Terug naar de beginpagina. Naar het overzicht in het kort.

Stellingen uit het onderzoek van Albert Delahaye.


Karel de Grote op zijn troon.

Het zijn de volgende punten:

Algemeen
De Romeinen
De Bataven
De Renus, transgressies en west-oriëntatie
Het Almere en Dorestadum
St.Willibrord, St.Bonifatius, en andere predikers
De Friezen, Franken, Saksen en andere volkeren.
De aanvallen van de Noormannen
Noviomagus


De visie van Albert Delahaye.


"Wie zoveel onwaarheden vertelt over hem bekende streken, kan onmogelijk de waarheid spreken over streken die hij niet kent" (Strabo).

In de geschiedenis van de Lage Landen (les Pays-Bas bestaan veel vraagstukken die al langer ter discussie staan. De traditionele geschiedenis is te lang gebaseerd geweest op de fantasieën van enkele Middeleeuwse historieschrijvers, voortgekomen uit gebrekkig inzicht of hebzucht.
Op al zijn publikaties vanaf 1955 heeft Albert Delahaye geen zinnig antwoord gekregen op de hele lijst van vragen en opmerkingen. Men kan de zogenaamde historische waarheid niet slechts met de traditie overeind houden, terwijl niet wordt ingegaan op de argumenten en bewijzen die haar tegenspreken.
De lijst "stellingen" hieronder geeft een aardig overzicht van de hangende problematiek en is bedoeld om duidelijk te maken hoeveel redenen er zijn om kritische vragen te stellen over de Nederlandse geschiedenis in het eerste Millennium. De vragen en opmerkingen worden slechts in het kort aangestipt, maar komen in de boeken van Albert Delahaye uitvoerig aan de orde.
Elke stelling houdt een bewijs in TEGEN de traditionele geschiedenis. Laat degene die het hiermee niet eens is, zelf argumenten aandragen, om de stelling te weerleggen.

    Algemeen.

  1. Hoewel een aantal mythen allang weerlegd zijn, wat ook door gerenomeerde historici wordt erkend, zijn de herzieningen van onze geschiedenis nog steeds niet uitgevoerd. Steeds opnieuw steken de oude mythen weer de kop op, wat niet verwonderlijk is met al die naschrijverij van de oude opvattingen.

    Das Römische Reich zerbrach nicht infolge sogenannter Völkerwanderung. Dieses tradierte Bild von "wandernden Völkern" ist für Historiker nicht mehr haltbar. Der Übergang von der Antike zum Mittelalter war vielmehr ein allmählicher Prozess - bei dem politische, ökonomische und kulturelle Veränderungen zusammenwirkten.

  2. Alles wat wij Nederlanders van onze geschiedenis tussen de 1e en 10e eeuw meenden te weten staat in buitenlandse, voornamelijk FRANSE kronieken. Het toepassen ervan levert de volgende absurditeiten op: 1. de veronderstelling dat Franse schrijvers belangstelling zouden hebben voor deze 'uithoek' van Europa; 2. dat zij op de hoogte zouden zijn van gebeurtenissen hier en 3. dat zij zaken uit hun eigen omgeving onbeschreven zouden laten. Was het wel de "Nederlandse geschiedenis" die deze buitenlandse schrijvers beschreven?

  3. Nederland beschikt over geen enkele eigentijdse schriftelijke bron of getuigenis van zijn veronderstelde historie tussen de 3e en 10e eeuw. Ook de archeologie vertoont een 'gat' van 7 eeuwen. Er is uit deze periode als bewijs van die veronderstelde historie, nooit iets van enige betekenis in de Nederlandse bodem gevonden.
    De laatste tijd wordt er nogal opgegeven van omvangrijke vondsten uit de 4e, 5e en 6e eeuw. Het blijkt hier steeds om grafvondsten te gaan waaraan te vaak bewoning wordt gekoppeld. Op deze interpretatie valt nogal wat af te dingen. Alleereerst begraven nomaden hun doden ook. Zie de grafheuvels! Bovendien zijn veel graven verstoord (dus voor datering onbruikbaar) en kunnen grafgiften bevatten van eeuwen ouder dan het graf zelf. Dateringen van deze graven op grond van deze grafgiften blijken dan ook te vaak gebaseerd te zijn op 'wishfull thinking' en niet op gedegen historisch onderzoek.

  4. In Archeologie Magazine nr.4-2020 een kort artikel over de promotie van de Leidse archeoloog Karsten Wensink over de Stereotypen in grafgiften. De belangrijkste conclusie die Wensink uit zijn onderzoek trekt is 'dat bepaalde kostbare voorwerpen, zoals koperen bijlen, juist niet in een graf terechtkwamen. Het ging in een graf dus niet om het tonen van rijkdom, wat een archeologische opvatting ondergraaft'.

  5. Die buitenlandse bronnen uit het eerste Millennium zijn pas (soms ver) in het tweede Millennium gebruikt om de Nederlandse geschiedenis te schrijven. Dat men daarbij die buitenlandse geschiedenis in Nederland heeft geplaatst, hebben veel historici momenteel nog niet in de gaten.

  6. Van de ruim 5000 namen van plaatsen, rivieren en streken, heeft men met slechts enkele tientallen namen (ongeveer 1%) de vermeende geschiedenis van Nederland geschreven. De overige namen (ruim 99%) heeft men in Nederland nooit kunnen plaatsen. In Noord-Frankrijk en Belgisch Vlaanderen zijn ze allemaal aan te wijzen.

  7. Onze vaderlandse geschiedenis vanaf de Romeinen zou slechts bestaan uit de geschiedenis van de Bataven, van de Noormannen, Karel de Grote, en St.Willibrord en nog enkele andere predikers. Buiten deze geleende geschiedenis beschikt Nederland over geen enkele andere eigen geschiedenis. Nergens is sprake van wereldlijke machthebbers, van het bestaan van steden, van cultuur, van geschreven bronnen, van kerkelijke registers, niet in bestuurlijk, militair en zelfs niet in literair verband. Kan het nog duidelijker dat Nederland voor de 10e eeuw (behoudens een korte Romeinse periode) niet bestaan heeft. Dit verklaart tevens de onwaarheid van die veronderstelde geschiedenis.

  8. De opkomst van de Lage Landen (les Pays-Bas en het ontstaan van de eerste steden speelt zich onmiskenbaar af na de 10e eeuw. Uit de beschrijvingen van het ontstaan van Holland (HOL-land is LEEG-land) blijkt zonneklaar dat de zee zich na de transgressies terugtrok en het land in bezit kon worden genomen.

  9. Alle historische tradities van Nederland zijn pas 4 tot 8 eeuwen na de feiten (sommige zelfs langer) voor de eerste keer in Nederland neergeschreven, zodat terecht de vraag gesteld moet worden waarop die plotseling ontdekte waarheid zonder de minste voorafgaande dokumentatie steunt.

  10. In die Franse kronieken staan die zogenaamde "Nederlandse" plaatsen steevast genoemd tussen Franse! Waren het wel Nederlandse plaatsen? Albert Delahaye heeft aangetoond dat dat niet zo is!

  11. "Zoals de oorkonde voor ons ligt, kan zij niet echt zijn." stelde ooit de professoren Post en Stolte! De tekst werd onzuiver verklaard om moeilijkheden te voorkomen. Beter was geweest t.a.v. deze tekst te verklaren "Zoals de oorkonde voor ons ligt, kan zij niet op Nederland slaan!" Dat zou de juiste zienswijze zijn geweest!

  12. Die aprioristische ontkenning van de verwarring tegen de duidelijke feiten in, roept zelfs vragen op over de integriteit van de verdedigers van de mythen. Als historici laten blijken de bronnen niet eens te kennen, hebben zij dan nog recht van spreken?

  13. Het gangbare beeld van Frankisch Nederland steunt enerzijds op tientallen verkeerd gesitueerde streek- en plaatsnamen, en is anderzijds ondanks deze "geleende" materie zo onbevredigend, dat historici zelf zeggen dat het eigenlijk nooit geklopt heeft. De ontelbare geografische gegevens uit de kronieken hebben nooit in Nederland gepast! Alleen al op geografische gronden is de mythe van de Nederlandse traditie niet te handhaven.

  14. De naschrijverij uit de periode dat de historische wetenschap nog moest ontstaan, heeft tot een collectieve en diepgaande vergissing geleid. Men heeft steeds nagelaten de eigen en eigentijdse Nederlandse schrijvers te controleren en te verifiëren. Dan had men de mythen kunnen zien ontstaan en kunnen ontrafelen. Niet het ontstaan van de mythen is het grootste probleem geweest, maar de nog steeds ongecontroleerde aanvaarding van wat de 13e en 14e eeuwse schrijvers stelden.

  15. Het getuigt van weinig wetenschappelijk niveau, indien men de uitkomsten van onderzoek niet verdragen kan, als deze niet overeenstemt met de eigen opvattingen en publicaties. Dit is helaas nog steeds het uitgangspunt in historisch Nederland: vooral geen discussies! (zie de opmerkingen bij het Bronnenboek van Nijmegen.)

  16. Het getuigt eveneens van weinig wetenschappelijk niveau als men de uitkomsten van onderzoek dat niet overeenstemt met eigen opvattingen ONGELEZEN verwerpt. Juist deze "wetenschappers" zijn het felst in het verwerpen van nieuwe bevindingen en zonder eigen onderzoek blijven zij de oude versjes opdreunen. Men weet niet eens WAT Delahaye zegt , WAAROM hij dat beweert en op grond WAARVAN.

  17. Er heerst bij de Nederlandse historici een grote zelfgenoegzaamheid over "eigen" inzichten, die voortgekomen is uit naschrijverij en niet uit eigen onderzoek. Wat daarvan afwijkt wordt gezien als een aanval op de eigen deskundigheid, wat feitelijk die "eigen" zelfgenoegzaamheid is.

  18. De doublures in de plaats- en riviernamen tussen Nederland (en Duitsland en nog verder) en het noord-westen van Frankrijk zijn er teveel om op te noemen. De Nederlandse/Duitse namen komen steevast in jongere geschriften voor! Enkele voorbeelden: Albis werd Elbe, Amisia werd Eems, Wisura werd Wezer, Brêmes werd Bremen, Hamma-bourg werd Hamburg: het blijft dus zaak uit te kijken met de tijdsbepaling van teksten.

