Terug naar de beginpagina. Naar het overzicht in het kort.

Een Falsum is een niet origineel document.

Een falsum is een document die qua tenaamstelling of vorm wel juist kan zijn, maar bedriegt met de inhoud. In de Middeleeuwen zijn veel oorkonden geproduceerd waarin de waarheid ten eigen gunste verdraaid werd, vaak om geldelijk gewin, bezit of macht. Dat gebeurde zeker met oorkonden die alleen als kopie zijn overgeleverd. Als oorkonden werden gekopieerd, soms eeuwen later dan de datum die men als oorspronkelijk veronderstelde, kan er van alles in de tekst veranderd zijn. Zaken, namen en/of plaatsnamen die de kopiist niet duidelijk waren, werden gewoon 'aangepast' aan de opvattingen van de tijd. Dat blijkt bijvoorbeeld als er van een document meerdere kopieën bestaan. Details op zo'n gekopieerd document kunnen zeker juist zijn, echter de globale inhoud is dat zeker niet. Het 'origineel' verdween dan in de haard of raakte zoek. Vooral kloosters hebben zich schuldig gemaakt aan deze vorm van misleiding om in het bezit te komen van kerken en goederen (=landerijen, bospercelen enz.). Het bekendste klooster van de vervalsers is zeker het klooster van Echternach geweest (zie daar). De vaak analfabete bevolking nam de claims voor waar aan. Helaas doorzien veel historici ook momenteel de vervalsing nog steeds niet.

Een falsum is een oorkonde die qua tenaamstelling of vorm juist kan zijn, maar bedriegt met de inhoud. In de Middeleeuwen zijn veel valse oorkonden geproduceerd waarin de waarheid ten eigen gunste verdraaid werd.
Die oorkonden werden later gekopieerd, soms eeuwen later, dan de datum die op de oorkonde vermeld is. Details op zo'n valse oorkonde kunnen zeker juist zijn, echter de globale inhoud is dat zeker niet. Oorkonden werden niet alleen vervalst, maar er werden ook 'nieuwe' oorkonde geproduceerd als er 'eigendomsrechten' ontbraken. Zo kwamen kloosters en abdijnen in bezit van verondersteld voormalig rijk bezit, wat later niet rechtsgeldig bleek te zijn. Helaas doorzagen niet alle historici deze valse claims en is veel van de geschiedenis van Nederland gebaseerd op valse of niet begrepen oorkonden. Die misvattingen terugdraaien bleek en blijkt een helse klus waarbij het 'vechten tegen de bierkaai' bleek.

Historici van naam verdedigen de valse oorkonden vanuit hun 'deskundigheid' met hun titels en professoraten, terwijl ze de valsheid niet onderkennen. Albert Delahaye heeft dan ook regelmatig geopperd dat het aantonen van de onjuistheden in de geschiedenis niet het grootste probleem was, maar het bestrijden van de vooringenomenheid van de professionele historici. Dat laatste had alles te maken met 'reputatieschade'.

Vooral de Kerk, met name abdijen hebben zich schuldig gemaakt aan het 'produceren' van valse oorkonden met als doel in het bezit van land en goederen te komen. Dat produceren gebeurde ook niet altijd bewust of met opzet, maar was vaak het gevolg van het niet begrijpen van de klassieke Latijnse teksten die meestal in kloosters bewaard werden. Men schreef de teksten over en veranderde de niet begrepen delen of plaatsnamen in voor hen begrijpelijke taal.

Dan kwamen er wel eens plaatsnamen in die oude oorkonden terecht die ten tijde van de datering van die oorkonde niet eens bestonden wat archeologisch wel is aangetoond. Zie daarvoor bij Amersfoort en Dokkum als voorbeelden.

Met deze oorkonden in de hand ging men op zoek naar voormalige bezittingen, maar oh toeval, men zocht die in de verkeerde streek waar ondertussen wel een stukje geschiedenis terecht was gekomen vanwege de deplacements historiques.

Zo heeft de abdij van Echternach (zie daar!) veel goederen geclaimd in Holland en Noord-Brabant. In Holland is dat niet gelukt, in Noord-Brabant echter wel, zij het ten dele. Daarmee kwam daar een geschiedenis terecht die er niet thuis hoorde. Zie daarvoor H.Camps.

