De historische geografie van de lage landen.
Terug naar de beginpagina. Naar het overzicht in het kort.

Historische Atlas van de Lage Landen.

Aan deze pagina wordt nog gewerkt!






De Fundamentele verwarring bestaat uit de vraag of Noviomagus uit de klassieke teksten Nijmegen is of Noyon. Het kernpunt waar alles mee begon en waar alles om draait is deze hier genoemde fundamentele verwarring. Deze kwestie ligt aan de grondslag van talloze andere opvattingen, zoals de verwarring rond Trajectum: was het Utrecht of was het Tournehem en Dockynchirica, was dat Dokkum of Duinkerke? Immers als Nijmegen fout is, is Utrecht ook niet de bisschopszetel van Willibrord en werd Bonifatius niet in Dokkum vermoord en dan was de Betuwe ook niet het land van de Bataven. Dat hoort dan allemaal thuis in Noord-Frankrijk!

De visie van Albert Delahaye.
Het is natuurlijk aardig en schijnt overtuigend om landkaartjes te maken op basis van historische gegevens. Het is dan natuurlijk wel zaak die gegevens in de juiste contekst te plaatsen en in de juiste streek. Waar grenzen tot in de 18de en 19de eeuw nog vaag waren, waren die dat zeker in de 9de eeuw. Over plaatsnamen waaran die kaarten 'opgehangen' worden valt het nodige te betwisten. Was Noviomagus Nijmegen of was het Noyon? Zie kader in de linker kolom. Het zijn juist de verkeerd gelocaliseerde plaatsen geweest die in de geschiedenis voor alle misverstanden hebben gezorgd. De taalgrens, die sinds de eerste vermelding ervan door Tacitus nog steeds op nagenoeg dezelfde plaats ligt, mag daarbij niet onderschat worden. De taalgrens geeft de juiste locaties van plaatsen, landstreken en rivieren aan.



Een Atlas.
Een atlas bestaat uit getekende kaarten volgens de opvattingen van de tijd, waarbij gebeurtenissen op een bepaalde plaats en in een bepaalde streek worden getekend. Het nadeel van een atlas is dat een veranderde situatie niet aangepast wordt met een nieuwe kaart en dat oude kaarten blijven bestaan. Zo wordt 'de Langstraat' in Noord-Brabant nog steeds getekend met de nodige schoenen, terwijl er geen schoenfabriek meer te vinden is.
Een historische atlas.
Met historische atlassen zijn de nodige fouten gemaakt. Zie de verschillen tussen atlassen, zoals ook op deze website te vinden is. Zie bij Neustrië en Austrasië. Ook worden die atlassen niet aangepast aan vernieuwde opvattingen en worden de oude achterhaalde opvattingen nog steeds rondgepompt en als onbetwijfelbare zekerheid gehanteerd. Zelfs in de nieuwste atlassen kom je nog steeds de oude opvattingen tegen.


DE VROEGSTE HISTORIE VAN DE LAGE LANDEN
Tussen de negende en dertiende eeuw groeiden in de Lage Landen Frankische gouwgraafschappen uit tot soevereine vorstendommen. Sindsdien domineerden de hertogen van Brabant en Gelre en de graven van Vlaanderen, Holland en Loon het middeleeuwse politieke landschap.
In de Historische atlas van de Lage Landen brengt Sieg Monten vier eeuwen Nederlandse en Belgische geschiedenis in kaart. De eerste graven en hertogen in de Lage Landen, de opkomst van de Franse koningen en de teloorgang van de Rooms-Duitse keizers komen aan bod. Monten plaatst hun doen en laten binnen de context van de Deense en de Hongaarse invallen, de eerste kruistochten en de Investituurstrijd en staat stil bij gebeurtenissen in de Friese Landen, de Waalse Ardennen en het Keulse Rijnland.
Aan de hand van 27 speciaal voor dit boek vervaardigde kaarten illustreert de auteur hoe politieke en militaire gebeurtenissen en natuurlijke veranderingen, zoals stormvloeden, de middeleeuwse landsgrenzen van de Lage Landen wijzigden.

Sieg Monten (1972) studeerde geschiedenis aan de Katholieke Universiteit van Leuven. Hij werkt in het volwassenen-onderwijs in Brussel.

