Terug naar de beginpagina. | Naar het overzicht in het kort. |
Over een referentie-collectie. Bij de opgravingen in Wijk bij Duurstede is veel aardewerk gevonden. Dit aardewerk werd gedateerd op de 8ste en 9de eeuw, omdat men meende Dorestad opgegraven te hebben, een stad die in 863 ten onder ging. Archeoloog W.A.van Es heeft van alle aardewerkvondsten een zorgvuldig overzicht gemaakt, compleet met typenummering vanaf H.1.A t/m W.X.A. De aardewerkvondsten in Wijk bij Duurstede dienden vervolgens als referentie voor andere vergelijkbare aardewerkvondsten. De fout die hierbij gemaakt is dat nooit bewezen is dat de gevonden nederzetting in Wijk bij Duurstede ook werkelijk Dorestad was, dus uit de 9de eeuw stamde. Sterker, opgraver W.van Es heeft zelf erkend dat bij de opgravingen geen enkel bewijs voor de opvatting Dorestad is gevonden. Lees meer over Dorestad. Lees meer bij aardewerk. Daarmee vervallen ook alle dateringen die gerefereerd zijn naar het aardewerk in Wijk bij Duurstede. Sinds de onderzoekingen van Holwerda in Dorestad neemt men algemeen aan, dat het Pingsdorfer aardewerk zijn zegetocht over Noordwest-Europa begon in het laatst der 9de eeuw. Bewezen is het intussen nog nimmer. (citaat uit ROB-berichten 1954). |
De archeologie ontwikkelde zich pas halverwege de 20e eeuw van veredelde schatgraverij tot een wetenschap. Dat er tevoren veel fouten zijn gemaakt en veel verkeerde conclusies zijn getrokken uit gevonden relikten, zal geen archeoloog ontkennen. Op enkele van de eerder gemaakte fouten is nog steeds een groot deel van de huidige wetenschap gebaseerd, zonder dat men deze fouten heeft gecorrigeerd. De archeologie wil maar niet inzien dat als het uitgangspunt fout is, ook alle daaruit getrokken conclusies fout zijn. ![]() List & bedrog in de archeologie! Op deze bladzijde geven we daarvan enkele voorbeelden, in de boeken van Albert Delahaye staan er nog meer. De archeologie zou zich moeten beperken tot technisch onderzoek, niet tot het schrijven van geschiedenis. Te vaak is de datering van de archeologie gebaseerd op schriftelijke bronnen. Dat is natuurlijk een onjuiste gang van zaken. Daarmee wordt een vondst bepaald op het jaar nauwkeurig zoals in Deventer en Zutphen gebeurd is met een kroniek uit het jaar 882. Deze kroniek gaat echter niet over Deventer of Zutphen, die ook niet genoemd worden, maar over de pago Islo. En dat was niet de IJssel, maar de Lys in Frans-Vlaanderen. De Nederlandse archeologie gebruikt de verkeerde methodiek bij haar onderzoek, waarbij structurele fouten in het interpreteren van de gegevens tot foutieve conclusies hebben geleid. Dateringen van vondsten worden bepaald aan de hand van geschreven bronnen. Te vaak blijken die bronnen niet over Nederland te gaan, maar over Noord-Frankrijk. Dateringen op grond van de C-14 methode of de dendeochronologie blijken ook onbetrouwbaar. Zie bij dateren. Dateringen gebaseerd op de C-14 methode of de dendrochronologie zijn niet absoluut maar onzeker, zoals uit recente studies blijkt. Ze zijn beide gebaseerd op enkele aannames van de 'uitvinders' van deze methoden, welke onjuist blijken te zijn. Hergebruik van het gratis (al of niet Romeins) bouwmateriaal leidt tot onjuiste conclusies: gebouwen worden eeuwen ouder verklaard. De door handel of als buit verkregen voorwerpen worden te vaak niet als zodanig herkend of verklaard, maar worden gezien als bewijs van de aanwezigheid van het volk dat het produceerde. Van toevallige vondsten hebben archeologen ook niet altijd gehoord. Een Romeinse helm, opgebaggerd