangeliën, versierd met miniaturen, afbeeldende de vier Evangelisten. Perkamant XII/XIII de eeuw. Rouen. Bibliotheque Municipale.
EVANGELIARUM; verlucht met vier miniaturen, voor-stellende de vier Evangelisten met hunne symbolen. Perkament. Xll/Xlllde eeuw. Uitvloeisel van de Reichenau-School. Nu in R.K. kerk te Susteren.
PSALTERIUM, bevattende een kalender, het psalmboek, de lofzangen en een litanie met 12 groote en 36 kleine miniaturen in den kalender, 15 groote miniaturen met voorstellingen uit het leven van Christus; Perkament, Omstreeks 1200. Normandisch-Engelsche stijl. De oudste bekende eigenaar van dit handschrift was Gerardus de Daivilla, Bisschop van Thérouanne, 1396.
GEBEDENBOEK, bevattende een Kalender, Psalmboek, de Gezangen van de Getijden, verschillende stukken van een Getijdenboekje, de Daggetijden van Maria, de Boete-psalmen, Litanie van alle Heiligen. Perkament, 1225-1255. Parijsche School. Rouen. Bibliothèque municipale.
Ook van de Kunstvoorwerpen en beeldhouwwerk valt het op dat die bijna allemaal uit het buitenland afkomstig zijn. Nu wordt wel ter verontschuldiging aangegeven dat sommige landen en musea niets wilden uitlenen, maar dat betrof de Scandinavische landen, Engeland en Duitsland.
De kunstvoorwerpen kwamen uit Dublin (meerdere stukken), Namen, Leeuwarden, Maeseyck, Parijs (enkele stukken) en St.Germain-en-Laye, London (toch nog enkele stukken, ondanks eerdere weigering), 's-Gravenhage, Luik, Deventer, Maastricht (enkele stukken), Amsterdam Rijksmuseum (betreft een jachthoorn uit Noord-Italië), Münster, Rouen (enkele stukken), Rotterdam (Byzantijnsch), Arnhem (Nederrijnsch), Utrecht (Keuls en Noord-Frans), St.Omer (enkele stukken).
Wat in deze opsomming meteen opvalt is dat Echternach en de Hollandse en Brabantse St.Willibrordkerken ontbreken. Blijkbaar hadden zij niets wat tentoonstelling-waardig was.
Detail van een kaart uit de 9e eeuw, waarop duidelijk het S.Willebrordi te lezen is. Dit was de aankomstplaats van St.Willibrord op het vasteland, te Gravelines in het gebied van de Morini. Katwijk is een fabel uit de 17e eeuw!
St.Willibrord stak over naar het vasteland van Europa, precies dáár waar de oversteek het kortst is en je de overkant kunt zien.
En zoals hij zelf schreef, kwam hij aan in FRANCIA.
De landing van St.Willibrord in Katwijk is een fabel uit de 17e eeuw (zie afbeeldingen hiernaast).
Terwijl iedereen naar het vasteland oversteekt op de plaats 'waar je de overkant kunt zien' (dus op de plaats waar nu de Kanaaltunnel ligt), zou St.Willibrord een gevaarlijke en lange tocht ondernomen hebben van Ripon naar Katwijk. Tenminste dat stellen de Nederlandse historici die vasthouden aan zijn landing in Katwijk. Die gevaarlijke oversteek beschrijft de vitae van St.Willibrord ook, aangezien een schipper hen niet durfde overzetten vanwege het stormachtige weer. Om de gehiirde boot meer stavast te geven, voer Willibrord over 'op een steen'. Dit werd steeds als een mitakel gezien, maar in Frans-Vlaanderen betekent dat de boot verzwaard werd met stenen 'om meer kiel' te hebben ofwel een betere stabiliteit in een stormachtige zee. Overigens bestond Katwijk niet eens in de 7e eeuw. Dan hadden de historici Lugdunum moeten aannemen als aankomstplaats, immers Lugdunum werd door enkelen als Katwijk beschouwd.
Zowel de Franse als de Duitse historici en ook Echternach plaatsen zijn aankomst op het vasteland te Gravelines bij Calais. Dat wordt bevestigd door St.Willibrord zelf, die schreef dat hij aankwam in FRANCIA. En de man in kwestie zal toch beter geweten hebben waar hij aankwam, dan alle historici na hem. Hij was meteen ook vlak bij zijn missiegebied. Dáár immers langs de kust van het Kanaal, woonden de klassieke Frisones en niet in Friesland dat zo'n 250 kilometer van Katwijk ligt.
Ook na zijn reis naar Rome keerde de man Gods terug in Francia, zoals het in zijn vitae beschreven staat. Wie hier Utrecht van wil maken moet dan toch enkele bewijzen (en geen aannames) opvoeren dat Utrecht in Francia lag.
Missaal van de St.Willibrorduskerk in Klein-Zundert met een afbeelding van Willibrord.
Deze constateringen maken de hele Nederlandse geschiedenis in het eerste millennium ongeloofwaardig en geven meteen de streek aan waar die geschiedenis van St.Willibrord wel thuis hoort: Noord-Frankrijk.
Dat Katwijk, als het al bestond in de 7e eeuw, in Francia lag, is zelfs in de Nederlandse traditionele opvattingen nooit beweerd. Het lag ook niet in Francia, maar volgens de traditie in het gebied van de Friezen.
Katwijk werd als aankomstplaats gekozen nadat de St.Willibrordtraditie in Utrecht had postgevat. Deze traditie stamt echter pas uit 1156, aangepraat door Echternach op zoek naar vermeend kerkelijk bezit. Daarvoor was St.Willibrord in Utrecht totaal onbekend. De zinsnede dat St.Willibrord aankwam in de monding van de Renus bepaalde de aankomstplaats in Katwijk. Er werd echter totaal voorbij gegaan aan het feit of met "renus" wel de Rijn bedoeld werd. Zie verder bij Renus.
Sommige historici houden de aankomst van St.Willibrord op het Zeeuwse Grevelingen. Ze erkennen daarmee dat ook zij Katwijk niet accepteren, maar tevens onbewust dat het wel Gravelines in Frankrijk moet zijn geweest. Immers de 'Frans-vlaamse' naam voor Gravelines is Grevelingen. Dat het Zeeuwse Grevelingen in de 7e eeuw al bestond, toen de transgressies op een hoogtepunt waren, is zelfs door de traditionele historici ook nog nooit beweerd. Het wordt angstvallig verzwegen.
De naam van het Zeeuwse Grevelingen is een van vele importnamen waarmee Zeeland, net als de rest van Nederland, vol ligt.
De plaatsing van St.Willibrord in Utrecht is een even grote mythe als zijn vermeende aankomst te Katwijk.
Haalt men dit ene fundament, de aankomst in Katwijk onderuit, dan valt het hele kaartenhuis van mythen rondom St.Willibrord in elkaar. Immers met zijn aankomst te Katwijk meenden de historici ook zijn verblijf in Utrecht te kunnen bevestigen.
St.Willibrord predikt onder de Friezen.
De afbeelding hierboven en hiernaast geven een opvallend beeld van de prediking van Willibrord onder de Friezen. Het heuvelachtige landschap komt duidelijk niet overeen met het platte Friesland.
Het Trajectum van St.Willibrord was hetzelfde als het Romeinse Trajectum. Opgravingen op het Domplein in 1929 hebben aangetoond dat Romeins Utrecht de naam Albiobola droeg (volgens C.W.Vollgraff). Deze vondst werd aanvankelijk heftig bestreden, later verzwegen, omdat er teveel vastzit aan die naam. Als Romeins Trajectum uit Nederland moet verdwijnen, is in feite de hele mythe in een slag opgelost.
