Terug naar de beginpagina. | Naar het overzicht in het kort. |
In de historische literatuur wordt aardewerk vaak gebruikt om bij archeologische vondsten tot een datering te komen. Dat kan onvermijdelijk tot fouten leiden aangezien aardewerk soms helemaal niet te dateren valt. Daarbij komt nog dat aardewerk ook in een latere contekst terecht kan zijn gekomen. Het is feitelijk hetzelfde als bij munten die over een langere periode gebruikt kunnen zijn en over een groter gebied verspreid kunnen zijn. Bij dergelijke dateringen kan men dus flink miskleunen, wat in diverse publicaties ook wel bevestigd wordt. Hieronder enkele voorbeelden van aardewerk en dateringen. Komt de productiedatum overeen met de vondstdatum? Komt de vindplaats overeen met de productieplaats? Wie was ooit de eigenaar? ![]() Een medaillon uit 1504 van Philips de Schone, hertog van Brabant. Is deze medaillon meer dan 500 jaar oud? Ben je in Brabant als je deze vindt? ![]() Een herdenkingsmunt van Vossemeer uit 1969. Ben je in Vossemeer als je deze munt vindt? Ben je inwoner van Vossemeer als je deze munt bezit? ![]() Een bierpul uit de 13e/14e eeuw (Siegburg?). Hoogte: 13 cm. Breedte: 10 cm (op breedste punt). De productiedatum kan wel 100 jaar verschillend zijn. Stamt de vondstplek dan ook uit de 13e of 14e eeuw? Is deze bierpul ook al in de 13e of in de 14e eeuw in de grond terecht gekomen? ![]() Een herdenkingsbeker van 10 jaar bevrijding van Nederland. Hoogte: 9,5 cm. Dat deze beker afkomstig is uit Nederland is dan wel zeker, maar is de vondstplek ook in Nederland en was de bezitter ook een Nederlander? ![]() Aardewerk type H uit Wijk bij Duurstede, gedateerd in de 9de eeuw. Vergelijk dit met hetzelfde gevormde aardewerk uit Diemen (zie afbeelding hiernaast) dat in de 12e eeuw werd gedateerd. Welke verschillen maken de dateringen van Van Es, van 3 eeuwen eerder, aannemelijk? De grootte van kogelpotten? Arno Verhoeven noemt in zijn boek dat het aardewerk is afgebeeld op schaal 1 op 4, in hoofdstuk 4 soms 1 op 5 à 6. Dat betekent dat een kogelpot in werkelijkheid slechts zo'n 20 cm. hoog is. De naam is overigens pas veel later – begin twintigste eeuw – aan de potten gegeven. De kogelpotten werden voor verschillende functies gebruikt, afhankelijk van het formaat van de pot. Zo zal de kleiner formaat pot zijn gebruikt voor het bereiden van voedsel en werden de grote potten vooral gebruikt voor opslag. Maar de potten konden ook gebruikt worden voor het serveren van voedsel. De website van Het Geheugen hanteert de volgende gegevens van de kogelpot van Pingsdorf aardewerk: Periode van 900 tot 1200; Afmetingen: hoogte: 11,1 cm; diameter: 10,6 cm, dus tot de helft kleiner dan Verhoeven stelt. |
![]() "Dateringen op grond van aardewerkvondsten zijn allerminst zeker".Voor de datering van archeologische vindplaatsen blijkt aardewerk de belangrijkste indicator te zijn. Het is natuurlijk verleidelijk om een nederzetting te dateren met het ter plaatse Aonden aardewerk, maar dat houdt zekere risico's in.Aardewerk kent enkele veel voorkomende problemen: 1. de datering van aardewerk blijkt een grote marge te kennen, soms van eeuwen, zie hieronder. 2. aardewerk wordt door verschillende onderzoekers vaak verschillend gedateerd, vandaar die grote marges. Interessant hierbij is welke dateringen men in 'het buitenland' hanteert. 3. de productiedatum is nooit gelijk aan vondstdatum (zie het simpele voorbeeld van een herdenkingsbeker van 10 jaar bevrijding van 5 mei 1955. Aangetroffen in een woning die pas in 1985 gebouwd is. Is die woning dan toch uit 1955?) 