uit de Waal, kan er ook eeuwen later terecht zijn gekomen of door iemand anders dan een Romein zijn verloren. De Nederlandse en buitenlandse musea liggen vol met niet ter plaatse gevonden historische voorwerpen, die elke geografische interpretatie twijfelachtig maakt. Bekijkt men de resultaten van de archeologie in Nederland, dan is er slechts één conclusie mogelijk: de hele veronderstelde geschiedenis vanaf de Romeinen tot de 11e eeuw kan zich nooit hebben afgespeeld op de plaatsen die men er in Nederland voor in gedachten had. Behalve de archeologie tonen de geschreven bronnen dat onmiskenbaar aan. ![]() De gouden broche van Wijk bij Duurstede op grond waarvan de historici van Wijk bij Duurstede een rijke en zelfs een Christelijke handelsstad maakten, die geplunderd zou zijn door de Noormannen. Het is gewoon archeologisch bedrog. Klik hier voor een nieuwe zienswijze. De in een waterput gevonden broche bewijst niets anders dan dat iemand een keer vreselijk veel pech heeft gehad toen de broche in de put viel. Het Christelijke element meende men uit het er met veel fantasie bijgehaalde kruis te kunnen afleiden. Zelfs de vier Evangelisten werden ermee vereenzelvigd. De vier "vogelfiguren" zijn geen vogels, noch de H.Geest, maar afbeeldingen van ramskoppen. Verre van Christelijk dus. Het is gewoon archeologisch bedrog. Dat de broche bij een plundering van de Noormannen door de eigenaar in de put zou zijn verborgen is eveneens bedrog. Ieder mens zou wel een betere verstopplaats weten, waar je naderhand je broche ook weer makkelijk op zou kunnen halen. |
De archeologie wordt teveel opgehemeld. 'Ze graven een paar visgraten op en doen of ze leven op de maan hebben ontdekt'. (Louis Tobback, burgemeester van Leuven, die fulmineerde tegen de 'Vlaamse Idiotie' bij opgravingen die hele bouwprojecten lam leggen. '650.000 euro en zes maanden ellende voor een zootje scherven'. (Historische Nieuwsblad sept.2012). In 1966 en 1967 zijn te Wateringen grote hoeveelheden laat-middeleeuws aardewerk gevonden. Het kon globaal gedateerd worden tussen 1000 en 1600. De meest voorkomende aardewerksoorten zijn: Andenne-, Paffrath-, Pingsdorf- en grote hoeveelheden Siegburg-aardewerk. Tevens zijn scherven afkomstig van Romeins en inheems-Romeins aardewerk gevonden. (Bron: W.J.Jung, Westerheem, okt. 1967) Ook hier weer een gat tussen de Romeinse tijd en het jaar 1000. Uit de dateringen tussen 1000 en 1600 blijkt tevens dat veel bevindingen die deze aardewerksoorten in de 8e en 9e eeuw dateren herzien moeten worden. In zijn boek "Het verleden op de schop" geeft E.H.P.Cordfunke een heldere inkijk op het ontstaan van de wetenschappelijke archeologie in Nederland. Hieruit blijkt dat het in de beginjaren voor 1950 tot 1980 nog veel sprake van giswerk was. Veel technieken waren nog niet ontwikkeld en veel bevindingen werden voor de vuist weg gedaan. Cordfunke noemt de tijd voor 1950 het dan ook "goedbedoelde pogingen en voorbarige conclusies". Er bestond nog geen wetenschappelijke opleiding en het was nog vaak een kwestie van 'leren door te proberen'. Maar die bevindingen uit de begintijd worden nog steeds gehanteerd, ook al zijn ze in de kern achterhaald. Is een "Noormannenzwaard" altijd van een Noorman geweest? Is een Romeinse amfoor altijd door een Romein verhandeld? Kan men met verplaatsbare objecten harde feiten vaststellen, zoals de archeologie nog steeds doet? Uit onderstaand artikel (AD 17-12-2020) blijkt van niet! ![]() Welke conclusies kunnen we hieruit trekken? (Klik op de afbeelding voor een vergroting).