Momenteel zijn er ook enkele onderzoekers die naam Albiobola ontkennen, vanwege de onleesbaarheid van de grafstenen. De andere bewijzen die Vollgraff opvoerde hebben ze blijkbaar nooit bekeken, tenminste die worden niet genoemd.
Trajectum is een gallische (Keltisch) woord en betekent "oversteekplaats". Waar die oversteekplaats in Utrecht, in het uitsterste grensgebied van het Romeinse Rijk ooit voor diende of toe geleid heeft, is in de traditionele opvattingen nooit aangetoond of aannemelijk gemaakt. Die oversteekplaats leidde immers nergens naartoe ofwel bestond ter plaatse ook niet.
Van continuïteit in bewoning is in Utrecht geen enkele sprake. Tussen de 3e en 10e eeuw is de archeologie volkomen blanko. Zie ook de opmerking van W.A.van Es in "De Romeinen in Nederland".
Vreemd en in Nederland onverklaarbaar blijft ook dat Romeinse Utrecht (in Nederland is dat Trajectum), waar een belangrijk castellum gelegen heeft, op de Peutingerkaart ontbreekt. Zie bij Peutingerkaart. Het is een volgende bevestiging dat de Peutingerkaart geen betrekking heeft op Nederland.
Voor de 14e eeuw bestaat in Nederland geen enkele Willibrordtraditie. In 1301 vraagt en krijgt Utrecht vanuit Echternach de eerste relieken van de heilige, omdat, zo staat het in de oorkonde, "men er nog geen heeft".
Waarom zijn niet eerder relieken gevraagd? Zeker als men wist dat Echternach in 952 relieken schonk aan Trier, in 980 aan Regensburg, in 987 aan Luxemburg, in 1031 weer aan Trier, in 1156 aan Maria-Laach en Himmerode. Ná 1031 schonk de abdij relieken aan verschillende
kerken: 1047 aan Prum; 1051 aan Brunswijk; 1091 aan Hirssow; 1098 aan Prüm; 1156 aan Himmerode; 1170 weer aan Trier; in 1301 voor het eerst aan Utrecht en in 1315 nogmaals aan Trier.
De betreffende relieken zijn allemaal beschreven en bevatten naast kledingstukken ook beenderen van de heilige.
Het is duidelijk dat de Willibrord verering in Nederland dus pas na 1301 nieuw is ontstaan.
Zo blijkt uit technisch onderzoek dat het deel van de sandaal van de heilige waarover men in Utrecht beschikt, niet uit de 8ste maar uit de 12de eeuw stamt. En dan kan deze sandaal onmogelijk van St.Willibrord zijn geweest.Deze relieken zijn dus vals.
En dan WONDER boven WONDER, vinden de monniken van Echternach in 1498 "het complete en ongeschonden lichaam van de heilige terug". Er is maar één conclusie: de relieken die nu in Echternach voor St.Willibrord worden gehouden zijn vals. Het "terugvinden" van het lichaam van de heilige in 1031 toont dat al glashelder aan.
Het staat volkomen vast dat St.Willibrord niet in Echternach overleden is. Men heeft immers altijd aangenomen dat zijn lichaam naar Echternach werd overgebracht. Daarvoor voerde men de z.g. "translatio" aan die op 10 november in de kalender van St.Willibrord staat genoteerd. De aantekening van de translatio is duidelijk niet in 739 aangebracht, maar een veel latere toevoeging.
Wat er nadien met zijn lijk en relieken gebeurd is, geeft alle reden om die als niet-authentiek te beschouwen.
De twijfel die W. Visser in 1933 opgeroepen heeft, blijkt zeer gegrond.
Pas in 1940 is St.Willibrord door paus Pius XII tot patroon van de Nederlandse Kerkprovincie verheven. Waarom heeft dat tot 1940 moeten duren? Waarom gebeurde dat niet al in 1853 bij het herstel van de kerkelijke hiërarchie in Nederland?
Behalve 'Apostel van Friesland' is St.Willibrord ook patroon van het bisdom Haarlem en van een aantal kerken. Deze kerkpatronaatschappen in Nederland gaan niet verder terug dan de 12e eeuw.
De corpus van St.Willibrord in Echternach is aantoonbaar vals en stamt uit de 12e of zelfs pas uit de 15e eeuw.
Er moet een onderscheid gemaakt worden tussen de historische en de religieuze St.Willibord. De historische hoort niet in Nederland thuis, de religeuze St.Willibrord kent een geschiedenis van verering vanaf de 14e eeuw.
Verblindheid.
In Nederland wordt op diverse manieren de traditionele opvattingen in stand gehouden door een onjuiste voorstelling van zaken. Er wordt de onwetende lezer zand in de ogen gestrooit, wat leidt tot verblindheid. Alle 'herhalingen van de mythen' leidt tot een soort indoctrinatie van de oude achterhaalde opvattingen. Als het maar vaak genoeg herhaald wordt, zou je kunnen gaan geloven dat het echt zo is.
Een wel zeer sprekend voorbeeld van die verblindheid is het Protestants Christelijk Onderwijs in Utrecht, dat zich profileert met de naam WILLIBRORD. Zij willen, zoals ze zelf schrijven 'betrouwbaar' overkomen!
Wat doet een PROTESTANTSE stichting met de naam van een KATHOLIEKE bisschop? Is deze stichting niet op de hoogte van de Nederlandse geschiedenis?
Het wordt nog erger, immers ze beheren scholen met de naam St.Bonifatius College, St.Gregorius College en een school met de volledig onjuiste naam Nifterlake College.
Naast dat het pure katholieke namen zijn, zijn het allemaal namen van scholen die geen relatie met Nederland hebben, laat staan met Utrecht.
De naamgeving van de stichting en deze scholen getuigt wel van weinig historisch besef. Hopelijk lijdt het onderwijs er niet onder.
Het is vergelijkbaar met de onthulling van het beeld van St.Bonifatius in 1962 in Dokkum door de protestantse prinses Beatrix. Prima voor de Oecumene, echter niet voor het historisch besef.
Hierboven: Zegel van de stad Gravelines met een afbeelding van de landing per schip van St.Willibrord. Rechtsonder -tussen "3 en 6 uur"- herkent men de naam "S Willibrord".
Op de Raamberg in Klein-Zundert herinnert de straatnaam nog aan de plaats waar tot 1823 de oudste St.Willibrorduskerk van Nederland stond.
Dat St.Willibrord een bisschopszetel in Utrecht gehad zou hebben en zijn abdij op ruim 300 km afstand in Echternach lag, is een onbegrijpelijk raadsel, waarvoor geen enkele historicus ooit een plausibele verklaring heeft gegeven. Bovendien is het een ongrijmdheid dat die abdij in een ander bisdom lag (Trier). Waarom heeft St.Willibrord zijn abdij niet dichter bij in zijn bisdom gesticht?
De werkelijkheid is dat hij dat wel gedaan heeft. Zijn abdij lag 'buiten de muren' van Trajectum, zoals dat in de klassieke tekst staat. Dat klooster lag in elk geval niet in Utrecht, want door meerdere historici o.a. Kaj van Vliet wordt de Paulusabdij Utrechts oudste klooster genoemd.
St.Willibrord werd door de paus Sergius aangesteld als 'apostel van de Friezen'. Het is vervolgens onverklaarbaar dat van zijn aanwezigheid in het Nederlandse Friesland nooit enig spoor in gebleken. De traditionele historici laten hem slechts prediken in Brabant en België. "In de periode van St.Willibrord zijn in Nederland boven de rivieren geen archeologische feiten die met St.Willibrord in verband kunnen worden gebracht". (Bron: W.van Es).