Zie ook:
N.B.Tenhaeff, Diplomatische studiën over Utrechte Oorkonden der Xe tot XIIe eeuw, Utrecht 1913, P.A.Henderikx 'Onecht of echt?' in Feestbundel prof.dr.D.P.Blok, Hilversum 1990 en Albert Delahaye, Ontspoorde historie, Tilburg 1992.

Voor meer informatie zie Over Oorkonden.

Een tweede zaak waar men bij de klassieke oorkonden, die vaak in het Latijn geschreven zijn, is de vertaling ervan. Die vertalingen spelen de historici nogal eens parten, zeker als men geen latinist is. Lees meer over vertalen.

De visie van Albert Delahaye.
In het verleden zijn veel oorkonden 'vervalst' c.q. aangepast aan de opvattingen van de tijd waarin deze werden gekopieerd. Dat gebeurde soms omdat men de oorkonde abusievelijk toepaste op een andere streek, maar ook werden oorkonden opzettelijk vervalst. Albert Delahaye heeft aangetoond dat oorkonden (vooral door kloosters) vervalst werden om in het bezit van goederen te komen vanwege de opbrengst ervan. Ook pasten kloosters oorkonden toe op veronderstelt bezit aan de hand van niet begrepen plaatsnamen.
Dat kon Delahaye aantonen aangezien van enkele oorkonden kopieën bewaard zijn die (soms in detail) een andere tekst bevatten. Het Cartularium van Egmond (via Gent afkomstig uit Noord-Frankrijk) geeft daarvan enkele sprekende voorbeelden.
Bekend is ook dat de abdij van Echternach voor hen niet begrepen oorkonden ging toepassen op de nieuw ontgonnen gebieden in het noorden. Zo kwam de abdij aan bezittingen in Holland en Brabant waarvan men meende dat die tot het voormalig bezit van St.Willibrord hoorden. Daarbij zijn 2 fouten gemaakt: 1. deze voormalige bezittingen waren niet van de abdij van Echternach, maar van de kerk van St.Willibrord in Trajectum; 2. deze voormalige bezittingen konden niet in Nederland liggen waar toendertijd niemand woonden vanwege de transgressies.
Ze lagen aantoonbaar in Frans-Vlaanderen. Begrijpelijk is dat de meeste in de oorkonden genoemde plaatsen dan ook nooit gevonden zijn in Nederland. Ze zijn wel in Frans-Vlaanderen aan te wijzen. En dat terwijl de abdij van Echternach wel de aankomst van St.Willibrord in Gravelines plaatste, wat ook de opvatting van de Franse en Duitse historici is. Slecht de Nederlandse historici houden het op Katwijk.
De claims die de abdij in Holland stelde zijn door de toenmalige graaf van Holland ook nooit erkend, maar hebben wel de mythe van de aanwezigheid van St.Willibrord op gang gebracht, doordat historici het beter meenden te weten dan de graaf van Holland. In Brabant slaagde de abdij van Echternach er slechts op 4 plaatsen in in bezit te komen van de kerk of van goederen. De overige zogenaamde bezitttingen van Echternach zijn door latere historici bedacht. Zie bij de kerken in Brabant en de kerken in Holland. Opvallend is dat Echternach nooit kerken heeft geclaimd in het (zogenaamde) missiegebied van St.Willibrord in Utrecht of Friesland. Daar bleken als vanouds ook geen kerken te bestaan met het patronaat van St.Willibrord.
Van meerdere oorkonden is aangetoond dat ze vervalst werden, dus opzettelijk foutief werden gekopieerd, om in het bezit van goederen (landerijen, bospercelen, boerderijen) te komen vanwege de inkomsten voor de abdij. Het 'Gouden Boek van Echternach' staat er vol mee. Zie voor verdere informatie hierover het boek "Ontspoorde Historie", met name p.108-116.


Wat weten we nu feitelijk echt?

Oorkonden: het geheugen van onze geschiedenis!

"De oorkonde is weliswaar vervalst aan het einde van de 12e eeuw, maar gaat terug op een niet bewaard gebleven origineel uit 1059", schrijft Michel Groothedde in zijn boek "Vestingstad Zutphen" (2008).
En dat is juist het grote probleem met gekopieerde oorkonden. Wat stond er in die oorkonde uit 1059? Waarom is deze niet bewaard gebleven? Heeft die zogenaamde 'originele oorkonde' wel bestaan? Of is die 'vervalste' oorkonde het origineel? Is deze om begrijpelijke reden in de open haard verdwenen, omdat er iets in stond wat de machthebber onwelgevallig was? Zolang deze vragen niet beantwoord zijn, kan men de inhoud van een kopie uit de 12e eeuw niet gebruiken om iets te bewijzen uit een vorige eeuw. Dan moet men op zoek naar aanvullende of contemporaire bronnen. En als die er niet zijn, blijft van het hele 'bewijs' niets over. Dan blijft het een hypothese, ofwel een nog te bewijzen opvatting en staat het verhaal van Groothedde op losse schroeven.

