Halbertsma gaat nogal uitvoerig in op de beschrijvingen van Cornelius Kempius (1516-1589) en enkele andere 17e eeuwse fabelschrivers die hij als bewijs voor zijn opvattingen opvoert. Deze rechtsgeleerde Kempius is al geheel doordrenkt met de fabels van Dokkum. Zie citaat hierboven waarin beweerd wordt dat de schedel van Bonifatius in Dokkum achtergebleven zou zijn. Volgens Kempius was het hoofd van de romp afgeslagen. Ondanks dat Halbertsma terecht zijn twijfels uitspreekt (p.404), blijft hij de traditie volgen.
Vervolgens schrijft Halbertsma nog (p.406):
De traditie van Dokkum blijkt op bedrog gebasseerd te zijn.
Ook andere vroegere schrijvers vermelden opvallende zaken. Zo vermeldt advocaat Pierius Winsemius (1586-1641) die zijn 'geschiedenisse' in 1622 te boek stelde: het was niet Bonifatius maar de H.Maria die de schare pelgrims naar Dokkum deed trekken. Blijkbaar was de verering van Bonifatius in de 17e eeuw nog niet alom bekend. En juis in die 17e eeuw kwamen de mythen en fabels over de verschillende predikers tot stand.
Zo kwam Dokkum aan haar relieken.
Het woord Dokkum wordt ook in de Vita Altera niet genoemd. Het is een onjuiste vertaling en dus een veronderstelling.
De hoogbejaarde getuige maakt wel duidelijk dat het om een vrome legende gaat.
Het woord Dokkum wordt in de Vita Altera niet genoemd. Het is een onjuiste vertaling en dus een veronderstelling.
De hoogbejaarde getuige maakt wel duidelijk dat het om een vrome legende gaat.
De oudste en eerste levensbeschrijving van St. Bonifatius waarin de moord en de plaats ervan genoemd wordt, is dat van Willehad, geschreven ná 789, immers het werd geschreven nadat Willehad overleden was. Deze bron noemt Dockynchirica als plaats van de moord.
Binnen het bisdom Utrecht zijn twee levens van Sint Bonifatius geschreven, de vita altera (=de andere levensbeschrijving) en de vita tertia (de derde levensbeschrijving). Deze zijn geschreven in de 13e eeuw, mogelijk pas in de 14e eeuw.
Wat schrijven de 'grote' naamkundigen D.Blok en M.Gysseling erover?
Blok vermeldt bij Dokkum: begin 9e e. cop. 14e e. (ad 754):'in loco qui Dockinga dicitur'(Vita 11 Bonif c. 16 SSRerGerm, p. 73), begin 9e e. cop. 14e e. (ad begin 9e. e): 'in ... locis id est Dockinga' (ibid. c. 15, p. 74) begin 9e e. cop. 14e e. Het zijn dus 14de eeuwse kopieën die Blok gebruikt om achtste eeuwse feiten mee te bewijzen.
Gysseling vermeldt: in pago Tochingen: 2e helft 8e kop. 9e kop. midden 12e • Fulda. Ofwel een kopie, van een kopie, van een kopie uit de 12e eeuw in Fulda; en 'in loco qui Doccinga uocatur' 1e helft 9e kop. 1e helft 11e • vita s. Liudgeri. Ook hier gaat het om een kopie, van een kopie uit de 11e eeuw.
Welke 8e of 9de eeuwse teksten hier bedoel worden blijft onduidelijk.