De abdij van Susteren die ook genoemd wordt als een abdij van St.Willibrord, was na de vlucht voor de Noormannen een herstichting van het klooster van Souastre in Frans-Vlaanderen. Bovendien was het een vrouwenklooster, dus zeker geen stichting door St.Willibrord. De emancipatie was in die tijd nog niet zo ver gevorderd dat mannen en vrouwen gebruik maakten van hetzelfde klooster. Momenteel is dat overigens nog steeds niet zo, al zijn er tegenwoordig enkele uitzonderingen, waarbij de zusters de mannelijke broeders verzorgen. Het zijn ook geen kloosters in de oude betekenis van het woord, meer zorgkloosters voor oude monniken. De visie van Albert Delahaye. St.Willibrord kwam aan in Francia, zoals hij zelf letterlijk schreef en was meteen in zijn missiegebied: Frisia. Om in de 7e eeuw van Francia de plaats Katwijk te willen maken moet men toch met héél sterke bewijzen komen. En die bewijzen zijn er niet. Katwijk bestond toen niet eens.
St.Willibrord kwam aan in Gravelines en zijn missiegebied bij de Friezen lag aan de kust in Frans- en Belgisch-Vlaanderen. Daar lag het oude Fresia (Frisia). Het Trajectum waar hij zijn bisschopszetel had was niet Utrecht, maar de Noord-Franse plaats Tournehem-sur-la-Hem.
Het Trajectum van St.Willibrord was dezelfde plaats als Romeins Trajectum. Het Romeinse 'trajectum' lag aan de weg van Canterbury naar Rome. Zie bij Via Francigena. Het was in Noord-Frankrijk ook de enige plaats waar een rivier overgestoken moest worden. In Utrecht is nooit sprake geweest van een "trajectum, een oversteekplaats". Waar zou deze naartoe geleid hebben? Het moeras in?
Hiernaast twee ingezonden brieven in KRO-studio van P.A.J. van Dijk en het commentaar van de KRO hierop. Klik op de afbeelding voor een vergroting. Dat de theorieën van Delahaye lang niet door alle historici worden gedeeld is zeker waar, maar dat wil nog niet zeggen dat hij ongelijk heeft. Lees meer bij de wetenschap.
De aangenomen veronderstelling dat St.Willibrord in Utrecht bisschop is geweest, is makkelijk te weerleggen. Zowel tekstueel als archeologisch is aangetoond dat Utrecht in de 7e en 8e eeuw niet bestond. Wat moet een missiebisschop in een streek waar geen bewoning is?
Er zijn teveel teksten die niet stroken met de gangbare opvattingen. Enkele voorbeelden van ongerijmdheden in de traditionele opvattingen, die het gelijk van Delahaye aantonen, zijn:
St.Willibrord kwam in 690 aan land te Gravelines in Noord-Frankrijk en was meteen in zijn missiegebied. De kerk in Gravelines draagt zijn patronaat, evenals die van het naburige Bourbourg. Hoe komt het patronaat van "de apostel der Friezen" in Noord-Frankrijk?
De landing te Katwijk is voor het eerst in de 17e eeuw beweerd, afgeleid van de opvatting dat zijn zetel in Utrecht was en de "ostia Reni" (monding van de Renus) dan de aankomstplaats had kunnen zijn. Kritiekloze schrijvers hebben er toen Katwijk van gemaakt, een plaats die ten tijde van St.Willibrord niet bestond in een gebied dat in de 7e eeuw onder water lag (zie bij Transgressies).
St.Willibord schrijft zelf dat hij aankwam in "Francia". Zie de tekst hieronder. Met Francia kan in de 7e eeuw geen enkel deel van Nederland bedoeld zijn.
Van de oudste periode van het jaar 722 tot het einde van de 10e eeuw bezit Utrecht geen enkel origineel document. Men beschikt slechts over afschriften, die in de 12e en 13e eeuw verzameld of gekregen zijn van kloosters in België (Gent) en Frankrijk (St.Omaars). In deze eeuwen ontstond langzaam en beetje bij beetje de St.Willibrord traditie van Utrecht. Alles waarin sprake was van Trajectum of St.Willibrord werd gekopieerd en naar Nederland getrokken. Zo kwam Nederland aan grote brokken Noord-Franse geschiedenis. Het absolute vacuum tussen 739 en de 13e eeuw is een afdoend bewijs dat de traditie in Nederland nieuw is ontstaan.
Uit het antwoord van de redactie blijkt al dat men niet op de hoogte is van de feiten. De eerste missionaris van Nederland was St.Servaas in Maastricht. Of hoort Limburg niet bij Nederland?
De Annales Egmundenses vermelden in 1148 van een grote brand in Utrecht, waarbij de de kerk van St.Martinus die door bisschop Adelbold is gebouwd, verbrandde met drie andere kerken. De kerk van St.Salavator, die de kerk van St.Bonifatius genoemd werd, bleef gespaard. In dit bericht wordt St.Willibrord, die men zo graag ziet als grondlegger van het Christendom in Nederland en bouwheer van een St.Salvatorkerk, niet genoemd. Adelbold was tussen 870 en 899 een der opvolgers van St.Willibrord, echter niet in Utrecht, maar in Tournehem. De eerste bisschop van Utrecht was wellicht Balderik (917?-975). De latere keuze van St.Martinus (St.Maarten, de nationale beschermheilige van Francia) tot patroon van de betreffende kerk wijst al op de zuidelijke oorsprong ervan. Ook die is na de 10e eeuw geïmporteerd.
De Annales Xantenses (640-873) bevatten geen enkel bericht over St.Willibrord, terwijl ze wel over de "Betuwe" en het land van Kleef handelen. Blijkbaar was de "eerste bisschop van Utrecht" in Xanten niet bekend.
Melis Stoke (1235-1305) noemt St.Willibrord als apostel aan de Schelde. Helemaal juist dus, want de Schelde bakende het gebied van de Frisones af en wordt in klassieke teksten ook Renus genoemd. Geen enkel woord over Utrecht of noordelijk Nederland.
In de kroniek "De rebus Ultrajectinis (1138-1233) komt de naam van St.Willibrord nergens voor. Geen vermelding van de eerste bisschop van Utrecht en stichter van dit bisdom is op zijn minst erg laks en onattent. De waarheid is dat de St.Willibrord-traditie toen nog niet bestond.
Vóór de 14e eeuw blijkt St.Willibrord in Nederland onbekend te zijn. Geen enkele Utrechtse oorkonden vóór de 14e eeuw is gedateerd naar het feest van St.Willibrord.
In noordelijk Nederland is geen enkele oude kerk onder het patronaat van St.Willibrord bekend, terwijl in het zuiden er talloze voorkomen. En in noordelijk Nederland lag bij de Friezen toch het zwaartepunt van zijn missionering?
St.Willibrord wordt "apostel van de Friezen" genoemd. Volgens St.Bonifatius werkte hij gedurende 50 jaar bij de Friezen en heeft het grootste deel van hen tot het geloof bekeerd. In Friesland is geen plaats, geen kerk, geen feest, geen traditie of legende, die aan deze apostel herinnert. Onze voorouders zijn niet onattent geweest, maar hebben St.Willibrord niet vernoemd, omdat zij wisten dat hij er niet thuis hoorde.
In Frans-Vlaanderen leeft van de "apostel der Friezen" een duidelijke en grootse traditie in plaatsnamen, patronaten van kerken, parochies, feesten en andere tradities, zodat een belangrijk bewijs voor zijn invloed er lang bestaan heeft en nog bestaat.
In Frankrijk en Vlaanderen werd vanouds het feest van St.Willibrord gevierd in de bisdommen Kamerijk, Terwaan en Metz. In het bisdom Arras is het nog steeds een voorgeschreven feest. Je vraagt je dan af hoe de bisschop van Utrecht en patroon van de Nederlandse Kerkprovincie en de apostel van de Friezen, in die bisdommen in Noord-Frankrijk terecht is gekomen. Of was hij daar al bekend voordat zijn legende naar Nederland verhuisde?
