Terug naar de beginpagina. | Naar het overzicht in het kort. |
St.Lebuinus hoort thuis in de pagus Isla en te Daventria (=Desvres) in Noord-Frankrijk en niet in de IJsselstreek en Deventer. In de oudere Nederlandse tradities heet hij ook nog Lijfwinus en heeft hij zich begeven in Salland, Twente, Deventer, Kampen, Zwolle en Oldenzeel (Oldenzaal). Waar hij is overleden en begraven wordt niet vermeld (zie Nederlandsche Oudtheden p.217-218). Johannes de Beka vermeldt "Destinavit Lyfwinum haec tria nomina, Livinus, Lijfwinus & Lebuinus". [Lyfwinum heeft deze drie namen]. Hic vero de quo agit, Lebuinus cujus Leipsana Daventriae in templo eidem dicata quiescunt unus ex fociis fuit Willebrordi qui cum ipso e Anglia in has terras venit. [Maar hier heeft het te maken met/gaat het over Lebuinus wiens stofelijk overschot (Leipsana=Grieks!) in Daventria rust in de kerk die aan hem gewijd is. Hij was een van de volgelingen van Willebrord, die met hem uit Engeland naar deze landen kwam]. Ook noemt Beke hem nog Germaniae cum Lebuinum presbyterum [priester] anno C.784. De historici hebben zich bij de plaatsbepaling van Lebuinus door de doublures laten misleiden. St.Lebuinus is ten onrechte de apostel van de IJsselstreek geworden. In Vlaanderen bestaat een omvangrijke verering van deze "apostel van de IJsselstreek". Hoe dat kan heeft alles te maken met de deplacements historiques. ![]() Lees meer over heiligenlevens. Directe voorgangers van en samenwerkers met St.Willibrord in de prediking onder de Frisones zijn: - St.Amandus, - St.Eloi, - St.Wulfram, - St.Suitbert, - St.Wigbert, - St.Egbert, - St.Wilfried, Deze zendelingen en bisschoppen naast St.Willibrord, in Frankrijk over- en overbekend, zijn onmogelijk in Utrecht te plaatsen, wat in Nederland ook nooit gedaan is. Het geeft meteen de valsheid van de Utrechtse traditie aan die men steeds met St.Willibrord laat beginnen en dat terwijl er al een kerkje van Dagobert stond (dat archeologisch onvindbaar blijkt). Voor meer en andere teksten over de prediking in Noord-west Frankrijk verwijs ik naar de boeken van Albert Delahaye. Opvallend is dat in Nederland geen enkele kerk het patronaat van Lebuinus heeft. De devotie tot deze heilige is in Nederland dus nooit echt aanwezig geweest. ![]() De Kelk van Lebuinus (volgens de legende). Namen doublures. Sinds 1955 heeft Albert Delahaye tal van namen-doublures gesignaleerd en voortdurend erop gehamerd, dat dit een van de belangrijkste onderdelen en oorzaken van de historische mythen is. In plaats van dit probleem aan te pakken en tot op de bodem uit te zoeken, worden de doublures totaal genegeerd en gaat men gewoon door met de foutieve lokalisaties, zoals bijvoorbeeld door Blok en Gysseling halsstarrig wordt volgehouden met Lebuinus en Ludger. Want ziet U, indien Blok de doublures aanpakt, moet hij ze oplossen en dan moet hij met kracht van argumenten en bewijzen aantonen dat het Marklo van Lebuinus niet Merck-Saint-Lievin is, nota bene vandaag nog gesigneerd met de naam van de heilige. Dus: weg met die doublures en ze vooral aan het nederlands publiek onthouden, anders komt dat publiek op de gedachte Blok en Gysseling niet meer te geloven. Hendrika Adriana de Bruijn schrijft in haar proefschrift "Eerst de