  19. De invoering van de onderdelen van deze mystifikatie is vanzelfsprekend niet in één slag gebeurd. Men kan integendeel van elk onderdeel afzonderlijk vrij nauwkeurig de tijd aangeven, waarop het volkomen nieuw de kop opstak. Het is ingezet in de 12e eeuw; in de 17e hebben de post-humanisten en de eerste wetenschappers in de historie bepaalde fabeltjes tot fundament van de Nederlandse geschiedenis verheven. De Peutinger-kaart spant de kroon. Al werd een strookje van deze kaart reeds langer in het vage op Nederland toegepast, pas in het begin van de 20-ste eeuw heeft men dat voor het eerst hardop beweerd.

  20. De taalgrens (in België c.q. noord Frankrijk) is een volkerengrens. Immers volkeren spreken een taal. De taalgrens was al bekend bij Griekse schrijvers ver vóór Christus en werd op dezelfde plaats gesitueerd waar ze nu nog ligt, een nagenoeg rechte lijn tussen Boulogne en Keulen.

  21. De grote volksverhuizing, die in geen enkele eigentijdse authentieke historische bron beschreven is, is een verzinsel geweest van enkele historici om onweerlegbare fouten te verdoezelen en het historisch landschap passend te maken.

  22. De Nederlandse historici hebben deze niet te weerspreken feiten nooit opgemerkt. Voor een kritisch historicus zou het al voldoende zijn om een traditie te verwerpen of op zijn minst er zeer sceptisch tegenover te staan, als beweringen niet onderbouwd worden. Bij de historische reconstructies zijn de traditionele feiten nooit in beschouwing genomen. Bij zo'n onwetenschappelijke overslaan van primaire zaken dient men zich te onthouden van het spreken over "onaantastbaarheden" of "zekerheden", want breuken van vier tot acht eeuwen tussen feit en traditie vragen keiharde en afdoende bewijzen dat na zo'n lange periode de feiten juist zijn weergegeven. Wie hier spreekt van "gratis" beweringen, heeft nooit het gelijk aan zijn kant, totdat de afdoende bewijzen komen.

    Voor de volledige duidelijkheid moet benadrukt worden, dat al deze vragen reeds in 1965 uitvoerig aan de orde zijn gesteld. Het totaal van de historische mythen is een ingewikkeld vraagstuk dat de grootste oplettendheid vereist, omdat alles naar de schijn onaantastbaar tot ons was gekomen en leek te kloppen als een bus. De opheldering moet stap voor stap gebeuren, precies zoals de geleidelijke legendevorming is verlopen, die soms berust op een deduktie uit een deduktie, maar meestal evenwel voortgekomen is uit de systhematische toepassing van alle gevolgen en raakpunten uit enkele primaire misvattingen.

    Feitelijk wordt van de geschiedenis van "de Lage Landen bij de zee" niets afgenomen; het wordt alleen in de juiste zuid-west hoek van de vroegere "Nederlanden" geplaatst.

    Terug naar boven.

    De Romeinen.

  23. De Romeinen hebben onmiskenbaar vestigingen in Nederland gehad, echter de daaruit getrokken conclusies missen elke grond van nauwkeurig onderzoek! Zo vindt men in Nijmegen Romeinse overblijfselen op drie verschillende en van elkaar liggende locaties. Dit toont eerder geen permanente bewoning aan, dan juist die zo gewenste continuïteit!

  24. Hoe meer Romeinse overblijfselen men in Nederland vindt, des te zekerder is het gegeven, dat er dus geen vroeg-middeleeuws (van 400-900) relikten gevonden kunnen worden. Immers het Middeleeuws behoort boven het Romeins te zitten en zou eerder dan het Romeins gevonden moeten worden.

  25. Ptolemeus situeert de zogenaamde "Nederlandse" plaatsen uit de Romeinse periode in het noord-westen van Frankrijk!

  26. Volgens het Itinerarium Antonini lag Romeins Noviomagus tussen Soissons en Amiens.

  27. Byvanck (Nederland in den Romeinschen tijd, Leiden 1943), een veel nageschreven autoriteit op het gebied van de Romeinen, verklaarde Ptolemeus voor onbetrouwbaar, omdat hij diens west-oriëntatie gemist heeft. Alle 'studies' van Byvanck en van hen die hem naschreven, zijn dus gebaseerd op de verkeerde uitgangspunten en kunnen dus met het oud papier mee!

  28. De Geograaf van Ravenna zegt precies hetzelfde als Ptolemeus, zodat hij diens mededelingen uit de eerste eeuw nog eens voor de 7e eeuw bevestigt.

  29. Verschillende gegevens van de Romeinse klassieken uit de eeuw vóór Chr. of uit de derde of vierde eeuw na Chr. werden klakkeloos op Nederland toegepast, wat een chronologische absurditeit is, omdat de Romeinen toen nog lang niet in Nederland waren of er al lang uit verdwenen waren.

  30. In de gebruikelijke maar volledig foutieve reconstructie van "Germania" van Tacitus, worden Gallische en Germaanse stammen uit het noorden van Frankrijk, door Caesar ca. 50 vóór Chr. en in het begin van de 1e eeuw door de Romeinen bedwongen, gesitueerd in een enorm gebied tussen Denemarken en Rusland, waar nooit één Romein is geweest.

  31. In 'De Bello Gallico" (de Gallische oorlog) van Caesar spelen de Cimbri een grote rol, zodat hun localisatie in Noord-Duitsland en volgens anderen in Denemarken, een grote farce is. Julius Caesar is nooit zo ver geweest, noch enig Romein na hem.

    Klik op het kaartje voor een vergroting.

  32. Julius Caesar is zelf nooit in Nederland geweest, zodat alles -en dat is heel wat- wat van een onjuiste veronderstelling is afgeleid, geschrapt moet worden. Het is absurd te veronderstellen, dat zijn basis op het eiland van de Bataven voor de oversteek naar Engeland, in de Nederlandse Betuwe gelegen zou hebben. Die lag op het punt "waar je de overkant kunt zien", ofwel tussen Cap Blanc Nez en Cap Griz Nez in Noord-Frankrijk, waar bij de plaats Wissant nog steeds de archeologische locatie "Camp de César" ligt.

  33. Tacitus noemt "Germania" de streek tussen Boulogne en Straatsburg! Hij plaats de Bataven en de Frisii op de taalgrens.

  34. Van de Peutinger-kaart is pas in de 20e eeuw, dus ruim 16 eeuwen na het ontstaan van de kaart, voor het eerst een klein strookje op Nederland toegepast, en toch is dit zonder onderbouwing als volle waarheid aangenomen. Van geen enkele plaats is ooit een volledig zekere determinatie gegeven.

  35. De toepassing van de Peutinger-kaart op het noorden van Frankrijk is door heden nog gelijkluidende namen een evidentie.

  36. Het is een algemeen aanvaard gegeven dat Maastricht, Utrecht en Aken en de landstreken daartussen, NIET op de Peutinger-kaart staan. Zou Nijmegen er dan wel op staan?

  37. De kanalen van Drusus en Corbulo, wier samenhang buiten twijfel staat (het waren grote en tijdrovende waterstaatkundige werken), werden begonnen vóórdat er ooit een Romein een voet in Nederland had gezet, zodat deze werken ten onrechte in Nederland zijn gedacht.

  38. De kanalen van Drusus en Corbulo lagen in de Nederlandse interpretatie op plaatsen waar ze geen enkel nut gehad kunnen hebben. Van het kanaal van Corbulo was bekend dat het werd aangelegd om vanuit Marseille sneller naar Britannia te reizen en een verre omweg over zee rond Spanje te vermijden. Waar past dit in de Nederlandse interpretatie?

  39. De Romeinen werden verdreven door een vrij plotseling opkomende vloed en niet door aanvallen van de Germanen, hetgeen bevestigd wordt in de archeologie. In de Romeinse vindplaatsen in het midden en westen van de Lage Landen (les Pays-Bas vindt men geen sporen van geweld of brandstichting en valt een merkwaardige afwezigheid van huisraad op, dat vanzelfsprekend is meegenomen bij het vertrek. De gedachte over machtige Germaanse invallen wordt nergens in de authentieke bronnen genoemd, hoewel de Romeinen toch echt wel aan geschiedschrijving deden.

  40. Alle Romeinse overblijfselen in laag Nederland liggen onder een dikke laag zeeklei of zelfs ver in zee, zoals de Brittenburg. Ook de Nehalennia altaren, gevonden in de Oosterschelde, bevestigen de transgressies.

  41. Texandria stond bij de Romeinen bekend als het land van het vlas en de geweven stoffen (textiel). Het is de streek in Vlaanderen die bekendheid kreeg om zijn "fries laken". De streek rond Amiens was vanouds de "pays de textile". De streek van de Leie werd om de vlasteelt 'de gouden rivier' genoemd. Dr. (hic?) Harry Camps localiseert dit Texandria in het onvruchtbaarste deel van Noord-Brabant, de Peel. Zijn kennis van de bodemgesteldheid is al net zo belabberd als zijn historische kennis.

  42. Uit de ,,Notitia provinciarum et civitatum Galliae", opgemaakt onder keizer Honorius (394-423), blijkt dat het West-Romeinse Rijk verdeeld was in vier provincies, die de latere kerkprovincies werden. De Provincia Belgica Prima was samengesteld uit het aartsbisdom Trier en de bisdommen Metz, Toul en Verdun. De Provincia Belgica Secunda, waarvan Reims de metropool was, kende de bisdommen, Soissons, Châlons-sur-Marne, Noyon, Atrecht, Kamerijk, Doornik, Senlis, Beauvais, Amiens, Térouanne en Boulogne. Door de namen der provincies wordt eveneens nauwkeurig de grens tussen Gallië en Germanië aangegeven.
    De Provincia Germanica Prima, aartsbisdom Mainz, had de bisdommen Straatsburg, Spiers en Worms. De Provincia Germanica Secunda omvatte het aartsbisdom Keulen en het bisdom Tongeren, later Luik. Het noorden van België en Nederland werden derhalve in het geheel niet bij Gallië gerekend.

    Terug naar boven.

    De Bataven.