Pas in de 14e eeuw (in 1301) vraagt en krijgt Utrecht voor het eerst relieken van St.Willibrord vanuit Echternach. De argumentatie "omdat zij er geen bezat" geeft duidelijk aan dat de traditie toen pas voor het eerst opkwam. Was er geen reliek in Utrecht geweest, dan zou men beslist voor enkele "onechte" hebben gezorgd, als er ook maar enige vorm van verereing van de heilige zou hebben bestaan. In de middeleeuwen was een heiligenverering zonder relieken ondenkbaar. Een verering van St.Willibrord heeft in Utrecht vóór de 14e eeuw dus niet bestaan.
Het begin van de 14e eeuw is een rijkelijk laat tijdstip voor de verering van een heilige uit de 8e eeuw, die nota bene de eerste bisschop van de stad zou zijn geweest en de grondlegger van het Christendom in Nederland. Zo ondankbaar kunnen de bewoners toen toch niet geweest zijn, om St.Willibrord zes eeuwen lang niet te noemen, niet te vereren en zelfs helemaal te vergeten. Hiermee wordt aangetoond dat de verering van St.Willibrord in de 14e eeuw nieuw ontstond. Van ondankbaarheid is dus geen enkele sprake geweest.
La domaine d'Oil is de Romaanse taal die zich ontwikkelde in het noordelijke deel van Gallië, vervolgens in het noordelijke deel van Frankrijk en die werd gesproken in de middeleeuwen en we het Oud-Frans noemen.
St.Willibrord schrijft zelf dat hij in Francia aankwam. "In naam van de Heer. Clemens Willibrordus kwam in het jaar 690 na de geboorte van Christus van overzee in Francia, en in de naam van God is hij in het jaar 695, hoewel onwáárdig, in Rome tot bisschop gewijd door de apostolische man paus Sergius. Nu is hij dan uit Gods naam in het jaar 728 vanaf de geboorte van Onze Heer Jezus Christus nog gelukkig werkzaam in de naam van God." Bron: Wilson, The Calendar of St.Willibrord, fol.39.
Algemeen wordt aangenomen dat Willibrord deze tekst zelf opstelde en eigenhandig in zijn Kalender heeft geschreven. Al schrijft hij in de derde persoon over zichzelf, toch blijkt duidelijk uit de woorden "hoewel onwaardig", die alleen van hemzelf kunnen zijn, dat hij in alle bescheidenheid over zichzelf schrijft. Als een ander dit geschreven had, zou het een grove belediging zijn geweest.
Willibrord zegt dus zelf dat hij naar Francia kwam. Wie daar in de 7e eeuw Nederland of Katwijk van wil maken, moet op z'n minst met één tekst aantonen dat Francia zich toen uitstrekte tot de Noord-Nederlandse kust. Zo'n tekst bestaat niet, anders had men deze al lang en breed op tafel gelegd om de onjuistheid van Delahaye's opvattingen aan te tonen.
De eigen getuigenis van de man in kwestie is vanzelfsprekend van het hoogste belang. Toch blijven Nederlandse historici maar vasthouden aan de traditie en zetten ze zelfs de heilige, om wie ze zich zo druk maken, neer als leugenaar. Zij weten het immers beter dan Willibrord zelf.
Voorts treedt uit deze eenvoudige en sobere verklaring een evenwichtige, rustige, plichtsgetrouwe, zorgzame en gestage werker naar voren; een persoonlijkheid waarbij de wilde verhalen van grootse geloofscampagnes over afstanden van 1000 kilometer retour niet passen.
De Franse en Duitse historici houden Gravelines als de aankomstplaats van St.Willibrord op het vasteland van Europa. Zelfs in Echternach hanteert men als landingsplaats van St.Willibrord het noord-Franse Gravelines. Dat is historisch volkomen juist. Abt Theofried van Echternach heeft zelf, getuige zijn Vita van St.Willibrord en zijn eigen verhandelingen, een bezoek gebracht aan de landingsplaats. Gravelines heeft van oudsher een sterke St.Willibrord traditie, wat mag blijken uit het beeld met reliek van St.Willibrord in de plaatselijke St.Willibrorduskerk. (Zie afbeeldingen hiernaast). De kerk van Gravelines draagt nog steeds het patronaat van St.Willibrord, evenals de kerk van het nabijgelegen Bourbourg ook het patronaat van St.Willibrord draagt.
Wat stad en haven van Gravelines betreft: aangezien het toekomstige areaal van die stad nog onbewoonbaar was, kon van een landlng aldaar geen sprake zijn; wèl echter van een stranding op een nabij liggende zandbank, doordat de boot na het (te vroege?) strijken van de zeilen op drift raakte. Dit was dan het juiste moment voor het overboord zetten van de verzwarende steen om zo het vaartuig weer vlot te krijgen en daardoor de kust te bereiken vanwaar men te voet bij de burcht van Traiectum (Tournehem) kon komen.
Stadswapen (met burcht) van Tournehem. Rechts de St.Willibrordkerk in Gravelines, waarin het beeld met reliek van St.Willibrord staat.
De spreuk op het stadswapen van Tournehem luidt: Nul ne si Frote - Geen mens laat zich de les lezen!
Waarheid en legende! Rechts kaart bezittingen en/of plaatsen van St.Willibord in Nederland, België en Luxemburg (Editie P.C.Boeren; klik op de kaart voor een vergroting). Opvallend op deze kaart is dat Noord-Nederland (op Medemblik na, zie daar) leeg is.
Dr.Ch.Thewissen maakte in 1964 (zie tekst hiernaast) van Willibrord geen boven-Moerdijkse maar een Benelux-heilige, aangezien er boven de Moerdijk nauwelijks bewijzen van zijn aanwezigheid te vinden zijn. De nadruk legde hij in Zuid-Nederland en Luxemburg (zie kaartje hiernaast). Echter, ook Thewissen had de studie van P.C.Boere niet helemaal goed begrepen en ging er -net als Boeren- vanuit dat de claims van Echternach allemaal terecht en historisch juist waren. Zij hadden de studie van Albert Delahaye over de 'Vraagstukken in de Historische Geografie van Nederland' nog niet gelezen (die was nog niet uitgegeven), maar wezen al wel op een aantal onmogelijkheden in de Willibrord-verering in Nederland.
De aankomst van St.Willibrord te Gravelines is een vaststaand feit. Abt Theofried van Echternach, de eerste -na Alcuinus en Beda- die over het leven van St.Willibrord schrijft, wijst in 1110 deze plaats aan als de aankomstplaats na de oversteek uit Engeland. In Echternach hanteert men nog steeds Gravelines als aankomstplaats van St.Willibrord.
Zowel de Franse als Duitse historici houden hetzelfde Gravelines voor de aankomstplaats van St.Willibrord. Alleen in Nederland hanteert men de 17e eeuwse fabel met de aankomstplaats Katwijk.
Gravelines lag ook op de normale en gebruikelijke oversteekplaats om vanuit Engeland naar het vasteland (of andersom) te reizen. Deze weg had ook een eigen naam: La Leulène, en heet nu nog zo! Het was de vaste route waarlangs alle hoogwaardigheidsbekleders vanuit Kent naar Rome reisden. Langs deze weg is ook St.Willibrord en later St.Bonifatius naar Rome gereisd.
Gravelines heeft al sinds mensenheugnis een St.Willibrord traditie. Het werd er al lang van vader op zoon doorverteld, zo schrijft abt Theofried in het Vita van St.Willibrord, dat St.Willibrord er aankwam op een steen. Dit verhaal werd aanvankelijk voor een legende gehouden en als historisch feit verworpen. Echter, het berust geheel op waarheid, aangezien het ter plaatse een gebruikelijke zaak is, om bij stormachtige weer, een boot met stenen te verzwaren om de stabiliteit en zeewaardigheid te verbeteren.