Aan de hand van deze historische atlas wordt de geschiedenis van de Lage Landen tussen 814 en 1256. Over deze periode zijn geen landkaarten bekend zijn, maar ontstonden de Frankische gouwgraafschappen en de vorstendommen onder de Franse koning en de koningen en keizers van het Heilig Roomse Rijk. De kaarten zijn nieuw, informatief en innovatief. Aangevuld met stambomen, illustraties en beschrijvingen worden vier eeuwen uit de geschiedenis van België en Nederland in kaart gebracht.

Maar is dat ook zo? Zijn het nieuwe kaarten? Zijn ze informatief? Zijn ze innovatief, vernieuwend?
Feitelijk kunnen deze vragen al beantwoord worden door wat Sieg Monten zelf schrijft: Voor het schrijven van dit boek deed ik geen groots opgezet onderzoek en greep ik niet terug op primaire bronnen, zoals oorkonden, vitae of andere bronnen uit de archieven. Daarom zijn er weinig voetnoten. Ik maak uitsluitend gebruik van bestaande publicaties. Het boek bestaat dan ook volledig uit naschrijverij. Monten volgt de traditionele opvattingen, dus weinig vernieuwend, wat ook al blijkt uit de bibliografie (p.361-366). Het zijn de traditionele historische boeken die hij hier noemt, zoals van D.P.Blok, H.P.H.Jansen, M.Mostert en L.v.d.Tuuk. Opmerkelijk is dat er een boek van de Studiekring Eerste Millennium wordt genoemd, over de kustvorming in de Lage Landen. Zorgt dit boek voor de nodige innovatie?

Om de hierboven gestelde vragen te beantwoorden, bekijken we de kaarten (zie afbeeldingen hieronder van de eerste 3 kaarten op p.15, 18 en 32). De kaarten lijken dan wel nieuw getekend, maar er staat globaal veel oude (en dus onjuiste) informatie op. Toch staat er wel meer informatie op de kaarten dan men traditioneel ziet. En die informatie volgen we in deze beschrijving nauwgezet.


Wat in dit boek als eerste opvalt is dat het begint in 814, het jaar van het overlijden van Karel de Grote. Van de geschiedenis vóór 814 wordt geen kaart gegeven, terwijl deze geschiedenis aan de grondslag ligt van de latere bezittingen van de Franken en de verdelingen van Verdun in 843 en Meerssen in 870. Het uitgangspunt van de geschiedenis van Nederland is of het Noviomagus van Karel de Grote Nijmegen was of Noyon? En dat het Noyon was is ondertussen wel een bewezen en vaststaand feit. De landstreken Neustrië en Austrasië zijn dan beide gelegen in Frankrijk wat op de hiernaast gegeven kaart (van p.18) al onjuist wordt afgebeeld. Op de hierboven middelste kaart wordt Austrasië al onjuist afgebeeld. Deze landstreek reikte niet tot in België, maar lag geheel in Frankrijk. Lees meer over Neustrië en Austrasië. De onjuiste plaatsing van deze landstreken heeft tot de verdere misvattingen geleid. Veel, zo niet alle, historische atlassen gaan hier al in de fout. Neustrië lag tussen de Loire en de Seine waarin de volgende plaatsen lagen: Angers, Le Mans, Tours, Blois, Sens, Parijs, Noyon. Austrasië lag ten noorden van de Seine en omvatte de plaatsen: Amiens, Soissons, Rouen, Therouanne, Cambrai, Reims en Metz. België ten noorden van de taalgrens hoorde er beslist niet bij en Noord-Brabant of andere delen van Nederland of Duitsland al helemaal niet. De onjuiste opvattingen over Neustrië en Austrasië zijn geheel terug te voeren op het paleis van Karel de Grote in Noviomagus, dat niet Nijmegen was, maar Noyon.

Feitelijk bevat deze kaart al de nodige fouten en onjuistheden, die in de daarop volgende kaarten worden doorgevoerd. Wat wel juist wordt aangegeven zijn de verlandingen aan de kust van Frans-Vlaanderen, maar de invallen van de Denen zijn volkomen misplaatst. Allereerst waren het geen Denen, maar bewoners van Dania. En de mark Dania kwam overeen met Normandië en was dus allerminst Denemarken (ziet U de verwarring?) In de klassieke teksten, maar die heeft Monten niet geraadpleegd, is nergens sprake van Dennen, maar van Nortmanni ofwel Noormannen. Hun invallen beperkten zich tot Frankrijk. Van invallen van de Noormannen in Nederland is archeologisch ook geen enkel spoor gevonden. Lees meer over de Noormannen. De jaartallen die bij Dorestad genoemd worden, betreffen invallen en plunderingen in Gallia, opgetekend in Franse Kronieken, o.a. van de abdij van St.Bertin in St.Omaars. Maar die kronieken heeft Monten niet gebruikt, zoals hij zelf schrijft. En dan ga je onherroepelijk in de fout. Lees meer over Dorestad. Lees meer over de verdeling van Verdun.