  43. De Bataven waren Kelten en worden door alle Romeinse schrijvers Galliërs genoemd. Plaatsing van Kelten in Nederland tart elke historisch besef. De Betuwe en de rest van Nederland heeft nooit tot Gallië gehoord, maar hoorde altijd tot de Agri Decumates.

  44. Tacitus schrijft nadrukkelijk dat de Bataven op de grens tussen Gallië en Germanië woonden, dus op de taalgrens. Hiermee zijn de Nederlandse mythen in één slag opgelost.

  45. De Bataven dienden al lang vóór de bezetting van de Lage Landen (les Pays-Bas in de Romeinse legers. Keizer Octavianus (=keizer Augustus: 44 v.Chr.-14 n.Chr.) had zelfs een lijfwacht van Bataven.

  46. De Bataven hielpen de Romeinen vóór de bezetting van de Lage Landen (les Pays-Bas om (Gallië) Frankrijk te onderwerpen.

  47. In het jaar 43 na Chr. deden de Romeinen, geholpen door Bataven, vanaf het woongebied van de Bataven, een aanval op Engeland. Zouden de Romeinen de Betuwe als strategische basis hebben gebruikt voor hun aanval op Engeland?

  48. Het volk van de Bataven moet een omvangrijk volk geweest zijn. Bij de opstand der Bataven (69-70 n.Chr.) bleken zij in staat om meer dan 10 cohorten Romeinen het gedurende 2 jaar erg lastig te maken. Was hun woonplaats de Betuwe? Dat hadden enkele cohorten Romeinen toch in een halve dag onder de voet gelopen. En waar zijn de archeologische relikten van dit grote volk. In de Batua lagen meer dan 550 plaatsen. Waar liggen die 550 plaatsen in de Betuwe? In de Betuwe en verre omgeving is daarvan NIETS gevonden.

  49. De Bataven waren volgens Tacitus afkomstig van de Chatti (Katsberg) en woonden naast de Morini. Het staat vast dat de Morini woonden in het land van Thérouane (met hun steden Boulogne en Terwaan)! Dan is de Betuwe toch wel erg ver om van buren te kunnen spreken.

  50. Volgens Orosius (5e eeuw) woonden de Bataven naast de Menapiërs (is Keltisch en betekent 'kustbewoners') (hoofdstad Cassel) en de Morini die als steden Boulogne en Terwaan bewoonden.

  51. De hoofdstad van de Chatti was Mattiacum (dat was Watten in Frankrijk). Dit is onmogelijk te combineren met de vermeende herkomst van de Chatti uit Wiesbaden in Hessen.

  52. Naast de Bataven woonden de Friezen, een omvangrijk volk dat lang stand hield in de vele oorlogen. Ligt de Betuwe naast Friesland? Waar liggen in Friesland die ruim 1650 plaatsen die in de bronnen als Friese plaatsen worden genoemd?

  53. Romeins Utrecht heette Albiobola. Gevonden inscripties luidden "Albiobola" en "Colonia Albiobola Batavorum". Zouden de Bataven, legionairs in het Romeinse leger, in 'eigen land' in Utrecht een kolonie gesticht hebben? De hier bedoelde Bataven kwamen uit Noord-Frankrijk en maakten onderdeel uit van het Romeinse leger!

  54. De Romeinen verlieten tegen het midden van de 3e eeuw ons land, waar zij niet door de Germanen maar door het water van de opkomende zee verdreven werden. Daarna gaan de berichten over de Bataven en het Eiland van de Bataven, beide op dat tijdstip onbestaanbaar in Nederland, in de geschreven bronnen ongestoord en zonder enige opmerking door.

  55. Dezelfde Bataven, die beslist niet inmiddels verhuisd waren, dienden dus nog in de Romeinse legers lang nadat de Romeinen ons land hadden verlaten.

  56. Regino, die in de 10e eeuw schreef, deelt mede, dat het land van de Bataven, dat eertijds tot het continent van Gallië behoorde, omstreeks 600 in het rijk der Franken is opgenomen.

  57. De herkomst van de Bataven in de Betuwe is nog steeds een raadsel. Het verhaal van de holle boomstammen is een farce. Het verdwijnen van de Bataven is voor Nederland een nog groter raadsel.

  58. In de akten van St.Vaast wordt de Batua genoemd tussen alleen maar FRANSE streken.

  59. Er is eerder getwijfeld aan de juistheid van de in de 16e eeuw ontstane Batavenmythe. Historici als Cluver (1580-1622) en Pontanus (1571-1639) hebben elkaar heftig bestreden in hun opvattingen over de Bataven en de Romeinse tijd.

  60. Van de in Nederland veronderstelde geschiedenis vanaf de Romeinen klopt niet veel. Sinds wanneer liggen Leiden, Valkenburg, Zwammerdam, Alphen, Vechten, Wijk bij Duurstede en Nijmegen IN de Betuwe?

  61. De "PATAVIA" loopt op de Peutingerkaart door tot de oceaan. Ook in teksten grenst de Batua aan die oceaan. De Betuwe ook?

  62. In de Betuwe is tot de 11e eeuw geen spoor van uitgebreide bewoning gevonden.

  63. Het woord Betuwe (goede grond, vergelijk: goed/beter) is helemaal niet van Bataven afgeleid, maar moet gezien worden als tegenhanger van Veluwe (vale, slechte grond). De namen ontstonden pas in de 11e eeuw en zijn onmiskenbaar geografische pendanten.

  64. De traditie van de Bataven in Nederland is pas in de 17e eeuw opgekomen, uit de duim gezogen door de post-humanisten om het Nederlandse chauvinisme ten opzichte van de Spaanse bezetter op te krikken. Geen enkele keer is deze traditie grondig en zorgvuldig bestudeerd of door middel van onderzoek gestaafd.

    Terug naar boven.

    De Renus, transgressies en west-oriëntatie.

  65. De meeste en diepgaandste fouten zijn voortgekomen uit de misvatting van wat Renus betekent. Er is een onmiskenbaar verschil aantoonbaar tussen de Gallische of Romeinse Renus en de huidige Duitse en Nederlandse Rijn. Het idee dat het dezelfde rivier was in hetzelfde stroomgebied, moet worden losgelaten. Teksten, o.a. van Hieronymus, tonen aan dat de Gallische of Romeinse Renus nooit de huidige Rijn geweest kan zijn. De Gallische Renus stroomde langs andere plaatsen dan de huidige Rijn. Het woord Renus was dus eerder een soortnaam dan een eigennaam voor een rivier.

  66. Servius (70 - 17 vóór Chr.) noemt de Renus een rivier in Gallia! Het stroomgebied van de Renus komt meer overeen met dat van de Schelde (van vóór en tijdens de transgressies) en wordt beschreven lang voordat er één Romein voet in ons land heeft gezet.

  67. De Monden van de Renus, waaraan zoveel historische gegevens vast zitten, worden door de klassieke en vroeg-middeleeuwse schrijvers heel duidelijk tegenover de zuid-oost punt van Engeland gesitueerd, wat sommige schrijvers met dezelfde woorden zeggen als het hier staat: "daar waar men de overkant kan zien." En waar dat is, moet voor iedereen toch duidelijk zijn.

  68. Plinius beschrijft dat, waar de Renus in zee uitstroomt vindt men witte steen, die zich gemakkelijk laat snijden en die o.a. gebruikt wordt voor het leggen van vloeren. De Franse kalksteen laat zich hiervoor inderdaad uitermate goed gebruiken. Dit in tegenstelling tot de mergel in Zuid-Limburg, die volgens Byvanck hier bedoeld wordt. Franse Kalksteen is inderdaad wit, in tegenstelling tot mergel dat geel van kleur is en totaal ongeschikt is voor vloeren. De kalksteen wordt in deze streek nog steeds marmer genoemd en wordt nog steeds gebruikt voor vloeren en schoorsteenmantels, maar ook voor beeldhouwwerk. Dezelfde kalksteen werd ook gebruikt voor de sarcofaag van St.Willibrord die 'van marmer' genoemd werd. Het is een detail dat zich onmogelijk in Nederland laat plaatsen, maar in Noordwest Frankrijk precies past! Het past al helemaal niet in Nederland, omdat de Rijn niet door Zuid-Limburg stroomt en Byvanck de Renus hier "vertaalde" met Maas.

  69. De teksten over de Renus blijven gewoon doorgaan, ook al hebben de Romeinen ons land alweer verlaten. Ook tijdens de transgressies blijven de teksten over de Renus en haar monden spreken.

  70. Ermenricus (8e eeuw) beschrijft de Renus als een rivier in Francia. Aimoinus (eind 9e eeuw) schrijft dat de Renus uitstroomt in het Almere. Ekkehard (eind 10e eeuw) plaats de Renus in Noord-Frankrijk. Duidelijk blijkt dat zij niet de Rijn bedoelen, immers de gegevens uit de context zijn niet in Nederland of Duitsland te plaatsen.

  71. De Noormannen vallen via de Renus het Frankische rijk binnen.

  72. De transgressies (langdurige en blijvende overstromingen van de zee tussen de 3e en de 10e eeuw) worden door historici botweg ontkend of als obstakels voor bepaalde historische opvattingen weggemoffeld. Hoe kan het Romeins in laag Nederland dan steevast onder een dikke laag zeeklei liggen? Hoe komt de Brittenburg zo ver in zee? Bovendien: hoe is het te verklaren dat men in andere landen (België, Frankrijk) deze transgressies wel kent (bekend als Duinkerke I, II en III) en bevestigt? Er bestaan zelfs kaarten waarop de transgressies duidelijk waarneembaar zijn. Zie o.a. de kaart van Sebastiaan Münster

  73. De "Duinkerkse transgressies" stopten niet aan de grens van Nederland! Overstromingen in Nederland zijn aantoonbaar in de 3e eeuw, rond 500 en van 700 tot 1000 n.C. Als deze transgressies op waarheid berusten, en dat doen ze, kan de geschiedenis die men voor Nederland in gedachte had zich hier gewoonweg niet hebben afgespeeld, eenvoudig omdat de bodem ervoor ontbrak.