Gravelines heeft vanouds een St.Willibrordus kerk en parochie, die al bestond voordat men in Nederland ooit van St.Willibrord gehoord had.
St.Willibrord is sinds mensenheugnis ook patroon van de stad Gravelines.
Op het stadszegel van Gravelines uit 1244 staat St.Willibrord, die per boot reist, afgebeeld. De tekst op de rand van dit zegel laat er geen misverstand over bestaan dat de afgebeelde bisschop St.Willibrord is.
Voor de kust van Gravelines staat op verschillende oude kaarten de naam S.Willibrordi en Wilbort Sant.
In de nabije omgeving zijn meerdere kerken of altaren aan St.Willibrord toegewijd.
Bourbourg, op enkele kilometers van Gravelines, heeft een kerk met het patronaat van St.Willibrord.
Van de aankomst van St. Willibrord te Katwijk, is geen enkel tekstueel of archeologisch bewijs.
De traditionele aankomst in Nederland en de reis van Katwijk naar Utrecht is een onmogelijke, onlogische en lachwekkende vertoning. Het is zelfs een groot vraagteken of de Rijn in de 8e eeuw nog wel bevaarbaar was.
Het klooster van St.Willibrord te Echternach lag in het bisdom Trier. Welke bisschop bouwt zijn klooster in een ander bisdom, 300 km. van zijn parochiekerk? Ook dit is een lachwekkende, onlogische en dus onmogelijke situatie. En dat terwijl in de teksten staat dat St.Willibrord zijn klooster "buiten de muur" van Trajectum bouwde. Dus net buiten die plaats. Dan is een afstand van 300 km. even onlogisch als absurd. St.Ludger ging vanuit het klooster 's nachts bidden in de kerk van St.Martinus in Trajectum. Hij ging er te voet naar toe, elke nacht en nachten achtereen. Ook hier is een afstand van 300 km tussen klooster en kerk een ongerijmdheid. De latere keuze van St.Maarten (St.Martinus, de nationale beschermer van Francia) als patroon van de Utrechtse kerk wijst al op de zuidelijke oorsprong ervan. Ook die is na de 10e eeuw geïmporteerd.
Het is ook de vraag waarom St.Willibrord te voet naar Rome reisde en niet op zijn paard. Tenminste, dat is af te leiden uit de tijdsduur tussen vertrek naar Rome 'in de eerste tijd van het bisdom' en de dag dat Willibrord door Paus Sergius tot bisschop der Frisones gewijd werd en de naam Clemens kreeg. Dat gebeurde op 21 november 695. Daar zit zo'n 5 jaar tussen.
Willibrords standbeeld te Utrecht is opgericht op een plaats waartegen historici (behalve Albert Delahaye dan) geen enkele bedenking kunnen aanvoeren. Dat beeldhouwer Albert Termote hem, goedbedoeld om vooral zijn Friese betrokkenheid aan te geven, heeft laten rijden op een 'Fries paard', is een artistieke vrijmoedigheid, want er is over het bestaan van dit karakteristieke ras in Willibrords tijd niets bekend.
Bovendien blijft al jaren de vraag onbeantwoord hoe St.Willibrord en andere predikers van Utrecht naar Friesland reisden. Nederland was toen een groot moerasgebied. Een weg over Gelderland, Overijssel naar Friesland of Groningen liep door onbegaanbare moerassen. Ook via Noord-Holland kwam je niet in Friesland. In een bootje dan? Daar is geen enkele getuigenis van: een en al mythe.
H.Willibrord, patroon apostel van Nederland zoals op de rechter afbeelding staat, is dat pas sinds 1940.
Afbeelding uit Terneuzen: klik op de afbeelding voor een vergroting, eigen -helaas onscherpe- foto, maar onderschrift is duidelijk leesbaar.
Wil men hier de prediking van Willibrord in Zeeland mee aangeven? Zijn aankomst in Nederland was niet in Grevelingen in Zeeland, maar in Gravelines in Frans-Vlaanderen.
Uit de authentieke teksten, mits onbevooroordeeld gelezen en eerlijk uitgelegd, moet men dan ook constateren dat Willibrords bewegingen -bij
zijn eigenlijke missionaire activiteit- een straal van 100 km nauwelijks overschreden heeft (Souastre, Oust-Marest en de 'Dani' liggen binnen dat bereik). In dit en andere opzichten is een niet gering verschil vast te stellen tussen Willibrords geaardheid en die van de 'onrustige' Bonifatius, wier 'actie-radius' trouwens ook tot het onmogelijke overdreven wordt. Er bestond tussen beiden ontegenzeggelijk een zekere mate van 'incompatibilité de caractères': de onstuimige Bonifatius vond Willibrord te lankmoedig; en Willibrord was te lankmoedig om Bonifatius te onstuimig te vinden. Niettemin wordt het vaak voorgesteld alsof Bonifatius niet alleen de opvolger, maar ook de návolger van St.Willibrord geweest zou zijn. Het laatste was hij allerminst.
St.Willibrord devotie in Frans-Vlaanderen.
In de streek van Frans-Vlaanderen bestaat een vanuit de Nederlandse traditie onverklaarbare St.Willibrord devotie. De vraag "Hoe kan de apostel van Nederland zo ver van huis zo'n grote bekendheid hebben gehad?", werpt dan ook, voor de Nederlandse traditie, de nodige geografische problemen op.
Vanuit de visie van Albert Delahaye is deze vraag meteen het antwoord op die problemen: "St.Willibrord was in Frans-Vlaanderen niet ver van huis. Hij was er midden in zijn missiegebied!"
St. Willibrord landde te Gravelines, dat in de 7e eeuw een eiland in het Almere was. Een plaatselijke traditie, die door een schrijver uit de 11e eeuw al zeer oud werd genoemd, bevestigt deze landing. In de streek van Frans-Vlaanderen zijn talloze relikten van een devotie aan te wijzen, zoals kerken door de aartsbisschop gesticht, veel relieken in kerken en de viering van zijn feest. De kerk van Gravelines draagt nog steeds het patronaat van St.Willibrord, evenals de kerk van het nabijgelegen Bourbourg.
De kerken en goederen van het bisdom en van de abdij van St.Willibrord zijn alle in dezelfde streek aan te wijzen, met plaatsnamen die door regionale parallelteksten bevestigd worden in de vorm zoals zij in de oorkonden van Echternach voorkomen.
De kaart laat tevens zien, dat alle raakpunten van St. Willibrord en het bisdom Trajectum rondom de zetelplaats Tournehem liggen. Voorheen plaatste men die goederen, parochies en kerken honderden kilometers uit elkaar in tien verschillende landstreken: in Holland, (merkwaardigerwijs niet in Friesland), Utrecht, Gelderland, het land van Kleef, België, Limburg, Zeeland, Antwerpen en de Kempen, Thuringen en Luxemburg. Het heeft geen nader betoog nodig, dat dit onaanvaardbaar is voor een bescheiden missie-bisdom uit het begin van de 8e eeuw, dat bovendien reeds kort na St. Willibrord tekenen vertoonde van weinig levensvatbaarheid, of dat juist als missie-bisdom door de Paus voorbestemd was om zich te zijner tijd op te lossen in de normale hiërarchie. Een expansie van die omvang en uitgestrektheid is zelfs niet bekend uit een latere periode, toen rijke en politiek machtige bisdommen en abdijen links en rechts goederen verwierven. Gezien de omvang van het goederenbezit van St.Willibrord, maakt de geschiedenis van hem een reislustige missiebisschop, wat hij gezien de geschreven bronnen zeker niet geweest is.
St.Willibrord en Radboud?
