De traditionele plaatsen en de Peutingerkaart.
Terug naar de beginpagina.
Het Bronnenboek van Nijmegen weerlegt de Karolingische geschiedenis van Nederland.
Naar het overzicht in het kort.

De Bataven - Batavieren, een Nederlandse mythe.

De Batavenmythe is niet ouder dan de 16de eeuw.
De oudste 'Hollandse' schrijvers zoals Melis Stoke, noemen de Bataven niet. Daar hebben ze nog nooit van gehoord, net zo min als van Cananefaten. De Bataven gaan pas op het eind van de vijftiende eeuw een rol spelen in de historiografie van Nederland, al heeft men nog geen idee waar ze gewoond hebben. Aanvankelijk worden ze door Aurelius (begin zestiende eeuw) in Zuid-Holland geplaatst. Pas nadien komt onder Gerard Geldenhauer, met de nodige twijfel en discussie, de Betuwe in beeld.





Het boekje "De Bataafse Hut" (1990) van Auke van der Woud, geeft een goed beeld van de verschuivingen in het beeld van de geschiedenis tussen 1750-1850.
Vóór 1750 was het beeld dat geschiedschrijvers van het oudste Nederland hadden, gebaseerd op schaarse gegevens uit Romeinse en middeleeuwse bronnen. Veel werd toen maar aangenomen op summiere teksten. De Batavieren zag men als de heldhaftige en vrijheidslievende voorouders van het Nederlandse volk, al werd daar steeds flink aan getwijfeld. In de eeuw daarna vond echter in die beeldvorming een ware revolutie plaats. De Bataafse hut behandelt een wetenschappelijke en culturele revolutie die de ideeën over het prehistorische en middeleeuwse Nederland fundamenteel zou veranderen, en belicht daarmee een belangrijke periode uit de vaderlandse ideeëngeschiedenis.

De traditionele opvattingen laten de Bataven in holle boomstammen de Rijn afzakken om zo in de Betuwe te komen.
Het vroegste absoluut gedateerde voorbeeld van een boomstamboot in Nederland is gevonden in Oegstgeest en dateert uit circa 612
. (Bron: Archeobrief 3, sept.2015). Geen spoor van Bataven dus.

Klik op de tekst voor een vergroting.

Het FUNDAMENT van alle verwarring is het Karolingisch Paleis van Karel de Grote in Nijmegen. Dat paleis blijkt gebouwd op los zand, op nooit bewezen losse beweringen. Op dat losse zand zijn alle volgende mythen gebouwd. Immers als Nijmegen fout is, was de Betuwe ook niet het land van de Bataven; was Utrecht niet de bisschopszetel van Willibrord fout, werd Bonifatius niet in Dokkum vermoord en hebben de Noormannen nooit in Nederland geplunderd.
Dan stort het hele kaartenhuis van de Nederlandse mythen in elkaar.


Bonifatius, Willibrord, Karel de Grote en de Noormannen zijn voor Nederland volkomen legendarisch.

Ook in Nijmegen zelf hebben kritische historici altijd getwijfeld een Betuwse Bataven. Zie de citaten o.a. uit Numaga, tijdschrift en Jaarboek van de Historische Vereniging in Nijmegen.

De Duitse website 'Portal Rheinische Geschichte' omschrijft de Bataven als volgt:
De Bataven was een Germaanse stam waarvan het nederzettingsgebied in de Romeinse provincie Belgica lag. In 69 na Christus keerden ze zich tegen hun Romeinse bondgenoten en veroverden ze Xanten. De opstand werd al in 70 na Chr. door de Romeinen neergeslagen. De Bataven moesten zich terugtrekken over de Rijn en vestigden zich vanaf dat moment in de omgeving van Nijmegen. In de 4e eeuw werd hun land veroverd door de Franken en opgenomen in het Frankische rijk.

Ofwel: geen Betuwe, maar Gallia Belgica! En pas na de opstand vestigden de Bataven zich in de omgeving van Nijmegen (sic?).


De Bataven, een verdwenen volk?

Modern onderzoek plaatst de Bataafse mythe op een flinke portie drijfzand. Historisch klopte van die ideeën al heel weinig, maar ze vervulden een behoefte en gingen erin als koek. Leiden doopte zich fantasierijk om tot Lugdunum Batavorum (Lyon van de Bataven), de hoofdstad van de Oost-Indische kolonies kreeg de naam Batavia, Nederland werd tijdens de Franse Revolutie tot Bataafse Republiek uitgeroepen.
Al gelooft tegenwoordig niemand nog in de mythe van de Bataafse voorvaderen, toch blijven er restanten van aanwezig. (Bron: H.Clerinx).

In zijn boek 'Etnic ldentity and imperialpower. The Batavians in the early roman empire' (ISBN 90 5356 705 4) schrijft Nico Roymans dat er geen archeologisch bewijs is voor een migratie van Chatten naar het rivierengebied. Desondanks blijft men wel aannemen dat de Bataven een samensmelting waren van migranten uit het midden-Rijn-gebied (Hessen) en een inheemse bevolking. Op grond waarvan men dit aanneemt blijft onbekend. Het zal wel 'de traditie' zijn.

Wat moeten we ons voorstellen bij 'Het Eiland van de Bataven'?

Frans-Vlaanderen waar tijdens de transgressies duidelijk 'het eiland van de Bataven' is te zien. Het is een zandbank in het transgressiegebied voor de kust van Frans-Vlaanderen ter hoogte van Calais-Duinkerke.




In het boek "Opgespoord Verleden, archeologie in de Betuweroute" (Uniepers 2001) blijkt dat men de Bataven in de Betuwe nog steeds en onveranderd als een archeologisch raadsel blijft beschouwen. "Driekwart van de vindplaatsen blijkt uit de prehistorie te dateren. Dat klopt niet met het beeld dat we tegenwoordig hebben van de bewoonbaarheid van het rivierengebied" (p.172).
"Archeologisch hebben de Bataven weinig sporen achtergelaten" (p.146). "Waar de Bataven gebleven zijn, is ondertussen een archeologisch raadsel". "Alleen een enkele plaats- of streeknaam, zoals Betuwe en toevallig (?) ook Kesteren verraadde vanaf die tijd nog iets van een verbinding met de periode rond het begin van de jaartelling" (p.171).
Aldus enkele citaten uit dit boek.
Ofwel: er is niets gevonden van het machtige volk van de Bataven. De twee genoemde namen zijn ook geen bewijzen, maar aannames op grond van geheel foutieve etymologie.
Het is wel duidelijk dat er geen enkel archeologisch bewijs bestaat van de aanwezigheid van de Bataven in het Nederlandse rivierengebied, wat ook al werd aangetoond met de opgravingverslagen van de 'ADC Rapportage Tracé begeleiding Betuweroute'.
Momenteel wordt dat ook erkend door Stijn Heeren, die daarover schrijft dat de Betuwe te klein is om zoveel Bataafse legionairs te kunnen leveren. Hij presenteert dit als door hem ontdekt nieuws! Albert Delahaye wist dat al in 1965.

Toch kwalificeert men aardewerk gevonden in de Betuwe archeologisch als 'Bataafs aardewerk' aangezien de historici de Betuwe als het land van de Bataven beschouwden. Dat laatste is echter een hypothese ofwel een als voorlopige waarheid aangenomen maar nog te bewijzen veronderstelling. Derhalve is Bataafs aardewerk een dubbele hypothese. Ziet U de dubbele cirkelredenering? Voordat je in de Betuwe gevonden aardewerk kunt kwalificeren als 'Bataafs', dient eerst bewezen te worden dat de Bataven in de Betuwe woonden en dat het gevonden aardewerk ook door hen gemaakt is.

Op enkele Romeinse grafstenen komt de tekst van 'een Bataaf uit Noviomagus' voor. Hierin wordt in Nederland meteen een bewijs gezien dat de Bataven koppelt aan Nijmegen. Maar is dit wel zo? Zou een Bataaf nog eens extra laten vermelden dat hij uit Nijmegen kwam, als hij daar al woonde? Gewoonlijk kwamen Bataven dus niet uit Noviomagus, maar uit de Batavia, die dus niet bij Noviomagus lag. Overigens is zo'n grafsteen nooit in Nijmegen gevonden.

De Bataven woonden in hetzelfde gebied als de Mattiaci. Zij worden door klassieke schrijvers (Tacitus, Plinius) afstammelingen van de Chatti (Katsberg) genoemd en de gelijken van de Mattiaci (die in Watten woonden).