  74. De Westwaartse oriëntatie is een onmiskenbaar feit en begon pas na de 9e eeuw geleidelijk meer plaats te maken voor onze Noord-oriëntatie. Het ontkennen van deze west-oriëntatie toont de blindheid van wetenschappers aan en is de kiem van veel misvattingen. Tot in de 17e eeuw (en soms nog later) werden landkaarten getekend volgens deze west-oriëntatie. Zie als voorbeeld de kaart van Nederland uit 1635 in de Atlas van Blaeu.

    Terug naar boven.

    Dorestadum en het Almere.

    Op het kaartje: de Kloosters in Noordwest Frankrijk gesticht tussen 600 en 800. Let op het ontbreken van het klooster van Aefternacum (gesticht door St.Willibrord) en dat van Werethina (gesticht door St.Ludger). De Nederlandse mythe heeft zelfs in de Franse geschiedenis voor hiaten gezorgd. Let vooral op de zeebaai ten noorden van het klooster van St.Bertin te St.Omaars: het Almere!
    Klik op het kaartje voor een vergroting.

  75. Het Almere in Franse bronnen genoemd is in het noord-westen van Frankrijk aantoonbaar gelocaliseerd. Het was hetzelfde als het Flevum, een meer dat door Ptolemeus eveneens in die streek wordt geplaatst. Ook Helinium, bij het Flevum gelegen, bevond zich daar in Frankrijk.

  76. De naam Almere is in de 13e eeuw pas voor het eerst op de Zuiderzee toegepast. In de 10e eeuw was deze zeeinham bekend onder de naam Interlake (tussenmeer), een zeer toepasselijke naam voor dit water tussen de dan opkomende nieuwe gewesten Holland, Utrecht en Friesland.

  77. Het Flevum lag bij Boulogne (ca.44 na Chr.). De Flevo-polders liggen volgens de Nederlandse historici dus in Frankrijk!

  78. Opvallend blijft dat in de polders van de voormalige Zuiderzee geen archeologische relikten uit het eerste Millennium zijn gevonden.

  79. De Geograaf van Ravenna toont héél duidelijk aan dat Dorestadum aan de kust lag. Hij schrijft dat de Renus in de Oceaan stroomt onder Dorestate in het land der Friezen. Waar klopt dit met de Nederlandse interpretatie?

  80. Dorestad was een oude stad, groot en belangrijk, was een zeehaven, lag op de oever van het Almere, in het land van de Friezen, aan de kust gelegen, in de monden van de Renus, bezat vele kerken, is een periode bisschopsstad geweest en lag tussen Sainte-Maixence en Amiens. Aan geen enkele van deze TIEN kenmerken in de vele teksten genoemd, voldoet Wijk bij Duurstede.

  81. Dorestadum was behalve een bisschopsstad, ook een bedevaartsplaats. Het was een stad met meer dan 50 kerken. Het aantal is misschien overdreven, maar in Wijk bij Duurstede is geen enkele kerk teruggevonden. Ook heeft Wijk bij Duurstede nooit een bisschopszetel gehad.

  82. Dorestadum had een eigen (Merovingische) munt. Deze munten zijn behalve in Nederland in heel Europa gevonden. Alleen in Nederland wordt gepoogd er de ligging van Dorestadum mee te verklaren.

  83. Er zijn overvloedige bewijzen voor de juiste plaats van Dorestadum. De plaats heet tegenwoordig Audruicq, welke naam via Odrewic en Dorewic rechtstreeks van Dorestadum is afgeleid.

  84. Wijk bij Duurstede heette eerst simpel Wijk. Het "bij Duurstede" is er pas in de 15e eeuw aan toegevoegd.

  85. Duurstede was oorspronkelijk de naam van het kasteel van de bisschop van Utrecht, niet van de plaats, en is slechts door verbreding van een gedachte aan de naam van de plaats toegevoegd.

  86. Ondanks dit alles ontstond weer veel later toch de opvatting, dat Wijk bij Duurstede het oude Dorestadum was. Immers St.Bonifatius was er na zijn oversteek aangekomen voordat hij naar Trajectum afreisde. En in de tijd van de opkomende mistificaties had men St.Bonifatius als opvolger van St.Willibrord (overigens zonder enige authentieke documentatie of onderbouwing) al in Nederland geplaatst.

  87. Deze late traditie is haarscherp in de tijd aan te wijzen en vormt een afdoend bewijs voor de stelling van Albert Delahaye, dat in Nederland volkomen nieuwe tradities zijn ingevoerd zonder enige voorafgaande dokumentatie.

  88. Dorestadum is vele malen door de Noormannen geplunderd. Van al deze plunderingen zijn te Wijk bij Duurstede geen archeologische overblijfselen gevonden. Hebben de Noormannen na hun plunderingen alles netjes opgeruimd en meegenomen, zoals een Nederlandse 'historicus' in zijn onnozelheid eens opperde?

  89. De recente opgravingen te Wijk bij Duurstede zijn uitingen van een vooraf aangenomen interpretatie, maar zij zijn niet die van Dorestadum. Deze opgravingen hebben juist aangetoond dat Wijk bij Duurstede NOOIT het vroegere Dorestadum geweest kan zijn.

  90. De drie plaatsen: Trajectum, Dorestadum en Noviomagus komen in de berichten over de Noormannen bijna in elke tekst broederlijk (taalkundig moet het zusterlijk zijn) naast elkander voor. De vondsten van Wijk bij Duurstede moesten derhalve gedekt zijn door gelijktijdige vondsten uit Utrecht en Nijmegen. En daar is niets uit de bewuste periode. Met de bewering van Nijmegen, dat daar Karolingisch in de grond móet zitten maar dat het nog niet gevonden is, moeten de archeologen geen tweede maal aankomen, en geen derde maal voor Utrecht, anders maken zij zich onsterfelijk belachelijk. De uitzonderlijkheid van Wijk bij Duurstede toont onweerlegbaar aan, dat men er geen naam kan leggen van het drietal plaatsen, waarvan er twee archeologisch niet bevestigd zijn.

    Terug naar boven.

    St.Willibrord, St.Bonifatius en andere predikers.

  91. St.Willibrord en St.Bonifatius zijn in Nederland nooit van enige betekenis in de volksdevotie geweest. In de noordelijke Nederlanden zijn geen kerken van oudsher naar hen vernoemd. Pas in 1872 werd in Dokkum de eerste kerk naar St.Bonifatius vernoemd. De oudste naar St.Willibrord vernoemde kerken in Nederland, staan in Brabant en zijn gesticht vanuit Gent en Tongerlo! Geen enkele werd gesticht in Utrecht, Holland of Friesland! Zie ook de volgende Stellling.

  92. Pas in 1940, dus 12 eeuwen na zijn dood, werd St.Willibrord tot kerkpatroon van de Nederlandse kerkprovincie uitgeroepen. Dit naar aanleiding van een kritische publicatie van Dr.P.Boeren die stelde dat St.Willibrord eerder de apostel van Brabant dan van Friesland genoemd moest worden. Dat kerkpatronaat had men beter in 1853 bij het herstel van de kerkelijke hiërarchie uitgeroepen, toen eindelijk ook in Utrecht een aartsbisschop zetelde. Dat men dat toen naliet bewijst eens te meer dat in Nederland nooit een sterke St.Willibrord devotie heeft bestaan, terwijl juist die sterke traditie door "historici" te pas en te onpas als argument wordt gebruikt.

  93. Er bestaat in Noord-Frankrijk een sterke volksdevotie tot St.Willibrord die in tijdsorde ver vóór de Nederlandse ligt! In Noord-Frankrijk is deze cultus aantoonbaar bewezen in de tijd, toen de naam St.Willibrord in Nederland nog nooit genoemd was (11e eeuw)!

  94. De sterke volksdevotie in Noord-Frankrijk van St.Willibrord (patroonheilige van de Nederlandse kerkprovincie en apostel van Friesland?), St.Bonifatius (apostel van Duitsland?), St.Ludger (apostel van Groningen?), St.Lebuines (apostel van de IJsselstreek?), St.Anskarius (apostel van Noord-Duitsland?) is slechts verklaarbaar doordat hun missiegebied dáár gelegen heeft. In het bisdom Arras (Noord-Frankrijk) is het feest van St.Willibrord nog steeds een voorgeschreven feest.

  95. St.Willibrord is gestorven op 6 november. Zijn feestdag (sterfdag) is echter vastgesteld op 7 november. Waarom die verplaatsing van één dag? Slechts in Noord-Frankrijk vindt men een reden voor die verplaatsing. Daar werd op 6 november reeds de feestdag gevierd van St.Winnok, die juist in die streek erg populair was. Alleen hier had men een reden de sterfdag van St.Willibord een dag te verplaatsen. Daarom staat dus onomstotelijk vast dat de cultus van St.Willibrord juist in deze streek zijn oorsprong vond.

  96. St.Willibrord had in zijn missiewerk onder de Friezen meerdere voorgangers, zoals: St.Eloy (bisschop van Noyon), St.Amandus (St.Amand-les-Aux), St.Wilfried (bisschop van Evreux) en St.Egbert (abt van het Ierse klooster waar St.Willibrord monnik werd) , die allen op de kalender van St.Willibrord genoemd worden en allemaal een devotie in Noord-Frankrijk hebben.

  97. De plaats Trajectum bestond al vier eeuwen vóór St. Willibrord en hier had de heilige enkele voorgangers. De kerk van Trajectum bestond dus al lang voor hem (aantoonbaar met oorkonden), wat voor het Nederlandse Utrecht volstrekt onaanvaardbaar is.

  98. Het bisdom Utrecht wordt omstreeks 940 n.Chr. nieuw gesticht en Balderik was de eerste bisschop van Utrecht!

  99. Het Trajectum van St.Willibrord werd ook Viltaburg, de hoofdstad van de Vilten, genoemd en lag in Gallië bij het Almere. Het latere graafschap van Guînes blijkt qua grondgebied overeen te komen met het bisdom Trajectum van St.Willibrord.

  100. De naam Trajectum voor Utrecht is misleidend aangezien er in Utrecht geen sprake is van een "oversteekplaats in een rivier". Waar die oversteek in Utrecht, op de uiterste grens van het Romeinse rijk, naar toe gegaan zou hebben, heeft nog nooit iemand duidelijk kunnen maken.

