Terug naar de beginpagina. | Naar het overzicht in het kort. |
Voor de juiste datering en de aanvakelijke opvattingen over deze lijst moeten we terug naar de oudste geschiedenis van de abdij van Egmond. Deze Annales Egmundenses zijn ontstaan ca. 1110-1205 en vormen het oudste Hollandse geschiedwerk. Het werk is een hoofdbron voor de vroege geschiedenis van het graafschap Holland. Over de eerste graven van Holland (Gerulf en Dirk I) is in feite weing bekend. Melis Stoke de clerc van de Rijmkroniek van Holland, geschreven rond 1290, nam aan dat Dirk I de stamvader van de Hollandse graven was. De in de Annalen van Egmond voorkomende oorkonden zijn gedateerd in 889, 922, 969 en 985. Bij het afschrijven van twee van deze oorkonden is een onjuiste datering ontstaan. Het jaar DCCCCXXII (922) werd door het onnauwkeurig afschrijven DCCCLXIII (863). Zo ging dat wel vaker bij het kopiëren van oude oorkonden die niet altijd eenvoudig leesbaar waren. De kopiïst maakte er dan van wat hij meende dat er stond. Toen bisschop Hunger in 870 terug keerde in Trajectum stelde hij een lijst op van 'voormalige bezittingen' van het bisdom en het klooster van St.Willibrord op. Het bisdom werd "Vetus Trajectum" (is het oude/vroegere Trajectum) genoemd en zetelde enige tijd in Daventria (is Desvres), Thilia (is Tilques) en Dorestadum (is Audruicq). In de Goederenlijst van de St.Maartenskerk te Utrecht uit 870, opgenomen in het het Cartularium van Egmond, komen 262 plaatsnamen voor, de meeste puur romaans, die sowieso al niet in Nederland gelegen kunnen hebben. Het zijn 262 namen van plaatsen, die rond Utrecht tussen 690 en 870 gelegen moeten hebben, een periode waarin in het laagland van Nederland het bestaan van niet één plaats archeologisch ooit bewezen is. Van die 262 plaatsen zijn in Nederland slechts enkele aangetoond op grond van klankovereenkomst in de plaatsnaam. Er is ook geen enkele parallelle tekst die deze aannamen bevestigen. Het ging bij deze goederen vaak om kleine stukken bos- of landgebied, bedoeld om hout te sprokkelen of om varkens te hoeden. Het is dan ook onvoorstelbaar dat deze goederen in de traditonele opvattingen verspreid lagen over heel Nederland en zelfs daar buiten (als we D.P.Blok mogen geloven), terwijl ze in Frans-Vlaanderen in een beperkt gebied rondom Tournehem zijn terug te vinden. Zie het kaartje hieronder. |
Er bestaan veel misverstanden rondom de zogenoemde 'goederenlijst' uit het jaar 870. Deze goederenlijst wordt dan wel van Utrecht genoemd, maar kan niet van de St.-Maartenskerk in Utrecht zijn geweest omdat die kerk in Utrecht in 870 nog niet bestond. Zie bij Utrecht. Het was de goederenlijst van Trajectum en dat was de Franse plaats Tournehem. In die goederenlijst worden 262 plaatsen genoemd waarvan er in Nederland slechts enkele 'gelocaliseerd' zijn en dan nog hoe? In hoeverre hier sprake is van de Deplacements Historiques blijkt wel uit de talloze overeenkomsten in de plaatsnamen. In Frans-Vlaanderen liggen ze allemaal. Hoe kan het dat die 262 plaatsen dáár wel liggen en in Nederland onvindbaar zijn? De visie van Albert Delahaye over de Goederenlijst van de St.Maartenskerk te Trajectum. In de goederenlijst van de St.Maartenskerk komen 262 plaatsnamen voor, de meeste puur romaans, die sowieso al niet in Nederland gelegen kunnen hebben. Het zijn 262 namen van plaatsen, die rond Utrecht moeten hebben gelegen tussen 690 en 870 als men deze lijst voor Utrecht wil hanteren. Het is precies een periode waarin in het laagland van Nederland het bestaan van niet één plaats archeologisch ooit bewezen is. Met 69 van de 262 namen uit deze goederenlijst probeert Blok c.s. aan te tonen dat het hier over Nederland zou gaan. Hij slaat om te beginnen dus al 193 namen