Over de slag in het Teutoburgerwoud zijn vele boeken geschreven en verschenen. Max Bruch heeft er zelfs rond 1877 een oratorium over gecomponeerd (Opus 43 van Max Bruch) en meerdere films. Het is inderdaad een heroïsch verhaal waarin de held Arminius een prominente rol speelt. Lees meer over de Varusslag.

Afbeelding van het Oratorium van Max Bruch (klik op de afbeelding voor het muziekstuk dat 1½ uur duurt).
Lees hier meer over Max Bruch.
Teutoburg.
Armin en Wulf zijn koningszonen. Hun vader Sigimer is een geduchte en trotse krijger, een door zijn stam gerespecteerde en beminde Germaanse vorst. Zijn zonen werden gevangen genomen en naar Rome gebracht. Zij zullen worden opgevoed om aanvoerders te worden van de Germaanse hulptroepen van de legioenen van Augustus. Onder het toeziend oog van de centurio Taurus, een Germaanse halfbloed die zich heeft overgegeven tot trouw aan Rome, zullen ze een nieuwe taal en nieuwe gewoontes leren, en anders leren denken.
De twee jongens worden de Romeinse burgers Arminius en Flavus. Deze jonge krijgers, gerespecteerd in heel Rome, blijken zelfs in staat om het vertrouwen te winnen van princeps Augustus. Maar is de stem van het bloed echt verstomd?
Manfredi vertelt, historisch exact én episch, het buitengewone en nooit eerder gehoorde verhaal van twee broers, twee krijgers, wier keuzes leidden tot ‘Teutoburg’, de beslissende slag tussen Romeinen en Germanen, die het lot van het Romeinse keizerrijk en van de wereld veranderde.
Auteur: Valerio Massimo Manfredi
Vertaler: Jan van Geldrop
Uitgeverij: Athenaeum 2017.
Het Teutonica uit de klassieke bronnen lag in Vlaanderen.
Dank zij enkele striptekenaars hebben we ook een voorstelling van Arminius. De Frans-Belgische striptekenaar Enrico Marini heeft hem afgebeeld als krijgshaftige Romeinse legeraanvoerder (zie hieronder) in de strips 'De adelaars van Rome' (Les Aigles de Roma).

Het verhaal in deze strips (meerdere delen) handelt over de Romeinse nederlaag in het Teutoburgerwoud.
Zoals het kenmerk van een strip is, wordt er veel verzonnen, al zal er een kern van historische waarheid in te zien zijn.
Ook zijn broer Flavus wordt in deze strip afgebeeld, zelfs de mooie Julia, de dochter van keizer Augustus.

In het verhaal van Manfredi is dit de oplossing van de puzzel "drie hoofden tussen twee lichamen. Een in het middelpunt van alles, van leven of van dood".

Afbeelding van 'De Adelaars van Rome' deel 1.
Over het tradionele verhaal zijn de nodige opmerkingen te maken. Veel wat in diverse romans geschreven werd en wordt is ontsproten aan de fantasie van de auteurs. De klassieke bronnen geven het verhaal erg summier weer, waarbij deze bronnen elkaar ook menigmaal tegenspreken.
De grondfout ligt in het feit dat men het Germania van Tacitus opvatte als Duitsland. Het was echter Frans-Vlaanderen. Lees meer bij het klassieke Germania.
In 9 n. Chr. speelde zich in Germanië een militaire tragedie af. Drie Romeinse legioenen, aangevoerd door Publius Quintilius Varus, raakten in een hinderlaag. De slag duurde volgens oude bronnen enkele dagen en verspreidde zich over meerdere plaatsen. Veel legionairs sneuvelden, een aantal werden gevangen genomen, slechts een enkeling ontkwam. Publius Quintilius Varus beroofde zichzelf van het leven. Die zelfmoord was meer gebruikelijk aangezien men bij gevangenneming vreesde voor weerzinwekkende marteling, wat de Romeinen zelf ook toepasten bij hun gevangen.
De exacte achtergrond van deze gebeurtenissen zijn nog altijd omstreden. Verschillende historische bronnen verschaffen gedetailleerde, maar ook tegenstrijdige informatie.
Overigens was Varus zelf ook medogenloos. In Syrië had hij duizenden krijgsgevangen laten kruisigen, een 'gewone' doodstraf bij de Romeinen. Dat lot heeft ook Christus en later de apostelen Petrus en Paulus ondergaan.
Echter, samen met het stijgend aantal archeologische inzichten is het tegenwoordig mogelijk om een opvallend nauwkeurig beeld van de Romeinse machtspolitiek in Germanië, de regio tussen de Rijn, de Main en de Donau, te schetsen: vanaf 12 v. Chr. waren de Romeinen in Germanië aanwezig en in de loop der jaren ontstonden er langs de Lippe grote en representatieve basissen. In het Hessische Waldgirmes werd vanaf 3 v. Chr. de bouw van een Romeinse stad op touw gezet.
Rond 7 n. Chr. beschouwde men de verovering van Germanië als beëindigd en werd er, zoals dat in elke Romeinse provincie gebruikelijk was, een stadhouder ingezet: Publius Quintilius Varus. De 54-jarige Varus was een vertrouweling van de keizer en had als proconsul van de provincie Africa, later van Syria, bewezen dat hij niet alleen een veredelde diplomaat en strateeg was, maar ook nog eens van aanpakken wist.
In Germanië ontmoette Varus waarschijnlijk de Cherusk Arminius. Over hem is maar weinig bekend. Vermoedelijk werd hij rond 19 v. Chr. als zoon van de Cheruskenvorst Segimer geboren en veel wijst erop dat hij zijn jeugd in Rome heeft doorgebracht, daar een militaire opleiding heeft genoten en aan de krijgstochten in Pannonië heeft deelnomen zeker is dit echter niet. Feit is wel, dat Arminius in 4 n. Chr. het Romeinse burgerrecht verkreeg, tot ridder werd geslagen, een Cherusken hulptroep aanvoerde en aan een Romeinse krijgstocht heeft deelgenomen. Wanneer hij naar Germanië is teruggekeerd is onbekend. Toch heeft hij vrij snel het vertrouwen van Varus voor zich weten te winnen, om hem vervolgens in een hinderlaag te kunnen lokken.
»Toen Quintilius Varus de macht in Germanië overnam, trachtte hij hen in een snel tempo te veranderen. Toen hij naast het uitvaardigen van bevelen aan hen, ook geld van hen vorderde, was hun geduld op« (Dio 56, 18, 1).
De betrouwbaarste omschrijving van de Varusslag is afkomstig van de Griekse geschiedschrijver Cassius Dio. Volgens hem bevond Varus zich in de herfst van 9 n. Chr. met zijn troepen op weg naar het winterkwartier. De Cherusk Segestes, een trouwe bondgenoot van de Romeinen en Arminius’ schoonvader, had Varus gewaarschuwd voor een samenzwering. Toch kreeg hij geen argwaan toen hij deze boodschap over een opstand hoorde en Arminius afscheid nam om versterking te halen. Arminius kende de sterke en zwakke punten van het Romeinse leger. Hij had immers een Romeinse opvoedimg genoten en had in het leger dienst gedaan. Zo vermeed hij een open veldslag en lokte hij het 17de, 18de, en 19de legioen in een hinderlaag. Volgens Cassius Dio voltrok de slag zich binnen een aantal dagen op verschillende plekken en werden de drie legioenen vrijwel volledig overmeesterd.
»Quintilius Varus, geef mij de legioenen terug!« (Sueton 23, 2) zou Augustus hebben uitgeroepen na het verkrijgen van de verschrikkelijke boodschap over de nederlaag. Weliswaar was dit na twee decennia van militaire bezetting in Germanië een onverwachte tegenslag, maar natuurlijk geen ondergang. Rome was verslagen, maar nog lang niet veroverd en nog geen jaar later waren de Romeinse troepen weer ter plaatse.
In 14 n. Chr. kreeg Germanicus, de geadopteerde zoon van keizer Tiberius, de opdracht wraak te nemen op deze nederlaag en Germanië vooralsnog te veroveren. Echter, twee jaar later zette Tiberius er een streep onder. »Er waren genoeg successen, ook genoeg tegenslagen… Men kan nu de Cherusken en de andere rebelse troepen aan hun eigen twisten overlaten. De wraak vanuit Rome is genoeg geweest«. (Tacitus Ann. II, 26, 2) – schreef hij en beval Germanicus terug naar Rome te keren en de troepen naar de Rijn. Hiermee zou Tiberius zijn gelijk krijgen. Na rivaliteiten binnen de Germaanse troepen werd Arminius in 21 n. Chr. door stamgenoten vermoord.