  101. Romeins Utrecht heeft nooit Trajectum geheten, maar heette Albiobola. Er zijn meerdere opschriften gevonden in Utrecht met het woord Albiobola. Een aantal in Utrecht gevonden inscripties luiden: "Colonia Albiobola Batavorum". Zouden de Bataven, legionairs in het Romeinse leger, in eigen land een kolonie gesticht hebben? De hier bedoelde Bataven maakten onderdeel uit van het Romeinse leger en kwamen uit Noord-Frankrijk!

  102. De bodem van Utrecht (maar ook die van Nijmegen) toont onbetwistbaar aan, dat er tussen de 3e en 10e eeuw GEEN BEWONING is geweest. De nieuwe naam Uit-rek voor Utrecht wijst op de regressie: nieuw land ontstaat na het terugtrekken van de zee!

  103. St.Willibrord schrijft zelf dat zijn missiegebied in Francia lag! Een verklaring van de heilige zelf staat toch boven alles wat anderen er nadien van gemaakt hebben.

  104. St.Willehad (een opvolger van St.Willibrord) begaf zich van Rome op weg naar Gallië naar het graf van St.Willibrord. Hoezo Echternach?

  105. Er bestaan van St.Willibrord twee corpora: één in Echternach, één in Abbeville. Daarnaast bestaat er nog een schedel van de heilige in Aken. Het corpus van Echternach werd in 1031 (3 eeuwen na de dood van de heilige) geheel ongeschonden teruggevonden, hoewel er daarvoor verschillende relieken aan kerken (Trier, Regensburg, Luxemburg) waren geschonken. In 1498 werd, na een intern dispuut, in de Codex Aureus van Echternach weer de ongeschonden en gave staat van het corpus beschreven. Dit terwijl in de jaren na 1031 weer diverse relieken werden geschonken aan verschillende kerken en bisdommen (Prüm, Brunswijk, Hirszow, Himmerode, Trier en Utrecht). Het corpus van Abbeville wekt meer vertrouwen daar het niet omgeven is met wonderbaarlijke verhalen en onmogelijkheden, maar slechts met betrouwbare en nuchtere feiten.

  106. Volgens de oudste berichten zette St. Willibrord te Gravelines (nabij Calais, dat toen nog niet bestond) voet aan wal na zijn overtocht uit Engeland. Hij was toen meteen in zijn missiegebied Frisia, in de zetelstad Trajectum. Dat Trajectum lag in Francia, zoals St.Willibrord zelf geschreven heeft. De kerk van Gravelines draagt nog steeds het patronaat van St.Willibrord, evenals de kerk van het nabijgelegen Bourbourg ook het patronaat van St.Willibrord draagt.

  107. De zogenaamde landingsplaats van St.Willibrord te Katwijk is een fabel uit de 17e eeuw, voortgekomen uit het feit dat St.Willibrord landde aan de monden van de Renus. Geografisch is deze landingsplaats in Nederland niet vol te houden, want na de landing reisde St.Willibrord via het Almere naar Trajectum, met een tussenstop in Dorestadum.

  108. In Echternach hield en houdt men heden nog steeds vast aan datzelfde Gravelines als landingsplaats van St.Willibrord. Hoe verhoudt zich dat tot de Nederlandse traditie van Katwijk?

  109. Het woord Willibrord staat vóór de 12e eeuw in geen enkel Nederlands geschrift. De eerste Nederlandse schrijvers noemen hem niet eens, net zo min als bij hen vermeld wordt dat Karel de Grote een paleis zou hebben in Nijmegen.

  110. Het bisdom Trajectum van St.Willibrord was onderhorig aan het aartsbisdom Reims. Dit gegeven is onmogelijk te Utrecht te plaatsen, dat onderhorig was aan het aartsbisdom Keulen. Dit gegeven geeft ook de breuk aan tussen het oude bisdom Trajectum te Tournehem en het nieuwe bisdom Trajectum te Utrecht! St.Radboud was de laatste bisschop te Tournehem, St.Balderik de eerste te Utrecht! Daartussen zit een breuk van 23 jaar!

  111. Utrecht heeft geen eigen documentatie gehad van vóór 936. De daarvoor liggende akten kreeg het via het Cartularium van Egmond. De abdij van Egmond die omstreeks 950 werd gesticht door Dirk I graaf van Holland, werd bezet met monniken uit Gent. Deze monniken brachten vanuit Gent hun documentatie mee, die later foutief op Nederland van toepassing werd gebracht. Zo kwamen St.Ludger en St.Lebuinus als "geleende" heiligen in Utrecht terecht. Pas in de 12e eeuw volgde St.Willibrord aangezien de eerste monikken van Egmond terdege wisten wat de waarheid was omtrent diens bisdom.

  112. St.Willibrord is een historisch probleem voor de Nederlandse Kerkgeschiedenis! In de oudste Annalen van Egmond komt de vermelding van St.Willibrord als bisschop van Utrecht niet voor. Deze Annalen spreken de Nederlandse traditie dus kategorisch tegen.

  113. Het is een absurditeit te veronderstellen dat de bisschopszetel en de abtszetel van St.Willibrord meer dan 300 km van elkaar gelegen zouden hebben. Zeker omdat de bronnen herhaaldelijk aangeven dat het klooster een wezenlijk onderdeel van het zendingswerk was.

  114. De abdij van Echternach bestond niet eens in de tijd van St.Willibrord. Deze abdij is gesticht in 973, dus ruim twee eeuwen na het overlijden van St.Willibrord in 739.

  115. Het is logisch en voor de hand liggend dat het klooster Aefternacum, waar St.Willibrord abt was, zich op korte afstand van zijn bisschopszetel zou bevinden. Niet alleen logisch, ook teksten geven dit aan! In de oorkonden van Eperleques wordt vermeld dat Aefternacum in Batua lag, aan de Amisia en op korte afstand ("buiten de muren") van Trajectum.

  116. In de traditionele opvattingen zouden St.Willibrord en St.Bonifatius in een oneindig groot missiegebied gewerkt hebben, dat zijn weerga niet gekend heeft. Dat is teveel eer voor deze eenvoudige predikers die in Noord-Frankrijk er twee zijn uit een lange rij en er in een beperkt gebied hebben gemissioneerd. Gezien de omvang van het goederenbezit van St.Willibrord, maakt de geschiedenis van hem de eerste vliegende apostel van west-Europa. Slechts de mythen hebben van St.Willibrord en St.Bonifatius reislustige missiebisschoppen gemaakt. Als Benedictijnen gold voor hen, naast de 3 hoofdregels (gehoorzaamheid, kuisheid en armoede), vooral de "Stabilitas" (standvastigheid op de eenmaal gekozen plaats) als belangrijkste regel. Blijkbaar werken er geen katholieken meer op de verschillende historische (katholieke) universiteiten, zoals die van Nijmegen.

  117. Merkwaardig is ook dat die missiereizen die St.Willibrord dan ongetwijfeld gemaakt moet hebben in de authentieke bronnen nergens beschreven staan. Des te opmerkelijker wordt dit als bij andere bisschoppen, koningen en keizers dit steeds wel gebeurde. De reizen van St.Willibrord zijn dan ook ontstaan in de fantasie van historici, op grond van verkeerd gelocaliseerde plaatsen.

  118. Van de goederen (bezittingen) van St.Willibrord in de Nederlandse interpretatie is er door de Nederlandse 'historici' geen enkele in Friesland, Utrecht of Noord-Holland gelocaliseerd, slechts een klein aantal in Brabant. Ze lagen verspreid over een groot gebied: Luxemburg, het Rijnland, Vlaanderen, Zeeland, de Kempen, Noord-Brabant, het land van Antwerpen, het land van Kleef, Limburg en zelfs Thüringen. Een zo omvangrijk kerkelijk bezit, toen het goederenbezit net in opkomst kwam, is onaanvaardbaar. Van de meeste goederen van St.Willibrord heeft men in Nederland overigens nooit aanvaardbare locaties gevonden. Dit in tegenstelling tot de Franse interpretatie, waarbij alle goederen in een klein gebied rondom Tournehem lagen.

  119. Historici en naamkundigen durven opwerpingen te maken tegen de 600 locaties van de goederen van St.Willibrord van Delahaye, terwijl ze zelf er nauwelijks 10 van die 600 menen te kunnen aanwijzen.

  120. De goederen van St.Willibrord in Brabant werden vanaf de 12e eeuw allemaal (met valse en verkeerd begrepen akten) vanuit Echternach geclaimd, geen enkele vanuit het bisdom Utrecht, terwijl de goederen aan het bisdom Trajectum waren geschonken. Er bleek geen band te bestaan tussen deze goederen en het nieuwe bisdom Utrecht.

  121. Men durfde de beweringen van Echternach in Brabant niet te weerleggen, ook omdat geen andere geschiedenis deze beweringen in de weg stond. Dit in tegenstelling tot Holland, waar de graaf van Holland de claims van Echternach (terecht) afwees. Daarna heeft men ook vanuit Echternach geen pogingen meer ondernomen deze claims alsnog te stellen. Blijkbaar wist men in Echternag terdege dat deze beweringen vals waren.

  122. Geen enkele van deze goederen lag in het bisdom Utrecht of in de omgeving van de abdij van Echternach. Dit is onaanvaardbaar voor een missiebisschop die met de opbrengsten uit deze goederen directe steun ontving voor zijn missiewerk en dagelijks onderhoud.

  123. Steeds opnieuw steken allerlei uitvluchten de kop op om de mythe te redden. Tijdens een TV-uitzending op 6 november 1989 werd gepoogd "Willibrord in Utrecht" te redden door zijn verblijf aldaar slechts kort te houden. Blijkbaar kwam dat voort uit een opmerking van Monseigneur M.Muskens, die in een gesprek met het dagblad "De Telegraaf " (4 november 1989) onthulde dat "Willibrord de Friezen niet bekeerd heeft, omdat zij niet wilden (?!?), waarna hij naar Echternach uitweek!" (en daar zeker verder zat te kniezen om die vermaledijde Friezen).
    Zo'n voortijdige aftocht van St.Willibrord is natuurlijk historisch gezien volkomen naast de waarheid. Zowel de getuigenissen van St.Bonifatius, Beda en... St.Willibrord zelf, verklaren dat hij tot in hoge leeftijd vanuit zijn te Traiectum gevestigde zetel werkzaam was. Bovendien zou het in strijd met de kloosterbelofte van de Benedictijnen geweest zijn, waarbij 'Stabilitas' als een der voornaamste regels gold! Een Benedictijn ging niet op de vlucht! Vergelijk dat b.v. met de moord op St.Bonifatius, die inderdaad heeft plaatsgehad, echter niet in Dokkum.
    Op deze manier maakt Muskens (een Nederlandse bisschop) van St.Willibrord een lafaard en een slappeling en maakt hem de enige reden afhandig waarom hij tot patroon van de Nederlandse kerkprovincie werd verheven.
    Dit gebeurt nu wanneer ondeskundige zich met de geografische historie van Nederland gaan bemoeien: blunder op blunder.

