Aardewerk!
Veel, zo niet de meeste, archeologische dateringen worden gedaan aan de hand van aardewerk. Een nederzetting wordt dan naar het gevonden aardewerk gedateerd. Dat aardewerk ook vele decennia, zelfs eeuwen later in de grond kan zijn geraakt, wordt in de datering te vaak niet meegenomen. Zie verder bij archeologie
Zo wordt het Paffrath aardewerk gedateeerd tussen 950 en 1200, maar ook in de 11e en 12e eeuw, met zelfs een looptijd tot het midden van de 13e eeuw. (Bron: Andreas Sturm)
Badorf aardewerk wordt gedateerd in de late 8e en de 9e eeuw. Maar ook in de 9e en 10e eeuw.
De zogenaamde Kogelpotten worden door Braat en Van Giffen niet vroeger dan de 9e eeuw gedateerd, door Steggert in de 8e of 9e eeuw.
Pingsdorfer aardewerk heeft een lange looptijd en wel vanaf de (900) 10e eeuw tot in het midden van de 13e eeuw.
Mayener waar Tatinger aardewerk en Reliëfbandamforen worden helemaal ruim gedateerd.
Als dan, zoals in Wijk bij Duurstede, zowel Badorf-, Mayener-, Tatingeraardewerk als Reliëfbandamforen worden gevonden, wordt een datering vóór 863 wel erg discutabel. Zeker als het allemaal om 'import-aardewerk' gaat. In het jaar 863 wordt volgens W.van Es, de opgraver van Dorestad, deze plaats vernietigd en verlaten.

De nieuwste technieken.
Microscopische etensresten kunnen dankzij een nieuwe techniek worden gebruikt om oeroud aardewerk verbazingwekkend nauwkeurig te dateren. Dit blijkt uit een nieuw rapport van de Universiteit van Bristol, waar deze baanbrekende methode is ontwikkeld. ‘Een van de “heilige gralen” van de archeologie is het direct kunnen dateren van opgegraven aardewerk,’ aldus professor en projectleider Richard Evershed in een persbericht. Maar prehistorisch aardewerk dateren is lastig.
Potten van aardewerk (vaak in stukken gebroken) behoren tot de voorwerpen die archeologen het meeste aantreffen bij opgravingen. Vanaf de Griekse en Romeinse tijd tot nu kunnen we op basis van de stijl het aardewerk dateren. Prehistorische potten uit bijvoorbeeld de steentijd hebben veel minder stilistische kenmerken en waren daarom tot nu toe moeilijker te dateren.
De nieuwe dateringsmethode maakt gebruik van de wetenschap dat microscopische hoeveelheden vet, bijvoorbeeld van vlees en melk die zijn bereid of bewaard in potten, zich nog steeds in de poriën van het aardewerk bevinden.
Volgens het onderzoeksteam is het gelukt om afzonderlijke vetzuren te isoleren en met behulp van de nieuwste analysetechnieken te bepalen of ze geschikt zijn voor C14-datering.
Om er zeker van te zijn dat de methode werkt, onderzochten de wetenschappers de leeftijd van prehistorisch aardewerk dat al eerder was gedateerd. Het dateren van het aardewerk verliep buitengewoon soepel en effectief, net als bij een C14-datering van botten. Volgens het rapport is de dateringsmethode extreem nauwkeurig – in sommige gevallen met een onzekerheid van slechts een mensenleven, wat toch al vlug een halve eeuw betekent.