Terug naar de beginpagina. | Naar het overzicht in het kort. |
Deze pagina wordt steeds bijgewerkt!![]() Bij een cirkelredenering beroept men zich op de mening van een ander, zonder dat die ander aangetoond heeft dat zijn mening juist is. Met ziet dit te vaak bij literatuurverwijzingen. Men verwijst steeds naar iets of iemand die eenzelfde opvatting heeft. Men verwijst nooit naar tegengestelde meningen. Men wil immers aantonen dat men wel degelijk gelijk heeft. Het is dan zaak uit te zoeken waar degene, naar wie verwezen wordt, zijn informatie vandaan heeft. En dan is het soms frapant dat daar helemaal niet te vinden is, of diegene weer verwijst naar een ander. Uiteindelijk kom je dan uit bij een schrijver uit de17de eeuw of zelfs eerder. Een voorbeeld: Uiteindelijk kom je voor het bewijs dat St.Willibrord bisschop van Utrecht was, uit bij Johannes de Beka en Willem Heda, die de hele geschiedenis rondom Willibrord flink 'opgeklopt' hebben. Johannes de Beka laat Willibord de castrum Wiltaburg in bezit nemen. Wiltaburg zou dan Utrechts zijn, waar hij Melis Stoke napraat. Gelooft U deze stelling niet? Zoek het maar eens terug. En dan gaat het niet om wat latere historici ervan gemaakt hebben, maar wat er in de oudste klassieke Latijnse teksten staat. Om te beginnen wordt in die Latijnse teksten nergens Utrecht genoemd, wat een aanname uit de 14de eeuw is. Een beetje hulp kunt U vast wel gebruiken met het terugzoeken. Lees wat Camille Wampach (1953) schrijft, prof.Rogier (1945), Dr.P.C.Boeren (1939), G.Verbist (1938), A.Wilson (1918), S.Muller (1898), Alberdinck Thijm (1874), Sloet (1872) en vooral naar welke bronnen ze verwijzen! Uiteindelijk kom je uit bij Johannes de Beka (1346). Maar dat is ruim 6 eeuwen na St.Willibrord. Nu beroept Beka zich op Melis Stoke (begin 14de eeuw) en andere bronnen die niet nader genoemd worden. Stoke noemt als eerste "Hollandse" bron Willibrord en laat hem in Zeeland aankomen en prediken en uiteindelijk in Utrecht terecht komen. Dit laatste wellicht onder invloed van Echternach die juist in die tijd op zoek gaat naar voormalig bezit van Willibrord en dat in (uiteindelijk) in Noord-Brabant vindt. In 1301 vraagt Utrecht plots relekwieën van Echternach met als motivatie 'omdat men er geen heeft'.
|
![]() De cirkelredenering is een veelvoorkomende drogreden in een discussie, waarbij iemand een argument opvoert dat gelijk is aan het standpunt of afgeleid is van dat standpunt, maar in feite slechts een aangenomen veronderstelling is. In de wetenschap en zeker in de historische wetenschap, komt het verschijnsel "cirkelredenering" veelvuldig voor. Het komt voor dat de ene schrijver voor de juistheid van zijn betoog verwijst naar het standpunt van een ander, terwijl die ander nooit aangetoond heeft dat het een vaststaand feit is. Vaak wordt niet eens uitgezocht waar de vorige auteur waarnaar verwezen wordt, zijn gegevens vandaan heeft gehaald of waarop diens beweringen zijn gebaseerd. Men neemt de opvatting voetstoots aan. In de geschiedenis van ons land is deze werkwijze funest gebleken. Een sprekend voorbeeld van zo'n cirkelredenering geeft Blok in zijn boek "De Franken in Nederland". Het luidt als volgt: "Een bericht waaruit zou blijken, dat in Utrecht al in ca. 600 een christelijke kerk stond had ik eerder weerlegd. Wie schetst dan ook mijn verontrusting toen ik bij Van Moorsel las, dat onder de resten van het Oudmunster een doodkist was gevonden, die op omstreeks 600-625 gedateerd kon worden. Trekt men dit bericht echter na - Van Moorsel beroept zich op C.J.A.C. Peeters, die zich weer op Van Giffen beroept - dan blijkt dat men de sarcofaag gedateerd heeft enkel op grond van het door mij weerlegde schriftelijke bericht. De datering hangt dus in de lucht, maar bijna had de historicus zich laten imponeren".