We kunnen het ons tegenwoordig bijna niet voorstellen, maar er was een tijd zonder iPads en pc's. Een tijd zelfs waarin bijna niemand kon schrijven of lezen. Slechts in kloosters werd geschreven en gelezen. En kloosterlingen waren zeker op de hand van de machthebbers. Het waren hun broodheren. "Wiens brood men eet, diens woord men schrijft", was hier zeker van toepassing.
Afspraken werden vaak mondeling gemaakt in het bijzijn van getuigen. Maar wat zeggen getuigen die op de hand van de machthebber waren? Dankzij het geheugen van de mensen bleven afspraken tot in de eeuwigheid geldig..... dacht men. De waarheid was een andere!

Steeds meer afspraken werden in oorkonden vastgelegd, als een officieel bewijs van een overeenkomst. Ze vormden lange tijd het geheugen van onze geschiedenis. Maar zoals iedereen weet, zijn het de overwinnaars die de geschiedenis schreven. En die geschiedenis werd dan naar de hand van die overwinnaars geschreven. En die oorkonden werden ook wel eens (of vaak) pas eeuwen later opgesteld om 'een oude afspraak' vast te leggen of iets vast te leggen dat 'naar de gewoonte' zo gegroeid was.

Toen de menselijke activiteit niet alleen in omvang, maar ook in afstand toenam, werden steeds meer afspraken op schrift gesteld. Er werd over honderden kilometers handel gedreven en de kerk en koningen, hertogen en graven kregen macht over steeds grotere gebieden. Het leven werd te ingewikkeld om met alleen mondelinge afspraken te organiseren. Maar met het opschrijven verdween soms ook de eerlijkheid en juistheid van overeenkomsten die men mondeling met een bekende vaak wel nog had.

Vaak werden oorkonden veranderd, soms slechts een beetje, te vaak veel aangepast, aan de tijdsgeest of de dan geldende opvattingen, soms ook opzettelijk vervalst vanwege bezit of macht over een bepaald gebied.
Slechts de kenners van deze oorkonden halen de vervalste delen er wel uit. In principe is zo'n vervalste oorkonde vaak nog wel geschikt voor wetenschappelijk onderzoek, maar kunnen de gegevens erin niet meer als doorslaggevend bewijs gehanteerd worden.
De echte historicus gaat met een grote boog om vervalste oorkonden heen. Die kunnen niet meer als ongeschonden bron dienst doen. Dan is een tweede bron onmisbaar.

Voor een echte historisch onderzoeker is het dan van groot belang te weten wat er in de oorkonde veranderd is en waarom. Soms komt men daar achter als men eenzelfde niet-vervalste oorkonde of een secundaire bron aantreft. Dat gebeurt wel eens, aangezien veel oorkonden soms meerdere keren werden 'overgeschreven'. Te vaak ook werd het origineel in de haard verbrand en heeft men tegenwoordig slechts de beschikkig over vervalste kopieën.

Hoe weet men of een oorkonde vervalst is, dus een falsum is?
Er zijn meerdere aanwijzingen die de onderzoeker duidelijk maken of een oorkonde vervalst is.
Bijvoorbeeld als de gegevens in de oorkonde vermeld, niet kloppen met de tijdsvolgorde, er zaken vermeld zijn die men in zijn tijd nog niet kon weten, omdat die toen niet bestonden of de gegevens niet kloppen met andere documenten. Ook plaatsnamen moesten het nogal eens ontgelden in oorkonden, zeker als de oude plaatsnaam niet bekend was of niet meer bestond. Soms kan ook aan het gebruikte perkament, de inkt, de versiering of het lettertype opgemaakt worden of een oorkonde een kopie is. Het wordt soms ook gewoon medegedeeld dat de oorkonden een afschrift van een eerdere oorkonde betreft. Men is dan gewaarschuwd voor aanpassingen en al of niet opzettelijke 'overschrijffouten', zeker als het gekopieerde niet meer bestaat. Zie het voorbeeld hierboven van Zutphen. Een historicus kan zo'n al of niet opzettelijke overschrijffout niet als bewijs voor zijn stellingen gebruiken. Andersom kan men ook eigen opvattingen niet bewijzen door te spreken van een 'overschrijffout' of met "de schrijver heeft zich hier kennelijk vergist", wat bij enkele historici zoals Stolte en Blok regelmatig voorkomt. Niet de schrijver heeft zich vergist, maar de historicus.