Wat weten we als we de klassieke teksten volgen? Maar de teksten heeft Monten niet geraadpleegd, zoals hij zelf schrijft.

De kaart op pagina 15: hierboven links.
Dit is een zeer interessante kaart en gaat over de verschillende taalgebieden. De vraag is: "Waarop is deze kaart gebaseerd?" Jammer dan de benodigde informatie ontbreekt, zelfs geen verwijzing naar de bibliografie, want aan 'noten' doet Monten niet, zoals hij schrijft. Het is al moeilijk vast te stellen hoeveel mensen ergens woonden, onmogelijk om te bepalen welke taal zij spraken. Het is dan wel aardig dat DE TAALGRENS erop staat, al is de loop ervan op deze kaart twijfelachtig. Nogmaals: "Waarop zijn deze grenzen gebaseerd?" Het zou een nuttige discussie kunnen opleveren. We kunnen slechts verwijzen naar de informatie over de taalgrens en het Diets (of Theutoons) dat op deze kaart helaas niet genoemd wordt. Enkele namen van de hier genoemde talen zijn pas van vele eeuwen later, zoals 'Waals', 'Lorreins', 'Champenois'. Veel van de gegeven etymologische voorbeelden (ik/ich, dorp/dorf, dat/das) stammen ook pas uit de 15de eeuw en later, waarbij dat voor het eerst onderzocht en vastgesteld is. En wat is het verschil tussen Oud-Saksische en Noordzee-Saksisch? Erkent Monten hiermee dat de Saksen vanuit Frans-Vlaanderen gedeporteerd zijn naar Duitsland? Het zou helemaal juist zijn! En wat is Oudfries of Oudnederlands? Knap dat Monten het gebied waar men Oudnederlands sprak zo precies kan aangeven op deze kaart. Feitelijk is het natte vingerwerk' gebaseerd op gissingen. Een van de oudste teksten die als 'nederlands' beschouwd worden is de Utrechtse doopbelofte waarvan de taal 8ste eeuws lijkt (? hoe weet men dat?). De status van de tekst is discutabel: sommigen beschouwen het als Oudsaksisch en de kopiist was waarschijnlijk een 'Duitser' (al bestond Duitsland bij lange na nog niet!). Het is een dialoog van een priester en een persoon die gedoopt wordt (in die tijd een volwassene). In de tekst worden drie Germaanse, heidense goden genoemd: Donar, Wodan en Saxnoot.
Maurits Gysseling heeft de tekst gekenmerkt als Oudnederlands. Ongetwijfeld is de tekst geschreven in een mix van verschillende West-Germaanse dialecten, met kenmerken die kunnen behoren tot Oudduits, Oudsaksisch, Oudfries, Oudnederlands (Oudfrankisch) en Oudengels. Dit heeft geleid tot een discussie over waar de tekst vandaan komt, niet in de laatste plaats omdat door zijn ouderdom de tekst als een belangrijk monument kan worden gezien voor welke van de genoemde talen dan ook. Omdat van het Oudnederlands bijzonder weinig (feitelijk niets) bewaard is gebleven, geldt dit zeker voor het Nederlands. Het is echter waarschijnlijker dat voor de kopiisten van de tekst dit taalonderscheid niet zo belangrijk was, omdat in die tijd de talen zeer dicht bij elkaar lagen. Het is ook de vraag wanneer de 'doopbeloften' die dus niet uit Utrecht kwam, op schrift is gesteld. Dat het in de 8ste eeuw was is een hypothese, ofwel een nog te bewijzen opvatting.

Het probleem van dit kaartje (en de andere kaartjes in dit boek) is dat deze kaartjes die feitelijk nergens op gebasserd zijn, bij anderen als bron van hun opvattingen gebruikt gaat worden. Zo kwamen de mythen tot stand en zo blijven ze voortbestaan.