Dat colaflesje lijkt een onbenullig voorbeeld, maar zo werkt de archeologie sinds jaar en dag en nog steeds. Als voorbeeld mag de argumentatie rondom Romeins Nederland dienen. Op grond van de vondst van één ruiterhelm, wordt de aanwezigheid van een hele legerplaats "bewezen". En dan "Dorestad"! Op grond van de vondst van één "Dorestadmunt" wordt bewezen dan Wijk bij Duurstede het klassieke Dorestad geweest zou zijn. En dat terwijl Dorestadmunten overal gevonden zijn en daar ook niets anders bewijzen dan dat iemand daar ooit een munt verloren is/heeft. Nog een voorbeeld: Als ik op straat een Italiaanse Euromunt vind, ben ik dan in Italië? Is die munt dan door een Italiaan verloren of door een Romein (inwoner van Rome)? Volgens veel archeologen wel. Met een vondst in de archeologie is op zich niets mis, wel schuilt het gevaar in de interpretatie ervan. Te vaak blijken conclusies getrokken te zijn, voordat er technisch onderzoek heeft plaatsgevonden en het onderzoek is afgerond. Een eeuw ernaast met de datering is in de steentijd niet zo'n ramp, wel in de vroege middeleeuwen. Relieken van St.Willibrord blijken na technisch onderzoek uit de 12e eeuw te dateren. Dat is VIER eeuwen na dato. 'Het fluitje van Dorestad' blijkt uit de 17e of zelfs pas uit 18e eeuw te dateren. Dat is TIEN eeuwen na dato. En daarop wordt geschiedenis gebouwd. Archeologie is interpreteren. Een archeologisch vondst op zich, zegt weinig tot helemaal niets, daar is meer voor nodig. Als over tweeduizend jaar een archeoloog in Nederland allerlei 21ste eeuwse Amerikaanse dingen opgraaft, zoals colaflesjes en Amerikaanse munten, betekent dat nog niet dat de Amerikanen in Nederland woonden. Zelfs al zijn er schriftelijke verslagen, zelfs films van de aanwezigheid van Amerikanen hier bijvoorbeeld in 1944. En zo is het ook met veel archeologische bevindingen over de Romeinse tijd! Ook al wordt er Romeins gevonden langs de Rijn in Nederland, en zijn er zelfs teksten over het Romeinse Rijk bekend, dan moet nog wel vastgesteld worden of die teksten over het strookje langs de Rijn in Nederland gaan en dat gebied wel bij dat Romeinse Rijk hoorde waar de "Limes Germanicus" gelegen zou hebben. "Ik houd het erop dat Delahaye gelijk zal blijken te hebben en dat de archeologen zich bij de datering sterk laten bepalen door de historische documenten". (A.C.Maas in AD-Bulletin 2, p.10). De grootste missers worden natuurlijk gemaakt als men archeologische vondsten gaat dateren op basis van geschreven teksten. Zo zijn dendrochronologische dateringen vastgesteld in het Romeinse Castellum Valkenburg of in de Karolingische handelsstad Haithabu in Sleeswijk-Holstein op grond van de geschreven bronnen. Zo kwam men op een datering van 47 respectievelijk rond 850 n.Chr. Andere vondsten zijn later op grond van deze vaststellingen gedateeerd. Maar vergeten is om te onderzoeken of Praetorium Agrippinae wel Valkenburg was en of Hedeby in Sleeswijk-Holstein wel het uit de bronnen bekende Haithabu was. Nu bij nadere studie blijkt dat beide plaatsen foutief zijn gelocaliseerd, zullen ook alle daarvan afgeleide dateringen herzien moeten worden. Een ander voorbeeld is Wijk bij Duurstede. De ter plaatse gevonden scherven werden gedateerd in de 8e eeuw, omdat volgens de schriftelijke bronnen toen de hoogtijdagen van Dorestad waren. Maar nu blijkt dat Wijk bij Duurstede niet het vermaarde Dorestad was, zullen ook alle dateringen die hiervan afgeleid zijn, herzien moeten worden. Overigens is het opvallend dat vergelijkbare scherven en potten in Duitsland zo'n eeuw (soms zelf meer) later gedateerd werden. Archeologie is interpreteren. Archeologen interpreteren hun vondsten vanuit onze tijd en onze cultuur en construeren zo een geschiedenis vanuit huidige gezichtpunten. Uitgaan van de verkeerde gezichtspunten geeft een verkeerde geschiedenis. En