In Nijmegen is nooit iets gevonden van het zogenaamde Oppidum Batavorum (lees daarover bij W.Willems), noch in Leiden van Lugdunum Batavorum, de twee hoofdsteden van de Bataven.
Van Es (o.c. p.30) plaats de hoofdstad Lugdunum van de Bataven in het land van de Cananefaten. Hiermee wordt onweerlegbaar aangetoond dat de Nederlandse interpretaties onjuist zijn. Welk volk bouwt immers zijn eigen hoofdstad in het buitenland?



Drusus heeft door het gebied van de Bataven een kanaal laten aanleggen, waardoor een veiliger vaarweg ontstond van de Renus en een dam laten bouwen om een betere verdeling te maken van het water dat door de Renus wordt aangevoerd. (Byvanck, o.c. p.203).

Deze constatering van Byvanck weerspreekt de traditionele visie in Nederland, die het kanaal van Drusus namelijk NIET in de Betuwe plaatst, maar aan de Utrechtse Vecht of aan de Gelderse IJssel (Er zijn dus twee locaties voor, ofwel men weet het niet).



Nederland in de vroege middeleeuwen. Duidelijk is wel dat meer dan de helft van het land onbewoonbaar was.

De Bataven waren (al vanouds zoals Tacitus schrijft) bondgenoten van de Romeinen. Toch blijkt uit de Germaanse vondsten langs de Rijn die wij als Bataafs kenmerken, juiste geen hoger beschavingspeil en juist geen sterke Romeinse invloed. (Bron: J.Romein).
Het is dan ook duidelijk dat de Bataven niet in de Nederlandse Betuwe woonden. Daar blijkt geen enkele archeologische aanwijzing voor te bestaan.

In de ogen van de Romeinen waren de Germaanse volkeren de barbaren. Hoewel de Romeinen met deze naam slechts de (bebaarde) vreemdelingen aanduidden, kreeg het later de betekenis van onbeschaafdheid, zonder enig normbesef.

Wie waren nu de echte barbaren?
De Romeinen hadden als gewoonte om gevangen genomen vijanden tijdens 'prachtige' spelen door wilde beesten te laten verscheuren. Toch spreekt men over de Germanen als 'barbaren'.

En is het toeval of vanzelfsprekend dat juist in dit gebied rond Béthune uit de opstandige volksaard ook nadien nog enkele ingrijpende historisch gebeurtenissen zijn voortgekomen, zoals de moord op St.Bonifatius bij Hazebroeck en het begin van de Beeldenstorm in Steenvoorde, om er maar 2 te noemen.
Simon van Leeuwen schreef het reeds in 1685: "Sommige willen dat het oud Batavien hier eerst zoude begonnen hebben, en op zigzelven met de naam van Batua, ofte Betuwe zoude bestaan hebben, hetgene glad en al tegens het schrijven van Caesar, Plinius en Tacitus strijd, de welke die luyden of niet gelezen, of niet verstaan en hebben; Onder deze de minste bewijsreden daarvan bybrengt, en in tegendeel alles buyten het gene de oude Schrijvers zo omstandelijk daar van hebben geschreven, voorby gaat , en uyt zyn eygen hersenen wat nieuws schijnt by te brengen, het welk in geen waarheid bestaat, en sulx niet waardig gelezen of weerleid te werden, want yemand die maar tamelijk in de oude schriften geoeffent is, weet beter."

In de Batua moeten onder meer de volgende plaatsen gelegen hebben: Andassale, Andleda, Argova, Arnestadi, Attiniacum, Aspanmora, Babinga, Bedensis, Bichendorf, Billiacum, Bloheim, Bollingen, Bosolvia, Buxingi, Colvidum, Conzteim, Crastlingi, Dagoradaville, Deddingwerbe, Dreise, Einingi, Elti, Ewic, Evitano, Gauriagum, Genesvurdhi, Getvurdh, Gladebach, Harawa, Haslum, Heddingrip, Hem, Hinlesum, Hlegilo, Hoensal, Holzheim, Humerki, Imiswalde, Kinhem, Langenrech, Linterwic, Lullingas, Luvigus, Machonvillare, Maquila, Midningi, Monicesloc, Nedervurdhi, Nommero, Nordmora, Obinghem, Oigmore, Officinus, Rorici, Russingi, Sceddanvurthe, Sedlingi, Seltnon, Silec, Trustlingi, Westracha, Winx, Wirem. Waar liggen al deze plaatsen in de Betuwe? En dan gaat het niet om vandaag of gisteren, maar om de 7de tot 9de eeuw!
Zolang de Nederlandse historici deze plaatsen niet in de 7de of 9de eeuw in de Betuwe kunnen aanwijzen, moeten ze ophouden met de mythe van de Bataven in Nederland.


Het Eiland van de Bataven maakte deel uit van Gallië. Dit staat, volgens mededelingen van de Romeinse klassieke schrijvers, buiten twijfel. Na de lokalisatie van het Eiland der Bataven in Nederland moest aangenomen worden (hetgeen dan ook prompt gebeurde), dat Gallië zich tot aan de Nederlandse Rijn heeft uitgestrekt en soms tot en met Friesland. Hier is een prachtig voorbeeld van een volledig; foutieve deductie, gevolgd uit een foutief principe. Deze overtuiging heeft in de Westeuropese geschiedenis geleid tot een haast onontwarbare kluwen van misvattingen, omdat het een van het ander werd afgeleid, zodat men nu zit met het feit, dat talloze historische en vooral archeologische gegevens niet in overeenstemming zijn te brengen met de opvatting, dat Nederland een deel van Gallië was.

Het is onvoorstelbaar dat de opvatting van de Bataven in de Betuwe nog steeds bestaat. Zelfs in de meest gerenommeerde historische boeken en encyclopedieën lees je dit verhaal, terwijl W.van Es in 1986 al constateerde dat de gedachte van de Bataven in de Betuwe thans geen bijval meer vindt. (zie hieronder)
Het is een volslagen mythe, voortgekomen door het onjuist begrijpen van de Latijnse teksten van Tacitus en van Plinius, die schreef (Naturalis historia, IV, 106): " ... daar wonen de Ubii, ligt Colonia Aggrippinensis, de Guberni, de Bataven, die wij genoemd hebben in de eilanden van de Renus". Er is geen sprake van HET eiland, maar van DE eilanden van de Renus: waar liggen die in Nederland? Bovendien is dat maar de helft van het woongebied dat genoemd wordt. Immers, de Bataven vestigden zich op het onbewoonde uiterste deel van Gallië en op een daar gelegen eiland.
Een andere klassieke auteur, Orosius, schrijft ca. 400 over Engeland: "Op de kust van Brittannia aan de overkant van de zee en het dichtst bij Gallië gelegen bevindt zich de stad Rutupi-portus (Richborough) vanwaar men de Menapiërs en de Bataven ziet, niet ver van de Morini die in het zuiden wonen". Dan is toch wel duidelijk waar de Bataven woonden en wel op dezelfde plaats waar Tacitus over schreef: Frans-Vlaanderen.


Archeoloog dr.W.Willems schreef in 1986 bij zijn opgravingen naar het Oppidum Batavorum in Nijmegen: "We hebben het niet gevonden". En ten aanzien van de Bataven dat "als er al Bataven in Nijmegen of omgeving zijn geweest, dan hoorden zij bij het Romeinse leger ter plaatse". Dat is toch duidelijke taal?

Aangespoord door de boeken van Albert Delahaye, ben ik (naam bij de redactie bekend) al tijden op zoek naar archeologisch stevig gefundeerd bewijs voor zaken als de Bataven, Karolingisch Utrecht, Dorestad bij Wijk bij Duurstede, etc. Tijdens het zoeken op Internet kom je af en toe wat bijzonders tegen. Daarbij is vooral het volgende citaat erg boeiend: "Een recent onderzoek naar de verspreiding van zegeldoosjes in het Nederlandse rivierengebied, in de kern van de civitas Batavorum, levert echter een verrassing op. Zesentwintig stuks blijken afkomstig van de aan Hercules Magusanus gewijde tempel van Empel, en tachtig doosjes zijn gevonden in vijftig uiterst simpele, Bataafse plattelandsnederzettingen. De oudste dateren uit de tijd van keizer Augustus (27 v. - 14 na Chr.), het gros is uit de eerste en tweede eeuw. De VU-archeologen prof.dr. Nico Roymans en dr. Ton Derks leiden daaruit af dat een belangrijk deel van de Bataafse gemeenschap het Latijnse schrift beheerste. Zij gingen de herkomst van de zegeldoosjes inventariseren nadat er bij recente opgravingen bij Tiel een groot aantal werd gevonden bij eenvoudige boerderijen.".