4. net als bij munten kan de herkomst van aardewerk niet doorslaggevend zijn voor een datering. Munten en aardewerk werden verhandeld/geruild en kunnen ook pas vele decennia/eeuwen na de productiedatum verloren zijn gegaan. 5. vergelijkbaar aardewerk wordt te vaak gedateerd naar andere vindplaatsen die op grond van geschreven bronnen een bepaalde datering kregen. Het is een zogenoemde cirkelredenering. Men verklaart het ene met een aanname van een andere vondst. Deze problemen kunnen een archeologische vindplaats een geheel verkeerde datering geven. Bij punt 4 kunnen we de vondsten in Wijk bij Duurstede noemen, waar in dezelfde grondlaag, zowel Romeins als Karolingisch als aardewerk uit later tijd is gevonden. Zie het opgravingsverslag Excavations at Dorestad met name wat onder punt 3a beschreven is. De opgraver van 'Dorestad' dr. W.A. van Es heeft als archeoloog meerdere artikelen gepubliceert over aardewerk, vaak met een verwijzing naar zijn indeling van 'Dorestad'. Een interessant artikel is "Early-Medieval Hand-made Pottery from Den Burg, Texel, prov.North Holland" (bron BROB-19, 1969, p.129-134). Daarin schrijft hij ondermeer: Het komt er gewoon op neer dat Van Es met dateringen van aardewerk de nodige problemen heeft. Hoe kan hij dan zo zeker zijn van Dorestad? Of is dit, zoals wel vaker, aangenomen met een cirkelredenering? Ook anderen hebben dezelfde problemen als het om dateringen van aardewerk gaat. In hoeverre is het bij hen ook een cirkelredenering? De datering van aardwerk dat een niet-organisch materiaal is, kan immers niet vastgesteld worden met bijvoorbeeld de C-14 methode. Er bestaan sinds kort nieuwe technieken waarmee voedselresten in poriën van aardewerk kunnen worden onderzocht. Zegt dat iets over de datering van het voedsel of van het aardewerk? Lees ook wat A.A.A.Verhoeven erover schrijft in zijn omvangrijke boek "Middeleeuws gebruiksaardewerk in Nederland (8ste-13de eeuw)', Amsterdam, 1998. Verhoeven vermeldt in de inleiding (p.3): de eerste bolvormige potten verschijnen in het Nederlandse kustgebied rond 700. Waarna de kogelpot gedurende zes eeuwen het meest gebruikte aardewerktype blijft. Aan het einde van de 13de eeuw is de hoofdrol van de kogelpot in Holland uitgespeeld, maar landinwaarts zijn ze tot de 14de eeuw in zwang gebleven. Dat levert meteen enkele klemmende vragen op: 'Op grond waarvan is het jaar 700 vastgesteld?' 'Tot hoe ver reikt het kustgebied? Is dat alleen Holland? Of hoort Drente of Brabant daar ook bij? Is met de bolvormige pot de kogelpot bedoeld? Wat verstaat Verhoeven onder Holland? Is dat alleen noord en zuid Holland? Hoe ver reikt 'landinwaarts'? Maar zoals Verhoeven zelf al aangeeft zijn veel vragen onbeantwoord gebleven. Vinden we die antwoorden in dit kloeke boek? Verhoeven stelt ook zelf de vraag of de Saksen of de Friezen de makers van de kogelpotten waren. Lees meer over dit boek van Arno Verhoeven. Een zeer opmerkelijke mededeling komt van Annemarieke Willemsen, conservator van de collectie Nederlandse middeleeuwen bij het Rijksmuseum van Oudheden, die op grond van onderzoek naar verschillende soorten aardewerk tot de volgende conclusie kwam: Archeologisch zijn de Franken en Saksen in Nederland niet te duiden, of zoals Annemarieke Willemsen dat beschreef: "de traditionele etnische indeling in Friezen, Franken en Saksen in Nederland is archeologisch niet te bewijzen (o.a. p.12 en 138)". Dat betekent dat het onderscheid in Friezen, Saksen of Franken niet vast te stellen is aan de hand van aardewerk.