De Varusslag raakte in de vergetelheid. Veel historische bronnen gingen verloren, een aantal vonden een plek in de kloosterlijke bibliotheken ondanks zorgvuldig bewaard en gekopieerd toch nauwelijks gelezen.
Hier werden ze vanaf de 15de eeuw herontdekt door vindingrijke geleerden en snel daarna gepubliceerd: in 1471 een kort overzicht van de geschiedenis gebaseerd op het werk van Titus Livius van Lucius Annaeus Florus, in 1515 Annales van Publius Cornelius Tacitus, in 1517 de Romeinse geschiedenis van Velleius Paterculus, in 1520 Over het leven van de keizers van Gaius Suetonius Tranquillus en in 1548 de Romeinse Geschiednis van Cassius Dio Cocceianus.
Weliswaar beschreven de klassieke schrijvers de desastreuze slag, maar waar dit gebeuren zich had afgespeeld doen ze geen mededelingen over. De door Tacticus vermelde saltus teutoburgiensis hielp ook niet veel verder, ook Tacticus leverde geen aanvullende mededelingen over de locatie. In 1627 doopte de pastoor en kroniekschrijver Johannes Piderit (1559 – 1637) het bosgebied bij de Lippe resoluut om tot het Teutoburgerwoud en prinsbisschop Ferdinand von Fürstenberg (1626–1683) zette in 1669 deze naam samen met »Teutoburgium« voor Detmold op de bisdom-kaart. Het Teutoburgerwoud was geboren! Niet veel later was iedereen ervan overtuigd, dat de slag op deze plek moest hebben plaatsgevonden.
Herkomstonderzoekers en geleerden startten een onderzoek naar de Varusslag. In de loop der eeuwen kwamen er rond 700 locatievoorstellen naar boven, maar geen enkele kon de tijdgenoten overtuigen.
Ook in de regio rondom Osnabrück werd het thema interessant, temeer omdat men hier vanaf de 17de eeuw tijdens veldwerk Romeinse munten werden gevonden. Al vanaf de 18de eeuw had men het vermoeden, dat de munten tijdens de Romeinse krijgstochten onder leiding van keizer Augustus hier konden zijn beland. De Osnabrücker staatsrechter en filosoof Justus Möser (1720–1794) behoorde samen met zijn studiegenoot Carl Gerhard Wilhelm Lodtmann (1720–1755), de Osnabrücker advocaat Johann Eberhard Stüve (1715–1798) en de directeur van het gymnasium Karls Ludwig Friedrich Knoke (1844-1928) tot de belangrijkste vertegenwoordigers.
Een eeuw later mengden zich ook gerenommeerde wetenschappers in de discussie, zoals de historicus Theodor Mommsen. Hij gaf in 1884 de muntkundige Julius Menadier de opdracht de munten uit Kalkriese onder de loep te nemen. Menadier publiceerde zijn bevindingen onder de veelzeggende titel »De numismatische nalatenschap van de varianische legioenen«. Mommsen bracht in 1885 de studie »De plaats van de Varusslag« uit. Hij sloot af met: »Mijns inziens behoren de in en bij Barenau gevonden munten tot het nalatenschap van de in het jaar 9 n. Chr. in het Venner Moor opgerichte en ten gronde gegane krijgsmacht van Varus«. Gezien het gebrek aan wapens en koperen munten, het typische soldatengeld, bleef ook deze stelling een van vele aannames.
De zoektocht richtte zich op het oostelijke Sauerland, het zuidoostelijke Münsterland, het gebied rondom Detmold, waaronder het Teutoburgerwoud, en het lippische Bergland tot aan de Wezer. »700 theorieën – maar geen enkele leidt naar het slagveld« – concludeerde de Westfaalse archeoloog Wilhelm Winkelmann in 1983. Niemand kon toen nog vermoeden, dat men dat 10 jaar later heel anders zou zien.
De ommekeer bracht de Engelsman Tony Clunn (10-5-1946 – 3-8-2014). Sinds 1987 was hij als lid van de Britse formatie in Osnabrück gestationeerd, maar had in Engeland al flink wat ervaringen opgedaan met metaaldetectoren. In maart 1987 wendde Clunn zich tot de stads- en regioarcheoloog Wolfgang Schlüter. Deze wees hem op de opvallende ophoping van Romeinse vondsten bij Kalkriese. Majoor Clunn ging op weg. Op 5 juli 1987 ontdekte hij Romeinse zilveren munten, een jaar later meerdere Romeinse slingerkogels. Met de vondst van deze wapens was een in eerste instantie omstreden verklaring voor de aanwezigheid van Romeinse troepen in het gebied rond Kalkriese geboren. Vervolgens begonnen in de herfst van 1989 de archeologische opgravingen bij de Oberesch, een stuk grond aan de Kalkrieser Berg.
De plek van de Varusslag is nog steeds omstreden. Er heeft ter plekke wel een veldslag plaats gevonden, maar er is geen enkel overtuigend bewijs gevonden dat het om de Varusslag ging. Lees meer bij de Varusslag.
|
Het boek Teutoburg van Manfredi is een vermakelijke boek als je het als een epische roman beschouwt. Maar moet je het als historisch exact opvatten, wat blijkbaar de bedoeling is, dan mag er ernstig aan getwijfeld worden. Manfredi volgt in dit boek de traditionele opvattingen, waarbij Germania Duitsland is. Hij plaatst de Chatten, Sicambren en Cherusken (de volksstam waartoe Sigimer en zijn zonen behoren) in Duitsland, wat met enkele opmerkingen van Tacitus eenvoudige te weerleggen is. Zie Tacitus.
Het Teutoburgerwoud lag in Noord-Frankrijk, in het land van de Teutonen: Flandriae Teutonica.
|
Bij het historisch exact zijn meerdere vraagtekens te plaatsen. Manfredi maakt dat historich exacte niet waar. Episch is wel juist als je er 'verhalende fantasie' onder verstaat. Er zijn veel beschrijvingen die inderdaad erg episch ofwel fantasievol zijn, maar sterk afwijken van wat wij bij de klassieke schrijvers lezen. Dat erkent Manfredi ook als hij schrijft dat niet alleen namen door hem verzonnen zijn, maar dat geldt zeker voor de 'gesprekken' tussen de verschillende hoofdpersonen. Het wordt dan ook terecht 'het nooit eerder gehoorde verhaal' genoemd. Bladzijden lang gaat het over door Manfredi verzonnen verhalen die zeker niet op historische bronnen zijn gebasseerd. Als voorbeeld kan de puzzel over 'drie hoofden tussen twee lichamen' gegeven worden. Al lezend kom je er steeds meer achter dat van dat historisch juiste gewoon weinig over blijft. De voorbeelden hierna tonen dat wel aan. Als er verwezen wordt naar een pagina (p.) dan is dat als voorbeeld bedoeld, het is zeker niet volledig.
De enige vier klassieke schrijvers die de Varusslag vermelden zijn Velleius Paterculus, Tacitus, Florus en Cassius Dio. Lees meer over de teksten en de Varusslag.
Het verhaal van Manfredi gaat voornamelijk over de zonen Armin en Wulf van Sigimer die gevangen genomen worden en naar Rome worden gebracht om een Romeinse opvoeding te krijgen. Armin meer bekend onder zijn Romeinse naam Arminius, slaagde er in de Romeinen een vernietigende slag toe te brengen, dat wellicht lukte door alles wat hij in Rome geleerd had (!). Deze veldslag werd bekend als de Slag in het Teutoburgerwoud ofwel de Varusslag (zie bij de Varusslag). Arminius werd in de 19e eeuw als 'Hermann der Cherusker' het symbool voor het Duits Nationalisme. Het 53,5 meter hoge Hermannsdenkmal (zie afbeelding hierboven rechts) werd in 1875 in het Teutoburger Woud opgericht. Het is wel duidelijk (ook in Duitsland, waar discussie bestaat over de locatie) dat dit beeld op de verkeerde plaats staat. Het Teutoburgerwoud in Duitsland draagt die naam ook pas sinds de 16e eeuw, nadat men meende dat de Varusslag daar plaats had gevonden.