Hoewel er archeologisch (nog steeds?) weinig op tafel ligt om de hoeveelheden manschappen aan Bataven in de Betuwe te koppelen, lijkt het in het citaat een kerngegeven. Sterker nog, op basis van het schijnbare feit dat de 'civitas Batavorum' daar gelegen zou moeten hebben, worden er nu conclusies getrokken over de Bataafse leefgemeenschap aldaar die het Latijnse schrift beheerst zouden hebben. Wellicht hebben de mensen in die 'simpele Bataafse nederzettingen' het Latijn beheerst, maar waarom dat nu de Bataven waren? Of waren het Romeinen die brieven schreven en deze zegeldoosjes gebruikten? Op grond van zo'n zegeldoosje kun je toch niet beweren dat de Bataven brieven schreven en nog wel in het Latijn? En om naar wie te sturen, die dat dan konden lezen? Dit is wel een erg infantiele opvatting van deze professor (sic)! Het zijn nogal wat deducties met waarschijnlijkheden in ketens geschakeld.

In een ander (kranten) artikel 'De uitvinding van de Bataven' (hoe ironisch is deze titel trouwens) zijn er ook boeiende redeneringen te vinden: Hierin betoogt Roymans - hoogleraar Provinciaal-Romeinse Archeologie aan de VU - onder andere dat Bataven maar wat graag op de Romeinen wilden lijken. En dan het citaat: "Dat alles blijkt mede uit opgravingen, zoals de vondst van Romeins-Bataafse gedenkstenen in verre oorden en een Caesarkop in Nijmegen.". Als die gedenkstenen in verre oorden worden gevonden - en in Nijmegen een Caesar-kop - waarom ligt 'Batavia' dan niet in verre oorden? Ik volg de lijn niet goed. Maar goed, dit is dan ook een krantenartikel en wellicht heeft de journalist de redenering door de mangel gehaald. Het krantenaritkel bevat trouwens nog wat boeiends: "In die rijkere streken verrezen overal villae, centra van Romeinse bedrijvigheid en cultuur. De schaarse Romeinse villae in het rivierenland waren veel bescheidener en de meeste mensen woonden in de traditionele woon/stalhuizen met hun rieten daken." Dus in verre oorden plaatsen de Bataven gedenkstenen, maar thuis is het een stalhuis met rieten daken. Boeiend. Te kort aan steen in de Betuwe? In elk geval lijkt er geen twijfel bij Roymans te zijn of dit wel de Bataven zijn uit de oude geschriften. Wellicht heeft hij gelijk, maar ik vind het allemaal wel erg mager bewijsmateriaal om zo stellig uit de hoek te komen. Nu is er naar aanleiding van een vijfjarige studie van hem en zijn collega's een boek verschenen. Het gaat daarin vooral over cultuur/etniciteit e.d. Je kunt blijkbaar heel wat afleiden uit de vondsten in de Nederlandse ondergrond. Er zijn meerdere treffende 'wetenschappelijke aannames' in te vinden. Onder het kopje 'Major Changes in the Tribal Map after the Roman Conquest' geeft Roymans referenties naar de bronnen waarop hij zijn geografisch beeld lijkt te baseren. Geen referentie naar werk van andere collega's. Dit lijkt puur zijn eigen visie te zijn, terwijl Caesar nou niet de meest handige locatiebeschrijving geeft om precies te lokaliseren.

Voordat je verder gaat met een studie naar de cultuur van de Bataven op basis van archeologische vondsten, zou ik toch wat meer bewijsmateriaal willen aandragen dat het echt over de Bataven uit de historische bronnen gaat. Zeker als je historische teksten gaat toepassen op dat gebied en je verdere redenering er van afhangt. Dat hoef je als wetenschapper niet zelf allemaal te doen, je kunt ook refereren naar stevig werk van anderen. En als er bezwaren zijn tegen de locatie van de Bataven in de Betuwe, dan verwijs je als Roymans naar werk waar die bezwaren onderuit worden gehaald. Echter, dat doet Roymans dat niet.

Helemaal boeiend is het kaartje op bladzijde 24 (fig3.1). Onderschrift 'Tribal Map ofthe Lower Rhineland and surroundings at the Time of Caesar's conquest'. (zie afbeelding hiernaast: klik op de afbeelding voor een vergroting). Destijds bestonden de Flevopolders blijkbaar al. Ook de Noordoostpolder is er al. De Zeeuwse eilanden zijn netjes geordend. Hoe hij aan dit plaatje komt wordt niet duidelijk op deze bladzijde. Ik vind het allemaal zeer interessant. Vreemd dat dit trouwens niet als groot nieuws wordt gebracht! Blijkbaar zijn de Zuiderzeepolders gewoon nog een keer aangelegd. Natuurlijk weet niemand precies hoe het er toen uitzag, maar je zou dat toch op zijn minst even kunnen melden ('geprojecteerd op een moderne kaart'). Dit is wel heel suggestief zo.
Het gaat verder. Op bladzijde 25 in figuur 3.2 wordt het onderschrift helemaal interessant om te lezen: "Historically documented migration of Germanic Groups ..... ''. (zie afbeelding hiernaast: klik op de afbeelding voor een vergroting). Nergens een referentie uit welk document hij het plaatje haalt. Zou dit kaartje (met de moderne Zeeuwse eilanden, maar hier ontbreken de Flevopolders) dan daadwerkelijk door Caesar getekend zijn? Of heeft iemand dit getekend op basis van tekst in de historische documenten? Zo ja, wie dan? Roymans lijkt dit alles gewoon aan te nemen. Het lijkt in elk geval een directe en persoonlijke afleiding uit de Bello Gallico van Caesar. Dit is ook niet het hoofdonderwerp van zijn studie, dus moet hij verwijzen naar mensen die wel zo'n studie hebben gemaakt en overtuigend hebben bewezen dat de Bataven uit die documenten ook daar woonden. Dat stond en staat nog steeds op losse schroeven..
Op een meer gebruikelijke kaartje uit 50 na C. met het Ontstaan van de Nederlandse ondergrond (zie afbeelding hiernaast: klik op de afbeelding voor een vergroting)., ziet het er niet veel beter uit voor de theorie dat de Bataven in de Betuwe woonden. Allemaal veenmoerassen en waterrijke komgronden van de grote rivieren. Een paar primitieve nederzettingen zouden daar wel kunnen hebben bestaan, maar de thuisbasis van een groot en krijgshaftig volk? Dat is wel een 'big leap of faith'.

Wat dit verhaal wel aangeeft is hoe een hoogleraar in de archeologie zijn visie brengt: 'wishful thinking'.
Nu kennen we Roymans al langer met zijn fantasieverhalen, zoals over de veldslag van Julius Caesar bij Kessel. Maar ook daarvoor ontbreekt elk bewijs, zowel archeologisch als tekstueel.

P.S.Om belangrijke berichten te beschermen tegen ongewenste ogen, gebruikten de Romeinen zogenaamde zegeldoosjes (ze afbeelding hiernaast. Klik op de afbeelding voor een vergroting). Verzegelde brieven en andere poststukken werden hiermee beschermd. Met enige regelmaat worden deze zegeldoosjes in nabijheid van een legerplaats of op akkers met een metaaldetector gevonden. Men verzegelde poststukken onder meer om te voorkomen dat deze door vreemden gelezen werden. Om post nog beter te beschermen, gebruikten Romeinen zegeldoosjes om de lakstempel, zodat de lak niet per ongeluk werd gebroken.
Het is ook frappant wat W.A. van Es over de Bataven schrijft in zijn boek "Romeinen, Friezen en Franken in het hart van Nederland" (1994): De gedachte dat de Bataven een verlaten gebied, de Betuwe en het Brabantse achterland, met hun aanwezigheid vulden, vindt thans geen bijval meer.
In
Het Verhaal van Gelderland erkent men dat ook: "In de Betuwe of in Nijmegen is geen enkel archeologisch bewijs gevonden van de Bataven" Dan houdt toch de hele discussie over Bataven in de Betuwe of waar dan ook in Nederland op?

Insula Batavorum, het Eiland der Bataven, dat op zijn minst het gehele oostelijke rivierengebied omvatte, is een later Romeins begrip".
'Het Kromme-Rijngebied is nogal ver verwijderd van de streek waar de Bataven zich vestigden. Van de komst van de Bataven naar Nederland zal hier weinig te merken zijn geweest. Dat er leden van die stamgroep zijn neergestreken, is hoogst onwaarschijnlijk. Contacten tussen het nieuwe machtscentrum bij Rossum en het Kromme-Rijn-gebied zijn denkbaar, maar aanwijzingen daarvoor ontbreken. Zilveren triquetrum-munten zijn zover naar het westen niet gevonden. Overigens zullen contacten met de Bataven, evenals trouwens de aanwezigheid van Bataven zelf, archeologisch altijd wel moeilijk aantoonbaar blijven. Afgezien van de genoemde munten zijn er tot nu toe geen specifiek Bataafse bodemvondsten'.