De visie van Albert Delahaye. De door archeologen toegepaste naamgeving van aardewerktypen is niet meer dan een hulpmiddel om de diverse soorten van elkaar te kunnen onderscheiden. Vaak is de naamgeving inconsequent, een vlag die de lading niet dekt. Zo is de naam van het Duitse plaatsje Pingsdorf gegeven aan vrijwel al het middeleeuwse beschilderde aardewerk. Weliswaar bezat Pingsdorf een belangrijke aardewerkindustrie, maar zeker niet al het beschilderde aardewerk is hier vervaardigd. Er zijn nog tal van andere centra waar dit aardewerk werd gemaakt. Hetzelfde geldt voor andere typen aardewerk. Een overzicht en dateringen gebaseerd op verschillende publicaties, o.a. in Westerheem: Uit de verschillen tussen de jaartallen blijkt al dat archeologen het niet altijd met elkaar eens zijn. Te vaak worden de jaartallen afgeleid van de verwachte opgravingen, wat natuurlijk de omgedraaide wereld is. Schematisch ziet de datering van aardewerk er als volgt uit: (de grenzen zijn nooit zo scherp als hier afgebeeld). ![]()
![]() Op de Duitse website over aardewerk lezen we over de Kugeltopf: Als Kugeltopf (gelegentlich auch Bombentopf) wird eine im Mittelalter verbreitete Keramikform bezeichnet. Die wegen ihrer kugeligen Form benannten Gefäße wurden zur Zubereitung von Mahlzeiten verwendet und direkt ins Feuer gestellt. Kugeltöpfe bilden im norddeutschen Raum (Bundesländer Niedersachsen und Schleswig-Holstein) vom Beginn des 10. Jahrhunderts bis zur Mitte des 13 Jahrhunderts die häufigste Keramik überhaupt. Dat is dus een datering ruim ná Dorestad dat immers in 863 ten onder ging. Problemen bij het determineren en dateren:
Handgevormd aardewerk. De Nederlandse archeologen hebben onderscheid gemaakt in typen en vormen van aardewerk, terwijl het om handgevormd aardewerk gaat. Een pottenbakker maakt geen twee exact gelijke potten. Probeer het zelf anders eens. Uit kleine verschillen in aardewerk kunnen dan ook geen verregaande conclusies worden getrokken, zoals W.A. van Es dat wel in Wijk bij Duurstede deed. Dateringen van aardewerk op grond van vormen en typen met minimale verschillen is dan ook een mythe. Te vaak blijken archeologen ook helemaal geen verstand van aardewerk en zeker niet van dateringen te hebben. Als men ze op de man/vrouw af vraagt hoe men zo exact weet uit welke tijd bepaald aardewerk komt, blijft men het antwoord schuldig. Dan verwijst men naar (vaak buitenlandse) publicaties, waarin men ook de preciese antwoorden niet vindt. Aan een datering van Pingsdorf aardewerk uit de 8e tot 11e eeuw hebben we voor de geschiedschrijving niets. Zeker niet als blijkt dat Pingdorfaardewerk in de 11e eeuw een tijdlang op de draaischijf is vervaardigd, waarna men daarna weer tot de oude techniek is teruggekeerd, zoals het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden in een eigen publicatie vermeld. Ook zogenaamd "Karolingisch Aardewerk" bestaat eigenlijk niet. Het blijkt een verzamelnaam voor allerlei aardewerk dat ruwweg gedateerd wordt tussen 800 en 1200. Karolingisch aardewerk bewijst dus niets over de tijd van Karel de Grote naar wie het daarentegen wel vernoemd is. Het is een suggestieve term om het aardewerk aan de 8e of 9e eeuw te kunnen verbinden, wat uiteraard niet te bewijzen valt. Vandaar dat men zich verschuilt achter de vage term 'Karolingisch'. Het komt er feitelijk op neer dat men de archeologische vondsten te vaak dateert aan de hand van de schriftelijke bronnen. En dat gaat dus fout als men de oude tradities blijft hanteren als uitgangspunt en schriftelijke bronnen op de verkeerde plaats localiseert, zoals in Nederland