  124. St.Bonifatius kwam vanuit Engeland over het Almere aan in de havenplaats Dorestadum en reisde vandaar door naar Trajectum. In Nederland is deze reis behalve onlogisch ook fysiek onmogelijk.

  125. St.Bonifatius is vermoord bij de rivier de Bordne bij Dockynchirica (is de Bourre zo'n 35 km van Duinkerken) in de pagus Hostrage (is Ostrachia) lag. In geen enkele tekst staat dat St.Bonifatius IN Dockynchirica is vermoord. De fabel van Dokkum is pas in de 13e eeuw ontstaan, verspreid door een kannunik van Utrecht! Ergelijk is dat de volslagen leken op historisch gebied, meestal de hoogste toon aanslaan om de fabel in stand te houden. De serieuse historici spreken momenteel niet meer over de fabel van St.Bonifatius in Dokkum. De archeologie heeft helder aangetoond dat Dokkum ten tijde van St.Bonifatius niet eens bestond.

  126. Evenzeer is de wijwaterput van St. Bonifatius in Dokkum, klinkklare onzin. Paus Gregorius (731-741) had immers met nadruk verboden voor het dopen van heidenen tot christenen gebruik te maken van deze bronnen, juist omdat deze bij de heidenen in een geur van bijgeloof en heidense rituelen stonden, en de paus absoluut wilde voorkomen dat de heidenen de indruk kregen alsof de Kerk ook in het sacrale van bronnen geloofde. St. Bonifatius was zeer Rome-getrouw, zozeer zelfs dat hij menigmaal in conflikt is geraakt met Gallische bisschopppen. En dan vindt de ROB. een wijwaterput van St. Bonifatius! Er werken blijkbaar geen katholieken bij de ROB., want deze heilige wordt even aangewreven dat hij de kerkelijke voorschriften heeft overtreden.

  127. In 744 werd in het paleis van hofmeier Pepijn onder voorzitterschap van St.Bonifatius een synode van de bisschoppen van Francia gehouden. Je vraagt je dan wel af wat de "apostel van Duitsland" daar te zoeken had, bovendien dat hij zelfs voorzitter van de synode was. Over de inhoud van deze tekst zijn in Nederland nooit vragen gesteld, sterker: deze tekst is altijd verzwegen.

  128. In 751 wordt Pepijn de Korte te Soissons door St.Bonifatius tot koning van de Franken gezalfd. Je vraagt je dan ook weer af wat de "apostel van Duitsland" daar te zoeken had. Deze feiten (zie ook de vorige stelling) in verband brengen met een missie-bisschop uit het noorden van Nederland en Duitsland, ligt buiten elke rede!

  129. St. Lebuinus van Deventer is een volledige maar legendarische doublure is van St. Lieven in Vlaanderen en St. Liêvin zoals hij in Frans-Vlaanderen wordt genoemd, zodat er bij deze heilige zelfs sprake is van een tri-locatie. Dat is zelfs voor een heilige een onmogelijkheid.

  130. St. Lebuinus (van "Deventer"??) werd vereerd in de bisdommen Atrecht (Arras), Kamerijk, Amiens, Boulogne en St.Omaars.

  131. De traditie van St.Lebuinus te Deventer bestond eerder dan die van St.Willibrord te Utrecht en is gebaseerd op 2 misverstane plaatsnamen: Daventria en Isla. Deze namen werden begrepen als Deventer en de IJssel, terwijl het Desvres en de rivier de Lys of Lijzel waren.

  132. St.Ludger (742-809) werd volgens de Nederlandse traditie geboren te Zuilen en werkte te Deventer en Groningen en zelf helemaal in Duitsland. Zijn vader en grootvader woonden echter in Noord-Frankrijk in Suabsna (=Zouafques), gelegen in de de buurt van Atrecht (Arras). Van zijn broer, St.Hildegrin, staat vast dat hij bisschop was van Chalons-sur-Marne. Zelfs hier weer een verwijzing naar de juiste streken, waar ook St.Ludger geplaatst moet worden. Dus ook hier niet Noord-Nederland en Duitsland, maar Frankrijk!

  133. St.Ludger ontvangt van Karel de Grote een klooster te Leuze (tussen Athun en Doornik) in de pagus Bracbante. Wat moet deze "apostel van Groningen" met een klooster in Vlaanderen? Duidelijk is ook dat met dit Bracbante NIET het Nederlandse Brabant wordt bedoeld, zoals Camps beweert!

  134. De IJssel is gedoubleerd van de Franse en Belgische streek Islo, wier naam ook hier van de rivier Isla was afgeleid. Ondanks de vele doublures in plaatsnamen blijven de z.g. Nederlandse historici de verwarring ontkennen. Men weigert ook elke inhoudelijke discussie ten aanzien van die doublures.

  135. Werethina lag aan de kust en is meerdere malen door de Noormannen geplunderd. Deze gegevens zijn onmogelijk te combineren met Werden in Duitsland. Hoe zouden de Noormannen in Werden gekomen zijn?

  136. St.Willibrord heeft nooit een klooster gesticht in Susteren, zoals de traditionele opvatting ons wil doen geloven, maar in Suestra, zoals de kronieken het letterlijk noemen. Dat Suestra is het Noord-Franse Souastre, op 20 kilometer (een loopafstand van enkele uren) van Trajectum. Susteren was een tweede stichting, nadat de eerste kloostergemeenschap van Souastre teniet was gegaan door de Noormannen. Als Susteren in de bronnen verschijnt blijkt het een vrouwenklooster te zijn, terwijl het toch wel zeker is dat de abdij van St.Willibrord een mannenklooster was. Toch blijken er zeer nauwe banden te hebben bestaan tussen Susteren en het land van St.Omaars, die steun geven aan de veronderstelling dat Susteren gesticht is vanuit Noord-Frankrijk.
    Ook andere kloosters zijn "hersticht" zoals het klooster van Corbie (F) te Corvey (D), van Werethina (F) te Werden (D) en van Eperlecques (F) te Echternach (L). Deze historische verplaatsingen zijn vaststaande feiten, maar bij veel historici niet bekend.

    Terug naar boven.

    De Friezen, Franken, Saksen en andere volkeren.

  137. Als het Noviomagus van Karel de Grote niet Nijmegen was (wat wel bewezen is) en de Saksen niet in Noord-Duitsland woonden, dan was het rijk van Karel de Grote nooit zo omvangrijk geweest als doorgaans wordt voorgesteld. Immers Nijmegen als de plaats van het paleis en de Saksen waartegen Karel de Grote ruim 30 jaar oorlog voerde, zijn de uitgangspunten geweest om in het noorden de grenzen van het rijk te bepalen.

  138. Dat de Franken ooit in Nederland verbleven is net zo'n mythe. Volgens A.Willemsen zijn de Friezen, Franken en Saksen als bevolkingsgroep archeologisch niet te duiden. Ook D.P. Blok komt met zijn boek "Franken in ons land" feitelijk tot dezelfde conclusie. Er is geen enkel strikt bewijs van hun aanwezigheid hier. Zie ook het hoofdstuk over de Franken.

  139. Bij volkeren als de Friezen, Franken en Saksen moet men het tijdsaspect scherp in de gaten houden. Teksten over deze volkeren zijn zeer tijd- en plaatsgebonden. Na de deportatie van de Saksen door Karel de Grote (rond 804) woonden er inderdaad Saksen in Noord Duitsland. Teksten van Romeinse schrijvers gaan niet over deze Saksen, maar over de Saksen die in de Romeinse tijd in Noord-Frankrijk woonden.

  140. De Saksen en de Friezen, die in de berichten uit de Romeinse periode voorkomen, worden door de klassieke schrijvers aan de Franse kust boven Boulogne en aan de Vlaamse kust gelokaliseerd. Ook in de vroeg-Middeleeuwse geschriften is geen enkele aanwijzing te putten, dat deze schrijvers de Friezen in Noord-Nederland en de Saksen in Noord-Duitsland situeerden.

  141. De Romeinen vechten tegen de Friezen als ze op weg zijn naar Engeland! De Friezen wonen naast de Moriniërs, de Menapiërs (dit zijn Bataven) en de Nerviërs.

  142. Het land van de Friezen is hetzelfde land dat ook Francia Rinensis heet en voorheen Gallia Belgica Alobrites werd genoemd. (De Ravennas). Deze ene zin is feitelijk al voldoende om de hele Nederlandse traditie te weerleggen.

  143. Het land van de Friezen wordt in de tiende eeuw beschreven als een drooggevallen zoutmeer. De eeuwenlange winning van zout in Vlaanderen (De Panne) wijst de juiste streek aan.

  144. De Albis of Albia loopt als een rode draad door de geschiedenis van de Saksen en wordt in de veronderstelde geschiedenis als de Elbe opgevat. Plinius, maar ook Ptolemeus, plaatst de Albis echter in Noord-Frankrijk, tegenover Engeland. Volgens Mela (ca.44 n.Chr.) stroomt de Albis uit in de Brittannische Zee (Het Kanaal).

  145. In het jaar 8 vóór Christus, toen Tiberius in Germanië (Germanië is bij de klassieke schrijvers niet Duitsland, maar het gebied tussen Boulogne en Straatburg, dus Noord-Frankrijk) opereerde, gaven de Germanen tussen de Albis en de Renus zich aan hem over. In 8 vóór Chr. kan deze gebeurtenis onmogelijk in Nederland of in Noord-Duitsland, waar nooit een Romein geweest was, gesitueerd worden. Ook ten aanzien van de Varus-veldslag bestaat diezelfde gereserveerdheid!