Dat Duits Nationalisme werd tijdens het nazisme van Hitler flink opgehemeld. De Varusslag werd misbruikt om eigen grootheidswaanzin te legitimeren. Hetzelfde zien we bij de geschiedenis van de Saksen die door Himmler misbuikt werd om tot de oprichting van de SS (SchutzStaffel=bescherm-afdeling) te komen. De vervalsing van de geschiedenis leidde tot gevaarlijke politieke opvattingen, zoals de wereld heeft ervaren. De omstreden passage in de Germania van Tacitus diende als legitimatie voor de rassenleer en rassenhaat. Daarin schrijft Tacitus dat de Germanen niet door huwelijken vermengd zijn geraakt met andere volkeren, maar een geheel eigen volk vormen, zuiver van ras en met niets te vergelijken zijn. We weten allemaal wat dit voor de Joden en andere bevolkingsgroepen in de Tweede Wereldoorlog heeft betekend. Deze passage in de Germania van Tacitus leidde tot de denkbeelden van Hitler en Himmler over de superioriteit van het Germaanse ras. De echte Duitser was minstens 1.80 lang, had blond haar en blauwe ogen en atletisch. Opmerkelijk dat juist alle leiders van dat nazisme (Hitler, Himmels, Goebels) er zelf niet aan voldeden. In de hele politiek van het Derde Rijk werd gerefereerd aan deze opvattingen. Allerlei gebouwen en instellingen en monumenten moesten voldoen aan deze grootheidswaanzin waarbij de geschiedenis werd misbruikt. In die tijd (1934-1936) werd ook in Sachsenhain-Halsmühlen het 4500 stenen tellend monument opgericht om de Saksenmoord bij Verden door Karel de Grote te herdenken (zie afbeelding hiernaast). Ook dit 'monument' staat op de verkeerde plaats. Karel de Grote werd gezien als de Franse vorst die 4500 gevangen genomen Saksen (Duitsers) liet vermoorden. Toch nam Hitler dat Rijk van Karel de Grote als voorbeeld voor zijn 'Großmachtsträume', waarbij deze denkbeelden er bij het Duitse volk flink zijn ingeprent en hebben bijgedragen het Duitse volk op te jutten en klaar te stomen voor de Tweede Wereldoorlog. Ook heden hebben deze onjuiste denkbeelden nog grote invloed op de neo-nazi's en andere extreem rechtse groeperingen in Duitsland.
De visie van Albert Delahaye.
Het Teutoburger Woud, waar de Romeinse legioenen van Varus in 9 n. Chr. De Teutonen werden, volgens Theofried van Echternach, door Boudewijn van Vlaanderen te hulp geroepen bij zijn strijd tegen de Mithilburgenses van Walichrum. Het waren de bewoners van Doudeauville op 6 km ten zuiden van Desvres. Opmerkelijk is dat de naam en het begrip tegen het einde van de 11e eeuw nog bestonden. Het spreekt vanzelf dat in dit verband niet aan het Duitse Teutoburgerwoud gedacht moet worden, dat toen de naam Teutoburgerwoud nog lang niet droeg. Dit bericht geeft ook aan dat Echternach nog zeker een relatie had met Frans-Vlaanderen, anders bericht je daar niet over. Lees hier meer over de Teutonen.
Het oh zo Duits lijkende gedicht Ludwigslied komt van oorsprong uit Frans-Vlaanderen. Het is dus niet door Jacob Grimm geschreven, slechts door hem vertaald. In Vlaanderen was het Teutoonse gedicht bekend onder de titel 'Rithmus Teutonicus de pia memoriae Ludovico rege Filio Ludovici rege' en werd in de bibliotheek van Valenciennes (F) herontdekt. Het Ludwigslied werd geschreven te Sint-Amands. Dit epos behoort ook tot de Oud-Nederlandse letterkunde, het Diets.
Teuten waren geen Duitsers, maar bewoners van het Germania van Tacitus in Frans-Vlaanderen.
De taal van de Teutones, het Teutoons, 'lingua teutonica et teutisca', werd hier gesproken door de abten Adelhardus van Corbie, door Mommelinus van St.Omer en door Lambertus van Trith-Trajectum. Het is precies in dit gebied in het Teutoonse Woud waar de Varusslag (zie daar) zich heeft voorgedaan.
De klassieke Romeinse (en Griekse) schrijvers.
Het grote misverstand is ontstaan door het verkeerd begrijpen van Romeinse schrijvers die toch wel duidelijke taal spreken. Vanwege het dogma dat de Renus de Rijn is, werd het Romeinse Germania op Duitsland geprojecteerd, dat vervolgens ook een dogma werd.
Mela (Chrorographia III, 30-32) vermeldt dat de Codanus boven de Albis ligt. Maakt men van Albis de Elbe, dan komt men dan wel in Denemarken uit, maar niet in de Oostzee. Ook hier blijkt weer dat men de klassieke teksten vrij globaal en onjuist toegepast heeft. Het Kattegat ligt niet boven de Elbe. De Elbe stroomt uit in de Waddenzee (Noordzee) bij Cuxhaven. Maar zowel in Noord-Duitsland als in Denemarken zijn de Romeinen nooit geweest en hebben er ook nooit over geschreven. De Albis was ook niet de Elbe, maar de Franse Aa, die door een kalkgebied stroomt, waardoor het water wit van kleur is: Alba=wit. De Italiaanse plaats Alba (waar het hoofdkantoor van chocoladefabriek Ferrero is gevestigd) staat bekend om zijn witte truffels.
Julius Caesar schreef dat het volk van zeevaarders dat aan de kust van het Kanaal woonde, Diabintes genoemd wordt. Het Diabintes is de latijnse afleiding van de taal die zij spraken: het is het Teutoons. Het oudste historisch verband wordt dus al genoemd door Julius Caesar die de Teutonen aan de oceaan noemt als voorvaderen van de Attuatuci. (De Bello Gallico II, 29). En precies hier vond de strijd plaats tussen de Romeinen en de Cimbren en Teutonen en niet in Duitsland of ergens in Nederland, waar Julius Caesar nooit geweest is.
De Romeinse schrijver Pomponius Mela vermeldt dat de Teutones tussen Helinium en Renus leefden bij de zeearm Codanus. Het Helinium was de Liane, de 'renus' het Flevum tussen Aa en Schelde. De Codanus sluit de discussie; dat was Het Kanaal en niet 'Het Kattegat' bij Denemarken. Maak van Helinium eens de monding van de Maas en van Renus de Rijn, wat de traditionalisten doen. Hoe staat dat dan in verband met Het Kattegat?
Plinius noemt dezelfde Codanus als een zeebaai bij het promontorium van de Cimbri wat het Flevum tussen Cap-Gris-Nez en Cap-Blanc-Nez was. Ook hier past Denemarken totaal niet in dit verhaal.
Florius (Epitome, I, 60, -120 n.Chr.) noemt de Cimbri, Tungri en Teutones volkeren van de oceaankust die hun land moesten verlaten vanwege langdurige overstromingen. Het gaat hier evenmin over Duitsland of Denemarken, maar over de kust van het Kanaal. In Midden-Duitsland kan toch geen sprake zijn van overstromingen door de zee?
Suetonius zegt in zijn boek 'De Keizers van Rome' (vertaling V.d.Hengst, p.72) dat de Cimbri en Marsi tegen Varus streden in 9 n.Chr. Zij waren buren van de Teutones, dus streed Varus in de streek van Thiembronne (F.) met warmwaterbronnen en Mont Teutins (in Rinxent bij Marquise) en niet ergens ver in Duitsland. Daar is Julius Caesar, die ook streed tegen de Cimbri en Teutones, ook nooit geweest. Een der plaatsnamen die aan de Teutonen herinnert is Tutioville, de oude vorm van Doudeauville. Zie verder bij Varusslag.
Casio Dio (ca.165-235) schrijft dat de slag plaats vond in het Keltenland. Hij is ook de enige die locatie nader beschrijft en bergen, valleien, ravijnen of kliffen noemt (volgens de traditionele vertalingen: zie bij de teksten). Hij schreef in het Grieks. In de Griekse tekst staat het woord σρη (óros) en dat kan wijzen op elke verhoogde plaats van heuvel tot hoog gebergte. Met de bergen, valleien, ravijnen of kliffen (in enkele vertalingen) kan dus ook gewoon een heuvelachtig ruw terrein bedoeld zijn, wat ook beter bij de rest van het verhaal past (zie Cassius Dio 56.20.1). Dan komt voor de locatie van de Varusslag juist heel precies het landschap rond Thiembronne in aanmerking. Zeker als je de perioden die eraan vooraf gingen (Caesar en Drusus) en die erna kwam (Germanicus) erbij betrekt. Beide perioden vinden onweerlegbaar aan de kust van de Oceaan en wel aan Het Kanaal plaats.
De vertaling in 'bergen en ravijnen' is mede veroorzaakt door het landschap dat men voor ogen had waar de Varusslag zich zou hebben voorgedaan. In de omgeving van Paderborn met rotsen, kliffen en ravijnen voldoet het landschap hier zeker aan. Zie afbeeldingen hiernaast.