over, terwijl hij bij 12 van die 69 zelf al een vraagteken plaatst. Blok "verspreidt" deze namen vanaf Zuid-Holland tot Texel, dat Tecelia zou zijn. Over een aantal van die 69 plaatsen zijn al de bekende discussies gevoerd (ook op deze website) zoals over Dorestad, Trajectum, de Rijn en de Lek. Zie bij "Enkele voorbeelden van geografische missers bij Blok". Van geen enkele plaats is ooit archeologisch aangetoond dat die al bestond rond 700. Dat geeft niet alleen dr.W.A.Van Es onverbloemd toe (zie bij Citaten), maar ook de traditionele opvattingen in Nederland die de geschiedenis steevast laten beginnen met de oorkonde uit 777. Zie o.a. Het Bronnenboek van Nijmegen. Laten we het maar eens onverbloemd en cru zeggen, zodat het goed tot eenieder goed doordringt : de Nederlandse mediëvisten staan te fantaseren over St. Willibrord in Utrecht terwijl alle kerken, goederen en rechten van diens bisdom in Frans Vlaanderen lagen. Het schandalige van dit alles is dat zij het sinds 1965 weten, en dat zij welbewust en kwaadaardig voortgaan het Nederlands publiek te misleiden, simpelweg omdat zij hun blunders niet willen toegeven. Zij weten dat het Cartularium van Egmond 262 namen van plaatsen bevat, die nooit in Nederland gevonden zijn en derhalve daar niet hebben bestaan. Zij weten dat het Cartularium van Egmond (via Gent) uit Noord-Frankrijk kwam. Zij weten dat Traiectum en Dorestadum hierin tussen 260 Frans-Vlaamse plaatsen staan, en derhalve Utrecht en Wijk bij Duurstede niet kunnen zijn geweest. Zij kennen het bestaan van 262 bewijzen, dat het bisdom van St. Willibrord geheel iets anders was en in een geheel andere streek lag dan het bisdom Utrecht. Zij weten ook dat de onbevoegden, die zich met deze kwestie bemoeiden, dit verpletterend namen-materiaal niet kennen, doch zij lieten hen hun onbevoegde gang gaan, omdat elke bestrijding van Albert Delahaye, rijp of groen of volslagen onbenullig, hun liegen telkens verder toedekte. Maar het beste weten zij dat het gewone publiek geen notie heeft van de 262 Frans-Vlaamse plaatsen in de dokumentatie over St. Willibrord, zodat zij ook hun gang konden gaan. Op hun titels en professoraten worden zij immers eerder geloofd dan een 'buitenstaander'. Onder de locaties van Blok zijn vele plaatsen te nomen die in de 8e eeuw niet bestaan hebben. Deze ontstonden aantoonbaar pas na de ontginningen, die in de 11e eeuw begonnen waarbij deze streken gecultiveerd werden en in bezit genomen zijn. Hoe kunnen er dan in de 8e eeuw voordat het gebied ontgonnen was, al plaatsen bestaan hebben? Als de medievisten dat nu eens zouden willen uitleggen. Denk hierbij aan: Bunninchem (Bunnik), Feedna (Vechten), Lonoralaca (Loenersloot), UUerden (Woerden), Alfna (Alfen), Suetan (Zwieten), Leithon (Leiderdorp), Holtsele (Honselaarsdijk), Masmuthon (Maasland), Osgeresgest (Oegstgeest), Amuthon (Muiden), Husidina (Huisduinen), Pathem (Petten), Haragum (Hargen), Scoronlo (Schoorl), Bergum (Bergen), Uranlo (Vroonen), Uteromeri (Uitmeer), Aluitlo (De Elft-Wieringen), Strude (Stroe-Wieringen), Beuerhem (Beverwijk), Medemolaca (Medemblik), Fresionouuic (Vreeswijk) en Texle (Tessel). Tot heden wachten we tevergeefs op een bewijs van het bestaan van deze plaatsen in laag-Nederland in de 8e eeuw. De wel eens genoemde akte uit 953, waarbij Koning Otto I aan de St.Maartens-kerk te Trecht de domeingoederen van de tol te Muiden en de visserij in het Almere schenkt, is vals. Niet alleen omdat zij niet voorkomt in het oudste “Liber donationum” van Utrecht doch slechts in latere aangevulde afschriften daarvan: maar vooral omdat men zo kan aanwijzen, uit welke brokstukken van de documentatie van Tournehem zij werd samengesteld. |
Terug naar de beginpagina. | Naar het overzicht in het kort. |