De kaart op pagina 18: hierboven in het midden.
  • Gouwen: Ludger wordt circa 804 bisschop van Atrecht en predikt in de gouwen Hugmerthi, Hunusga, Fivelga, Emisga, Federitga en een eiland, Bant genaamd. Al deze gouwen lagen in het oude Frisia vlakbij bij Atrecht (=Arras). Ludger zal niet vanuit Arras in Friesland zijn gaan prediken. Hoe moest hij daar komen? Verstaan we dat onder 'een vliegende apostel'? Wie moest hij daar dan gaan bekeren? Er woonden daar praktisch niemand, zoals ook op de kaart van p.15 aangegeven wordt met 'onbewoond'. De namen van de Friese gouwen Oostergo en Westergo verschijnen pas eeuwen later, door hetzelfde misverstand en misplaatsing van het klassieke Frisia in Nederlands Friesland. Lees meer over Frisia.
  • Teisterbant: De naam Teisterbant is ook gedoubleerd; dat weten we inmiddels. In 772 verkrijgt de abdij van Lorsch goederen in de pagus Testrebanti waarin de plaatsen Hunsetti (=Houdain) en Buria (=Buire) liggen. Waar liggen die plaatsen in Nederland? In 814 verkrijgt dezelfde abdij goederen in “Taxandria sive Testerbanto”, een omschrijving die al helemaal niet in Nederland past. Toch heeft men hier -maar dan ook volslagen ten onrechte- Taxandria gelijkgesteld met Noord-Brabant, simpelweg omdat elders Taxandria in nauw verband met een “Bracbante” (broekland!) wordt genoemd.
  • Taxandrië: In 846 vielen de Noormannen Ostracia, Westracia en ook Dorestadum aan. Vanuit zijn burcht Noviomagus (=Noyon) kon keizer Lotharius de branden zien maar hij kon er niets tegen doen. Daarna vertrokken de Noormannen. Ostracia en Westracia zijn niet Oostergo en Westergo in Friesland; het waren Ostrevant en Westracia (later Taxandria genoemd) in het noorden van Frankrijk, waar alleen de naam Ostrevant is overgebleven voor de streek ten oosten van Atrecht. Westracia is eerst voor een groot deel aan de transgressies ten prooi gevallen; toen het land voor en na weer te voorschijn kwam, was de oude naam verdwenen en kwam Taxandria in zwang (afgeleid van texere: weven, weefland, lakenland). De gouwen in Friesland verschijnen pas vele eeuwen later; hun namen staan in geen enkel verband met de oude namen. Taxandria was een streek ten zuidwesten van Rijsel. Op te merken valt dat de naam na de oorkonden van de abdij Aeftemacum (Eperlecques) nergens meer voorkomt. In de Karolingische periode was de naam vergeten. Het kan dus niet eens een gouw zijn geweest. De vervalsers van Echtemach hebben de naam op oostelijk Brabant geprikt. Deze naam staat dus ten onrechte op deze kaart. Lees meer over Taxandrië.
  • Hamaland was een landstreek in Frankrijk en niet in Nederland, waar de naam terecht is gekomen middels de deplacements historiques. Lees meer over Hamaland.
  • Scaldingi-Vikingen veroveren Walcheren. Hier worden de 'Denen' plots Vikingen genoemd. In geen enkele klassieke tekst komt het woord Vikingen voor. Wat onder Vikingen wordt verstaan, zijn zeevaarders die pas voorkomen na het jaar 1000 o.a. met tochten naar het werelddeel dat later Amerika (Groenland, Newfoundland) ging heten, maar toen in Europa nog volkomen onbekend was. De Scaldis, reeds bij de Romeinen bekend, is de Schelde. De Scaldingi was een volk dat aan de Schelde woonde, dat ook juist wordt aangegeven, maar beslist geen Vikingen waren.
  • De stormvloed uit 838 (moet zijn 839, maar we kijken niet op een jaartje): Rorik deed nogmaals een poging bij de keizer om meer zeggenschap over de Frisionen te krijgen. De Noormannen werden met geschenken zoet gehouden; de keizer zond gemachtigden naar Frisia om daar de zaken ter hand te nemen. De natuur speelde ook een rol mee. In dit jaar viel in Frisia een grote overstroming voor; bijna het gehele land werd door de zee verzwolgen. De vloed was zo hevig, zegt de schrijver uit Frankrijk, dat de talrijke dijken, dien men daar duinen noemt, bijna geheel werden geslecht. Ongetwijfeld heeft men hier een schriftelijk aanknopingspunt van een der transgressies van Calais of van Duinkerken, die tussen 800 en 1200 In Frankrijk en Vlaanderen plaats vonden. Aangezien in 839 er nog nergens in FRieald dijken waren en al helemaal geen duinen (die zijn er nog steeds niet), gaat deze tekst niet over Nederland, maar over Frans-Vlaanderen.