De vraag is of Manfredi het verhaal historisch exact vertelt, zoals op de omslag van het boek wordt vermeld.
Enkele zaken in dit boek tonen aan dat het verhaal van Manfredi verre van historisch juist is. Het rammelt aan alle kanten als we het historich bekijken. Als Italiaans historicus en archeoloog zou hij toch beter moeten weten. Enkele zaken om dat duidelijk te maken zijn (zie voor de details verder in dit hoofdstuk):
de ene keer is de Drususgracht (kanaal) 30 mijl, elders plots 80 mijl; de Drususgracht werd in 12 v.Chr. gegraven, in 10 v.Chr. de dam (p.167). Hebben ze 2 jaar over die gracht gedaan?
de ene keer schrijft hij Rhein, elders Rijn, zonder verklaring voor dat verschil.
de Germanen zouden geen landbouw en kunst kennen, wat geheel onjuist is als ze wel bier, brood en sieraden konden maken.
de Oceaanzee zou zich eens over 200 mijl teruggetrokken hebben. Hoe en waardoor wordt niet verklaard.
de Aquila Maris telt bij Manfredi 400 koppen, in de historische literatuur slechts 200.
de speer die Arminius gooit waarmee hij Augustus redt, zit in een kistje, de volgende bladzijde in een tas.
Arminius en Flavus spreken van huis uit een Germaanse (?) taal en zouden zelfs Latijn hebben kunnen lezen, schrijven en spreken.
Binnen 3 dagen zouden Armin en Wulf vanaf de Alpen weer thuis zijn geweest als hun vlucht gelukt was.
De Hermanduren worden reusachtige krijgers genoemd met een lengte van 6 voet (=1m83). Hoe groot waren de Romeinen dan?
Veel opmerkingen over de Peutingerkaart (?) komen niet overeen met de kaart die wij als zodanig kennen.
Veel opmerkingen met betrekking tot jaartallen zijn warrig, zelfs onjuist.
Opzienbarend nieuws is toch wel dat Manfredi weet waar en hoe de Peutingerkaart is ontstaan!
- Manfredi ontdekt het ontstaan van de Peutingerkaart en dat is groot nieuws! Daar zijn alle historici altijd al naar op zoek geweest en hebben nooit de bron kunnen vinden. Centurio Marcus Caelis Taurus beschikt volgens Manfredi over een tabula, een afbeelding waarop alle wegen en alle postplaatsen staan (p.54). Het is het tweede exemplaar (blijkbaar beschikt de keizer over het eerste exemplaar) en blijkt een oprolbaar exemplaar te zijn (een rolletje van leer, p.29 en p.53). Het is een afbeelding van de aarde met de bergen, rivieren, meren en afstanden tussen de ene plaats en de andere en wel met grote precisie (p.29). Zo weet hij ook waar de garnizoensplaatsen van de legioenen, mansio's, zijn. Aan al onze wegen is er iedere twintig mijl zo een (p.30). Op deze tabula van Gallië, Hispanië, Afrika en Azië zijn ook de afstanden aangegeven die een legioen in één dagmars kan afleggen (p.29). De wegen zijn in rood getekend (p.34), kleur groen is een meer (p.53).
Wat hier beschreven wordt komt geheel overeen met de Peutingerkaart. De wegen in rood, de meren in groen! Opvallend is wel dat de Romeinen dan de volgorde van hun eigen meren in Noord-Italië onjuist afbeelden op de Peutingerkaart, naast de vele andere fouten en onjuistheden. Zie verder bij de Peutingerkaart
Een andere onthullende mededeling is op p.54 te lezen: eerst moeten er steden zijn, daarna komen de wegen. Jullie (zijn de Germanen) hebben nu niets anders dan dorpen en voetpaden! De Romeinen leggen blijkbaar pas een weg aan nadat er een plaatst bestond waar die weg naartoe liep. Hoe kwam men daarvoor dan in die plaats? Toch ook over een voetpad net als de Germanen?
De mededelingen over de grote precisie van de kaart en de aangelegde wegen, iedere 20 mijl en afstanden van een dagmars, zijn overigens onjuist. Van precisie is op de echte Peutingerkaart niets te vinden, evenmin van afstanden van 20 mijl of dagmarsen. De Peutingerkaart barst van de fouten wat dit betreft.
- Regelmatig komen in dit boek van Manfredi steden, wegen en reizen ter sprake. 'Aan al onze wegen is er iedere twintig mijl een mansio, een halte plaats'. Op het grondgebied van de Cherusken hadden ze een dergelijke plaats nog nooit gezien (p.30). Zo wordt er gezegd dat alle steden op een onderlinge afstand van een dag lopen langs de weg liggen (p.59).
Opmerkelijk is dat dit verhaal helemaal niet overeenkomt met de Peutingerkaart. Daar liggen steden soms dichter of juist verder van elkaar, liggen niet alle steden aan een weg of ontbreekt een weg tussen twee nabije steden. Wat dat betreft is de Peutingerkaart een rommeltje. Zie ook punt 10 voor een voorbeeld van onderlinge afstanden tussen plaatsen.
Ook de reizen zijn soms warrig en niet te volgen. Zet men deze af op een kaart of op de Peutingerkaart dan komt dat verre van overeen met de werkelijkheid. Zie punt 9 t/m 14.
- Wat ook een nieuwe onthulling is (p.65) dat met de veroveringen massa's slaven ingezet werden bij het werk, waardoor ze dat afpakten van de vrije mensen en velen daarvan in armooede vervielen. Anderen namen dienst in het leger om de kost te verdienen. Weer anderen gingen in de stad wonen waar ze hun stem konden verkopen aan edelen en rijken die tot magistraat gekozen wilden worden.
Het zijn toch mededelingen die een andere kijk geven op dat grote en machtige Romeinse rijk. Die Romeinen waren dus echt geen lieverdjes en zeker niet zo heldhaftig, dat men (zoals tegenwoordig) graag 'Romeintje'wil spelen, zoals in het Archeon. En dan wil men er ook nog werelderfgoed van maken.

Afbeelding van de broers Armin en Wulf, Arminius en Flavus, uit het boek 'De Adelaars van Rome' van Enrico Marini.
|
- Het verhaal gaat voornamelijk over de broers Armin en Wulf die in het bos bij hun woonplaats een Romeinse weg ontdekken. De broers hoorden bij de stam van de Cherusken die traditioneel in midden-Duitsland worden geplaats, tussen Elbe en Lippe. De broers worden gevangen genomen en naar Rome gebracht. Maar in het gebied tussen Elbe en Lippe is geen enkele Romeinse weg bekend. Manfredi plaats de Cherusken echter tussen Weser en Lippen (kaartje p.400). Ook worden de Cherusken ten westen van de Elbe geplaatst. Daarover bestaat dus al geen eenduidige opvatting. Ook daar zijn totaal geen Romeinse wegen bekend of ooit teruggevonden.
Het kanaal van Drusus.
- Het kanaal van Drusus, waar de vloot van Drusus verbleef, verbond de bocht van de grote rivier (het gaat hier over de Rijn) met de noordelijke lagune, schrijft Manfredi (p.13 en 20). Het was gegraven om de lange omweg van de Rijn naar het westen en daarna naar het noorden te vermijden. Tienduizend man werkten er twee jaar aan. Het zou 500 voet breed (ca. 150 meter?) zijn geweest en 50 voet diep (ca.15 meter?) waarna het water van de Rijn erin zou stromen. De Drususgracht werd in 12 v.Chr. gegraven, in 10 v.Chr. de dam (p.167). Komt Manfredi zo aan die 2 jaar dat men over die gracht heeft gedaan?
Het kanaal was een grandioos werkstuk van Drusus (p.162-163). Het kanaal zou volgens Manfredi 80 mijl lang zijn. Dat is dus zo'n 120 km. Maar op p.369 wordt het kanaal weer genoemd en blijkt het slechts 30 mijl (is 45 km) te zijn tussen Rijn en kustlagune, waar eerder het de noordelijke lagune was. Vanwaar dit verschil? En waar heeft dat kanaal dan gelegen? Als het vanaf de bocht van de Rijn gegraven is (p.13), moet dat bij Arnhem geweest zijn. Vreemd dat het kanaal dat toch een grandioos werkstuk was, dan nooit met zekerheid gevonden is in Nederland. Volgens traditionele opvattingen was het of de verbinding tussen Rijn en IJssel of de Utrechtse Vecht, maar die halen de 120 km bij lange na niet, maar ook de 45 km niet. En welke lagune hier bedoeld wordt blijft onvermeld. Van het gesprek dat hier beschreven staat dat tussen Drusus en Sigimer plaats zou hebben gevonden (p.16-27) zou ik toch graag de bron eens kennen. Ik heb het nog nergens anders gelezen.
