Terug naar de beginpagina. | Naar het overzicht in het kort. |
De oorkonden uit 1006, 1028 en 1050 zijn falsums. Er kan dus geen enkele zekerheid uit deze oorkonden afgeleid worden voor de 11e eeuw, aangezien niet bekend is wat in de oorspronkelijke oorkonden stond (als die al bestaan hebben?) en wat er in de kopie (kopie van wat?) is veranderd. Of waren de zogenaamde kopieën de oorspronkelijke oorkonden? Bij veel van deze oorkonden ging het om bezit aan te tonen of te verwerven, dus om geldelijk gewin. Ook daarin nam Moeder de H.Roomse Kerk vaak het voortouw, zie bij de bezittingen van Echternach. In de oorkonde uit 1006 is sprake van het klooster van St.Ansfridus. Dit klooster zou op de Hohorst bij Amerfoort gelegen hebben. Tegenwoordig heet deze heuvel van 12 meter hoog 'De Heiligenberg', wat uiteraard een naam is die gegeven werd toen de mythe zich er eenmaal had gevestigd. De oorkonde uit 1006 is een falsum, daar is iedereen het over eens. Ook mevr.C.Broer, de felste verdedigster van de mythe van het klooster Hohorst, erkent dit in haar boek "Uniek in de stad". Archeologisch is van een klooster of andere bebouwing nooit iets aangetoond. De oudste sporen op de Heiligenberg dateren uit de 13e eeuw! De naam 'Heiligenberg' die gebruikt wordt voor Hohorst, komt men echter ook op andere plaatsen tegen in Nederland en België. Blok vermeldt in zijn Lexicon: Heiligenberg: verdwenen, ligging onbekend, in de omgeving van Klundert (Noord-Brabant), wrsch. 1177-1189 or.: fundum quod vocatur Sanctus Mons (Koch, OBHZ 1218). Lat. vertaling van "heilige berg". De beide oorkonden uit 1028 en 1050 zijn falsums. Op deze bladzijde wordt dat op eenvoudige wijze aangetoond. P.A.Henderikx gaat in zijn artikel 'Onecht of echt?' in de Feestbundel ter gelegenheid de 65e verjaardag van prof.dr.D.P.Blok (Hilversum 1990) uitvoerig in op de echtheid van de oorkonde uit 1050. Zijn hele betoog is doorspekt met twijfel aan die echtheid. Bij de vergelijking met de oorkonde uit 1006 en 1028 blijkt die twijfel slechts toe te nemen. De conclusie van Henderikx is echter dat hij de oorkonde niet als volledig vals verklaart, maar dat de overleverde oorkonde uit 1050 'n op twee plaatsen geïnterpoleerde afschrift uit de 14de eeuw betreft. Henderikx erkent dus dat het een afschrift is uit de 14e eeuw, dus geen originele oorkonde en dat deze is geïnterpoleerd op 2 plaatsen. De aspecten waarover hij aanvankelijk ook twijfel heeft, probeert hij met veel omhalingen (r)echt te maken. Echter voor zijn hele betoog voert hij geen enkel steekhoudend bewijs aan. Het is dus alvast zeker dat deze oorkonden op minstens 2 plaatsen 'aangepast' is aan de opvattingen van latere tijd. Blijft de vraag in hoeverre de rest van de oorkonde wel authentiek is. Zeker is dat Henderikx geen rekening heeft gehouden met de 'deplacements historiques' en vasthoudt aan de traditionele opvattingen met betrekking tot de naamkunde. Kent men de studie van Albert Delahaye dan dient men ernstig rekening te houden met de 'deplacements historiques'. Immers de enige argumenten uit de traditionele opvattingen zijn gebaseerd op de schijnbare overeenkomst van de namen uit de oude oorkonden met tegenwoordige namen. Zo zou het 'Fugthe' of 'Fuhthe' uit deze oorkonde Twente of het Brabantse Vught zijn. Opvallend daarbij is wel dat de St.Paulusabdij, de genoemde rechthebbende van deze oorkonde, in Twente of Vught of omgeving nooit bezittingen heeft gehad (zie 'Uniek in de stad' p.250 e.v.). Ook in Amersfoort heeft de St.Paulusabdij geen bezittingen gehad en geen rol gespeeld bij de