Met Dockinga, Tochingen en Doccinga bewijs je niets over Dockynchirica.
|
|
Bonifatius' levenseinde in het licht der opgravingen
In een zeer uitvoerig artikel in Berichten van de Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek (R.O.B.) uit 1960-1961(p.395-444), bespreekt H.Halbertsma de opgravingen in Dokkum. Hoewel in de kop van het artikel Bonifatius' levenseinde' wordt genoemd, wordt nergens archeologisch vastgesteld of aangetoond dat er vondsten zijn gedaan uit de tijd van Bonifatius. De oudste archeologische resten in Dokkum blijken uit de 13e eeuw te stammen. Dat is 5 eeuwen na Bonifatius! Met klassieke teksten probeert Halbertsma het gemis aan archeologische sporen op te vullen. Maar die gebruikte teksten blijken, op die van Willebald na, allemaal uit de 10e eeuw en nog veel later te stammen. Echter, teksten vormen geen enkel archeologisch bewijs en daar was het in dit artikel toch om te doen? En die tekst van Willebald blijkt ook niet te passen in Dokkum! Al bij al is dit artikel waarin de 'bewijzen' van Dokkum gepresenteerd worden, wel erg onthullend en zeer duidelijk.
Het verhaal van Bonifatius en Dokkum is gestoeld op 13de en 16de eeuwse overleveringen.
Let ook even goed op bij het citaat hierboven waarin Halbertsma zelf erkent dat Dokkum niet genoemd wordt als plaats van de moord. Waarom blijft hij dan toch steeds Dokkum noemen? In de vita van Willehad wordt de plaats van de moord voor het eerst genoemd en die noemt de plaats Dockynchirica, wat Duinkerke in Frans-Vlaanderen was.
De visie van Albert Delahaye.
Als je dit artikel van Halbertsma zorgvuldig leest en bestudeert, blijkt daaruit dat Halbertsma al in 1960 wist dat het verhaal van Bonifatius te Dokkum een fabel was.
Het hele verhaal van Dokkum draait om de tekst hiernaast: ... (toen) kwam Willehad in Frisia op de plaats die Dockyn-chirica heet, dat is in de streek Hostraga, waar de heer Bonifatius als martelaar gekroond werd.
In andere teksten wordt Willehad ook als Willihad, Willebald of Willebold geschreven. Dat verschil heeft alles te maken met de onduidelijkheid in de oorspronklijke handschriften.
Nu worden in de klassieke teksten zowel Dokkum als Boorne, maar ook Westergo en Oostergo niet genoemd. Daarin staat 'Dockyn-chirica' en 'Burdina' en 'Westrachia' en 'Hostraga'.
De Burdina, elders Bordne geschreven, is de Bourre in de omgeving van Hazebroek. Om de tekst toch maar in Friesland te houden, heeft men daar de naam Boorn uitgevonden voor een riviertje dat in 754 niet bestond en ook nu niet nabij Dokkum stroomt. De juiste streek van Ostrachia en Westrachia bij Atrecht is inmiddels overbekend. Dat de tekst zo wonderwel op Friesland leek te passen, althans na de vervalsing van de plaatsnaam Dockinga tot Dokkum en de naamgeving aan het riviertje de Boorne alsmede de vermelding van Hostraga (ook Ostrachia) en Westrachia voor ons Fries Ooster- en Westergo: dat is nu precies het eigene van de historische verplaatsingen, zoals die door een aantal schijnbare doublures in de hand zijn gewerkt. Alles lijkt zo wonderwel te passen.
De geboorte van de fabel van Dokkum vond pas in de 13e eeuw plaats. Een priester van het bisdom Utrecht, die in de 13e eeuw een Leven van Bonifatius schreef, schrijft hierin: “tenslotte heeft hij de kleine stad Dockinga met zijn bloed gewijd”. Dockinga zou Dokkum zijn, de plaats die in de 10e eeuw in een akte van Fulda voorkomt als 'in pago Tochingen waar Bonifatius gestorven was'. Lees meer bij Dokkum.
Halbertsma en Dokkum.
Aanvankelijk was het verweer van Halbertsma tegen de opvatting van Delahaye sterk afwijzend. Hij schuwde daarbij niet Delahaye een 'warhoofd' te noemen. Uiteraard stond er ook hier een reputatie op het spel. Immers Halbertsma had er een baan aan de R.O.B. in Amersfoort aan te danken. Voor andere uitspraken van Halbertsma klik hier. Als je het verschil tussen Klundert en Zundert niet kent, of niet weet waar Watrelo ligt, moet je je niet bezig houden met de historische geografie. Dan ga je fouten maken, wat Halbertsma ook volop gedaan heeft, zoals ook uit zijn artikelen blijkt.