steevast gebeurt met de oorkonde uit het jaar 777 (zie daar). De schriftelijke bronnen bevestigen de archeologische vondsten dus vrijwel nooit. Dat is ook de mening van Westerheem, de Archeologische Werkgemeenschap voor Nederland. Sinds er door W.van Es een 'indeling' is samengesteld aan de hand van aardewerk vondsten uit Wijk bij Duurstede, gebruikt men deze om ander aardewerk te dateren. Dat is dus onjuist. Het is een deductie uit een deductie. Zolang niet wetenschappelijk en onafhankelijk is vastgesteld dat de 'indeling van Van Es' juist is, dient men deze niet als uitgangspunt te hanteren. Dateren van aardewerk. Zonder referentiecollectie kan het lastig zijn om aardewerk-soorten te herkennen. De meeste problemen ervaren we bij de scherven onder de noemer 'Bataafs grijs'. Bataafs grijs is een heterogene groep baksels, wat betekent dat zij uit verschillende herkomstgebieden komen met elk hun eigen vormtypes. Tijdens het uitwerken van de vondstlocatie Werkhoven - Reinhardshoeve vonden we zes scherven die niet van het Low Lands Ware-type waren. Na deze voorgelegd te hebben aan Julie van Kerckhove en Joep Hendriks bleken vijf scherven uit Noord-Frankrijk te komen, waar dit type veel is geproduceerd (Bron: AWN magazine maart 2018).
a. In Wijk bij Duurstede bestaan de vondsten hoofdzakelijk uit Karolingisch aardewerk, dat voor een nauwkeurige datering niet gebruikt kan worden. (D.Eckstein in Spiegel Historiael, p.308). b. De archeologische scherven waren afkomstig van elders, voornamelijk uit Duitsland. A.Verhoeven heeft aangetoond dat dezelfde scherven die men in Wijk bij Duurstede en Kootwijk heeft gevonden in Duitsland doorgaans een eeuw later worden gedateerd. c. De datering van aardewerkscherven staat flink ter discussie sinds W.C.Braat heeft aangetoond dat bepaald aardewerk, dat doorgaans op de 8e eeuw werd gedateerd, tot in de 10e eeuw gebruikt werd. d. Het gevonden aardewerk in Wijk bij Duurstede is aantoonbaar gedateerd naar de gewenste tijd toe. Zonder dat het opgravingsverslag compleet was, slechts eenderde deel was uitgewerkt, staat de datering van het aardewerk reeds vast. Het "gezag" van archeoloog Van Es ten aanzien van deze dateringen gaat zelfs zo ver, dat naderhand gevonden aardewerk naar dat van Wijk bij Duurstede wordt gedateerd en het zelfs als 'standaard' gebruikt wordt. Helaas ook foutief dus. e. Op enkele plaatsen in Wijk bij Duurstede is ook aardewerk van reliëfbandamphoren aangetroffen. Deze als type Dorestad W1 gekarakteriseerd aardewerk kwam ook nog voor in de 9e en 10e eeuw. Als vroegste datering heeft dit aardewerk het midden van de 8e eeuw, juist toen Dorestad in Wijk bij Duurstede ophield te bestaan! f. Ook werden in Wijk bij Duurstede enkele stukken van het z.g. Pingdorfaardwerk aangetroffen. Het begin van de productie van dit aardwerk werd sinds recente studies op 880 gefixeerd. In Dorestad, verwoest in 863, klopt dit niet met het jaar 880. Conclusie: of de recente studies zijn fout, of Wijk bij Duurstede was niet Dorestad dat in 863 verwoest werd. g.In Wijk bij Duurstede is geen pottenbakkerij gevonden. Alle aardewerk was dus afkomstig van elders. Dat het juist in Wijk bij Duurstede achterbleef weerspreekt de vermeende handel. In het opgravingsverslag (p.244) spreekt van Es uit dat zeker 80% geïmporteerd aardewerk is. Van het overige denkt hij dat het lokaal gemaakt is, maar bewezen is dat nog niet, schrijft hij. h. Is uit vergelijkbaar of overeenkomstig aardewerk handel te concluderen? Handel waarvan of waarin? Handel van dat aardewerk of handel van de inhoud van die potten? Of kan het aardewerk ook