Zet dit even naast wat Van Es in 1981 schrijft in zijn boek 'De Romeinen in Nederland': "Rossum aan de Waal heeft nogal wat laat-Romeinse munten opgeleverd. Dit leidt tot de veronderstelling dat hier in de 4de eeuw nog werd gewoond, maar niet noodzakelijkerwijs tot de conclusie dat die nederzetting een militaire, laat staan een castellum was" En zelfs al lag er een castellum bij Rossum, dan nog is er geen noodzaak aan te nemen dat dit een schakel was in een gesloten keten van forten langs de Waal of de Maas. Een eventueel laat-Romeins fort Rossum zou de vroegere functie kunnen hebben behouden: versterking van het beginpunt van een invalsweg naar het achterland. Bovendien, zelfs al zou men een Waal-Limes willen aannemen, dan blijft nog de vraag wanneer langdurig in of bij de oude militaire vestingen gewoond is. Maar door wie, dat is de vraag. (p.127). Op p.232 wordt dit betoog vervolgd met: In het middenstuk van het rivierengebied, dat ongetwijfeld deel van de civitas van de Bataven uitmaakte, zou er theoretisch voor een regionaal subcentrum plaats zijn, maar het is (nog) niet gevonden. Het meest in aanmerking komt wellicht Rossum, waarvan het uitsluitend militaire karakter toch eigenlijk niet bewezen is.

Je moet je hier dus bij voorstellen dat de Romeinen vanuit een nog niet door hen bezet gebied (midden-Duitsland), volkstammen naar een ander deel van een nog niet door hen bezet gebied (midden Nederland) dirigeerden. Het opzettelijk verplaatsen van volkstammen deden de Romeinen niet. Wel het verdrijven van stammen of ze uitmoorden als ze te lastig werden. Volgens Van Es werden de Bataven in Rossum geplaatst omdat daar enkele Keltische munten zijn gevonden. Waren de Bataven vrienden van de Romeinen? Waarvan dan hun opstand in 69/70? Waren de Bataven Kelten? Van een castellum of een Romeins fort is in Rossum nooit iets gevonden! Rossum zou Grinnibus van de Peutingerkaart zijn geweest. Rossum ligt niet in de Betuwe (dat toch de Patavia was?) en ligt ten zuiden van de Maas (die ook niet op de Peutingerkaart staat. De Patabus was toch de Waal?). Hoe bestaat het dat een toch bestudeerd iemand als Van Es zoiets schrijft, waarbij hij zichzelf tegenspreekt? Met 'mogelijk, welhaast zeker, schimmig, waarschijnlijk, aannemen, niet gevonden, wellicht, niet bewezen, gedachte, theoretisch en blijft de vraag, bewijs je toch helemaal NIETS! Lees meer over de Bataven in de Horden.

De Nederlandse historici tonen in hun boeken en artikelen zelf aan dat de plaatsing van de Bataven in de Nederlandse Betuwe gebaseerd is geweest op aannames, veronderstellingen en het niet juist vertalen van de klassieke teksten. In publicaties als Numaga, berichten van de ROB, Westerheem of KNOB tonen zij aan dat de Bataven in Nederland één grote mythe is. Ook in deze publicaties vind je geen enkel tekstueel bewijs van hun aanwezigheid in Nederland, net zo min dat er ooit een archeologisch bewijs voor gevonden zou zijn. In een studie van H.Mulies van de Universiteit van Amsterdam, wordt 'de Bataafse Mythe opnieuw bekeken'. Het ontstaan van deze mythe is volledig gebaseerd op humanistisch geïnspireerde geschiedschrijving en ontstond in de zestiende eeuw en kreeg haar volle omvang pas aan het begin van de zeventiende eeuw, nadat gedurende de Opstand tegen Spanje weer de aandacht op deze 'voorouders' was gevestigd. Het in de eeuwen daarna geërodeerde beeld van de Bataafse mythe in staatkundige en historische zin viel in de 19de eeuw definitief uit elkaar. Toch duikt de mythe steeds weer op als er een legitimatie voor het heden gezocht wordt. Merkwaardig, omdat Bataafs toch altijd sterk met Holland wordt vereenzelvigd (en niet met Gelders of met de Betuwe).
'De Bataven staan niet langer als stichtelijk voorbeeld aan het begin van onze vaderlandse geschiedenis, al spitst nog altijd menig Nederlander bij het horen van hun naam de oren. Het historische beeld van de Bataven is voor een groot deel gebaseerd op veronderstellingen', schrijft W.van Es. (Bron: W.van Es e.a.). Desondanks duiken die Bataven steeds weer op als 'onze voorouders'.

Lees meer daarover in Opgespoord Verleden en Archeologie in de Betuweroute. Lees ook meer over de Bataven, het verdwenen volk. In de Atlas van Stolk worden de Bataven in 1770 geplaatst van Den Helder in Noord-Holland tot in de Betuwe bij de splitsing van Rijn en Waal, dus zo ongeveer half laag-Nederland. Vlak onder de Waal en Maas ligt volgens de ontwerper van deze kaart Gaule Belgique (Gallia). Zie kaart hiernaast. De letters Isle des Bataves zijn rood omcirkeld. Klik op de kaart voor een vergroting zonder de rode cirkels.

De hele mythe van de Bataven is ontstaan in de 16de eeuw, zoals Herman Pleij het beschrijft in zijn boek "Moet nog steeds kunnen. Op zoek naar een Nederlandse identiteit' (2019). De grondlegger van een gereconstrueerd verleden in deze zin was, na Aurelius en Geldenhauwer, de humanist Hadrianus Junius en dat betekende onvermijdelijke idealisering. Hij voltooide zijn lijvige studie 'Batavia' waarin hij aan de hand van oudere bronnen, vooral Tacitus, meende te kunnen bewijzen dat de Hollanders rechtstreeks afstammen van de Bataven. De opdracht om dit werk te maken kreeg Junius van de Staten van Holland. In het kader van de Opstand tegen Spanje had men dringend behoefte aan wetenschappelijk bewijs voor een oorspronkelijke onafhankelijkheid en vrijheidszin. Daarin voorzag Junius uitvoerig met zijn betoog over een autonoom volk dat zich al in oeroude tijden tussen en boven de grote rivieren gevestigd had en een lange traditie van zelfbestuur kende. Volgens hem waren Hollanders, later ook Friezen en Gelderlanders, de directe nazaten van de Germaanse stam der Bataven. In de streeknaam 'Betuwe' zou hun naam nog naklinken.
Kenmerkend voor de Bataven was hun gehechtheid aan volstrekte onafhankelijkheid. Die zat zo diep, dat men er altijd in slaagde om dit grote goed te waarborgen. Het betoog uit 1610 van de internationaal vermaarde rechtshistoricus Hugo de Groot over de grondslagen van de Bataafse Republiek was gebouwd op de onvervreemdbare vrijheidszin van de Bataven. Hugo de Groot prees in het voetspoor van Erasmus juist de oprechtheid en eenvoud van de bevolking. Het richtpunt daarvoor vormde de Bataafse mythe, waarin volgehouden werd dat wij afstamden van een bijzonder vrijheid- en vredelievend volk. En deze Bataven kenmerkten zich met name door een grote soberheid en eensgezindheid. De Bataafse mythe verstrekte vanaf de zestiende eeuw op afroep de voorbeelden van de juiste deugden en gedragsvormen om te overleven en tot nieuwe welvaart te komen. Daarbij ging de voorkeur uit naar de uitzonderlijke vrijheidsdrang en het samenwerken met mogelijke overweldigers. Binnen al die kringen werd een veelvoud aan groepsrituelen onderhouden om de onderlinge verbondenheid te verstevigen. Die rituelen ontwikkelde men ook op nationaal niveau: men hield de boel het best bij elkaar door de bijeenkomsten te ritualiseren. In dat verband krijgt die voortdurend gelaakte vreet- en zuipcultuur van Hollanders meer dimensie. Van alles werd aan tafel geregeld. De grote Erasmus wees er herhaaldelijk op dat vriendschap aan tafel geboren kon worden uit de gemeenschappelijke maaltijd. In de sterk gefragmenteerde samenleving van de Lage Landen bleek banketteren dan ook de aangewezen entourage voor het bereiken van overeenstemming. Graag haalde men het voorbeeld aan van Julius Civilis, die aan een banket de Bataven overhaalde de wapens op te nemen tegen de Romeinen. Niemand minder dan Rembrandt bracht die situatie zorgvuldig in beeld: zó waren wij begonnen. In Nederland gaan wij aan tafel om zaken te bespreken en te regelen; denk aan T.V.-prgramma's waar gesprekken bij de NOS aan tafel werden gehouden. Zo doen wij dat al vanaf de vroegste Bataven.
Junius had al eerder in zijn Batavia gewezen op het watervernuft van de Bataven. Hij durfde daarover met meer zekerheid het nodige te vertellen, overigens ook met een beroep op Tacitus. Het waren hun handen die ze als roeispanen gebruikten, en ze wisten daarmee zelfs hun paarden en wagens naar de overkant van een rivier te brengen. De opstand tegen de Romeinen was mede zo'n succes doordat ze ook te paard de Rijn konden oversteken. Voor Junius, werkend in opdracht van de Staten van Holland, moest overal een karakteristiek handelsbelang achter steken als drijfveer, En dat gold niet alleen voor de Bataven, maar nog meer voor de huidige bewoners van Holland.
De Friese dichter Jan Iansz, Starter meende zelfs zijn hele gewest te moeten verheffen tot een voorbeeld van subliem scheppingswerk. Nooit hadden Friezen zich laten overheersen en die toon was al gezet toen zij de Romeinen versloegen. Voor Starter waren de Friezen de ware erfgenamen van de Bataven, al zag hij dat waarschijnlijk precies andersom - hij noemde de Bataven niet eens. Die onvermurwbare koppigheid zouden de Friezen ook nog getoond hebben bij hun weigering om in 1555 geknield de eed af te leggen voor de troon van koning Filips II.


