Terug naar de beginpagina. | Naar het overzicht in het kort. |
Een zinloze discussie is een 'contradictie'. Immers een discussie heeft altijd zin en dient een duidelijk doel. Het is de kern van wetenschap: elkaars standpunten vernemen en daarna een gefundeerd standpunt innemen. Wie een discussie zinloos noemt, geeft daarin bij voorbaat aan niet van mening te willen veranderen. Traditionele historici verdedigen hun standpunten juist met het ontwijken van discussie. Als ik hen aanspreek op tegenstrijdigheden in eigen publicaties weigert men een toelichting te geven. Men geeft niet eens antwoord op vragen onder het mom dat een discussie zinloos is. Maar voor wie is die discussie zinloos? Voor hen die bij voorbaat aan hun eigen mening willen vasthouden. Zij noemen het zinloos omdat het voor hèn zinloos is. Voor hen staat de uitkomst tevoren al vast. Men heeft ook geen zin in een discussie waarin de eigen mening ter discussie wordt gesteld, terwijl er genoeg argumenten zijn, vaak door henzelf gegeven, om die discussie juist wel aan te gaan. Nu vraag ik niet altijd om een discussie, maar een simpel antwoord op mijn vragen. Dat antwoord wil of kàn men niet geven, omdat dan te vaak al meteen hun ongelijk blijkt. De discussie is voor hen inderdaad zinloos als ze hun standpunt moeten wijzigen. En dat is de legitimatie van de zinloosheid. Ze hebben geen zin om hun ongelijk toe te geven. Hiernaast een voorbeeld van zo'n zinloze discussie met de Amersfoortse stadsarcheoloog Francien Snieder. |
Kan in de wetenschap een discussie zinloos zijn?Is wetenschap niet gebaat bij discussie? Kan wetenschap bestaan zonder discussie?Het is onbegrijpelijk dat zich wetenschapper noemende personen elke discussie uit de weg gaan. Onbegrijpelijk? Neen, zeer te begrijpen. Zij willen blijkbaar blijven vasthouden aan de traditionele geschiedenis van Nederland in het eerste millennium, zoals die ooit in concensus is afgesproken. Want meer is het niet. Bovendien zou bij elke discussie meteen blijken dat deze historici ondeskundig zijn en de feiten die ze bij Delahaye tegenspreken niet eens kennen. De ware reden dat ze elke discussie uit de weg gaan is dat ze geen weerwoord hebben en dat weten ze maar al te goed! Vandaar ook dat ze de discussie zinloos noemen. Ze verbergen zich achter deze dooddoener zodat ze geen discussie aan te hoeven gaan. Ze zouden meteen door de mand vallen als ze hun opvattingen moeten verdedigen. Dat durven ze blijkbaar niet aan, omdat ze heel goed beseffen dat ze ongelijk hebben. De visie van Albert Delahaye. Het grootste probleem ten aanzien van de geschiedenis in het eerste Millennium, is niet het vinden van bewijzen geweest die de traditionele geschiedenis tegenspraken, maar het bestrijden van de vooringenomenheid en verbolgenheid van de traditionele historici die meenden alles beter te weten. Een zinloze discussie? Een discussie wordt al snel zinloos genoemd als men anderen niet kan overtuigen van hun ongelijk. Zijn de opgevoerde argumenten niet overtuigend genoeg? Als men hoort of leest waarop de traditionalisten hun opvattingen baseren geeft dit meteen hun ongelijk al aan. Het zijn woorden als "dat is toch zo?" of 'dat weet toch iedereen?' of (nog erger zoals prof.dr.F.Hugenholtz ooit stelde) "dat hoeven we toch niet te bewijzen?" Een voorbeeld uit de praktijk. In het Jaarboek 2016 van de Oudheidkundige Verening las ik het volgende: Op pag. 167 wordt gesproken over 'de nederzetting bij Oud-Leusden' met een verwijzing naar het Jaarboek 2010 p.139. Echter in Jaarboek 2010 p.139 is helemaal geen sprake van een nederzetting, maar van grondsporen die in verband worden gebracht met de middeleeuwse bewoning van Oud-Leusden. Hier wordt echter geen bron genoemd. Nu is 'grondsporen' een archeologisch zo vaag begrip dat je er niets mee kunt aanvangen. Blijkbaar heeft dus iemand (wie?) een keer (wanneer?) in de grond zitten wroeten en sporen (welke?) gevonden. Meer kun je daaruit niet afleiden. Over een datering wordt niet gesproken, laat staan hoe men tot die datering is gekomen. Toch wordt meteen met het noemen van Oud-Leusden geïnsinueerd dat het te maken zou hebben met het Lisiduna uit de oorkonde uit het jaar 777. De vragen die ik erover stelde waren: 1. Is er nu wel of geen sprake van een nederzetting bij Oud-Leusden en uit welke tijd dateert deze? Wat zijn voor deze datering de onderliggende bewijzen, feiten of argumenten? 2. Welke literatuur is hierover bekend? Welk archeologisch onderzoek heeft dit aangetoond? En dan bedoel ik niet de bevindingen van W.J.v.Tent uit de Archeologische Kroniek Provincie Utrecht over de jaren 1980-1984. Daarin lees ik overigens geen enkel sluitend bewijs over dit Lisiduna met als einddatum 750(!). Immers zonder de vondst van sporen van gebouwen (p.27) is er geen sprake van een nederzetting. 