- Er worden overigens meer gesprekken beschreven tussen diverse personen. Deze gesprekken zijn ontsproten aan de fantasie van Manfredi. Je moet het boek immers vol krijgen. Leuk bedacht, maar historisch juist? Bij gebrek aan een noot of literatuurlijst zijn deze 'gesprekken' ook niet te controleren.
- Nog zo'n opmerkelijke uitspraak lezen we op p.32. Daar wordt vermeld dat de aanvoerder van de Germaanse troepen 'een reus was van meer dan zes voet lang'. Zes voet? Een reus? Zes voet is 1 m 83 cm. Hoe groot waren de Romeinen dan?
- Op p.23 vermeldt Manfredi dat de Romeinen de grens van de Rijn naar het oosten willen verplaatsen tot de Elbe, waar niemand van zijn volk ooit eerder geweest was. Daarmee vervalt dus een deel van de aangenomen geschiedenis, zoals de veldtochten van Julius Caesar over de Rijn. Hoe wisten de Romeinen dan welke volkeren daar in dat verre Duitsland woonden als er niemand ooit geweest was?
- Op p.395 noemt Manfredi een afstand van 600 km tussen Rijn en Elbe. Hoe hij gemeten heeft is onduidelijk. De afstanden tussen Arnhem en Hamburg of tussen Xanten en Magdeburg halen de 450 km niet eens. Ook tussen Keulen en de Elbe is het bij lange na geen 600 km, maar slechts 500 km en tussen Dusseldorf en Magdeburg is het ook maar 417 km. Die 600 km haal je dus nergens in Duitsland tussen Rijn en Elbe.
- Er zijn wel meer opmerkingen te maken waarbij je je afvraagt of Manfredi wel over een atlas beschikt. De geschetste beelden komen niet overeen met de afgelegde afstanden en richtingen. In slechts vijf dagen reis je niet van het gebied van de Cherusken naar de Alpen (zie het volgende punt). Ook de tochten door Italië ( bijv. van Ravenna naar Rome) duurt langer dan de geschetste enkele uren.
Ook over andere afstanden kun je vragen stellen. Zo rijdt Arminius te paard binnen slechts een week van Rome naar Brindisi. Op de Peutingerkaart is dit een afstand van 233 mijl (is 349 km), in werkelijkheid is die afstand 535 km (via autostada A1 en A16), wat zou betekenen zo'n 76 km per dag. Niet geheel onmogelijk, maar zeker erg optimistisch (gegevens ontleend aan de Cursus Publicus). Ook reist Arminius van Rome naar Ravenna. Op de Peutingerkaart een afstand van 200 mijl (300 km), in werkelijkheid 361 km over de (tegenwoordig) kortste afstand gemeten. Over de A1 is het zelfs 380 km.
- Op p.58 en 59 wordt de reis beschreven van Piacenza naar Ravenna over de Via Aemilia, waar ze tien dagen over gedaan hebben. De afstand tussen beide plaatsen is op de Peutingerkaart 152 mijl is 228 km. Overigen gaat deze weg op de Peutingerkaart niet naar Ravenna, maar naar Arimino (is Rimini). We volgen de weg tot Foro Populi dat ter hoogte van Ravenna ligt, waar overigens geen weg naar toe gaat vanaf de Via Aemilia. Dat zou betekenen zo'n 20 km per dag. De werkelijke afstand tussen beide plaatsen is 228 km (www.viamichelin.nl/web/routes), wat hier dus precies overeenkomt (het is een uitzondering op de Peutingerkaart als de daarop opgegeven afstand klopt met de werkelijke -huidige- afstand). Uit de onderlinge afstanden tussen de plaatsen aan deze weg (15, 10, 15, 2, 11, 17, 8, 17, 4, 6, 7, 7, 6, 3, 10, 7, en 7) blijkt wel dat ze niet op een dagmars van elkaar liggen. Of waren niet alle plaatsen Mansio's? Welke plaatsen mansio's waren is uit de vignetten op de Peutingerkaart niet op te maken. Ook daarin geeft de Peutingerkaart geen of onduidelijke informatie.
- De gemiddelde snelheid van het koeriersysteem lag tussen 40 en 75 Romeinse mijl per dag, maar hogere snelheden kwamen ook voor: in 9 v.Chr. reisde de latere keizer Tiberius in 3 dagen vanuit Gallië naar Germanië (ruim 900 km) om zijn stervende broer Drusus (wegens val van zijn paard) te bezoeken. Op p.87 ging Tiberius op weg naar het noorden en reed dag en nacht door en stopte alleen om van paard te wisselen. Hij legde tweehonderd mijl af in 4 dagen bij het oversteken van de Alpen. Drusus bleek in Mainz te zijn waar hij stierf. Tiberius was op tijd aanwezig om de laatste woorden en de laatste adem van Drusus op te vangen. De urn met de as va Drusus werd door Tiberius te voet naar Rome gebracht en in het mausoleum geplaatst dat Augustus voor zijn familie had laten bouwen (p.88). Tiberius kwam dus vanuit het zuiden en onder de Alpen (waar in Italië was hij?). Neem even voor het gemak dat hij in Milaan was. Van Milaan (Mediolanum) naar Mainz (Mogontiaco) is op de Peutingerkaart 366 mijl, is 550 km. Als je 200 km in 4 dagen reist, dan is 550 km toch ruim een week. Een ongekende prestatie.
Nu is de vraag of Germanië wel Duitsland was of was het toch Frans-Vlaanderen?
- Zeereizen worden in dit boek van Manfredi ook genoemd. Zo wordt een reis van Brindisi naar Rhodos afgelegd in zeven dagen. Dat betekent dat per dag ca.170 km werd gevaren (berekend over huidige routes van veerdiensten, de werkelijke afstand vlak langs de kustlijnen zal langer geweest zijn). Enkele voorbeelden van reistijden van zeereizen: van Rome naar Marseille duurt drie dagen (dat is bij c.600 km hemelsbreed, dus 200 km per dag), van Rome naar Alexandrië negen dagen (dat zou 217 km per dag zijn volgens berekening met de Curcus Publicus).
- Na vijf dagmarsen bereiken de Romeinen onder leiding van Taurus en de gevangen genomen broers hoge met sneeuw bedekte bergen, waar de Rijn en de Donau, de grootste rivieren ter wereld hun bronnen hadden (p.29). Dat zou betekenen dat er ongeveer 150 km was afgelegd (berekend volgens informatie van 20 mijl per dag, p.30). De plaats van vertrek lag dan niet in midden Duitsland aan de middenloop van de Weser waar men traditioneel de Cherusken plaatst. Vanaf de Weser (Hannoversch-Munden, Kassel) tot de Alpen (in Liechtenstein) is ruim 580 km. (over nu begaanbare wegen, maar waren die er toen ook al?). Het geeft al aan dat de plaats van vertrek dichter bij de Alpen gelegen heeft, in elk geval niet op de plaats waar men traditioneel de Cherusken plaatst. Overigens ontspringt de Donau niet in de Alpen, maar in het Zwarte Woud. Als je zo nauwgezet het hele boek leest, blijft er steeds minder van over.
- Overigens blijft het ook een vraag waarom in dit boek de ene keer Rijn wordt geschreven en de andere keer Rhein. Heeft dat te maken met wie het zegt? Zeggen de Romeinen Rijn en de Germanen Rhein? Maar dat verschil in schrijfwijze kun je toch niet horen in de uitspraak? Wil Manfredi hiermee aanduiden dat de Germanen wel konden lezen en schrijven? Maar kenden de Germannen wel de Latijnse namen voor hun rivieren? Dat zou ik toch graag nog eens toegelicht zien.
- Op p.167 schrijft Manfredi dat de Germanen geen enkele vorm van kunst of literatuur kenden en ook niets wisten van het bewerken van metalen of van landbouw. Dat zijn toch onwerkelijke opvattingen van Manfrdi. Dan lees je op dezelfde bladzijde dat er bij de Germanen toch lijnzaadkoeken en bier blijken te bestaan en het gesmolten vet van oeros en verzwijn wordt genoemd. Hoe kwam men dan aan lijnzaadkoeken en bier? Andere informatie wijst juist op een grote technische vaardigheid van de Germanen en Kelten (dat waren toch hun 'voorouders'?). Hoe kwamen de Germanen in de Varusslag dan aan hun wapens, zoals zwaarden, als ze niets wisten van het bewerken van metalen? Dat er van de Germanen geen geschreven teksten bekend zijn, wil nog niet zeggen dat die nooit bestaan hebben. Van de Bataven (zie daar) wordt wel eens beweerd dat die konden lezen en schrijven. Door archeologisch onderzoek weten we inmiddels dat de beschaving van de kelten en Germanen op maatschappelijk, economische en religieus vlak lang niet zo primitief was, als altijd is aangenomen. Tacitus vertelt het nodige over de Germanen dat toch een ander beeld geeft dan wat andere klassieke auteurs er over schreven. Over Keltische kunst (de Kelten waren ook Germanen) vind je veel informatie op internet. Zie daar. Zie de afbeelding hiernaast van een deel van de Cernunnos op de Keltische ketel van Gundestrup.