En natuurlijk werd er nog een Batavia gesticht in de Indonesië, ontstond in de Franse tijd de Bataafse Republiek, hebben we in Lelystad een werf en een stad met de naam Batavia, al is die stad van Donald Duck en Mickey Mouse, en moest iedere zichzelf respecterende Nederlander ook een fiets van het merk Batavus hebben. Al deze mythen en namen zijn er in Nederland in de loop der eeuwen zo ingedramd, dat de ware geschiedenis geen enkel kans maakt deze mythe ooit op te ruimen. We kunnen in elk geval op historische gronden vaststellen dat de Bataven nooit in Lelystad of in de Flevopolders hebben gewoond, die in hun tijd immers nog vele meters onder water lagen.


De mythe is mede ontstaan door het volledig verkeerd lezen van de tekst van Tacitus
(Historiën IV.12.3) en deze toe te passen op de Betuwe, dat in deze tekst een eiland wordt genoemd. Maar de Betuwe is geen eiland en ook nooit geweest. Bij een hogere waterstand loopt de Betuwe als eerste onder water. Lees meer over de transgressies.

Tacitus plaatst de Bataven aan de kust van Gallia.

Tacitus schrijft in Historiën IV.12.3: "Batavi, donec trans Rhenum agebant, pars Chattorum, seditione domestica pulsi extrema Gallicae orae vacua cultoribus simulque insulam iuxta sitam occupavere, quam mare Oceanus a fronte, Rhenus amnis tergum ac latera circumluit". De vertaling van deze zin is als volgt: "De Bataven trokken over de Renus en door het land van de Chatten en vestigden zich op het onbewoonde uiterste deel van Gallië en op een daar gelegen eiland dat van voren door de Oceaan, van achteren en ter weerszijden door de Renus wordt omspoeld".

Zie de pijl: was dit het door Tacitus bedoelde eiland in het Flevum dat soms droog viel? Of een van de eilanden voor de kust van Frans-Vlaanderen zoals afgebeeld op het kaartje in de linker kolom? Klik op de kaart voor een afbeelding van een groter gebied waarop o.a. Bononia, Turnhem, Tarvanna en Castellum Morin te zien zijn.

Het gaat in de tekst van Tacitus dus duidelijk over de uiterste kust van Gallia en daar hoorde Nederland beslist niet bij. Dat wordt al aangetoond met 'De Bello Gallico' van Julius Caesar. In de Gallische Oorlog is hij nooit in Nederland geweest en al helemaal niet tot de Rijn. Maar is de genoemde Renus wel de Rijn? Of was deze soortnaam van 'scheiding' ook voor andere rivieren in gebruik, zoals de Schelde? Waar in Nederland was het onbewoonde uiterste deel van Gallië waar de Bataven zich vestigden? Het grote misverstand is ook hier weer de opvatting dat de Renus wel de Rijn zal zijn, maar het was de Scaldis. Lees meer over de Renus. Kan de Betuwe worden opgevat als een eiland dat aan zee ligt? Wordt de Betuwe aan drie zijden door de Rijn omspoeld? Door de Bataven alleen in de Betuwe te plaatsen, slaan de traditionele historici de helft van de tekst van Tacitus over. En met 50% van een tekst kun je toch niet je gelijk bewijzen?


Hans Teitler stelt in zijn boekje 'De opstand der 'Batavieren' (zie afbeelding hiernaast) een aantal kritische en logische vragen, maar vervalt daarna in het traditionele verhaal, zonder antwoord te geven op zijn eigen vragen. Enkele van die vragen zijn: Waar kwamen de Bataven vandaan? Hoe zijn ze naar ons land (sic?) gekomen? Met hoeveel waren zij? Waren ze in gezelschap van de Cananefaten? Waar precies hebben zij zich gevestigd? Welke taal spraken ze? Oorspronkelijk een Keltische taal zoals Germanen spraken? Tacitus gaat van het laatste uit en dat blijkt het meest waarschijnlijk. Het antwoord dat Teitler geeft op deze en andere vragen is: "Zo neemt men tegenwoordig meestal aan".En precies dàt, is het probleem. Zo neemt men aan..., want feitelijke bewijzen heeft men niet. De eigen kritische zin wordt overvleugeld door de traditionele opvattingen van historieschrijvers uit de 16de en 17de eeuw, waarvan al lang is aangetoond dat het fabelschrijvers waren. Lees meer over de historieschrijvers uit de 16de en 17de eeuw.
Ook de moderne archeologie heeft nooit aangetoond dat de Bataven in de Betuwe leefden. Lees daarover meer o.a. bij Stijn Heeren, maar ook bij archeologie van de Betuwespoorlijn in opgespoord verleden.

'Archeologen hebben zich er namelijk lang over verbaasd dat de Bataven meer dan 5000 soldaten leverden voor de Romeinse legers. Waar woonden ze? Waar waren hun nederzettingen? In de Betuwe zijn die nooit gevonden. Bovendien leverden de Bataven al soldaten aan de Romeinse legers, vóórdat er ook maar één Romein in de buurt van Nederland was geweest. Daarnaast bleven de Bataven nog steeds dienen toen de Romeinen rond 260 n.Chr. uit Nederland verdwenen. Kwamen die Bataven vanuit de Betuwe vrijwillig dienst nemen in de Romeinse legers? Vanwaar dan hun opstand tegen de Romeinen in 69 en 70 n.Chr.? Maar ook die opstand heeft zich nooit voorgedaan in Nederland en Duitsland. Daar is geen spoor van gevonden. Uit de beschrijvingen van Tacitus blijkt die opstand geweest te zijn in Frans-Vlaanderen, waar op een brug van de rivier de Navalia de vrede werd gesloten. Waar ligt de rivier de Navalia in Nederland of Duitsland? De Navalia is de Nave in de buurt van Béthune, de hoofdstad van de Bataven. In Nijmegen wordt deze tekst van Tacitus altijd verzwegen: de Navalia is in Nederland onvindbaar. Tacitus verhaalt dat Julius Civilis op dezelfde dag de Romeinen aanviel in Arenacum, Batavodorum, Grinnes en Vadam. Batavodorum is in de Nederlandse traditie Nijmegen waar geen enkel bewijs voor is (zie bij W.Willems), de andere 3 plaatsen heeft men in Nederland nimmer met feitelijke bewijzen aangetoond dan slechts met gissingen.

Onlangs kwamen enkele archeologen en historici ook tot de overtuiging dat het veel te veel is voor de totale bevolking van het Bataafse gebied, die op 30 tot 40.000 personen wordt geschat'
Lees meer over wat Stijn Heeren schrijft in Archeologie Magazine nr.4, 2020 over zijn nieuwe historische inzichten.

In zijn boek over de opgravingen in Tiel-Passewaaij gaat archeoloog Stijn Heeren in op de identiteit van de Bataven en in hoeverre die ook Romeins was. Hij schrijft daarover: "De archeologie is niet de meest geschikte discipline om persoonlijke identiteiten en andere sociale aspecten van samenlevingen te bestuderen, omdat deze slechts in beperkte mate uit materiële overblijfselen zijn af te lezen". Met andere woorden: "uit archeologische relicten is niet op te maken of het over Bataven of Romeinen gaat".
Als Heeren dan ook nog moet erkennen dat de Betuwe te weinig bevolking had om de grote hoeveelheden soldaten te leveren, valt de Bataafse mythe als een kaartenhuis in elkaar. Heeren brengt het als groot nieuws dat hij zelf 'ontdekt' zou hebben. Ja, als je de boeken van Albert Delahaye nooit leest, is dit inderdaad groot nieuws. Maar Delahaye wist dit al in 1965 en heeft dat toen al gepubliceerd.