Vooral in de twaalfde eeuw zijn veel valse oorkonden opgemaakt. Dat was de periode waarin geschreven teksten niet alleen meer door de hoge heren gebruikt werden, maar de hele samenleving in een snel tempo de schriftelijke cultuur omarmde.

Oorkonden waren erg geschikt om de waarheid te verdraaien, wat daarvoor met een mondelingen overeenkomst niet zo eenvoudig was. En dat gebeurde nogal eens. Er hebben altijd mensen bestaan die zich ten koste van anderen wilden verrijken.

Sprookjes bevatten steeds menselijke trekken.
In het beroemde verhaal over Reinaert de Vos wordt de domme haan Cantecler door de sluwe Reinaert met een valse oorkonde misleid. Cantecler is te trots om toe te geven dat hij niet kan lezen. Hij is onder de indruk van de oorkonde met het zegel van koning Nobel, de leeuw. Dat komt hem duur te staan: Reinaert verslindt elf van zijn kinderen.

Het verhaal over Reinaerts vervalste oorkonde komt niet uit de lucht vallen. Achthonderd jaar geleden wisten de mensen donders goed dat je niet alles wat op perkament geschreven stond zomaar moest geloven. Ook toen al werden geregeld oorkonden als vervalsingen ontmaskerd. Zo stelde men in 1175 vast dat een keizerlijke oorkonde nep was, omdat uit de kleur en de geur van de zegelwas bleek dat het zegel veel nieuwer was dan de oorkonde zelf beweerde te zijn.

Een ander voorbeeld is dat van een Engelse oorkonde, die al bij het schrijven van het origineel vervalst werd. Peter de Tempelier keek in 1258 vreemd op toen hij als jaarlijkse betaling een teentje knoflook van Walter Kardun kreeg. Walter had deze afspraak met Peter in een oorkonde vastgelegd, maar in plaats van de mondeling afgesproken sterling (een Engelse munt) een teentje knoflook (garlic) opgeschreven. Peter hing zijn zegel aan de oorkonde zonder de tekst te controleren.

Voor het schrijven van oorkonden moest je met zoveel regeltjes rekening houden, dat het voor iemand die er niet voor gestudeerd had bijna onmogelijk was een vervalsing te maken. De meeste opzettelijke vervalsingen zijn dan ook gemaakt door experts, die ook echte oorkonden schreven. Monniken in kloosters bijvoorbeeld.
Het is opmerkelijk dat zo'n eerbare mensen in dienst van de kerk de waarheid naar hun hand zetten. Zelf vonden ze trouwens helemaal niet altijd dat ze iets verkeerds deden. Voor God en Kerk was een bekend excuus dat algemeen geaccepteerd was, zeker door de machthebbens die ook de rechtspraak in handen hadden. Soms was het gewoon nodig om voor oude afspraken een officieel bewijs te maken. Als vreemde heersers de macht in een land overnamen, zouden die wel eens kunnen twijfelen aan bestaande rechten over het eigendom van grondgebieden. Dat kon een reden zijn voor een klooster of plaatselijke edelman om een nog niet bestaande oorkonde voor die oude rechten te laten maken. Daar hingen ze dan een namaakzegel aan van iemand die allang overleden was. Geen probleem, vond men. De vervalsing was immers gebaseerd op een rechtsgeldige afspraak uit het verleden.

Paus Innocentius III maakte zich wel zorgen over de toename van het aantal vervalsingen van pauselijke oorkonden. In 1198 nam hij het initiatief om die praktijk te bestrijden. Hij stelde een lijst op met negen aanwijzingen voor vervalsingen.