- Manfredi legt Sigimur woorden in de mond die hij nooit gezegd zal hebben. Onder de indruk van de vrouw van Drusus zou Sigimur hebben gezegd 'dat hun vrouwen slechts naar stalmest ruiken' (p.18). Dat is in tegenspraak met hetgeen Tacitus schrijft over de huwelijkstrouw van de Germanen. "In een zo talrijke natie als deze zijn echtbreuken bijzonder zeldzaam. Daar wordt méér belang gehecht aan goede zeden dan elders aan goede wetten. De vrouwen nemen daar slechts één man, alsof zij slechts één lichaam en één leven hebben, zodat geen enkele van hun gedachten verder gaat dan dit: dat zij de man niet als bruidegom beminnen maar als het huwelijk zelf". Ook andere opmerking over de huwelijkstrouw zijn niet door de Germanen gemaakt, Tacitus spreekt dat tegen, maar ontsproten uit de fantasie van Manfredi, wellicht om er toch maar een sappig verhaal van te maken (ten bate van de verkoopcijfers?).
- Manfredi vertelt ook dat de Friezen Drusus te hulp kwamen toen hij aangevallen werd door Germanen (p.20). Drusus had met hen een bondgenootschap gesloten. De waarheid is dat de Friezen door Drusus onderworpen waren en schatplichtig gemaakt. Er moesten runderhuiden worden geleverd. Er was echt geen sprake van bondgeboten. De Friezen waren en bleven vijanden van de Romeinen wat wel uit hun opstand uit 27 n.Chr. blijkt. Nederlands Friesland heeft ook nooit tot het Romeinse rijk behoord, ook al werden er Romeinse relicten gevonden.
- Op een nacht had de Oceaanzee zich over ruim tweehonderd mijl teruggetrokken en waren alle schepen in de modder vastgelopen. Ze werden doelwitten van het Germaanse leger die in de kustbossen op het punt stonden de aanval in te zetten. Over 200 mijl, dat is zo'n 300 km, kan toch geen sprake zijn van kustbossen.
- Naast Armin en Wulf die van de stam Cherusken waren, wordt ook de stam Hermunduri genoemd, die naast de Chatten woonden. De determinatie en lokalisatie van deze stammen in Duitsland kan op een afdoende manier weerlegd worden. Tacitus (Ann. XIII, 57) verhaalt, dat de Hermunduri en de Chatti een strijd met elkaar voerden. Zij twistten over het bezit en het gebruik van de nabije kust waar zout gewonnen werd, niet zoals bij andere volken door het laten verdampen van zeewater, maar door verbranden van veen en de regelmatige besproeiing daarvan met zeewater. Deze strijd verliep goed af voor de Hermunduri en slecht af voor de Chatti. Het ligt voor de hand dat deze zoutwinning alleen aan een zeekust kan hebben plaatsgevonden, omdat veen uit en door de zee gevormd, winbaar zout bevat, en bovendien aan de kust de enorme hoeveelheden zeewater beschikbaar zijn om de as van het veen nog verder te verrijken en het zout te doen neerslaan. De naam van het dorp 'De Panne' in Vlaanderen (bij Duinkerke) verwijst nog naar zoutwinning die hier sinds mensenheugnis plaats vond.
Zijn de historici dan helemaal de weg kwijt die de stammen van de Chatti en de Hermunduri in het Duitse Hessen of “daaromtrent” hebben geplaatst, waar geen druppel zeewater te vinden is om deze zoutwinning te bedrijven? Het is wel duidelijk dat deze twee stammen aan de kust van Het Kanaal woonden. De Chatti woonden in Frans-Vlaanderen waar de Katsberg aan hen herinnert. De Hermunduri waren de bewoners van Hermelinghen, op 11 km oost van Marquise.
In de Duitse traditie woonden de Cherusken en Chatten ruim 400 km van elkaar. Kun je dan spreken van 'even' elkaar opzoeken en spreken als ze samen de Romeinen in de Varusslag verslaan? Ook andere stammen zijn bij die veldslag betrokken, waaruit duidelijk blijkt dat ze in elkaars nabijheid woonden. De drie Romeinse legioenen hadden bij elkaar zo'n 15000 legionairs. De Varusslag duurde drie dagen en deze legioenen werden niet in één keer verslagen. De omvang van de Germaanse strijders kan dus beduidend minder zijn geweest.
Veel details zijn onmogelijk in Duitsland te plaatsen en geven de juiste streek aan waar de Hermunduri en ook de Cherusken woonden. De Chatti woonden aan dezelfde kust waar de Katsberg hun hoofdplaats was. De verwarring is mede ontstaan door het onjuist opvatten van de riviernamen Albis, Amisia, Wisurgus en Lippia (zie daar). Ook uit de latere veldtochten van Germanicus blijkt dat het geheel zich dicht aan de kust heeft voorgedaan (zie de Varusslag).
- De reis van de gevangen genomen jongens en het Romeinse leger zou 5 dagen geduurd hebben (p.29) toen ze de Alpen bereikten: 'hoge bergen met besneeuwde toppen, waar Rijn en Donau hun oorsprong vinden'. Dat zou betekenen dat er ongeveer 160 km was afgelegd (berekend volgens informatie van een tocht van 961 Gallische mijl in 65 dagen). De plaats van vertrek lag dan niet in midden Duitsland aan de middenloop van de Weser waar men traditioneel de Cherusken plaatst. Vanaf de Weser (Hannoversch-Munden, Kassel) tot de Alpen (in Liechtenstein) is ruim 580 km. (over nu begaanbare wegen, maar waren die er toen ook al?). Het geeft al aan dat de plaats van vertrek dichter bij de Alpen gelegen heeft, in elk geval niet op de plaats waar men traditioneel de Cherusken plaatst. Overigens ontspringt de Donau niet in de Alpen, maar in het Zwarte Woud.
Enkele citaten uit studies (Bron: Wikipedia en SEMafoor).
» Het Latijn dat wij kennen is het Latijn uit de literaire tradities, denk aan namen als Cicero, Caesar, Sallustius, Apuleius, Vergilius, Catullus en nog een paar honderden anderen. Dit Latijn werd niet gesproken.
» Latijn als literaire en politieke taal was anders dan wat gesproken werd in de straten van Rome. Daar werden overigens ook andere talen gesproken, zoals Grieks.
» Het gaat er om hoe je het begrip 'verwantschap' opvat. In alle boeken staat dat de Romaanse talen uit het Latijn zijn voortgekomen. Dus is het zo. De mogelijkheid dat alle boeken fout zijn sluit men bij voorbaat uit. Latijn is eigenlijk gewoon potjesromaans. En het is niet helemaal juist om het een dode taal te noemen. Het is een gekunstelde schrijftaal die nooit levend is geweest, dus nooit zo gesproken is.
» Het Latijn was een kunstmatig Latijn dat, vooral rond de periode van Sallustius, gecreëerd werd om literaire werken te schrijven en als voorbeeld diende voor bijna alle andere Latijnse auteurs. Het was een soort veredelde taal die voornaam en statisch moest klinken. Vermoedelijk was het ook een poging om de grammatica te normeren. Dit geschreven Latijn was uiteraard gebaseerd op het gesproken Latijn , maar het bleef een kunstmatige taal en het gesproken Latijn lag vrij ver van deze schrijftaal af.