Foto's afkomstig uit de TV-uitzending van Roderick zoekt licht bij zijn bezoek aan Dokkum, zoals deze hieronder van het Bonifatius Kloosterpad en hiernaast van het gemetselde (dus met bakstenen wat de periode van ná de 12de eeuw aangeeft) St.Bonifatiusputje.

|
|  |
Nieuwe ontwikkelingen.
Van lieverlee veranderden de opvattingen van Halbertsma, toen hij er steeds meer achter kwam dat van zijn ooit aangenomen zienswijzen weinig overbleef. Zo bleek het gemetselde 'Bonifatiusputje' dat hij in de 8ste eeuw gedateerd had, uit de 14e eeuw te stammen. In de 8ste eeuw kende men nog geen bakstenen.

In een vraaggesprek voor de NCRV-gids (juli 1986) geeft Halbertsma volmondig toe dat er in Dokkum niets gevonden is uit de tijd van St.Bonifatius. Er is nooit een archeologisch bewijs gevonden voor de aanwezigheid van Bonifatius in Dokkum, stelt hij nadrukkelijk. Dan houdt toch alles op? |
Wat schrijft Halbertsma in het artikel in R.O.B. 1960/1961?
We noemen daaruit de volgende citaten Commentaar en/of opmerkingen in rood):
- Halbertsma begint zijn artikel met een uitgebreide benadering vanuit de teksten. Als eerste noemt hij de Vita Willibaldo, waarvan hij zelf zegt dat die tekst niet juist kan zijn. Zie citaat hiernaast. Halbertsma merkt vervolgens op dat de gebeurtenissen waaraan Dokkum zulk een trieste vermaardheid in de historie te danken heeft, overbekend zijn. Overbekend is Dokkum inderdaad op grond van dit ene jaartal 754 uit deze onjuist geplaatste geschiedenis. Echter, Dokkum kent geen voorgeschiedenis en tot in de 12e eeuw wordt Dokkum ook nergens genoemd.
- In dit artikel geeft Halbertsma vaak de Latijnse tekst en zijn interpretatie daarvan. Maar spreekt hier zekerheid uit? Zijn dat archeologische bewijzen? Het artikel gaat toch over de opgravingen?
- Halbertsma noemt ook het tweede vita van Bonifatius. De anonymus van Vita 2 vermeldde naast enkele wonderen, o.a. over de bron van Bonifatius, dat de moord plaats vond in 'locus, qui Dockinga vocatur' - het stadje zelf- in tegenstelling met de 'pagus Tochingen' in een schenkingsregister van abt Hadamar van Fulda uit 929-956. Dat gaat dus over de 10e eeuw (zie kader hieronder), dus ruim 2 eeuwen later. Om het beweerde uit de 10e eeuw te bewijzen noemt Halbertsma een stuk dat in 1332 is opgesteld, waarin de (Praemonstratenser klooster-)kerk van Dockem genoemd wordt, onder patronaat van Stae Mariae ecclesiae Sti Stephani. Opvallend is dat ook in de 14e eeuw deze kerk in Dokkum niet onder het patronaat van St.Bonifatius was gesteld. Dat merkt ook Halbertsma op als hij schrijft: des te meer mag het ons verwonderen van een bijzondere verering der kloosterzusters voor Bonifatius niets te vernemen. Ondanks de stichting van dit 'nonnenklooster' zoals Halbertsma het noemt, is Bonifatius nog geen patroon van enige kerk in Dokkum.
De bevindingen van prof.dr. L.J.Rogier sluiten hier feilloos op aan. Hij concludeerde dat "vóór het jaar 1559 is van enige officiële verering van Sint Willibrordus, Sint Bonifatius en andere geloofsverkondigers in Nederland geen spoor te vinden".