dat doet zich frequent voor in de Nederlandse archeologie. Vondsten interpreteren naar analogie van andere vondsten, naar teksten, naar vermeende situaties of zelfs "gewenste" situaties, naar vermoedens of veronderstellingen, leiden tot verkeerde conclusies. Dat er in de Nederlandse Archeologie ook steeds sprake is geweest van opzettelijke vervalsingen, soms puur uit eigenbelang of financieel gewin, mag als bekend verondersteld worden. "Door middel van vervalste voorwerpen of misleidende informatie proberen zij (de vervalsers) hun ideeën over het verleden een handje te helpen, de geleerde wereld te foppen of hun portemonnaie te spekken. Archeologische vervalsingen zijn al zo oud als archeologie zelf en al heel wat hooggeleerde archeologen zijn bij de neus genomen." (Bron: L. Verhart.) De basisgegevens die een opgraving oplevert, worden slechts zelden gestaafd door schriftelijke bronnen. De interpretatie van het vondstmateriaal is in werkelijkheid slechts een hypothese, gebaseerd op hetgeen blijkt uit de specifieke vondstsituatie en vergelijkingsmateriaal van elders. Er is een groeiend besef, dat de meeste opgravingsrapporten in feite eerder een hypothese weergeven dan dat ze een nauwkeurige en gedetailleerde registratie bevatten van een opgraving en de daarbij aan het licht gekomen vondsten. De huidige situatie in de archeologie, gekenmerkt door gebrek aan financiële middelen en geforceerde noodopgravingen, draagt er zeker toe bij, dat hypothesen gelanceerd worden die niet kunnen steunen op zorgvuldig vastgelegde gegevens. De hypothese, door de opgraver opgesteld, behoort onderworpen te worden aan een streng proefondervindelijk onderzoek. Doel daarvan is de betrouwbaarheid van de hypothese te beproeven. Nadrukkelijk moet worden gesteld, dat met "deugdelijk" en "ondeugdelijk" wordt gewerkt en niet met historische waarheid, want de historische waarheid is een begrip dat moeilijk aanvaardbaar is, zelfs als het door historisch documentatiemateriaal wordt ondersteund. De houdbaarheid van de hypothese is afhankelijk van de vergelijking met het het basisgegeven: het opgegraven materiaal. Als er voldoende overeenstemming tussen deze twee gegevens bestaat, kan de hypothese als bruikbaar worden geaccepteerd. Is dat niet het geval, dan heeft de hypothese geen enkele waarde. Experimentele archeologie heeft vooral in dit laatste opzicht de aandacht gevestigd op de wijze van verzamelen en vastleggen van archeologische gegevens die leiden tot het vaststellen van waarschijnlijkheid en deugdelijkheid van argumentatie en doet ons erop bedacht zijn archeologische theorieën klakkeloos te accepteren, hetgeen helaas ook tegenwoordig nog te vaak voorkomt. (Bron: P.J.Reynolds.) Nog onlangs is gebleken dat enkele archeologische "vondsten" in Nijmegen NEP bleken te zijn. Zie bij Nep in Nijmegen In de archeologie van de Lage Landen (les Pays-Bas zijn structurele fouten aantoonbaar, waarmee men de traditioneel bedachte geschiedenis meende te kunnen bewijzen. Niets is minder waar. Fout op fout geven een geschiedenis die onmogelijk in het ervoor bedachte landschap kan hebben bestaan. De archeologie bevestigt de bevindingen van Albert Delahaye op onmiskenbare wijze. Elk boek over archeologie weerlegt de Nederlandse tradities. Juist op de cruciale punten spreekt de archeologie de gevestigde traditie falikant tegen. De archeologen weten dat, de historische faculteiten aan Nederlandse universiteiten weten dat, maar het publiek wordt dom gehouden. In de historische wereld houdt iedereen elkaar de hand boven het hoofd. De belangen zijn groot, want er staan belangrijke reputaties op het spel. |
![]() ![]() Hiermee wordt met feiten aangetoond dat je met gevonden munten niets bewijst over de aanwezigheid van Romeinen ter plaatse. Iedereen kan die munten verhandeld, verstopt of verloren hebben. |