Het verhaal van St.Willibrord en koning Radboud heeft betrekking op Willibrord, maar klopt ook niet helemaal met de werkelijkheid. In 690 reist Willibrord samen met elf metgezellen als pelgrim naar het vasteland om daar ongelovigen tot het christendom te bekeren. Volgens zijn biograaf Alcuinus zou Willibrord direct na zijn aankomst naar koning Radbod in Utrecht zijn gegaan, maar zonder succes: het lukt de missionaris niet om de koning van het christelijk geloof te overtuigen. In de Nederlandse traditie gaat St.Willibrord in 690 niet meteen naar Utrecht, maar bezoekt Willibrord Utrecht pas na 695 in de rol van aartsbisschop. Radbod is dan afgezet door Pippijn II na een oorlog in 695 tussen Franken en Friezen en Utrecht vanaf 695 pas tot het Frankische rijk hoort.
Het lijkt een detail, maar het komt niet overeen met wat Alcuinus geschreven heeft. De Nederlandse historici leggen de tekst van Alcuinus anders uit dan wat hij letterlijk geschreven heeft. Het is precies wat vaker gebeurd is in de historische geografie en wat precies het probleem van de mythen is.
Tekst op een gevel in Utrecht: CETERUM CENSEO MONUMENTUM WILLIBRORDI ESSE AMOVENDUM.
Vertaling: overigens ben ik van mening dat het standbeeld van St.Willibrord verwijderd moet worden.
Nieuwe mythen.
Steeds opnieuw steken allerlei uitvluchten de kop op om de mythe te redden. Tijdens een TV-uitzending op 6 november 1989 werd gepoogd "Willibrord in Utrecht" te redden door zijn verblijf aldaar slechts kort te houden. Blijkbaar kwam dat voort uit een opmerking van Monseigneur M.Muskens, die in een gesprek met het dagblad "De Telegraaf " (4 november 1989) onthulde dat "Willibrord de Friezen niet bekeerd heeft omdat zij niet wilden (?!?), waarna hij naar Echternach uitweek!" en daar zeker verder zat te kniezen om die vermaledijde Friezen.
Zo'n voortijdige aftocht van St.Willibrord is natuurlijk historisch volkomen naast de waarheid. Zowel de getuigenissen van St.Bonifatius, Beda en van St.Willibrord zelf, verklaren dat hij tot in hoge leeftijd vanuit zijn te Traiectum gevestigde zetel werkzaam was en bleef. Bovendien zou het in strijd met de kloostergelofte van de Benedictijnen geweest zijn, waarbij 'Stabilitas loci' als een der voornaamste regels gold! Een Benedictijn ging niet op de vlucht! Vergelijk dat b.v. met de moord op St.Bonifatius, die vluchtte ook niet.!
Op deze manier maakt de Nederlandse bisschop Muskens van St.Willibrord een lafaard en een slappeling en maakt hem de enige reden afhandig waarop hij tot patroon van de Nederlandse kerkprovincie verheven werd. Dat gebeurt er nu wanneer ondeskundigen zich met de geografische historie van Nederland gaan bemoeien: blunder op blunder!
De legende van Willibrord en het putje van Heiloo (de missionaris zou als Mozes water uit de grond hebben geslagen) staat al beschreven in het Latijnse heiligenleven Vita Willibrordi van de Karolingische geleerde Alcuinus (ca 730-804). Nederlandse legenden kunnen dus oud zijn, maar dan wel dankzij het schrift. Wie leest wat er in deze Latijnse bron over het putje van Heiloo gezeg wordt, komt tamelijk bedrogen uit: het wonder is nogal dun - er wordt in het zand gegraven, gebeden en dan is er water - en bovendien wordt helemaal niet vermeld waar het verhaal zich afspeelt. In plaats van Heiloo kan het zich overal langs de Noordzeekust hebben afgespeeld. (Geschiedenis Magazine, sept. 2010)
De wijwaterput van St. Bonifatius.
Net als de talloze putjes van St.Willibrord is de wijwaterput van St. Bonifatius in Dokkum klinkklare onzin. Paus Gregorius (731-741) had immers met nadruk verboden voor het dopen van heidenen tot christenen gebruik te maken van deze bronnen, juist omdat deze bij de heidenen in een geur van bijgeloof en heidense rituelen stonden. De paus wilde absoluut voorkomen dat de heidenen de indruk kregen alsof de Roomse Kerk ook in het sacrale van bronnen geloofde. St. Bonifatius was zeer Rome-getrouw, zozeer zelfs dat hij menigmaal in conflict is geraakt met Gallische bisschopppen. En dan vindt de ROB. een wijwaterput van St. Bonifatius! Er werken blijkbaar geen katholieken bij de ROB., want deze heilige wordt even aangewreven dat hij de kerkelijke voorschriften heeft overtreden. Ook het omhakken van "heilige eiken" door Willibrord, Bonifatius of andere zendelingen kan men in het rariteitenkabinet van de historische vraagstukken plaatsen. Het was niet alleen een duidelijk advies van de Paus, ook de missionarissen zelf hadden wel begrepen, dat als men volkeren wil bekeren men ze niet tegen zich in het harnas moet jagen door hun "idolen" grofweg neer te halen en hen te kleineren.
Lezersplein in het Algemeen Dagblad.
Nu is het Lezersplein niet de geëigende plaats om over historische vraagstukken te discussiëren, maar G.Nieuwdorp uit Utrecht maakt er in zijn/haar reactie een karikatuur van. Dat hierbij enkele pertinente onwaarheden verkondigd worden, maakt duidelijk dat de schrijver niet gehinderd wordt/werd door kennis van zaken. De discussie rondom St.Willibrord en St.Bonifatius is namelijk helemaal niet begonnen ergens "op een zolder", maar in het gemeentearchief van Nijmegen, en wel met Karolingisch Nijmegen, waarvan in Nijmegen elk spoor blijkt te ontbreken. Het "gat van Nijmegen" is bij elke historicus bekend. Uiteraard wordt er weinig over gesproken, want het legt meteen de problematiek bloot.
Voor Nieuwdorp zijn Willibrord en Willebrord 'vanzelfsprekend' ook twee verschillende personen. Een van de twee heeft zeker in Nederland gemissioneerd, meent hij. Voor Nieuwdorp zijn Aachen en Aken waarschijnlijk ook twee verschillende plaatsen, net als Utret en Utrecht om bij zijn/haar stad te blijven. De schrijfwijze van een persoons- of plaatsnaam op zich zegt dus weinig, de contekst is meer van belang. En juist die contekst heeft in Nederland nooit gepast. Het begrip "déplacements historiques" is bij Nieuwdorp vermoedelijk ook niet bekend.
Het bronnenonderzoek van deskundigen moet als historische uitgangspunt voor de discussie dienen, en niet de schoolboekjes, de folders van de VVV's of een kerkgidsje van een kathedraal.
De bewering dat de theorie van Delahaye bij beroepshistorici geen steun krijgt, is eveneens een onwaarheid. Zelfs aanvankelijk fervente tegenstanders van Delahaye, geven hem nu gewoon gelijk. Op deze website zijn veel citaten (zie daar) verzameld waarin dat bevestigd wordt. Dr. W.A. van Es, voormalig directeur van de ROB. in Amersfoort, schrijft zelfs: "Tussen 250 en 950 ontbreekt elke vorm van bewoning in Utrecht". St.Willibrord en zijn voorgangers en opvolgers hebben er dus nooit een bisschopszetel kunnen hebben. Immers zonder bewoners valt er niets te bekeren. Ook van een kerkje van St.Willibrord en zijn voorgangers ontbreekt elk spoor!
Bij opgravingen in Utrecht zijn nimmer resten uit de tijd van St.Willibrord gevonden, om een andere historicus te citeren. Lees meer over Utrecht. Er is sinds 1929 in Utrecht hard gezocht maar nooit iets gevonden uit de tijd van St.Willibrord. Dat lijkt me duidelijke taal.