» Onze kennis over het gesproken Latijn is vrij beperkt wegens het gebrek van bronnen: er bestond toen geen opname apparatuur, analfabetisme was eerder regel dan uitzondering en de gelukkigen die konden lezen en schrijven, hadden dit kunstmatige Latijn als lesstof. De weinige geschreven bronnen die dichter bij de gesproken taal aanleunden (Plautus, brieven van Cicero, Vitruvius, Petronius en de epigrafische bronnen) laten niet toe om veel veronderstellingen over het gesproken Latijn te maken.
|
- Tijdens het oplossen van de puzzel van 'drie hoofden tussen twee lichamen' blijken Armin en Wulf (die dan Flavus - Blonde) heet, niet alleen Latijn te kunnen schrijven (en dus ook te kunnen lezen), maar ook te kunnen spreken (p.104). Het was Arminius en Flavus ook streng verboden om een andere taal dan Latijn te spreken (p131). Hun eigen taal werd kleinerend 'blaffen' genoemd (p.78). Het schrijven gebeurde de ene keer op een wastafeltje (o.a p.106 en 109), dan weer op een strook papyrus (p.107). Dat zouden ze tijdens hun verblijf in Rome even geleerd hebben. Dat de Germanen ooit Latijn hebben kunnen lezen en schrijven is een hypothese ofwel een nooit bewezen opvatting van enkele archeologen omdat men opschriften in het Laijn vond in gebieden waar Germanen gewoond zouden hebben. Als voorbeeld kan de hele mythe van de Bataven in de Betuwe dienen. Zie daar! Dat het Latijn ooit een gesproken taal is geweest is eveneens een hypothese ofwel een aangenomen maar nooit bewezen veronderstelling. Er zijn meerdere publicaties bekend waarin daar ernstig aan getwijfeld wordt. Zie de voorbeelden in het kader hiernaast.
Zo is Manfredi van mening dat Julius Caesar bij het schrijven van De Bello Gallico (de Gallische oorlog) een non-waarheid schreef. "Het waren verhalen van de daden waarin zij zelf de hoofdrolspelers waren geweest en het kwam vanwege hun enorme invloed bij niemand op om ze tegen te spreken. Als er al andere versies van de feiten bestonden die niet bij de macht in de smaak vielen, verdwenen die langzaam maar zeker. Zodoende bleef er maar één waarheid over en dus een non-waarheid" (p.108). Vraag is dan waarom Julius Caesar dan door moord aan zijn einde kwam. Romeins keizers werden doorgaans vermoord vanwege onvrede onder hun getrouwen.
Zou die non-waarheid ook voor andere klassieke Romeinse schrijvers kunnen gelden? Dan blijkt historisch onderzoek op grond van geschreven bronnen toch niet onweerlegbaar. Tacitus geeft in elk geval een andere kijk op die verhalen. Zie het kader "Een zwarte bladzijde uit de Europese geschiedenis en zeker geen Cultureel Erfgoed".
Er zijn meerdere voorbeelden te vinden in dit boek waarvan geen sprake is van 'historisch juist'. Het 30-jarig jubileum van de slag bij Actium zou dus in 1 v.Chr. plaats hebben gevonden (p.141). Daarna wordt ook de aanslag op Augustus genoemd (p.171) die echter in 2v.Chr., dus eerder, plaatst vond. De volgorde van beide gebeurtenissen is dus onjuist.
Ook zijn er zijn meerdere voorbeelden te geven waarbij Manfredi een beetje de weg kwijt raakt en de avonturen van Arminius en Flavus grootste vormen aannemen. Het fantasievolle van zijn verhaal is hier zeker debet aan. Het verhaal is vergelijkbaar met het stripboek over de Aquila Maris, nave Romana, zeer lezenswaardig overigens net als het boek van 'Asterix en Obelix en de Romeinen'. Maar historisch juist? Lees meer op https://www.amicidelfumetto.it/wp-content/uploads/2018/09/AQUILA-MARIS.compressed.pdf

Een plaatje uit dit stripboekover de Aquila Maris toont ons ook hoe de twee broers eruit gezien zouden kunnen hebben. Op de tribune in de Arena waar een wedstrijd met strijdwagens plaats vindt zitten ook 'twee onbekende toeschouwers die een onbegrijpelijke Friese taal spreken' ('incomprensibile dialetto Frigio'). Opvallend is dat deze auteurs van dit stripboek het over een Friese taal hebben.
In dit stripboek zien we meer figuren getekend die een rol spelen in het boek van Manfredi, zoals de mooie Julia. Dat geeft een leuk beeld van het verhaal, maar toont ook aan dat het allemaal maar verzonnen is, net als Asterix en Obelix. Uiteraard zullen er ook wel details in voorkomen die historisch juist zijn, maar dat geldt zeker niet voor de inhoud van het hele boek. Let vooral op die mutsjes. Het mutsje van Flavus is een 'Franse Kiabi' uit de tijd van de Franse revolutie. De Smurfen hadden ook van die mutsjes, maar dan wit. Alleen Grote Smurf had een rode (zie afbeelding rechts). Het mutsje van Arminius lijkt het meest op dat van Roodkapje. Het is duidelijk te klein.

Zie ook de afbeeldingen van Arminius en Flavus in de linker kolom, afkomstig van het stripboek 'De adelaars van Rome'.
De Aquila Maris heeft zeker bestaan, maar de grootte die Manfredi eraan geeft is wat overdreven. Met een lengte van 45 meter was de breedte geen 7 meter, maar volgens de site op internet slechts 5 meter en had het schip geen 400 koppen, maar net de helft waarvan 170 slavenroeiers en 30 schippers en soldaten.
Op p.148 lezen we dat de volledige opleiding van Arminius en Flavus was afgerond in het verloop van een paar maanden. Ook oefenden ze met zwemmen, een bezigheid die ze ook hadden uitgeoefend in de rivieren en meren van hun vaderland. Het zijn uitspraken van Manfredi die we toch graag toegelicht hadden gezien. Welke opleiding het was blijft onduidelijk. Overigens komen verderop in dit boek nog een aantal aanvullende opleidingen ter sprake, zoals die van schipper en als gladiator waarbij hij zelfs tegen de (later bekende en beroemde) Germanicus strijd. Welke rivieren en meren (meervoud) hier bedoeld worden is een vraag als we dat vaderland in midden-Duitsland zoeken. De Weser is daar dan wel een rivier, maar welke rivieren zijn daar nog meer?
Ook het afronden van hun opleiding in een paar maanden roept enkele vragen op. Gezien de tekst gaan er toch meerdere jaren voorbij tijdens hun aanwezigheid in Rome, zelfs zo veel dat de herinnering aan hun moeder helemaal vervaagd is. Ze worden immers meegenomen als jongens en keren uit Rome terug als volwassen mannen.
Over die gladiatorengevechten houden Arminius en Flabus een meer humane opvatting op na dan de Romeinen. Wie zijn hier de 'barbaren'? Zij kunnen geen begrip opbrengen voor de hartstocht van de Romeinen bij zulke vertoningen. Vechten en het leven verliezen om toeschouwers te vermaken, leek hen zinloos. In hun mentaliteit vocht iemand alleen om wezenlijke redenen zoals zich verdedigen tegen een indringer of wraak nemen voor een belediging, een beschuldiging of verraad (p.148).
De herhaalde aannamen dat Arminius in het Romeinse leger een carrière als "beroepsmilitair" nastreefde of dat hij "een sterk op een reguliere eenheid van hulptroepen lijkend" strijdverband van Cherusken commandeerde, zijn onbewijsbare of anachronistische veronderstellingen in het hele verhaal van de broers, evenals alle gespreken tussen hen en met de Peutingerkaartanderen.
Het derde en laatste deel in dit boek van Manfredi gaat dan eindelijk over de veldslag in het Teutobruegrwoud, de 'Varusschlacht' en de latere veldtochten van Germanicus, waarbij sprake is van het bloedbad, wraak en een nutteloze oorlog. Na twintig jaar oorlog en enorme kosten werd 'het project' afgeblazen. Maar dan zijn we al op p. 313 aangeland en hebben we nog een 98 pagina's te gaan.
Begrijpelijk, want over de werkelijke Varusslag is weinig te vertellen. Er zijn slechts 4 klassieke schrijvers die er iets over vermelden, Tacitus, Florus, Cassius Dio en Velleius Paterculus. Deze vier auteurs geven geen precieze informatie over de geografische locatie van de gebeurtenis, vandara dat er nog steeds discussie over bestaat. Het verloop van de strijd wordt alleen beschreven door Cassius Dio. Met uitzondering van Velleius Paterculus, schrijven alle auteurs minstens 90 jaar na de gebeurtenissen. Wat hun bronnen zijn of waarop zij hun kennis baseren blijft onbekend. Wat Manfredi over de locatie en het verloop van de slag verteld komt uit eigen pen, als het niet overeenkomt met wat een van deze vier auteurs hebben vermeldt. En dat is zo summier dat zelfs de grote Duitse historicus Theodor Mommsen qua informatie 'wat op de vlakte' blijft. Lees boven of hierna meer over de teksten.