De visie van Albert Delahaye.
Een voorbeeld van een cirkelredenering is de datering van aardewerk. Veel, zo niet alle, archeologische locaties worden gedateerd naar de vondsten in de bodem. Deze vondsten staan vaak uit gebruiksvoorwerpen, maar meestal uit aardewerk. De datering van aardewerk wordt dan weer 'afgeleid' van andere gegevens die, of onvoldoende bewezen zijn, of berusten op aangenomen opvattingen en niet of nauwelijks op technisch onderzoek. Technisch onderzoek kan overigens ook gebaseerd zijn op een cirkelredenering, wat we duidelijk zien bij de dateringen in de opgegraven nederzetting in Wijk bij Duurstede. De cirkelredenering daarbij is als volgt:
Wat belangrijk is, maar vaak over het hoofd wordt gezien is dat het hierbij gaat om handgevormd aardwerk. Het handgevormd kan niet nadrukkelijk genoeg vermeld worden. Men komt bij de determinatie van bijvoorbeeld van kogelpotten in Kootwijk tot wel 136 typeringen. (Zie A.Verhoeven, p.187). Handgevormd aardwerk! Probeer het zelf eens twee exact gelijke potten te kleien! Deze cirkelredenering wordt beheerst door enkele aannamen die landelijk, maar ook Europees traditities zijn gaan vormen. Juist deze Cirkelredeneringen zijn funest voor de wetenschap, zeker ook voor de historische wetenschap. Men 'schuift' met dateringen te gemakkelijk naar de gewenste tijd toe. Conclusie: Komt men er met technisch onderzoek niet uit, en ook dat kan niet, dan kan men met deze dateringen op grond van aardwerk niets aantonen. Ook techniscch onderzoek, zoals dendrochronologie en de C-14 datering zijn ook gebaseerd op aannamen. Het enige dat ons dan overblijft zijn de schriftelijke bronnen. Maar ook daarbij is het oppassen. Wordt in een schriftelijke bron gesproken over verkrijgen van bezit, dan is zo'n bron bij voorbaat verdacht. Gelukkig hebben we vaak meerdere bronnen over eenzelfde voorval. Door die met elkaar vergelijken haalt men de onjuistheden er wel uit. Cirkelredeneringen in teksten. We komen hier op het cruciale punt met betrekking tot de 'vaderlandse' geschiedenis. In de toepassing van gegevens in teksten vermeld, komen legio cirkelrederingen voor. Kenmerkend is dat de ene historicus zich beroept op de opvatting van een ander en de tekst toepast of uitlegt zonder verder eigen onderzoek. Het Bronnenboek van Nijmegen kan als schoolvoorbeeld van de toepassing van cirkelredeneringen dienen. Teksten met de vermelding 'Noviomagus' werden klakkeloos op Nijmegen toegepast, ook al klopte de contekst niet. Zo kwam Nijmegen aan een bisschop, aangezien deze tekst in de Monumenta Germaniae Historica (MGH) genoemd werd als zijnde 'bisschop van Nijmegen'. Men heeft die Duitse bronnen nooit ter discussie gesteld en vertrouwde blijkbaar op de foutloosheid van dit omvangrijke werk. De werkelijkheid is echter anders. gen wonder dat Albert Delahaye een vlammend protest aantekende tegen deze vorm van historische wetennschap bedrijven. Zijn boekje met de aansprekende titel 'De bisschop van Nijmegen' toont dat in alle facetten. De deplacements historiques hebben voor de nodige misverstanden gezorgd, met als gevolg dat veel geschiedenis op de verkeerde plaats te recht kwam. Precies hier gaat de studie van Albert Delahaye over. Hoort de geschiedenis thuis op de plaats die men ervoor aangenomen heeft? |
Terug naar de beginpagina. | Naar het overzicht in het kort. |