  • Dat Friesland vanaf 839 een hertogdom was is een aangenomen nooit met feiten aangetoonde opvatting. Bij de opkomst van Holland en het optreden van de eerste graven blijken de Noormannen, hun geslachten, hun gebieden, hun autonomie, na veel strijd van de Frankische koningen verkregen, in Nederland in het luchtledige te zijn opgegaan. De vorsten der Noormannen, die in Francia zulke onaantastbare positie verwierven dat zij door de Franse kroon als hertogen werden erkend, zichzelf koning noemden, en zich een groot gebied toeëigenden, zouden in Nederland zulke slapte vertoond hebben, dat zij geruisloos uit de geschiedenis verdwenen. In Frankrijk blijft hun bestaan en hun invloed nog eeuwen lang doorwerken. Daar vindt de historische lijn voortgang; in Nederland breekt die abrupt en onaannemelijk af. Met de toepassing van de Noormannen-gegevens op Nederland heeft men zich diepgaand vergist; al deze gegevens hebben hun locaal-historische basis in Normandië. Er moeten derhalve veel zogenaamde historische zekerheden worden opgeofferd bij de opheldering van de Nijmeegse mystificatie, want de ene vicieuze cirkel grijpt in de andere.
  • Bij Dorestad worden de jaren 834 tot 839 vermeld als plunderingen door de 'Denen'. De klassieke testen die dit vermelden zijn allemaal geschreven in Frankrijk. Waarom zouden Franse schrijvers, met name van het klooster van St.Bertin in St.Omaars zich druk maken om plunderingen in Nederland? En dat terwijl er sprake is van 'in onze gebieden' en van 'de onzen'? Wat ook vastgesteld kan worden is dat van al deze plunderingen door de Noormannen in de jaren 834, 835, 836 en 839 in Het Bronnenboek van Nijmegen niets wordt vermeldt.
    1. In 834 een tekst van de abdij van St.Bertin in St.Omaars. Deze tekst vermeldt vervolgens dat Lotharius met zijn leger naar Châlons-sur-Saône trok en de daar verblijvende Noormannen gevangen neemt. Het gaat beslist niet over Nederland.
    2. In 835 plunderen de Noormannen nogmaals Dorestad, terwijl de keizer verblijft in Crémieux-sur-le Rhône. Hij keert terug om de kustwacht te regelen.
    3. In 836 plunderen de Noormannen nogmaals Dorestad waar in deze tekst van de abdij van St.Bertin sprake is 'in onze gebieden' waar al dat onheil plaats vindt.
    4. In 837 vallen de Noormannen Frisia en Walacria binnen en doden velen 'van de onzen'. De keizer haaste zich naar zijn burcht Noviomagus en toen de Noormannen dat vernamen trokken ze haastig weg. Ook deze tekst werd geschreven in de abdij van St.Bertin in St.Omaars. Walacria is niet Walcheren, net zo min als Noviomagus Nijmegen is. Het waren Walacria in Vlaanderen en Noyon, precies halverwege tussen Amiens en Reims gelegen. In Nijmegen was geen burcht of welk paleis dan ook. Het Nederlandse Walcheren bestond evenmin in 837.
    5. Het jaar 838 wordt niet genoemd met een aanval op Dorestad. De Noormannen waren toen aan het plunderen in Rouen en de abdijen van Jumieges en Fontenelles. Maar ook in de jaren vóór 834 en ná 839 plunderden de Noormannen steeds in VLaanderen en Frankrijk. Overigens is van plunderingen door de Noormannen in Nederland geen enkel spoor gevonden, niet archeologisch, maar ook niet etymologisch. Lees meer over de Noormannen.
    6. In 839 wordt Dorestad weer genoemd toen de keizer probeerde meer zeggenschap over de Frisiones te krijgen.




  • Lees het boek "De Ware Kijk Op" voor al deze en andere teksten en oordeel zelf!

    Terug naar de beginpagina. Naar het overzicht in het kort.