De historici vader en zoons Blokker schetsen in 'Het vooroudergevoel' het ontstaan van de Batavenmythe, zoals ze dat noemen. Het was dus een mythe! "Veel meer dan de Friezen hebben de Bataven tot de verbeelding van latere Nederlandse historici gesproken. Daarom ook werd de hoofdstad van ons Indië bij de stichting in 1619 Batavia genoemd. Rembrandt schilderde in 1662 zijn "Eed van de Bataven" en Vondel schreef in 1663 het mythisch gedicht over 'Batavische Gebroeders Of Onderdruckte Vryheit'. De verzameling portretjes van Hollandse schrijvers kreeg in 1773 ook de naam "Pan Poëticon Batavûm mee, alsof deze auteurs afstammelingen van de Bataven zouden zijn. En Nederland werd in 1795 omgedoopt in de Bataafse Republiek. Multatuli gaf in 1859 in zijn Max Havelaar de oer-Hollander Droogstoppel de voornaam Batavus mee. Zelfs de fietsenfabriek in het Friese Heerenveen heet nu nog altijd Batavus en niet Frisia.
Het zijn allemaal gevolgen van wat de 'Bataafse mythe' wordt genoemd, het idee dat de oorsprong van Nederland ligt bij de stam van de Bataven. Die mythe van Oer-Hollandse makelij werd er op allerlei manier 'ingestampt', gefabriceerd op het breukvlak van Middeleeuwen en Renaissance, toen klassieke teksten als die van Tacitus werden herontdekt en volledig werd misgevat.
Cornelius Aurelius nam in zijn Divisiekroniek van 1517 afstand van het idee dat zijn landgenoten, net als de andere Germanen, afstamden van de Trojanen. De uit Troje ontsnapte Aeneas zou in Italië en Germanië steden hebben gesticht. Dat idee bleek niet meer houdbaar toen de 'nieuwe' klassieke bronnen werden bestudeerd. Maar daarvoor in de plaats kwamen nieuwe voorouders en Aurelius weefde een bijna even mooie mythe om Tacitus' Bataven heen tot ze de perfecte oer-Hollanders waren geworden.

Maar ook in de 20ste eeuw werden de Bataven aan Nederland gekoppeld, zoals in de bouwwereld de BAM-groep ontstond. BAM (ontstaan in 1869) stond voor Bataafsche Aanneming Maatschappij, welke naam weer is ontleend aan de Bataafse Petroleum Maatschappij (uit 1927).

Het is dus geen ware geschiedenis, maar een mythe.

Eenzelfde mythe is dat Herculis Magusanus een Bataafse god zou zijn.
Lees meer...

Voor meer Nijmeegse informatie over de Betuwse Bataven: klik hier.

Vooral in de Franse tijd toen Nederland de Bataafse Republiek (1795-1801) werd genoemd, zijn er honderden geschriften verspreid, voorzien van nostalgische afbeelding (zie voorbeeld hiernaast). Daarin werd de heldhaftigheid van de Bataven geroemd in hun verzet tegen de bezetter (ooit de Romeinen, later de Spanjaarden en toen de Fransen). Vanaf de 17e eeuw werden de Bataven beschouwd als de dappere voorouders van de Nederlanders, zeker toen Joost van de Vondel een mythisch gedicht schreef over 'Batavische Gebroeders Of Onderdruckte Vryheit' en Rembrandt dat nog eens benadrukte met het schilderij 'Eed van de Bataven'. Met de stichting van Batavia, een "Hortus Batavus', en later een fietsmerk Batavus is het verschijnsel Bataven zo geindoctrineerd dat de Bataven als onze voorouders tot op de dag van vandaag nog steeds voor waarheid wordt gehouden.
Het idee van verzet tegen overheersing werd nog eens benadrukt met de Opstand van de Bataven tegen het Romeins gezag in 69 en 70 n.Chr. Maar deze opstand die dan wel traditioneel in de Betuwe en langs de Rijn werd geplaatst, heeft zich in werkelijkheid voorgedaan in noord Frankrijk. Plaatsen en streken die in de teksten genoemd worden geven dat onmiskenbaar aan. Zie hieronder.

De echte waarheid is echter anders en vindt U hieronder.

Uit alle klassieke teksten vanaf de Romeinen blijkt dat het 'Eiland der Bataven' in Gallië lag.

'De oude Bataven hebben zich vermengd met de bewoners van Watten', schrijft de kroniekschrijver van het klooster van Watten in de 11e eeuw. En: 'Onder het volk van de Menapii werden ook de Bataven begrepen'.
Watten (op een hoogte van 7 m tot 72 m op de berg) was in de Romeinse periode bekend als Wattiacum. De bewoners van Watten waren een geslacht van de Bataven. En Watten (fonetisch W=B) waren de bewoners in het land van Béthune. Het land van Béthune lag in de Karolingische periode ingeklemd tussen Boulogne, Terwaan, Doornik en Atrecht.


De klassieke Bataven woonden aan de kust van Het Kanaal.

In de oudheid was het antieke Watten een bloeiend oppidum van de Bataven, doorsnede door een belangrijke Romeinse weg die van de vuurtoren nabij Boulogne via de Kasselberg naar het oosten liep. (Bron: P.Ruyffelaere).
Aan deze Romeinse heirweg lag ook Licques, waar in de elfde eeuw het seculier kapittel tot een priorij 'priori de Liches' (Liscensibus/Liskes) werd ingericht.

Wat schrijft Tacitus over Julius Civilis en de opstand van de Bataven in Historiae, IV-18: Civilis had dus zijn oog op Galliëen Germania gericht en streefde, dat zijn project zou slagen, om koning te worden van twee landen, het ene bij uitstek in rijkdom en het andere in militaire kracht. Gaat het hier over heel Frankrijk en heel Duitsland? Kon hij dat veroveren met slechts 8 cohorten Bataven en nog wat hulp van Friezen en Cananefaten? In de Latijnse tekst staat : in Gallias Germaniasque. Kan dat ook vertaald worden met 'de Germaanse gebieden in Gallië? In de volgende zin schrijft Tacitus dat Flaccus Hordeonius de Ubii en de naaste buren, de cavalerie van de Treviri, die niet ver weg waren, op liet rukken en zette ze snel over (traditioneel de Waal?) naar het eiland van de Bataven. Ziet u het al voor U? De Ubii van Keulen en de Treveri van Trier. Waren dat naaste buren? Die waren op 150 km (Keulen) of 300 km (Trier) van de Betuwe. Als ze in Xanten waren (wat de traditie graag wil) dan is dat nog altijd 70 km van de Betuwe. Dat zijn vele dagreizen ver. In de strijd die voor de Romeinen slechts afliep hadden de legioenen de gelegenheid te ontkomen naar de legerplaats, die "Vetera" ("de oude") genoemd wordt.
Plaats je dit verhaal in de Nederlandse traditie, dan gaat het om vele tientallen kilometers.

Maar plaats je dit verhaal in Noord-Frankrijk, dan zijn het aannemelijke afstanden, ook al past niet alles feilloos (maar dat doet de traditionele opvatting nog minder). De Ubii verbleven in Aubigny-en-Artois, de Treveri in Tressin, Vetera is Visterie op 45 km van Aubigny-en-Artois en op 18 km van Tressin. Het geheel ligt op 50 km van Béthune, wat het Batavorum van de Bataven was. De Frisia woonden aan de kust van Het Kanaal (is 90 km van Béthune). In Nederland ligt Friesland op 180 km van de Betuwe (Nijmegen-Leeuwarden over Autowegen die er in 69 n.Chr. dus nog niet waren).

De opstand van de Bataven vond dan ook niet plaats in Nederland, maar in Noord-Frankrijk. In Histoire de la Picardie (éditions Privat 1974) publiée sous la direction de Robert Fossier lezen we op p. 67 het volgende: "La conquête avait laissé le Nord de la Gaule dévasté". "A l'abri du Limes établi en Rhénanie, la région connut jusqu'à Marc-Aurèle, une remarquable période de paix prolongée, encore que cette paix fut relative et plusieurs fois troublée : ainsi, vers 69-70, la révolte de Civilis semble avoir eu des répercussions ici, car les fouilles révèlent, à ce moment, des destructions brutales."

Tacitus schrijft daarover in zijn Historia V ondermeer het volgende: "Civilis vernielde de dam die Drusus Germanicus gebouwd had om de rivier van een helling langs de Gallische oever te leiden". Dit is toch niet in Nederland te plaatsen?