op andere manieren ergens gekomen zijn? Die mogelijkheid wordt in Wijk bij Duurstede niet meegenomen in het onderzoek. Er is slechts sprake van dat in Wijk bij Duurstede een ongekende hoeveelheid aardewerk is gevonden, zelfs zo uniek dat het bij andere opgravingen ontbreekt. Slechts Kootwijk en Medemblik komen in de buurt, maar daarmee voerde Wijk bij Duurstede geen handel. Tenminste, dat wordt niet genoemd. Die opeenhoping van aardewerk maakt slechts duidelijk dat Wijk bij Duurstede een "eindstation" was en het weerspreekt juist handel met andere plaatsen. i. Het aardewerk kenmerken als Saksisch of Fries, wat Van Es doet, wordt o.a. door Annemarieke Willemsen in haar boek Gouden Middeleeuwen onderuit gehaald. Een indeling van aardewerk op grond van etniciteit is een onbewezen aanname en wordt nu algemeen als achterhaald opgevat. Men kan er dus niet mee bewijzen dat Wijk bij Duurstede Frankisch of Fries was. ![]() Het in Wijk bij Duurstede gevonden aardewerk bestond geheel uit scherven uit Badorf-, Mayen- en Pingsdorf-aardewerk dat door elkaar gevonden werd in één niet te onderscheiden laag. Zo liggen deze scherven ook, zonder onderscheid in gevonden aardlagen te maken, op de tentoonstelling over Dorestad in Leiden: door elkaar. Net als bij munten geeft de jongste scherf in zo'n laag de "sluitdatum" van de hele vondst aan. Uit de Karolingische tijd dateert Mayen- en Badorfaardewerk, beide te dateren tussen ca. 750 en 900 na Chr. Pingsdorf aardewerk heeft als datering tussen de 10e tot in de 13e eeuw. Aangezien er van alledrie de soorten aardewerk gelijktijdig vondsten zijn gedaan en de exacte locatie of aardlaag niet wordt vermeld (of opzettelijk wordt verzwegen), kunnen we concluderen dat ook hier iets te verbergen valt. Het jongste aardewerk, het Pingsdorf, komt in elk geval niet uit de tijd van Dorestad, de 9e eeuw. Daarmee is aangetoond dat de opgegraven nederzetting in Wijk bij Duurstede op zijn vroegst uit de 10e eeuw stamt en dus nooit Dorestad kan zijn geweest. Mevr.Willemsen geeft hiervoor zelf een bewijs op p.136 waar bij het Pingdorf aardewerk staat vermeld dat het uit de 13e eeuw stamt, dus van ná Dorestad. In het artikel A Late-Medieval Site at Diemen, Prov. North Holland, van H.H. Van REGTEREN ALTENA en H.SARFATIJ wordt vergelijkbaar aardewerk (zie afbeelding links) gedateerd in de 12de eeuw. Overigens staat de traditionele datering van Middeleeuws aardewerk sinds het gezaghebbende artikel van W.C.Braat danig onder druk. Braat heeft aangetoond dat Badorf aardewerk nog tot in de 10e eeuw gemaakt werd, waarmee de datering van de opgegraven nederzetting te Wijk bij Duurstede nogmaals op de 10e eeuw uitkomt. Ook hier krijgt Albert Delahaye dan gelijk. Bovendien als de grote hoeveelheid stukgeslagen aardewerk kenmerkend was voor een handelsstad, dan was er wel op meerdere plaatsen in Europa zo'n grote hoeveelheid aardewerk gevonden. Te denken valt aan Birka, Hedeby en Arhus, waar dat allemaal niet het geval is. Het toont dan ook vooral een losbandig leven aan, waarbij na het eet- en drinkgelag het aardewerk niet hergebruikt werd, maar werd weggegooid. Immers de volgende dag was er weer nieuwe buit met nieuwe eetwaar en drank, dat van langs trekkende reizigers en schippers geroofd werd. Deze overlast op reizigers en handelaars was ook de reden van de bisschop van Utrecht om bij de Duitse keizer te klagen, waarna dit roversnest Munna op last van de keizer met de grond gelijk werd gemakt, ofwel totaal werd vernietigd. Lees het boek "De Ware Kijk Op" en oordeel zelf! |
Terug naar de beginpagina. | Naar het overzicht in het kort. |