Mevrouw Charlotte Broer (zie bij Citaten) laat de koppeling van Utrecht aan een bisschopszetel als onhoudbaar los. Als St.Willibrord geen bisschopszetel in Utrecht had, en dat stelde zij, valt het hele kaartenhuis van de mythen vanzelf in elkaar.
Het is dus beslist een onwaarheid dat Delahaye als enige meent dat de St.Willibrordtraditie van Utrecht op los zand is gebouwd en niet klopt.
Over een aantal historisch kwesties vanaf de Romeinse tijd is in Nederland altijd verwarring geweest. Wie de verwarring ontkent, kent de bronnen niet.
Ten aanzien van de hele studie rondom St.Willibrord zijn er zeker nog onduidelijkheden, misschien kan Nieuwdorp die als 'deskundige' oplossen? Zoals de verklaring van de twee corpora van St.Willibrord en zelfs een derde schedel die van deze heilige bekend is.
Ook de exacte datum van de breuk tussen het eerste Trajectum en het tweede Trajectum is onbekend, aangezien deze nergens als zodanig genoemd wordt, maar zo goed als zeker tussen 917 en 975 gelegen heeft. Immers een pontificaat van ruim 58 is dan wel niet onmogelijk, maar roept wel vragen op als dat nergens beschreven is.
Die onduidelijkheid over de breuk tussen het eerste en tweede bisdom Trajectum, zeg maar de "verhuisdatum", was voor de historicus (?) Martin W.de Bruijn aanleiding om dan maar de hele visie van Albert Delahaye te verwerpen. Met enkele onduidelijke (en valse?) oorkonden uit de 11e en 12e eeuw, toen de mythe al vorm begon te krijgen, probeert De Bruijn aan te tonen dat er nooit van een breuk sprake is geweest. En omdat er geen breuk is geweest, is er sprake van continuïteit*) en heeft er maar één bisdom Trajectum bestaan en dat lag in Nederland.
In het betreffende artikel schrijft hij: "Het behoeft geen betoog dat met Traiectum in de geschiedschrijving Utrecht bedoeld is. De bisschoppen van dit diocees moesten omstreeks het midden van de 9e eeuw vluchten voor de Noormannen en vestigden zich te St.Odiliënberg en later Deventer. Daar werd in 917 bisschop Radboud begraven. Diens opvolger Balderik herstelde echter kort daarna de bisschopszetel in Utrecht, waar deze gedurende de hele verdere middeleeuwen gevestigd zou blijven". De Bruijn beroept zich voor deze opinie o.a. op J.W.C. van Campen en R.R. Post. Voor Post: zie aldaar.
Kaart 18: het missiebisdom van St.Willibrord dat boven de taalgrens lag in Germaans gebied.
In dit gebied zijn alle bezittingen van het bisdom en de abdij van Epternacum terug te vinden.
Aan de kust woonden de Friezen in dit gebied in Frans- en Belgisch Vlaanderen.
Het gestippelde gebied was de woonplaats van de Friezen na hun migratie vanaf de 10de eeuw.
De devotie tot St.Willibrord staat los van de onderhavige discussie. Die mag gewoon blijven. Ook op Curacao bestaat een St.Willibroduskerk. Maar niemand zal daar beweren dat St.Willibrord daar ooit geweest is. En precies dat doet men in Nederland dus wel, met name in Noord-Brabant. Zie daar.
De verering tot St.Willibrord heeft in Nederland grootse vormen aangenomen. Er zijn kerken, scholen, verenigingen, zelfs een dorp is naar hem genoemd, wat vergelijkbaar is met de vernoemingen naar St.Maarten wiens naam zelfs op een eiland prijkt. Echter, daar mag en kan geen conclusie uit getrokken worden dat het Nederlandse heiligen waren. Beiden zijn bij leven nooit op Nederlands grondgebied geweest, wat dan niet de geloofswaarheid maar wel de historische waarheid is.
In 1988 is er in het kader van het St.Willibrordusjaar van meerdere kanten, zowel pro als contra, een uitgebreide correspondentie gevoerd met Kardinaal Simonis ontrent de verering van St.Willibrord als zijn voorganger. Van Kardinaal Simonis kan uiteraard niet verwacht worden dat hij de historische waarheid boven de geloofswaarheid zou stellen. Immers de verering tot St.Willibrord, zeker in en rond Utrecht, bestaat reeds 7 eeuwen wat een respectabele periode is. Deze kan en mag zeker gehandhaafd blijven, waarbij we St.Servatius van Maastricht als eerste bisschop van Nederland moeten herdenken, en niet St.Willibrord.
Een breuk in de Utrechtse continuïteit.
Maar laat nu net dit uitgangspunt, namelijk de vlucht van de bisschop van Trajectum voor de Noormannen, in de Nederlandse archeologie juist nergens bevestigd worden. De vlucht naar Deventer? De Noormannen tegemoet? Immers de Noormannen plunderden volgens de traditionele opvattingen in dezelfde tijd ook het gebied van de IJssel, hoewel Deventer of Zutphen in de teksten nergens worden genoemd. Een vlucht naar St.Odiliënberg? In de oorkonde uit 858 over die vlucht is geen sprake van St.Odiliënberg, maar van het St.Petrusklooster te Berg. Dat hiermee het klooster in St.Odiliënberg bedoeld zou kunnen worden, dat als patroonheilige Odilia had, moet dan wel eerst bewezen worden, voordat het als uitgangspunt dient. Het klooster van St.Odiliënberg is aantoonbaar pas in de 12e eeuw gesticht.
Het staat bovendien volkomen vast dat de Noormannen Utrecht nooit geplunderd hebben. Er is archeologisch geen spoor van al die plunderingen gevonden, net zo min als dat in Deventer of Zutphen is aangetoond. Waarom zou bisschop Balderik dan gevlucht moeten zijn?
En dan bisschop Balderik. Die zou dus een pontificaat hebben gehad van 58 jaar. Niet onmogelijk, maar wel wonderlijk dat daarover geen enkele mededeling bekend is. Over St.Willibrord is wel geschreven dat hij tot op hoge leeftijd in zijn missiegebied werkzaam was. Daarbij was sprake van een al opvallend, dus vermeldingswaard pontificaat van 49 jaar. Het zelfs langere pontificaat van Balderik zou dan onvermeld zijn gebleven?
En dan die breuk! De breuk tussen beide Trajecta is een onweerlegbare zekerheid. In 863 ressorteerde het bisdom Trajectum nog onder het aartsbisdom Reims, in 1272 is dat onder het aartsbisdom Keulen.
Maar er is natuurlijk meer, dan alleen de exacte datum van de breuk. Ook al is er de verhuisdatum onbekend, de verhuizing blijkt uit de verandering van het adres.
Het eerste bisdom Trajectum lag in Francia, zoals St.Willibrord zelf schreef, en het had een lange voorgeschiedenis.
Het tweede bisdom Trajectum lag in Nederland, dat er door dezelfde "deplacements historiques" net als al die overige plaatsen terecht gekomen is.
Bovendien blijkt overduidelijk dat alle goederen en bezittingen die in de oorkonden van het eerste Trajectum genoemd worden, nergens, maar dan ook nergens bij het tweede Trajectum te vinden zijn. Deze zijn wel terug te vinden in Noord-Frankrijk en wel allemaal in een kring om Tournehem.
Het is overigens een algemeen bekend feit dat de geschiedenis van de Utrechtse kerken archeologisch niet verder teruggaat dan de 10e eeuw. Dit is bij Martin de Bruijn bekend, gezien zijn bespreking van het boek van A.J.J.Mekking over de Utrechtse kerken.