'De veroveringen hebben het noorden van Frankrijk verwoest'. Het is evident dat het hier om de opstand van de Bataven gaat, die dáár (in Picardie) heeft plaats gevonden. De Picardiërs staan sinds de Romeinse tijd (Julius Caesar noemt ze al) bekend als huursoldaten, bekend om hun strijdkunst en vaardigheden als ruiter. Zelfs op hun paard gezeten staken ze rivieren over. De verhalen van Arminius en Flavius zijn daarvoor wel bekend. De (strip-)boeken van Enrico Marini
'De Adelaars van Rome' en anderen, zoals Max Bruch, zijn hierop gebaseerd. Zie afbeelding hiernaast. Tot in deze tijd is Picardië een 'Centre Equestre', met in de moerasdelta van de Somme zelfs nog kuddes wilde paarden. En dáár in Picardië (zie de kaart hiernaast: klik op de kaart voor een vergroting) lag ook de kern van de Bataafse Opstand. Dat de Bataven voor deze opstand even uit de Betuwe naar Frankrijk gekomen zouden zijn is uiteraard een farce. Van de opstand van de Bataven is in de Betuwe ook geen enkel spoor of bewijs gevonden. De wel eens opgevoerde 'brandlagen' worden dan weer voor deze opstand gebruikt, bij andere historici voor de plunderingen van de Noormannen, die overigens ook nooit in Nederland zijn geweest. Een dunne brandlaag (zie hieronder) zegt op zich niets. Het kan ook om een gewone bos- of heidebrand gaan. Lees wat de historici, al naar gelang hun betoog, er afwisselend zelf van maken.

Zwarte lagen oorzaak van brand?
In januari 2017 promoveerde Barbara Wouters simultaan aan de Vrije Universiteit Brussel en de University of Aberdeen op haar onderzoek waarin de zogenaamde archeologische 'zwarte lagen' een belangrijke rol spelen. Deze zwarte lagen komen op veel plaatsen in Europa voor, kunnen een dikte hebben van enkele centimeters tot wel twee meter. De conclusie van haar onderzoek komt hier op neer: Het zijn homogene, humusrijke, niet-venige lagen die hun donkere kleur danken aan de aanwezigheid van 'houtskool', veroorzaakt door biologische activiteiten zoals door plantenwortels en regenwormen die verantwoordelijk gehouden worden voor hun typische eentonige (zwarte) uiterlijk. De lagen worden veelal gevonden boven de Romeinse lagen en onder lagen van de negende of tiende eeuw. In de zwarte lagen worden over het algemeen erg weinig artefacten gevonden.

Uit de laatste twee zinnen blijkt dat er tussen de Romeinse tijd en de negende en tiende eeuw een grote periode van nauwelijks tot geen bewoning heeft bestaan. Op de foto hiernaast een opgraving op Den Hof in Amersfoort, waar op ca. een 1½ meter diepte duidelijk een zwarte laag te zien is. Deze is zeker niet het gevolg van geweld of een brand door de Bataven gesticht. Amersfoort lag buiten het Romeinse rijk. Het is een veenlaag. (Klik op de foto voor een vergroting.)

Tom Buijtendorp voegt er in zijn boek over 'de Gouden Eeuw van de Romeinen in de Lage Landen' nog enkele argumenten aan toe, dat een brandlaag niet altijd het gevolg van geweld hoeft te zijn. Hij schrijft daarover: "zo'n brandlaag kon ook per ongeluk of zelfs met opzet ontstaan". Veel steden werden getroffen door een stadsbrand, die traditioneel aan geweld wordt toegeschreven, wat eveneens geldt voor een brandlaag bij de Romeinse tempel bij Empel en enkele villa's. De met veel hout gebouwde Romeinse steden (en villa's) konden ook door per ongeluk ontstane branden getroffen worden. Veel Romeinse forten waren in hout gebouwd. Het afbranden werd gebruikt om de grond te egaliseren bij een nieuw te bouwen fort. In het castellum in Vechten is bij zes van de zeven bouwfase zo'n brandlaag aangetroffen. Bruikbare onaangetaste houten delen werden uit de grond getrokken. Daarna bespaarde het afbranden van het resterende onbruikbare materiaal veel sjouwwerk en leverde het materiaal om de gaten op te vullen om zo het terrein te egaliseren. Het is een techniek die bijvoorbeeld bij bouwkavels in Xanten en Nijmegen is toegepast. Het is dan nog een kleine stap naar het preventief afbranden van de huizen van slachtoffers (of vijanden) zoals door verschillende auteurs is gesuggereerd. Geweld hoeft niet de enige verklaring te zijn voor de brandlagen (p.205-206).

Niet elke zwarte laag in de grond is het gevolg van brand! Meestal niet zelfs, zoals hier bij een opgraving in Hardenberg (Overijssel), waar de Bataven nooit geweest zijn (ook volgens de Nederlandse traditie niet). De hierboven gegeven verklaring is dan ook veelzeggend: het zijn homogene, humusrijke, venige lagen die hun donkere kleur te danken aan het verrottingsproces van planten.

In 1982 meende dr.Albert van Hulzen de traditionele opvattingen van de Bataven in de Betuwe nog overeind te kunnen houden door te wijzen op het feit dat in 68 n.Chr. de Romeinse legers juist werden teruggetrokken van de grenzen om in Rome onderling de opvolging van de keizer te regelen. De garnizoenen langs de Rijn waren toen ernstig verzwakt, zodat die opstand van de Bataven gemakkelijk plaats kon vinden in de Betuwe. Van Hulzen verwijst voor zijn gelijk naar de duidelijke brandsporen die in enkele Romeinse legerkampen zijn gevonden (zie hierboven) en het boek "De Romeinen in Nederland" van W.A.van Es uit 1981. Blijkbaar heeft hij dat boek niet helemaal goed gelezen, immers Van Es schrijft duidelijk iets anders dan wat Van Hulzen hier beweert. Lees daarover bij de Romeinse Limes.
Bovendien vergeet Van Hulzen te vermelden wat Tacitus over die opstand schreef. Het was een langdurige en intensieve strijd die plaats vond over een groter gebied dan alleen de Betuwe. En als de grensverdediging dan zo verzwakt was, dan waren de Germaanse stammen toch op stel en sprong over de grens getrokken. Maar dat is niet gebeurd. Bovendien is nu ondertussen wel vastgesteld dat de Rijn helemaal geen verdedigingsgrens was, maar een bewaakte transportroute. Lees daar meer over bij Archeobrief 1 van maart 2008. Van Hulzen meent ook het belang van de Betuwe te kunnen aantonen met het opvoeren van de 'vloothaven' Fectio, waar Tongerse schippers een belangrijke handelshaven hadden. Dit laatste op grond van één gevonden altaarsteen. Lees meer over Fectio waarover de nodige misverstanden bestaan. Van Hulzen is er ook van overtuigd dat de Romeinen al in 12 of 8 v.Chr. aanwezig waren en dat Drusus hier wel degelijk een kanaal heeft laten graven. Lees meer over de kanalen van Drusus en Corbulo. Het zijn de traditionele opvattingen, die momenteel (2020) al aardige achterhaald blijken te zijn, zoals bijvoorbeeld Stijn Heeren die er momenteel van overtuigd is dat de Betuwe nooit die hoeveelheid legionairs heeft kunnen leveren die men altijd heeft aangenomen. Lees meer bij Stijn Heeren.

Bij Van Hulzen blijkt Francia, waar St.Willibrord aan land kwam in 690 n.Chr., ook grote delen van Nederland te omvatten, in elk geval ook Katwijk. Omdat Theofried van Echternach die landing in Gravelines plaatst, mag men volgens Van Hulzen aan de geloofwaardigheid van Theofried twijfelen. Het is een sprekend voorbeeld dat men uit klassieke teksten maar pakt wat men nodig heeft of het beste uitkomt voor eigen opvattingen. In andere gevallen worden die teksten onbetrouwbaar of vals verklaard.