waarheid, dan de Vrede" (2012) het volgende: Lebuïnus en de engelen. In het licht daarvan wordt duidelijk waarom de geschiedenis van de stad voor Revius eigenlijk pas écht begint met het verhaal van Lebuïnus, de vroeg-middeleeuwse missionaris die het christendom naar Deventer bracht. Het is het eerste hoogtepunt in zijn Daventria illustrata (uit 1651): hij neemt er een aantal bladzijden de ruimte voor, en het is een van de weinige verhalen waarnaar hij verwijst in zijn opdracht aan de magistraat van Deventer. Omdat het bovendien typerend is voor de manier waarop hij aan de hand van middeleeuwse bronnen de geschiedenis reconstrueert, krijgt het hier wat uitvoeriger aandacht. Veelzeggend is dat Revius begint met een verklaring van de naam Lebuïnus, waarbij hij onafhankelijk van andere geleerden voor de enig-juiste interpretatie kiest: De naam Lebuïnus betekent volgens het Keulse Passionale ‘geliefde vriend’, wat ik negeerde toen ik het voor het eerst las, aangezien veel dingen bij deze obscure auteurs ondeugdelijk blijken te zijn. Maar spoedig raakte ik ervan overtuigd dat het zonder enige twijfel waar was, nadat ik me herinnerde dat Willeram, die bij het Hooglied van Salomo in zijn eigen taal (de oude inheemse taal) een geleerde parafrase schreef, overal waar ‘mijn vriend’ gezegd wordt ‘mine wine’ vertaald heeft. Door dat erbij te betrekken begreep ik dat de Germaanse namen waarvan in de stam ‘wine’ is opgenomen niet van ‘wijn’ (zoals tot nog toe aangenomen is) maar van ‘vriendschap’ zijn afgeleid. Daarvan bestaat er geen minder groot aantal dan van de [namen] die bij de Grieken ‘filos’ bevatten (...). Daarop laat Revius een flink aantal voorbeelden van Griekse en Germaanse namen volgen, maar na dat zijpad keert hij weer terug naar de naam Lebuïnus. Hij vraagt zich af of die een andere herkomst heeft dan Livinus en Lijfwinus, zoals sommigen zeggen, maar uiteindelijk beslist hij de zaak met een ferm: ‘Ik twijfel er niet aan dat het een en dezelfde naam is, maar de laatste [variant] wordt Liebwijn (dat is Lebuïnus) geschreven, volgens de Germaanse taal, de andere twee volgens het gebruik van de Nederlanders Liefwijn (dat is Livinus). Ondanks dat ze Revius 'een kenner' noemt (haar proefschrift gaat over Revius) en in haar proefschrift het heeft over "Ad Fontes", doorziet ze de mythes en fabels van Lebuinus in Deventer niet. Maar ja, ook in haar omvangrijke literatuurlijst ontbreekt de naam Delahaye, Albert en ontbreken in haar proefschrift ook de Franse Liévin en de Belgische Lieven, die dezelfde persoon zijn. De fabels van Revius worden in Deventer bliijkbaar nog steeds klakkeloos gevolgd. |
Lebuinus (ca. 780 overleden) werkte in de buurt van de rivier de lsla. In Frankrijk heet deze rivier de Lys en in Vlaanderen de Leie. Dat deze