Wat duidelijk is dat van het streven om de grens van het Romeinse rijk aan de Elbe te leggen werd afgezien. Daarmee kwam de grens op de Rijn te liggen en na 270 op de lijn Boulogne-sur-Mer naar Keulen (nagenoeg de taalgrens die toen niet ontstaan is, maar daarvoor reeds bestond; zie bij de taalgrens). In de hele discussie blijft onderbelicht in hoeverre met de Albis wel de Elbe is bedoeld en met de Wisera de Weser. Lees meer over de rivieren. Immers in het noorden van Duitsland zijn geen Romeinse resten aangetroffen, niet van kampen, niet van veldslagen die er plaats moeten hebben gevonden en geen wegen of mansio's. De meest noordelijke resten die men aan de Romeinen toeschrijft zijn gevonden bij Kalkriese. En of hier de Varusslag plaats vond, valt te betwijfelen. Daarvoor zijn de gevonden relicten te mager, ook al zijn ze indrukwekkend.

Kaart van het Romeinse Rijk volgens de traditionele opvattingen. Merk op dat er geen enkele Romeinse weg heeft bestaan ten oosten van de Rijn in Noord- en Midden-Duitsland en niet in het gebied van de Cherusci. (Klik op de kaart voor een vergroting).
Wat weten we uit de klassieke teksten?
Onderstaande lijst geeft alle bekende verwijzingen naar de strijd in de literaire bronnen uit de klassieke oudheid. Hoewel de beschrijving in Dio Cassius' Romeinse geschiedenis het meest gedetailleerd is, werd dit werk bijna twee eeuwen na de gebeurtenis geschreven en wijzen sommige nieuwe details, die niet vermeld worden door eerdere auteurs, er zeer waarschijnlijk op dat zijn werk eerder als een literaire bewerking van de gebeurtenissen moet worden gezien, dan als een echt betrouwbare historische beschrijving. Wat latere historici ervan gemaakt hebben heeft meer te maken met romantische beschrijvingen, dan met werkelijke historie gebaseerd op de Romeinse bronnen, zoals:
- Ovidius, Tristia (Zorgen), dichtwerk door Ovidius in 10 en 11 na Christus vervaardigd
- Marcus Manilius, Astronomica, een gedicht uit de eerste helft van de eerste eeuw
- Strabo, Geografia 7:1.4, geografisch-thematische geschiedenis rond het jaar 18 geschreven
- Marcus Velleius Paterculus, Romeinse geschiedenis 2:117-120, geschiedenis uit het jaar 30
- Tacitus, Annalen 1.3, 1.10, 1.43, 1.55-71, 2.7, 2.41, 2.45, geschiedenis geschreven in het jaar 109
- Suetonius, Leven van de Twaalf Caesars: Augustus 23, Tiberius 17-18, serie biografieën uit het jaar 121
- Florus, Epitome de T. Livio Bellorum omnium annorum DCC Libri duo 2:30, geschiedenisy/panegyricus, geschreven in de vroege 2de eeuw, ongeveer 100 jaar na de slag.
- Dio Cassius, Romeinse geschiedenis 56:18-24, geschiedenis geschreven in de eerste helft van de 3de eeuw
De mythe van het Duitse Teutoburgerwoud. Zie ook Diets.
De nederlaag van Varus in 9 na Chr., waarbij zijn legioenen in het Teutoburgerwoud in de pan werden gehakt, is eeuwenlang als één der grootste heldendaden van het Duitse volk beschouwd.
De Duitse historici hebben hem vanzelfsprekend tot Hermann “gegermaniseerd” , wat nog tot daaraan toe is, maar met ere werd de slag in het Teutoburgerwoud ca. 400 km van zijn authentieke plaats gehaald, wat minder fraai is. Het moet de Duitse historici als een pluspunt worden aangerekend, dat zij meermalen ernstige twijfel hebben uitgesproken aan de “Duitse” versie en lokalisatie van die slag, al kwamen zij niet tot de juiste oplossing, wat voor het grootste deel veroorzaakt is door het misverstaan van Tacitus’ “Germania” .
Uit andere gegevens blijkt (zie Addendum 6, teksten 27 en 28) dat een altaar, aan Drusus gewijd, zich vlakbij het graf van Varus en het Teutoburgerwoud bevond, waardoor bewezen wordt dat de verguisde Ptolemeus het voor de zoveelste keer bij het rechte einde heeft gehad, en ten tweede is aangetoond dat de Franse Hermann ten onrechte in het Duitse Teutoburgerwald staat.
Opvallend is, hoewel dat met alle doublures weinig toevallige meer is, dat er in Noord-Frankrijk ook een 'Teutoburgerwoud' bestaat. Wat is dan het juiste Teutoburgerwoud? Dat in Duitsland dat pas sinds 1616 zo heet of dat in Frankrijk?
De verplaatsing van de slag in het Teutoburgerwoud van Frankrijk naar Duitsland is geen incident, geen losstaand feit, doch de beklinking van de veel grotere misvatting met betrekking tot de rivieren Albis, Amisia, Wisurgis en Lippia die allen in Duitsland gedoubleerd zijn, net als de plaatsen Werden, Bremen, Hamburg enz.
De 'vertaling' van de naam Arminius in Hermann geeft al de onzorgvuldigheid van de Duitse historici aan. Manfredi is het wel mee eens dat die naam onjuist is (p.398). Deze naam is overigens bedacht door Philipp Melanchton, een naaste mederwerker van Maarten Luther. We kennen Maarten Luther vooral vanwege zijn stellingen tegen de katholieke Kerk. Hij was een geloofshervormer al werd hij door de Kerk als een ketter beschouwd. Luther heeft meer op zijn “geweten”. Zijn naaste medewerker en volgeling Philipp Melanchthon plaatste als eerste de Varusslag in Duitsland. Bij de Varusslag in 9 n.Chr. leden de Romeinen een gevoelige nederlaag tegen de Germanen onder leiding van Arminius. De benaming “dux belli” (=aanvoerder van de strijd) werd door Luther vertaald met “Heer-mann” (=leger leider). In het spraakgebruik verbasterde dat tot 'der Hermann'. Daarmee werd Luther de eerste dominee, hoewel deze titel toen nog niet bestond, die zich met geschiedschrijving bezig zou gaan houden. Er zouden meerdere dominees volgen, zoals Pickardt en Smetius. In de 17e eeuw werd het Lippische Wald voor het eerst het Teutoburgerwoud genoemd, aangezien Tacitus als plaats van de Varusslag het 'Teutoburgiensis saltus’ noemt. In werkelijkheid vond deze veldslag plaats in Noord-Frankrijk, niet ver van de kust van het Kanaal, waar de Teutonen in het naar hen genoemde woud 'Teutobugiensis saltus' woonden en waar de plaatsnaam Doudeauville (in de Notitia Dignitatum Occidentis uit 420 worden de Teutoniciani genoemd als een volk in Gallia) nog naar verwijst. Zo kwam Duitsland aan zijn Herman, waarvan het standbeeld dan ook op de verkeerde plaats staat.
Wat de oorlogen uit het begin van de 1e eeuw tegen de Germanen betreft: het spreekt vanzelf, dat de befaamde slag van het Teutoburgerwoud niet in Duitsland heeft plaatsgevonden doch in het noordwesten van Frankrijk. Dit staat al voldoende vast door het feit dat de “Tropaea Drusi”, het monument dat Germanicus op de plaats van de slag liet oprichten, door Ptolemeus met betrouwbare coördinaten in het noorden van Frankrijk wordt geplaatst.
In de veldtocht van Varus in 9 na Chr. De slag in het Teutoburgerwoud, waaraan Germaanse stammen deelnamen, die Tacitus alle in het noorden van Frankrijk situeert, draait van het begin tot het einde rond de Albis (Aa), de Amisia (Hem), de Wisurgis (Wimereux) en de Lippia (Lys), en helemaal niet rond de Duitse rivieren, waarop de merkwaardige namen-doublure pas in de 11e eeuw terecht is gekomen.
Teutoburger Woud, waar de Romeinse legioenen van Varus in 9 na Chr. werden verslagen, lag beslist niet in het huidige Duitsland. Zie Addendum 7 in Tacitus, blz. 148-153. De Teutones, die in 10 na Chr. al bij de klassieke auteurs voorkomen, en dus onmogelijk in Duitsland kunnen resideren, zijn in werkelijkheid bewoners van Thiembronne.
De Teutonen, volgens Theofried van Echternach door Boudewijn van Vlaanderen te hulp geroepen bij zijn strijd tegen de Mithilburgenses van Walichrum, waren de bewoners van Doudeauville op 6 km zuid van Desvres. Opmerkelijk is dat de naam en het begrip tegen het einde van de 11e eeuw nog bestonden. Het spreekt vanzelf dat in dit verband niet aan het Duitse Teutoburgerwoud gedacht kan worden.
Lees het boek "De Ware Kijk Op" voor al deze en andere teksten en oordeel zelf!
|