*) Jammer dat De Bruijn zich nooit heeft bezig gehouden met het Noviomagus van Karel de Grote. Ging zijn argument op -als een breuk niet aangetoond kan worden, heeft deze niet bestaan-, dan was de mythe van Karolingisch Nijmegen nooit ontstaan. Want ook daar is "de breuk" die men er tussen 768 (kroning van Karel de Grote) en 777 (zijn nieuwe paleis te Noviomagus) legt nooit aangetoond, maar was wel het uitgangspunt in de traditie en werd daarmee het begin van het mysterie van de Keizer Karelstad.
De rooms-katholieke kerkprovincie Nederland werd in 1853 hersteld en toen probeerde men het katholicisme met het verlevendigen van diverse heiligentradities een impuls te geven. Dat was ook de tijd dat de Bonifatius-legende in Dokkum ontstond en verder werd uitgebouwd. Met een Willibrord-mythe in Utrecht en Bonifatius-mythe in Dokkum probeerde de katholieke kerk weer snel een voet tussen de deur te krijgen in het toen nog zeer calvinistische Nederland. Uiteraard wilden Utrecht en Dokkum met het oog op mogelijk lucratieve bedevaarten wel meewerken. Behalve de ruime aanleg van een bedevaartcentrum buiten de stadsrand wil Dokkum nu ook het stadscentrum ervoor overhoop halen. Utrecht deed het voor Willibrord al eerder op het Domplein. Maar waren die twee missionarissen wel ooit in Nederland? Weinig kritische media zijn bezig onder het mom van een Canon voor het geschiedenis-onderwijs traditionele visies over de roemruchte Bataven en Friezen erin te hameren. Men probeert dat ook voor enkele katholieke mythen en legenden.
De oudste documenten in verband met de bisschopszetel Traiectum en Willibrord en diens latere medewerker Bonifatius zijn kopieën van een soort kalender en diverse, soms tegenstrijdige levensbeschrijvingen, waar enige eeuwen tussen liggen en dus veel aan de tekst kan zijn gesleuteld.
In de oudste teksten wordt geen relatie tussen de bisschop van Traiectum en de abt van Aefternacum genoemd, maar in een jongere versie van omstreeks 1100 wordt dat een hoofdpunt: Willibrord is dan bisschop van Utrecht en abt van Echternach. En dan legt Echternach claims in Nederland. De directeur van het Rijksinstituut voor Oudheidkundig Bodemonderzoek, archeoloog professor W.A. van Es en diverse stadsarcheologen vinden geen archeologische feiten in Utrecht of het nabijgelegen Wijk bij Duurstede (zogenaamd “Dorestad” ) die met Willibrord in verband kunnen worden gebracht.
De oudste levensbeschrijving van Bonifatius, zes jaar na de moord, noemt geen plaats en ook niet dat zijn metgezellen wapens droegen en dat Bonifatius zich met een boek boven het hoofd verdedigde tegen zwaardslagen. De jongere versie van omstreeks 900 vermeldt de landstreek Dockynchirica, aan de oever van de Burdina, in de nabijheid van wat men daar Ostreacha en Westreacha noemt. De lichamen werden na enkele dagen bij gunstige wind vervoerd over de baai Elmere naar de stad Trecht en daar begraven. Op de dertigste dag na het overlijden werden ze overgebracht naar Moguntia (Mainz of Mainvillers of wellicht Magneville of was het toch Metz?). Vandaar ging het lijk naar Fulda, omdat Bonifatius dat voor zijn dood zo had gewild. In een derde versie wordt niet over Mainz en Fulda gerept en gaat het alleen over Utrecht, maar na 1000 komt er een vierde versie tot stand in Mainz, gericht op de verering in Mainz en Fulda. In een vijfde versie wordt de pagus Dockynchirica herschreven als Dockinga. Kennelijk ligt niemand in Frans-Vlaanderen er wakker van dat een stuk van hun geschiedenis naar Utrecht en Dokkum werd versleept. Heel Frans-Vlaanderen, voorheen Frisia genoemd, is dan al ferm in Franse hand en Franse historici zijn er blijkbaar niet rouwig om als Willibrord en Bonifatius uit hun annalen verdwijnen.
Na 1200 doen op veel plaatsen in Duitsland Bonifatius-legenden de ronde met als thema's het vernietigen van afgodsbeelden, omhakken van heilige bomen, opwellende bronnen met helder water en de stichting van vele kerken en kloosters. Een Duitse onderzoeker van de Fulda-oorkonden noemt Bonifatius een uitvinding, een “komeet”, uit de negentiende eeuw. Andere onderzoekers in Duitsland bevestigen, dat de oorkonden van Fulda niet zijn te gebruiken als directe bronnen van informatie.
Op archeologische en geografische gronden is niet aan te tonen dat Willibrord en Bonifatius ooit hebben gewerkt in Friesland tussen IJ en Eems. De bewezen Dokkumer geschiedenis begint omstreeks 1170. Alles daarvoor is een onbewezen mythe, ondanks het prachtige boek 'Geschiedenis van Dokkum' onder redactie van Meindert Schroor.
Andere historici laten Utrecht ook los als het Trajectum van St.Willibrord.
Hans Kreijns is er van overtuigd geraakt dat Maastricht het bisdom Traiectum uit de bronnen is; zo ver reikte volgens hem Frisia. Pas na de Noormannentijd, omstreeks 959, komt Utrecht en noordelijk Nederland in beeld. Willibrords bezittingen lagen in Limburg, Oost-Brabant en verder tot aan de Betuwe tussen Elst en Kleve. Echternach was Willibrords zuidelijkste steunpunt en Antwerpen het meest westelijke. De moord op Bonifatius geschiedde in de Gelderse vallei tussen Veluwe (Austrachië) en de Utrechtse heuvels (Westrachië), dus aan de Eem-Barneveldse Beek, die hij aanziet voor de Burdina.
Joep Rozemeyer is er van overtuigd dat het oude Frisia in de Zeeuwse en Vlaamse regio ligt en dat Antwerpen het Traiectum van Willibrord was, waar ook veel van zijn bezit lag. Van daaruit naar Gent en Brugge verliep ongeveer de taalgrens tussen Friezen en Franken. De Schelde was de Renus uit vele oorkonden. Duinkerke rekent hij niet meer tot Frisia en de moord op Bonifatius zoekt hij toch in Dokkum. Van de Burdine getuigt volgens hem nog de sloot die loopt van Bornwerd naar Holwerd; was dit een vroegere slenk van het Borndiep?
Joëll Vandemaele, classicus-theoloog-leraar geschiedenis in West-Vlaanderen, zoekt Willibrords Traiectum in Frans-Vlaanderen, het huidige Tournehem aan de Hem, een riviertje dat uitmondt in het estuarium van de Aa, dat in oorkonden Almere of Flevum heette. Van Tournehem loopt nog altijd een monnikspad (voiette de moines, met onderweg het gehucht Monnecove) naar Aefterlacum, het huidige Eperleques. Op de kust ligt Dorestadum, het huidige Audruicq, waar Bonifatius vanuit Londen aan land kwam. Alles op loopafstand (5-7 km) in een driehoek dicht bijeen. Een zijtak van de Aa is de bevaarbare Bourrebeck richting Duinkerke, waaraan Bonifatius werd vermoord. Albert Delahaye had een andere Bourre, richting Hazebrouck, als moordplaats op het oog. Bijna alle bezit van Willibrord en een groot deel van dat van Bonifatius is in Noord-Frankrijk naamkundig waar te maken, maar dat betekent niet dat de percelen in de verschillende plaatsen kadastraal zijn aan te wijzen.
Meer informatie over St.Willibrord vindt U hier.
Bestel en lees het boek "De Ware Kijk Op" lees de oorspronkele teksten en oordeel zelf.