heilige ten onrechte in Deventer wordt gelokaliseerd is te verklaren door de doublure lJssel (van de lsla). Het in de bronnen vermelde 'Marklo' is Merck-Saint-Liévin bij St. Omaars, derhalve niet het Overijsselse Markelo, wat een zoveelste voorbeeld is van de deplacements historiques. Lebuinus is ook bekend onder de naam Liafwinus. Volgens de Franse hagiografen is de heilige als martelaar gestorven; in de kerkelijke liturgie evenwel is Lebuinus alleen als belijder bekend, dus geen heilige. De visie van Albert Delahaye. Het Nederlandse Deventer voert de traditie dat St. Lebuinus de apostel is geweest van de Saksen in de "pagus Islo", dat hij in Deventer resideerde, in Wilpa een kerk bouwde en in Marklo een vergadering van de heidense Saksen binnendrong. In Nederland heeft men daarvan de IJsselstreek, Wilp bij Deventer en Marklo gemaakt. Maar in de tijd van St.Lebuinus (8e eeuw) woonden de Saksen in Noordwest-Frankrijk aan de Litus Saxonicum. 'Het oudste geschrift waarin enkele mededelingen gedaan worden die op de geschiedenis van Overijssel betrekking hebben, is de levensbeschrijving van de heilige Lebuinus, geschreven in het midden van de 9de eeuw. Merkwaardig is het, dat men zou kunnen zeggen, indien men de geschiedschrijving van de moderne devotie en een enkele laat-vijftiende-eeuwse auteur buiten beschouwing laat, dat met dit geschrift de op Overijssel betrekking hebbende middeleeuwse historiografie begint en eindigt'. Bron: W.Jappe Alberts en A.G. van der Steur. Het betekent dat men in Overijssel geen enkel geschrift heeft tussen de 9de en 15e eeuw. De bevindingen van prof.dr. L.J.Rogier sluiten hier feilloos op aan: vóór het jaar 1559 is van enige officiële verering van Sint Willibrordus, Sint Bonifatius en andere geloofsverkondigers in Nederland geen spoor te vinden. Er is een tekst bekend uit 882, waarop Deventer zijn traditie baseert: De Noormannen verwoestten de haven, die in de friese taal Taventeri wordt genoemd, waar de H. Liobomus rust, nadat zij er velen gedood hadden. Bron: Anneles Fuldenses, MGH. in usum scholarum, p.99. De tekst, verkeerd op Deventer toegepast, geeft niet de indruk erg betrouwbaar te zijn. Een heilige Liobomus bestaat niet; waarschijnlijk zal de H. Lebuinus bedoeldzijn. Hij is begraven in een van de twee plaatsen St. Lievens-Houten of St. Lievens-Esse, op resp. 15 en 23 km zuid-oost van Gent. Taventeri is een verschrijving of een volledige tussenvoeging, toen de legende van St. Lebuinus te Deventer bestaan had gekregen. In andere teksten wordt een plaats Daventria genoemd dat ook een misvatting is dat het Deventer zou zijn. Het is echter Desvres in Frankrijk, 19 km ten oosten van Boulogne-sur-Mer.
Historicus M.Coens heeft in de Annales Boland (1941 p.278) op doorslaggevende wijze aangetoond dat de Nederlandse Lebuinus, de Vlaamse St.Lieven en de Franse St. Liévin één en dezelfde persoon zijn. De Franse historici plaatsen St. Lebuinus, uiteraard onder de naam St.Liévin, in Noord-Frankrijk. De heilige is in 765 vanuit Engeland te Wissant aangekomen en stierf rond 780. Sommige teksten verbinden hem met het bisdom van St.Willibrord, maar St.Lebuinus is nooit bisschop geweest. Nadat hij zich enige tijd te Pont-de-Briques had opgehouden, vestigde hij zich te Merck-Saint-Liévin (het befaamde Marklo), dat tot op de dag van vandaag zijn naam draagt. De plaatsen Sinte-Lievens-Essche en Sinte-Lievens-Houtem houden zijn traditie in Vlaanderen vast, die daar overigens nog rijker is dan in Noord-Frankrijk. De pagus Islo of Isla is het land van Lijsel, dat in oude bronnen voorkomt als Insula of Isel en in méér dan voldoende teksten te volgen is als Islo of Isla, waar onmogelijk aan de Nederlandse IJsselstreek gedacht kan worden.