ontginningen in de regio. Broer noemt het zelfs 'opmerkelijk' (p.569), maar trekt er verder geen conclusies uit. En zo zijn er meerdere voorbeelden te geven van plaatsen die in de oorkonde uit 1006, 1028 of 1050 genoemd worden, maar op dat moment nog niet bestonden, laat staan de laat-Middeleeuwse naam gedragen zouden hebben, zoals Amersforde en Deventer (zie hiernaast). Opmerkelijk is overigens dat prof.dr.D.P.Blok, in wiens feestbundel dit artikel van Henderikx verscheen, de betreffende oorkonde uit 1050 in zijn eigen 'Lexicon van Nederlandse toponiemen tot 1200' een falsum noemt. [In Seist et Amersfordo. In Seist en Amersfoort. LNT 66, 1101-1250 (falsum 1050, kopie 1351-1400) In het 'Oorkondeboek der Graafschappen Gelre en Zutfen', een uitgave Mr. L.A.J.W. Baron Sloet, komen 3 oorkonden voor uit het jaar 1006: een van de piraten die Tiel plunderen (uit de Diversitate Temporum van Alpertus Mettensis), een van 24 april over het graafschap van Balderik (waarin de wildban in de gouw Drente wordt genoemd) en een van 18 november van bisschop Ansfrid van Utrecht. In deze laatste oorkonde worden de volgende plaatsen genoemd: Dryele in pago Testerbantensi, Fughte, forstate in Ermelo, silvae in Fughoute, vilas Hese et Zoyst, Hohorst usque in Stuthenborch, Groninga, Dokkinga, Masemunster, Livemunster, Leyre, Swindreght, Hamerthe (is bij Sloet Hemert), Loysden. Twijfel bestaat over de lezing van Ermelo dat wellicht als Rumelo gelezen moete worden. In de traditionele opvattingen gaat het hier dus over een gebied van Groningen en Dokkom tot Zwijndrecht in Zuid-Holland en van Hohorst bij Stoutenburg (hier wordt niet Leusden of Amersfoort genoemd!) tot in Maasmunster (of stond er Waasmunster? In oud geschrift lijkt de M erg op de W, zie voorbeeld hieronder). Wat heeft het klooster Hohorst aan bezittingen over half Nederland verspreid? Overigens wordt Amersfoort in geen van deze 3 oorkonden genoemd. Staat er een M ![]() In dit geval is het een W, maar als je het streepje boven de W mist of voor een vlek aanziet, leest men een M. |
![]() De oorkonden uit 1006, 1028 en 1050 veronderstellen een omvangrijk administratief en wereldlijk bestuur. Immers een heel groot deel van Nederland zou er in genoemd worden. Er moet minstens een klooster of een hof geweest zijn waar deze oorkonden geschreven werden. Dat terwijl de omvangrijke ontginningen in dit waterrijke gebied nog moesten beginnen. Er moet een hele bestuurslaag geweest zijn. Waar verbleven deze mensen? Waar was het bestuurlijke centrum, waar het kerkelijke centrum? Waar woonden al deze mensen die betrokken waren rondom deze adelijke bestuurders? Op deze vragen is door de gevestigde historici nooit antwoord gegeven. Blijkbaar wist men dat ook niet. Er is in heel Eemland geen plek aan te wijzen die daarvoor in aanmerking zou kunnen komen. Dit hiaat wordt dan ook steevast verzwegen. Ook Utrecht wordt uitgesloten, immers pas in 1050 werd het klooster van Hohorst verplaatst naar Utrecht waar geen klooster aanwezig was, zoals de algemene opvatting (ook van mevr.Broer, zie daar) is, wat ook tekstueel beschreven is bij de stichting van dat Utrechtse klooster. Zolang er geen steekhoudende antwoorden gegeven worden op dit hiaat, kunnen de oorkonden ook niet als authentieke en tijdsgebonden documenten beschouwd worden en blijft slechts de conclusie dat het nadien geproduceerde falsums zijn. Opmerking ter aanvulling op het schema hierboven: Gysseling noemt meerdere plaatsen wel, maar niet met het jaartal 1028. Vergelijkt men de in deze oorkonden genoemde plaatsnamen met de