3. In hoeverre wordt er weer de bekende maar onjuiste relatie gelegd met het Lisiduna uit de oorkonde van Karel de Grote uit het jaar 777? De redactie van het Jaarboek heeft mijn vragen doorgestuurd naar Francien Snieder, de Amersfoortse stadsarcheoloog, die zich in het verleden meermaals met de opgravingen in Oud-Leusden heeft bezig gehouden. Echter haar antwoord via de redactie van het Jaarboek was dat ze met mij geen zinloze discussie wilde voeren. Ze gaf dus geen antwoord op mijn vragen, maar ontweek deze met de bekende dooddoener van geen zinloze discussie te willen voeren. Mijn vraag is dan weer: "Kent ze mij en de achterliggende reden van mijn vragen?" het zijn toch gewone vragen naar de bron van historische opvattingen. Kennelijk wilde ze geen antwoord geven of kon ze dat niet geven. Het zal een gebrek aan kennis van de feiten zijn en dan is alles bij het oude laten het gemakkelijkst. Vooral de discussie uit de weg gaan en die daarom maar zinloos noemen. Zinloos voor wie? Blijkbaar voor Francien Snieder die immers geen antwoord heeft om mijn vragen. Zij valt hier als 'deskundige' genadeloos door de mand. Waarvan akte. Ik heb wel op haar dooddoener van de zinloze discussie wel geantwoord via de redactie van het Jaarboek. Mag ik de redactie van het Jaarboek herinneren aan de eigen opvatting van Francien Snieder als zij in het Jaarboek schrijft: "Het is vooral de Karolingische periode van de villa Lisiduna, die zo de aandacht trekt. Uit deze voorname fase van Leusdens geschiedenis was bij het grote onderzoek (in 1982) ter plaatsen van de A28 door de ROB niets gevonden". (Bron: F.Snieder in Van Spieker tot stadsmuur, in Flehite, Historisch Jaarboek voor Amersfoort en Omstreken 2004). Het is dus gewoon zo dat Francien donders goed weet dat ik gelijk heb en ze mij geen gelijk wil geven. Zij weerspreekt zichzelf als ze het een zinloze discussie noemt. Toegeven van eigen fouten blijkt toch een onoverkomelijk probleem te zijn. Een volgende mail aan Francien bevatte de hierna genoemde informatie. Over de villa Lisiduna genoemd in 777 is een heel hoofdstuk gewijd op mijn website www.noviomagus.info/akte777.htm. Ik vraag haar dat eens door te lezen en mij te berichten waar ik in haar ogen een (denk-)fout gemaakt heb. Het wil er bij de Nederlandse historici maar niet in dat het hier over Noord-Frankrijk gaat. Heb jij ooit kennis genomen van de oorkonden van Karel de Grote vóór het jaar 777 en die van erná waar sprake is van dezelfde priester en bisschop Albricus. In Nederland worden deze feiten doodgezwegen, want het is meteen duidelijk dat het hier over Noord-Frankrijk gaat. Over de opgravingen in Oud-Leusden. Heb je ooit zelf eens gelezen wat Van Tent vermeld over het opgegraven grafveld gedateerd in de periode 550-750? Voor een onafhankelijke rechter zouden de 'bewijzen' van Van Tent geen stand houden. Hij schrijft immers zelf: "Aangenomen wordt daarbij, dat de bijgaven-loze graven wel in dit chronologisch kader zullen passen, maar geheel zeker is dat natuurlijk niet". Liefst 4 voorbehoudens in één zin. Dat lijkt me toch duidelijke taal. Goedgelovige historici gaan er blindelings vanuit dat hij wel bedoeld zal hebben dat het over Lisiduna gaat, waarbij ze voor de datering (let op het chronologisch kader) de oorkonde uit 777 in hun gedachten hebben. Is het niet vreemd dat het grafveld stopt in 750 en Leusden pas een kwart eeuw later in het nieuws kwam? En heb je ooit gezocht naar de daarop volgende vermelding van Leusden? Die is niet te vinden, pas vele eeuwen later (rond 1028) wordt een plaats Loisden genoemd wat men op Leusden betrekt. Overigens is dat grafveld geen enkele bevestiging van het bestaan van Leusden. Amersfoort was een aantrekkelijker vestigingsplaats dan Leusden, dat een groot moerasgebied was. Zie Geologie van Nederland. Dat de huidige gemeentegrenzen nu een andere indeling geven, daar kan geen enkele historische claim aan worden gehecht. En net als in Coelhorst begroef men zijn doden ver buiten de plaats van vestiging. In Leusden werden de doden uit Amersfoort begraven, al heette die nederzetting nog lang geen Amersfoort. Dat is een naam uit de 12e eeuw en zeker niet uit de valse oorkonde uit 1028 of 1050. Hopelijk vind je tijd hier eens uitvoerig met mij over van gedachten te willen wisselen. Ben benieuwd op het antwoord en wacht dat maar geduldig af. Nu al zes jaar. Immers tot heden (september 2022) heb ik nog steeds geen antwoord ontvangen, wat feitelijk een schande is voor iemand die met ons belastinggeld wordt betaald. Zit er geen verantwoordelijkheid aan een publieke functie om het publiek ten dienste te zijn. Lees het boek "De Ware Kijk Op" en oordeel zelf. |