Valse oorkonden zijn daarom ook bijna niet van echt te onderscheiden, juist omdat ze gemaakt zijn door experts. Moderne onderzoekers ontdekken toch geregeld vervalsingen. Dat zien ze, omdat er een vervalste handtekening onder staat, een ander (vervalst) zegel dan van de opdrachtgever bekend is, fouten in de datering, namen van getuigen die niet (meer) leefden ten tijde van de datering, of kenmerken in vorm of taal die afwijken van oorkonden die gemaakt zijn in de periode waarin de vervalste oorkonde vervaardigd zou zijn. Paus Innocentius III (dezelfde die maatregelen tegen bedrog met oorkonden nam) herkende twee oorkonden uit de achtste eeuw niet als vervalsingen, maar dat kon hem moeilijk kwalijk genomen worden. Hij kende namelijk de formules niet die in de achtste eeuw voor pauselijke oorkonden gebruikt werden en hij wist niet dat een pauselijke oorkonde in die periode niet op perkament, maar op papyrus geschreven werd.

Meestal gaat het bij de ontdekking van vervalsingen maar om kleine details, maar dan wel van doorslaggevende aard.

Een onmogelijke oorkonde en tóch niet vervalst.
Soms kom je een oorkonde tegen waarvan je denkt: wat een onzin! En als je hem dan nader onderzoekt, blijkt dat het niet om een vervalsing gaat, maar bijvoorbeeld om een letterlijk wonderbaarlijke geschiedenis.

Dat is het geval bij de oorkonde over het bloedwonder van Hooidonk. Daarin verklaart Bonifatius (1180-1265), de voormalige bisschop van Lausanne, dat hij naar het Brabantse klooster Hooidonk kwam om de nieuwe kapel in te wijden, en dat hij daar een stuk hout getest heeft dat volgens de kloosterlingen een deel was van het kruis waaraan Christus stierf. Dat deed hij door het hout driemaal in een beker water te gooien. Bonifatius stelde vast dat het zonk en dat er bloed uit vloeide.

Het is voor de meeste mensen tegenwoordig onvoorstelbaar dat dit soort wonderen echt plaatsvonden. Bovendien wordt wel beweerd dat van het kruis van Christus in de middeleeuwen zoveel splinters en brokstukken opdoken dat je er minstens twintig complete kruizen van zou kunnen samenstellen. Dat stuk hout in Hooidonk zal dus ook wel nep geweest zijn.
Wat Bonifatius precies gezien heeft bij de test, zal nooit meer met zekerheid vastgesteld kunnen worden. Misschien was er sprake van een onbekend chemisch proces; misschien was het een stukje eikenhout die het water wat bruin kleurde dat voor bloed werd aangezien; misschien heeft de bisschop in zijn oorkonde glashard gelogen; of vond er toch een echt wonder plaats? Wie zal het zeggen? Hoe dan ook, voorlopig is er geen enkele reden om aan te nemen dat hier sprake is van een vervalsing. De oorkonde zoals we die kennen, is zo goed als zeker door Bonifatius zelf opgesteld en bezegeld.

Bij heiligenlevens en wonderbeschrijvingen is het wel zaak het wonder van de overige informatie te scheiden. Het wonder kan vals zijn, de genoemde plaats, personen en gebeurtenissen kunnen best waar geweest zijn.
Verhalen van door de Kerk van Rome gecreëerde 'heiligen' waren natuurlijk bedoeld voor de eenvoudige middeleeuwers om, in navolging van deze 'heiligen', hun eigen armoede en ellende te accepteren. Van veel van deze gecreëerde heiligen is de vraag of ze wel ooit werkelijk bestaan hebben. De 'Bolandisten' hebben vanaf de 17e eeuw de bronnen van veel heiligenlevens aan een kritische analyse onderworpen. Sinds diverse publicaties in het tijdschrift Anelecta Bollandiana zijn veel heiligen van het "Roomse podium" afgevoerd.

In de 13e en met name in de 14e eeuw is er door de Roomse Kerk een omvangrijke handel in relieken en heiligenlevens ontstaan. Op de historische juistheid van al deze kerkelijke producten valt nogal wat af te dingen.
Als bron van historiekennis dient men de heiligenlevens liever niet als wel te gebruiken als historische bron, aangezien ze bij uitstek onbetrouwbaar en vaak oncontroleerbaar zijn in hun mededelingen. Als men dan toch door schaarste aan ander betrouwbaarder bronnenmateriaal van deze heiligenlevens gebruik wil maken, dan dient men dat te doen onder alle mogelijke vormen van voorbehoud en met de grootste voorzichtigheid.
Helaas blijven tegenwoordige historici toch vaak in deze mooie praatjes geloven en doorzien zij niet de hierachter liggende oplichting van de goedgelovige bevolking.

Lees het boek "De Ware Kijk Op" en oordeel zelf.