oorkonde uit het jaar 777 (zie daar), dan is het opvallend dat geen enkele plaatsnaam overeenkomt. Wat de traditie ervan maakt. In de oorkonden uit 1028 en 1050 wordt de stad Amersfoort voor het eerst genoemd en wel respectievelijk "Amersforde" en "Amersfordo". De steevast gehanteerde naamsverklaring zou een "voorde", een doorwaadbare plaats, door de Eem zijn. Maar is dit ook zo? Bijkomend probleem is dat aangenomen wordt dat de Eem al bestond als rivier en deze naam droeg, voordat er bewoning was. De rivier de Eem is pas ontstaan als gevolg van de ontginningsactiviteiten die voor het gebied Eemland pas in de 11e/12e eeuw een aanvang namen. De oorkonden uit 1006, 1028 en 1050 zijn falsums. De beide oorkonden uit 1028 en 1050 staan bekend als z.g. bevestigingsoorkonden. Er worden eerder verkregen rechten of bezittingen in bevestigd door een latere machthebber. In dit geval bevestigt bisschop Bernold van Utrecht (1027-1054) de bezittingen en rechten van de kerk van Utrecht op bepaalde goederen en opbrengsten van akkerland, die zijn voorgangers Ansfridus (995-1010) en Adelbold (1010-1026) hadden. Het betreft in de 14e (1351-1400) en 16e eeuw (ca.1530) opgestelde oorkonden om in bezit te komen van bepaalde gebieden en inkomsten, precies zoals de noodlijdende abdij van Echternach in de 13e eeuw zogenaamde goederen van St.Willibord ging claimen in Noord-Brabant. Zie aldaar! Dat deze oorkonden falsums zijn is op te maken uit de volgende gegevens:
Deventer. Deventer is het ultieme voorbeeld van een plaats die ten gevolge van een reeks misverstanden een valse geschiedenis opgeplakt heeft gekregen. Zie ook bij Deventer. Zo is de geschiedenis van St.Lebuinus, die een volledige doublure van St.Lieven in Vlaanderen en St.Liévin in Frankrijk, in Deventer terecht gekomen en met hem de legende van St.Ludger. In de oudste levensbeschrijvingen van St.Lebuinus komt de plaats Deventer echter niet voor. Dit gebeurde pas toen men de originele Isla-streek uit de bronnen, ten zuiden van St.Omaars, als de Nederlandse IJsselstreek was gaan opvatten. Opvallend is overigens dat de abdij van Echternach die in de 11e en 12e eeuw verschillende kerken in Holland en Brabant ging claimen, nooit enige pretenties heeft gesteld ten aanzien van Deventer, Tiel of Wijk bij Duurstede. Dat terwijl dit belangrijke plaatsen waren, die volgens de traditionele opvattingen als Daventria, Thylia en Dorestad werden opgevat. De opgravingen ter plaatse van het oude bisschopshof te Deventer tonen aan dat de geschiedenis van de bisschopshof pas begint in de 12e eeuw. Er zijn wel aardewerkscherven gevonden voornameljk uit de 10e tot 13e eeuw, maar daarmee bewijs je niets over het bestaan van Deventer in de 8e eeuw of bewoning in begin 11e eeuw. Een Merovingische voorloper ontbreekt in Deventer en is net als bij Wijk bij Duurstede een doorslaggevend bewijs dat die oude oorkonden niet over Nederland gaan. De gevonden zogenaamde Frankische waar werd aangetroffen in dezelfde laag waar ook Romeinse relicten zijn gevonden. En Romeinen hebben in Deventer net zo min een nederzetting gehad als de Franken. Hoe betrouwbaar is de archeologie? Hetzelfde verhaal geldt ook voor St.Plechelmus en Oldenzaal, wat natuurlijk gewoon Oudezeele in Vlaanderen is. Zie aldaar. Opvallend is ook dat zowel Gysseling (zie daar) als Blok (zie daar) de oorkonden van 1028 en 1050 niet genoemd worden bij Deventer. Het in die oorkonden vermelde Daventra of Daventria wordt door hen dus niet opgevat als Deventer. Lees meer bij de 4 bossen Lees de boeken van Albert Delahaye en oordeel zelf. |