- In 1664 schrijft Schotanus over de bron van Dokkum: dat en geeft evenwel gheen fasticheyt tot bewys van desen fabel. Christiaan Schotanus noemt het verhaal van de Bonifatiusbron in Dokkum dus terecht een fabel. Schotanus schrijft ook over de gebruiken van Dokkum, zoals de pelgrims, het hoofd van Bonifatius dat men er bezit en de broden die in steen veranderd waren (zie citaat hiernaast). We zijn dus al in de 17e eeuw aangeland. Wat bewijs je met meningen van de 17e eeuw en opmerkingen als 'by oudst'. Schotanus noem ook het 'overgeloof', ofwel bijgeloof. Vanuit een nuchtere predikant een verklaarbare opvattingen ten aanzien van de katholieken in de nasleep van de 80-jarige oorlog (1568-1648).
In 1214 zou de kruisprediker Olivier van Keulen al melding hebben gemaakt van de St.Bonifatius feestdag waarbij hij wel 10.000 mensen (decem milia) te Dokkum bijeen zag gestroomd. Dit lezen we dus (volgens de noot) in het Oorkondeboek van Groningen en Drente ed.P.J.Blok uit 1895. Het Oorkondeboek van Groningen en Drenthe is een verzameling oorkonden aangelegd aan het einde van de negentiende eeuw, waarin alle toen bekende middeleeuwse stukken waarin Groningen en/of Drenthe voorkomen zijn opgenomen. De collectie werd als boek uitgegeven in 1896, een tweede deel volgde in 1899. De oudste oorkonde die is opgenomen betreft de schenking van landerijen in Hunsingo en Humsterland aan de abdij van Fulda. De datering van deze oorkonde is onduidelijk, tussen 750 en 1150. (!?) Opmerking in noot 16: register van oorkonden die in het Charterboek van Friesland ontbreken tot het jaar 1400.
- Van P.Norberto Backmund vermeldt Halbertsma dat die (in 1952) de moordpartij niet in maar buiten Dokkum plaatste en dat in 1865 R.Westerhoff zich reeds in gelijke zin uitgelaten. De opvatting van Halbertsma dat de moord IN Dokkum plaats vond, wordt door anderen tegengesproken.
- Willebalds beweringen over de plaats van de marteldood hebben menige onderzoeker in verlegenheid gebracht. Enerzijds kon men moeilijk volhouden dat Dokkum ooit aan de Boorne had gelegen, anderzijds de banden tussen Bonifatius en Dokkum niet verloochenen. Halbertsma gaat er dus bij voorbaat al vanuit dat Dokkum inderdaad de plaats van de marteldood van Bonifatius was, hoewel het niet aan de Boorne ligt. Dokkum wordt niet genoemd in de levensbeschrijvingen van Bonifatius, dat is een onjuiste opvatting uit de 14e eeuw.
- Daar Willebald Friesland niet uit eigen aanschouwing kende dient men de tweede Vita in dit opzicht hogere waarde toe te kennen. Het tweede vita is de Vita Altera, geschreven in de 10de eeuw. Dat er in de 10de eeuw nog een getuige van de moord zou leven (zie citaat in het kader) is een wonder dat alleen in vrome legendes kan voorkomen. Dat Willebald Friesland niet kende is een juiste constatering, maar hij kende wel het oude Frisia, waar hij immers doorheen reisde vanuit Engeland naar Rome.
- Naast vermeldingen over Winsemius en Kempius (zie kader links) wat dus 16e en 17e eeuwse opvattingen zijn en de fabels van Dokkum wijd verspreid zijn schrijft Halbertsma nog over andere onderzoekers zoals Dirck Franckenzoon Pauw (1416) en Nycolaus Claeuwairt (1473), die iets over Dokkum schreven. Ook met 15e eeuwse schrijvers, waarin de nodige legenden al opgenomen zijn, bewijs je niets over de 8ste eeuw, zeker niet als dit in tegenspraak is met die eerste vermeldingen.
|