  146. Rond 370 na Chr. leden de Saksen een zware nederlaag tegen de Romeinen. Volgens de schrijvers van dit bericht (deze veldslag is bij een 8-tal klassieke schrijvers terug te vinden) woonden de Saksen aan de kust van de Oceaan in een gebied dat uit moeras bestaat. Deze veldslag is onmogelijk in Noord-Duitsland te plaatsen. In 370 na Chr. was er geen Romein te vinden in Noord-Duitsland: ze zijn er nooit geweest!

  147. Toen de Saksen in het jaar 468 na Chr. tegen de Romeinen in opstand kwamen, namen deze de Saksische eilanden in. Waarom zouden de Saksen van Noord-Duitsland tegen de Romeinen in opstand komen, terwijl de Romeinen dat deel van Duitsland nooit bezet hebben? Waarom zouden de Romeinen in de 5e eeuw, en enkele jaren voordat hun reeds wankel Westromeinse rijk geheel in elkaar stortte, nog een veldtocht naar Noord-Duitsland organiseren? Bovendien wordt dit verhaal in Duitsland door geen enkel historisch of archeologisch gegeven gesteund. Waar liggen in Noord-Duitsland trouwens de Saksische eilanden, die door de Romeinen werden bezet? Onder exact dezelfde naam lokaliseert Ptolemeus ze in Noord-Frankrijk.

  148. Gregorius van Tours (538-594), de eerste Franse geschiedschrijver, geeft meerdere berichten over de Franken en Saksen. Zijn geschiedenis beperkt zich ontegenzeggelijk tot het bij hem bekende gebied: Francia!

  149. In het Leven van St.Wulfram, bisschop van Sens, staat met klare woorden, dat de Friezen buren van de Moriniërs waren.

  150. De plaatsing van de Vilten, buren van de Saksen en de Friezen, met hun hoofdstad Viltaburg, is in Nederland altijd een probleem geweest. Viltaburg was dezelfde plaats als het Trajectum van St.Willibrord. Het is een volstrekte onmogelijkheid dat de Saksen in Noord-Duitsland woonden, de Friezen in Friesland en daartussen de Vilten met hun hoofdstad Utrecht!

  151. De Germaanse Friezen zijn in Friesland terecht gekomen op grond van 2 plaatsen: Trajectum en Dorestadum (z.g. Utrecht en Wijk bij Duurstede), terwijl deze 2 plaatsen in de Nederlandse traditie beiden niet in Friesland lagen. Kan het nog krommer?

  152. Uit alle geschreven berichten over gewapende conflicten tussen Franken en Frisones, maar ook die tussen Franken en Saxones blijkt dat de militaire treffens zich zonder uitzondering in het noorden van Frankrijk hebben afgespeeld. Wat doen de Friezen uit Noord-Nederland of de Saksen uit Noord-Duitsland helemaal in Frankrijk? Speelden zij daar de eerste uitwedstrijden?

  153. Karel de Grote laat de bewaking van het gehele kustgedeelte van Het Kanaal tegen invallen van de Noormannen over aan de Friezen. In ruil krijgen de Friezen vrijheid van belasting of betaling van schattingen. Het is absurd te veronderstellen dat Karel de Grote de Friezen vanuit Friesland heeft laten komen?

  154. In de "Lex Frisorum" (wet van de Friezen) staat letterlijk dat deze wet geldt van Sincfal tot aan Armorica, dus van het Zwin in België tot aan Armorica (de streek tussen Normandië en Bretagne, bij de Romeinen bekend en nu nog als streeknaam Armorique bekend). Blok maakt er in "Franken in Nederland" een onbekende rivier van. Hij durft de naam Armorique blijkbaar niet te noemen, want met het gebruik van die naam zou hij zijn eigen misvatting bevestigen.

  155. Karel Martel strijdt in 718 en 720 tegen de Saksen, die een constante bedreiging voor zijn rijk vormden. Hoe kunnen de Saksen uit Noord-Duitsland een bedreiging vormen voor de Franken? De Merovingers hebben hun rijk nooit uitgebreid tot Noord-Duitsland.

  156. De laatste grote veldslag tussen Karel Martel en de Frisones vond in 732 plaats bij Poitiers. Zelfs deze fysieke onmogelijkheid voor de Nederlandse Friezen, heeft de historici nooit aan het denken gezet.

  157. Karel de Grote strijdt tussen 772 en 806 bijna jaarlijks tegen de Saksen. Het is toch ondenkbaar dat hij daar telkens voor naar Noord-Duitsland zou zijn getrokken, temeer daar die verre reizen nergens beschreven zijn. De lokalisatie van de Saksen in Noord-Duitsland is volledig onhoudbaar.

  158. De West-Frankische kleinzonen van Karel de Grote strijden in de 9e eeuw tegen de Friezen. Die oorlogen hebben evenmin in het huidige Nederland plaatsgevonden.

  159. Frankisch Nederland is even plots 'verdwenen' als de Bataven. Is het er wel geweest? Er zijn uit de periode tussen de 3e en de 10e eeuw geen archeologische relikten gevonden van enig Merovingisch of Karolingisch verblijf, nog van het volk der Friezen.

    Terug naar boven.

    De aanvallen van de Noormannen.

  160. De Noormannen worden oorspronkelijk Dani genoemd, een term die Gregorius van Tours (ca. 590) het eerst gebruikt. De afleiding van deze naam is niet duidelijk. Hij kan verband houden met de Danubius (Donau), daar de archeologen de herkomst van dit volk in het zuidoosten van Europa plaatsen. De Geograaf van Ravenna (ca. 670) is de eerste die de naam Northomanni gebruikt, maar hij voegt er aan toe dat hun land door de Ouden (hij bedoelt vroegere schrijvers) ook Dania werd genoemd (Dani sive Normanni). Een missiereis van St.Willibrord naar de Dani ging dan ook helemaal niet naar Denemarken, maar betrof een erg plaatselijke reis!

  161. In 520 wordt al een inval in Frisia vermeld van mannen uit het "noorden" (gezien de westoriëntatie kwamen ze dus uit het westen.), die daarna de verzamelnaam van Noormannen of Dani kregen, en die later onder de verzamelnaam Vikingen de geschiedenis in zijn gegaan.

  162. In de 9e eeuw en lange tijd daarna worden de Noormannen nergens genoemd in Nederlandse geschriften. Pas in de 13e en de 14e eeuw beginnen enkele historische amateurs enkele losse teksten op Nederland toe te passen, zonder enig historisch geografisch onderzoek. En die gratis beweringen van die amateurs worden nog steeds voor de volle waarheid gehouden, ook al spreekt de archeologie dit tegen.

  163. De aanvallen van de Noormannen op de plaatsen Trajectum, Dorestadum en Noviomagus werden in Nederland geïnterpreteerd, wat alleen steunde op de verkeerd gesitueerde authentieke plaatsen, terwijl de bronnen geen enkele aanduiding geven dat de Noormannen in werkelijkheid Nederland hebben bezocht.

  164. De Noormannen vielen in Nederland slechts deze 3 plaatsen aan. Waarom niet de overige plaatsen? Welke plaatsen overigens? Bestonden er dan wel andere plaatsen in Nederland?

  165. De 3 genoemde plaatsen staan in de betreffende teksten steevast tussen verder allemaal Franse plaatsen. Lagen de genoemde 3 dus wel in Nederland?

  166. De Noormannen hadden bij hun veelvuldige aanvallen op Noviomagus steeds het Karolingische paleis op het oog. De teksten zeggen letterlijk dat zij die plaats bereikten over de Seine en de Oise, wat dus NOOIT op Nijmegen betrekking kan hebben, maar dwingend op Noyon betrekking heeft.

  167. Alle berichten over bezoeken van de Noormannen aan Noviomagus, behalve een paar die te duidelijk op Noyon slaan, werden in het verleden door Duitse en Nederlandse historici op Nijmegen toegepast, terwijl de Franse historici dezelfde berichten met dezelfde jaartallen en details te Noyon plaatsten.

  168. De Noormannen plunderen in Gallië de stad Noviomagus! Sinds wanneer heeft Gallië tot midden Nederland gereikt?

  169. De Noormannen gebruikten Dorestad als uitvalsbasis bij hun aanvallen op het centrum van het Frankische rijk!

  170. Door de berichten over de Noormannen, die laconiek op de twee steden Noyon en Nijmegen worden toegepast, wordt even helder aangetoond dat er een diepgaande verwarring tussen beide steden heerste, zodat het een aanfluiting is van de historische wetenschap te doen en te spreken alsof die verwarring niet bestaat.

  171. De aanvallen van de Noormannen, de verbanningspolitiek van o.a. Karel de Grote, en het vrijkomen van nieuwe gronden na de transgressies, zorgden in West-Europa voor grote volksverschuivingen met medenemen van bezittingen, tradities en zelfs plaatsnamen. De chaos en verwarring die daarop volgde in het eerste millennium was groter dan de ons bekende volksverhuizing uit de 5e eeuw. Het gebrekkig inzicht van vele generaties historici in het tweede millennium maakte die verwarring en historische chaos alleen maar groter.

  172. Van de invallen der Noormannen ontbreekt in Nederland taalkundig en archeologisch elk spoor.

  173. Waar hebben de Noormannen in Kennermerland gezeten en wat hebben ze daar geplunderd? Als je over deze vraag goed nadenkt, barst je toch in lachen uit!

    Terug naar boven.

    Noviomagus.

  174. Veel historici hebben de verwarring tussen Noyon en Nijmegen altijd ontkend. Hierin moeten ze feitelijk gelijk krijgen, die verwarring is er ook niet langer. Alle teksten over het Noviomagus van Karel de Grote (tot 1047) hebben betrekking op Noyon.

  175. Er is nooit enig wetenschappelijk bewijs geleverd voor het bestaan van een Karolingische residentie te Nijmegen, zodat het ongepast is dit scharnierpunt in de historische opvattingen van Nederland nog langer als een zekerheid voor te stellen.

  176. In Nijmegen zwaait men nog steeds met Franse akten om haar geschiedenis te bewijzen, waarbij de stad zich met de oude naam van Noyon (Numaga) heeft gesierd.