De kerk van Wilpa stond te Oppy, een gemeente in het kanton Vimy, welke plaats in oude teksten Ulpi, Vulpi en Wilpa wordt genoemd. Men zal inmiddels gemerkt hebben dat in deze kwestie de doublures in plaatsnamen en zelfs in riviernamen evident is. De traditie van St. Lebuinus te Deventer was vals en op deze steunde de traditie van Utrecht in belangrijke mate. Enige tijd nadat Balderic, de eerste échte bisschop van Utrecht, zich gevestigd had, liet hij een leven schrijven van St. Lebuinus. Bisschop Balderic richtte zich daartoe tot de abdij van Gent, terecht, omdat hij daar de beste dokumentatie kon verwachten waar de heilige dichtbij gearbeid had. Het is geenszins merkwaardig, dat zijn belangstelling nooit naar St. Willibrord is uitgegaan, omdat in zijn tijd het denkbeeld nog niet leefde dat hij diens opvolger was. In de oudste levensbeschrijving van St.Lebuinus is geen enkel aanknopingspunt met Nederland te vinden. Deze Vita werd geschreven door de monnik Hucbald in St.Armand in Noord-Frankrijk. Je kunt je dan ook afvragen waarom men in Deventer de levensbeschrijving van Lebuinus in Frankrijk laat schrijven. Was Lebuinus persoonlijk verslag komen doen in Frankrijk? Of had Hucbald Deventer bezocht en daar de opdracht voor deze vita meegekregen? De waarheid is veel eenvoudiger: de vita werd daar geschreven waar een devotie tot Lebuinus bestond en dat was in Noord-Frankrijk. De latere levensbeschrijvingen werden geïnterpoleerd met Nederlandse gegevens, wat met de merkwaardige doublures al héél gemakkelijk was. En toch, na het signaleren van al deze doublures, waaronder de trilocatie van Lebuinus/Lieven/Liévin een van de merkwaardigste is, bleven de Nederlandse historici lachen en liet de direkteur van de R.O.B. dr.W.A. van Es, de vraag vallen of Albert Delahaye zelf wel in alle ernst geloofde of dat hij een en ander als een leuke (of kwade) grap had bedacht. Maar Delahaye geloofde niet in die grap, maar kende de feiten en daar baseerde hij zijn visie op. Hij zal er nu wel van overtuigd zijn, dat het belachelijk maken van zijn tegenstander een gevaarlijke bezigheid is als men de plank van Dorestad 300 km. mis heeft geslagen.
Het gaat hierbij allang niet meer om het gelijk van Albert Delahaye, maar om de wetenschappelijke integriteit van zijn opponenten. En als je eerst Delahaye belachelijk hebt gemaakt en zijn opvattingen "baarlijke nonsens" hebt genoemd, kun je nu niet aankomen met "dat hij toch gelijk heeft". Dan ga je dubbel af en dat heeft Van Es wonderbaarlijk goed in de gaten. In de visie van Albert Delahaye werd St.Lebuinus "Apostel van de IJsselstreek" doordat historici hem verplaatsen vanuit zijn eigenlijke werkgebied, de pagus Isloa aan de Schelde naar de Nederlandse IJssel. Ook hier slaan de deplacements historiques ongenaakbaar toe en maakt de geschiedenis van de historische geografie een schier onontwarbare kluwe. Langzaam begint men ook in Nederland steeds meer te twijfelen aan de plaatsing van St.Lebuïnus in de IJsselstreek. Dirk Otten schrijft in zijn boek "Lebuinus, een gedreven Missionaris" (Hilversum 2006): "Waar het Marklo van Lebuïnus precies gelegen heeft, is nog steeds onzeker. Het was niet Markelo in Twente, maar een nederzetting, of mogelijk niet meer dan een plek, aan de Wezer". Lebuïnus predikte onder de Saksen aan de rivier Wisuri op een plaats die Marklo heette. In zijn vita staat 'in media Saxonia iuxta fluvium Wisuram ad locum qui dicitur Marklo'. Probeer dit eens geografisch in Nederland of Twente te plaatsen? Het zal niet lukken. Daarmee wordt meteen de onjuiste opvatting rondom St.Lebuinus in Deventer aangegeven. En LET OP! In Frans-Vlaanderen komen deze geografische gegevens wel in samenhang en op korte afstand van elkaar voor. Daar woonden de Saksen aan de kust van het Kanaal, lag de rivier de Wimereux en ligt ook Merck-Saint-Liévin en ook Desvres (dat Daventria was). |