  177. Het oudste archiefstuk in Nijmegen dateert uit 1196.

  178. Noviomagus was één van de hoofdsteden (Civitates) in Belgica Secunda ofwel Gallië. Het Romeinse en Karolingische Noviomagus lag in Gallië. Nijmegen heeft nooit tot Gallië gehoord, maar hoorde in de Romeinse tijd tot de provincie Germania.

  179. De archeologie spreekt elke bewoning van Nijmegen en verre omgeving in de Karolingische periode onmiskenbaar tegen.

  180. In Nijmegen vaart men nog steeds blind op de fabeldichters kanunnik Willem van Berchen (15e eeuw) en dominee Johannes Smetius (17e eeuw). Hoewel latere en hedendaagse historici hun verhaaltjes nog steeds als uitgangspunt hanteren, dus voor waarheid houden, worden zij niet als bron genoemd, ook in het Bronnenboek van Nijmegen niet. Blijkbaar voelt men toch wel aan dat hun verhaaltjes fabels zijn.

  181. De Merovingische en Karolingische residentie Noviomagus was de Franse stad Noyon waar in de buurt (Querzy) Karel de Grote werd geboren en waar hij tot koning der Franken werd gekroond. Er zal toch een heel sterk en overtuigend bewijs geleverd moeten worden als Nijmegen dit gegeven naar zich toe wil trekken.

  182. Uit de bronnen weten wij, dat Karel de Grote bij voorkeur verblijf hield te Aken, Herstal, Thionville en Noviomagus. Als je ervan uitgaat dat Noviomagus Nijmegen is, dan zou de merkwaardige conclusie getrokken moeten worden, dat Karel de Grote na zijn kroning en de bouw van de nieuwe residentie, niet meer in het oude centrum van zijn Frankische rijk is geweest.

  183. Noviomagus lag in Patavia. Nijmegen ligt niet in de Betuwe! Een schijnbaar onbelangrijk detail, maar wel veelzeggend!

  184. Noviomagus had van de 5e tot de 10e eeuw aantoonbaar een bisschopszetel. Er zijn in Noviomagus meerdere kerkvergaderingen (concilies) gehouden, o.a. in 732, in 821 en in 1018! Nijmegen is nooit een bisschopsstad geweest! Overigens, volgens de Universiteiten van Nijmegen en Amsterdam wel (zie de Bisschop van Nijmegen.), waarmee zij meteen hun ondeskundig wetenschappelijk niveau etalleren.

  185. In de bodem van Nijmegen is NIETS uit de Karolingische periode gevonden. Gezien de status van keizerlijke palts met een grote hofhouding moet er een rijke bewoningsgeschiedenis zijn geweest. De archeologie toont dit echter NIET aan: er is in en rond Nijmegen NIETS uit deze periode gevonden.

  186. Het Karolingisch paleis in Nijmegen bevatte blijkbaar geen kerk, tenminste daarvan is NIETS teruggevonden, ook niet in de geschreven bronnen van Nijmegen en (verre) omgeving. Een Karolingisch paleis zonder kerk of parochie en zonder bewoners kan als Karolingische palts niet bestaan hebben. Een stad die in de geschreven bronnen van andere nabije steden nergens vermeld wordt, kan evenmin bestaan hebben. Waar blijft Blok met die "belangrijke handelsstad"? Handel met wie?

  187. Het Merovingisch en Karolingische Noviomagus ressorteerde onder het aartsbisdom Reims. Dit gegeven is op geen enkele manier in Nijmegen te plaatsen, dat immers (na haar opkomst) onder het aartsbisdom Keulen viel. Zie de wijding van de nieuwe St.Stevenskerk in de volgende alinea.

  188. De toewijding van de kapel op het Valkhof aan St.Nicolaas bevestigd niet alleen de stichtingsdatum (eind 11e eeuw), maar ook dat het de eerste parochiekerk van de stad was. Dit werd in 1272 vermeld door St.Albertus de Grote, wij-bisschop van Keulen bij de inwijding van de nieuwe St.Stevens parochiekerk! Nijmegen ressorteerde onder het aartsbisdom Keulen en niet onder Utrecht, waaruit wordt verklaard vanuit welke richting Nijmegen gesticht is: vanuit Duitsland. Dat Karel de Grote een parochiekerk van de stad binnen zijn palts toegestaan zou hebben is ondenkbaar. De St.Nicolaaskapel, waar de hele mythe van het paleis van Karel de Grote omheen geweven is, was geen hofkapel. Als je goed na denkt over de verhouding stad en hofkapel is er maar één conclusie mogelijk: de karolingische traditie van Nijmegen is niet eens mogelijk geweest, dus vals.
    (Ook Utrecht viel zelf onder de zeggenschap van Keulen, want St.Albertus de Grote consacreerde in de 13e eeuw ook de kloosterkerk te Utrecht.)

  189. De opbouw van de stad Nijmegen is niet Karolingische maar Duits! De Oude Burcht van Frederik Barbarossa op het Valkhof lag immers BUITEN de stad en niet er middenin zoals een Karolingische stad was opgebouwd! De nieuwe stad Nijmegen is duidelijk een stichting vanuit Duitsland en ressorteerde onder het bisdom Keulen en niet onder Utrecht. Als men hierover goed nadenkt is de Karolingische mythe voor Nijmegen in één klap opgelost.

  190. Dat deze z.g. Karolingische kapel nu, ook in de officiële informatie van de gemeente, St.Nicolaas-kapel wordt genoemd, momenteel zelfs Ottoonse kapel, was de eerste parochiekerk van Nijmegen. Dat werd in 1965 nog ten stelligste ontkend en fel bestreden. Het bevestigd dat men ook in Nijmegen de fabel van Karolingisch Nijmegen los aan het laten is. Aanvaarding van de naam St.Nicolaas en Ottoonse kapel betekent immers het volledig toegeven van de valsheid van de Karolingische traditie, juist omdat de mythe het sterkst op deze kapel was vastgepind! Naar welke keizer Otto (1, 2 of 3?) de kapel genoemd is, wordt niet verder toegelicht. Het geeft in elk geval aan dat de stichting vanuit Duitsland geschiedde en na het jaar 962 gelegen heeft.

  191. En als Karolingisch Nijmegen is gevallen, een scharnierpunt van de mythen, kan de rest niet overeind blijven staan. Dan zakt het hele mythische kaartenhuis in elkaar!

  192. In het archief van Noyon komen veel stukken voor waarin de stad Noviomagus, Noviomagensis, Noviomus en Noviomensis enz. wordt genoemd. Verschillende namen voor dezelfde plaats. Het gaat dus niet aan er één of enkele uit te nemen en die te claimen voor Nijmegen.

  193. Noviomagus werd door Ptolemeus op 70 minuten (te paard) van Parijs gelokaliseerd. Een afstand die voor Nijmegen onmogelijk haalbaar is.

  194. Volgens het Itinerarium Antonini lag Noviomagus tussen Soissons en Amiens! Het I.A. is een Romeinse afstandentabel uit de 4e eeuw met wegen en afstanden tussen plaatsen aan die wegen.

  195. Als het Noviomagus op de Peutingerkaart Nijmegen is, dan zou NOYON, een van de 12 Civitates en hoofdstad van Provincia Belgica Secunda, er niet opstaan!

  196. Het Bronnenboek laat Karel de Eenvoudige, koning van West-Francië (Frankrijk), in Nijmegen resideren. Een blunder in dezelfde orde als die van "de bisschop van Nijmegen".

  197. Het Paleis van Noviomagus werd in 1047 niet door de Noormannen (nog zo'n mythe) maar door de Vlamingen in Noyon verwoest! Moet het paleis dan niet op dezelfde plaats zijn gebouwd waar het ook verwoest werd?

  198. Op de plaats van het voormalige paleis werd in 1064 een klooster gebouwd. Waar is dat klooster in Nijmegen?

  199. Floris IV graaf van Holland kwam in 1234 in Picardië om het leven op een toernooi te Noviomagus. Nederlandse 'historici' laten dit Franse toernooi in Nijmegen plaatsvinden, terwijl toch vaststaat dat Picardië in Noord-Frankrijk ligt!

  200. Pas tegen het eind van de 15e eeuw wordt Nijmegen voor de eerste keer als het Karolingisch Noviomagus gepresenteerd door de Nijmeegse kanunnik Willem van Berchen, zonder enig onderzoek of historische onderbouwing.

  201. De namen Trajectum voor Utrecht en Noviomagus voor Nijmegen zijn slechts achterafse latinisaties van inheemse namen. Het getuigt van weinig historisch besef en wetenschappelijk inzicht deze namen vanaf de eerste eeuw op te voeren (meer dan 10 eeuwen eerder) om een z.g. continuïteit in bewoning aan te tonen. Die continuïteit in bewoning is er gewoonweg niet, wat niet alleen wordt bevestigd door het ontbreken van geschreven bronnen, maar tevens door het ontbreken van archeologische relikten.

  202. Ook het Bronnenboek van Nijmegen vertoont een gat van ruim 5 eeuwen. Na de Romeinse tijd begint het Bronnenboek pas na 770 weer met de vermelding van Noviomagus dat Nijmegen zou zijn. Alle teksten tot 770 worden dus (en dat is alvast heel juist maar zal tot 1047 gecontinueerd moeten worden) aan Noyon gelaten. De continuïteit in bewoning is er dus gewoonweg niet en wordt (onbedoeld) aangetoond door het eigen Bronnenboek van Nijmegen. We bedanken de samenstellers van het Bronnenboek (de Universiteiten van Nijmegen en Amsterdam) voor deze heldere bewijsvoering.

  203. En als Karolingisch Nijmegen fout is, en dat is het, dan is de Nederlandse geschiedenis van Utrecht fout, dan is die van Wijk bij Duurstede fout, dan is die van de Bataven in de Betuwe fout en is Frisia in Friesland fout, want volgens de bronnen horen Noviomagus, Trajectum, Dorestad, de Batavia en Frisia onverbrekelijk bij elkaar in dezelfde streek.


Wat is dan de ware geschiedenis van Nijmegen? Klik op de onderstreepte woorden. Wat weten we uit andere klassieke teksten?



Lees het boek "De Ware Kijk Op" voor al deze en andere teksten en oordeel zelf!

Terug naar de beginpagina. Naar het overzicht in het kort.