Van Hulzen vraagt zich ook af "Zijn alle of zo goed als alle Nederlandse historici nu inderdaad zulke naïevelingen?" Hadden zij allen niet in de gaten dat er iets fundamenteel fout is met de klassieke geschiedenis? De enige conclusie moet helaas zijn dat het inderdaad het geval is. Hoeveel historici hebben zich ooit intensief bezig gehouden met die oudste geschiedenis en de vraag gesteld of het allemaal wel juist is? Men borduurde slechts voort op wat in het verleden bedacht werd, ook al was voor die gedachte geen enkel concreet bewijs. Van Hulzen wijst er wel op dat zelfs de meest begaafde historicus nooit een 100% juiste voorstelling van het verleden kan geven. Blijkbaar weet Van Hulzen ook niet dat er ook nooit een 100% eenduidige consensus is geweest over de oudste geschiedenis van ons land, maar dat er zoveel opvattingen bestaan als er historici zijn. Lees hier meer over de historische wetenschap, waar menig historicus de anderen tegenspreekt.
Blijkbaar heeft Van Hulzen nooit gehoord van het fenomeen 'naschrijverij' en de alom aanwezige specialisatie. Als je een periode niet uitvoerig bestudeerd heb, dien je jezelf te onthouden van commentaar. Van Hulzen was bijvoorbeeld gespecialiseerd in de 80-jarige oorlog waarover hij ook meerder publicaties op zijn naam heeft. Dan zal hij toch geweten moeten hebben, zoals de historici Blokker uitleggen (zie hierboven), dat juist toen allerlei mythen ontstonden vooral om het vaderlandse volk een aansprekende identiteit te geven in hun strijd tegen Spanje. Juist in deze jaren van eind 16de, begin 17de eeuw ontstonden de meeste mythen, zoals over de roemruchte Bataven en Friezen die het tegen de onderdrukkers opnamen.

Er zijn vijf (nu zes) feiten die de plaatsing van de Bataven in Nederland radicaal tegenspreken:
  1. Julius Caesar stak vanuit het Eiland der Bataven over naar Engeland! Dat was niet vanuit de Betuwe, want in 55 v.Chr. was er nog geen Romein in Nederland geweest! Julius Caesar stak dáár over waar de oversteek het kortst is, zoals duidelijk in zijn De BelloGallico te lezen is en je de overkant kunt zien.
  2. De Bataven dienden al ten tijde van Julius Caesar in het Romeinse leger! Dat was dus voordat er ook maar één Romein voet had gezet op de Nederlandse bodem.
  3. De Bataven dienden nog steeds in de Romeinse legers toen de Romeinen Nederland rond 260 n.Chr. verlaten hadden.
  4. De honderden plaatsnamen genoemd in de Batua, zijn in Nederland onvindbaar.
  5. De archeologie in de Betuwe heeft nergens Bataafse nederzettingen aangetoond. Er zouden meerdere nederzettingen geweest moeten zijn, immers het volk van de Bataven was zeer omvangrijk. En dan zijn die paar gevonden huisplattegronden beslist niet overtuigend te noemen.

  6. In 2020 stelt Stijn Heeren dat de Betuwe te klein was om zoveel legionairs te leveren voor de Romeinse legers. Hij vult die contigenten dan maar aan met Friezen, wat uiteraard een farce is. De Fresones hadden hun eigen afdeling. (zie zijn Nieuwe historische inzichten).

Deze feiten kunnen met meerdere gegevens aangevuld worden, zodat de aanwezigheid van de Bataven in de Betuwe naar het rijk der fabelen verwezen kan worden.

Vlak bij St.Omaars, net onder Arques, ligt het 'Etang de Batavia'. De naamsrelicten zijn in deze streek behalve in de plaatsnaam Béthune, ook in andere toponiemen blijven bestaan.
In Nederland is altijd de vraag gesteld "Waar zijn de Bataven gebleven?". Ze waren in de Betuwe onvindbaar en hebben er nooit verbleven. De Bataven verbleven in Noord-Frankrijk, waar hun verblijf ook logisch aansluit bij wat de Romeinse schrijvers over hen vermelden.

Helaas draven oude bekenden, waarvan men mocht hopen, dat ze toch eindelijk uit onze literatuur verdwenen waren, weer vrolijk op, zoals de Batavieren en "onze eigen" Claudius Civilis, zelfs vergezeld van "zijn broer Julius Civilis". Bron: Westerheem. (Afbeelding bovenaan de pagina uit de Katholieke Illustratie van 26 febr.1966.)

De hele geschiedenis van Romeins Nederland en vooral die van Romeins Nijmegen is gebaseerd op de aanwezigheid van de Bataven in de Betuwe. Dat de Betuwe ooit 'het eiland van de Bataven" is geweest is reeds lang weerlegd en wel met de volgende feiten:
  • de Betuwe kan nauwelijks een "eiland" genoemd worden, zelfs niet bij een hogere waterstand van de Rijn en Waal. Dan zou de Betuwe als eerste volledig onder water verdwijnen.
  • de Bataven dienden al in de Romeinse legers voordat er ook maar één Romein in Nederland was geweest. Kwamen ze vanuit de Betuwe vrijwillig dienst nemen in het Romeinse leger? De opstand van de Bataven maakt wel duidelijk dat daarvan geen sprake was.
  • de Bataven dienden nog steeds in de Romeinse legers, nadat de Romeinen allang uit ons land verdwenen waren rond 260 n.Chr.
  • in de Betuwe is geen enkel archeologisch bewijs gevonden van een woonplaats van Bataven, terwijl het een omvangrijk volk was. Waar woonden zij?
  • alle plaatsen op de Peutingerkaart in Patavia genoemd, liggen in de Nederlandse opvattingen allemaal buiten de Betuwe: zie verder bij de Peutingerkaart.
  • alle plaatsen genoemd in latere schriftelijke bronnen die in de Batua lagen, zijn in de Betuwe onvindbaar. Al deze plaatsen zijn zelfs elders in Nederland nergens gelokaliseerd. In Noord-Frankrijk zijn ze allemaal teruggevonden door Albert Delahaye: zie de plaatsen in de bronnen van Lorsch of Werethina.

    "Slecht nieuws voor de ware liefhebbers van de Bataven, wij stammen niet van ze af! Bij de grote volksverhuizing en de neergang van het Romeinse Rijk verdwijnen de Bataven eenvoudig uit beeld. Niemand weet precies waarheen. Ze kunnen dus onmogelijk onze voorouders zijn". Een van de creatieve oplossngen voor het verdwijnen van de Bataven werd gevonden in de veronderstelling, dat ze in 'Friezen' veranderden en dus onder die naam in de kronieken als historische realiteitwaren blijven voortbestaan. Dit creatieve idee werd geopperd door L.J.F.Janssen in 1848. Het was deze predikant Leonhardt Johannes Friedrich Janssen die voor het eerst op de gedachte kwam, aanvankelijk met de nodige aarzeling, dat te Wijk bij Duurstede wel eens het klassieke Dorestad gelegen zou kunnen hebben. Eerder had nog niemand in Nederland daarvan gehoord. Vanaf 1865 werd Janssen conservator van het Museum van Oudheden te Leiden. Hiernaast een idyllische afbeelding van de Batavieren zoals die in de 16de en 17de eeuw de verhalen ondersteunden.

    "En dan nog even die dappere Friezen. Sorry hoor, maar die dappere Friezen van toen, hebben niks te maken met de Friezen van vandaag. Ook de Friezen trekken dus weg. En de lege delta die achterblijft zal langzaam weer bevolkt worden door nieuwe groepen mensen. En zij zijn wel onze voorouders".

    Aldus Charles Groenhuijsen in de TV-serie (en het erbij verschenen boek) "Verleden van Nederland".
    Het was ook historicus Charles Groenhuijsen die in een interview met prof.Hugenholtz (Volkskrant van 6 oktober 1979) hem het vuur na aan de schenen legt en hem de uitspraak ontlokte dat "in een bepaalde tekst kan met die naam dus wel Noyon aangeduid zijn".


    Hier wordt dus een "sterke traditie sinds de Romeinen" zoals Hugenholtz dat eens noemde, op eenvoudige wijze weerlegd. Hoewel deze opmerkingen van Charles Groenhuijsen nieuwe gezichtspunten lijken op te roepen, blijven de uitgangspunten traditioneel en dus onjuist. De Bataven en Friezen zijn na de Romeinse tijd niet uit de Betuwe en Friesland weggegaan, eenvoudig omdat ze er niet woonden. Beide volkeren woonden in Frans- en Belgisch Vlaanderen, langs de kust van Het Kanaal. En onze Friezen? Die stammen af van de Friezen uit het oude Frisia dat in Vlaanderen lag (zie bij Deplacements historiques).

    Het volk der Bataven had hun thuisland in de op de Peutingerkaart afgebeelde Patavia. De traditionele historici identificeren dit Patavia met de Nederlandse Betuwe, ook al wordt van de ruim 500 plaatsen genoemd in de Patavia (Batua) er geen enkele teruggevonden in de Nederlandse Betuwe. Zie voor de Nederlandse traditionele identificatie: Van Es en de Peutingerkaart.

    Hoewel?
    Wat schrijft Van Es in het boek
    "Romeinen, Friezen en Franken" op pagina 22 e.v.? Het hoofdstuk heet "Bataven in het Kromme-Rijngebied?" met vraagteken. Enkele citaten uit dit hoofdstuk spreken voor zich. (Cursief opmerkingen mijnerzijds).
  • Het historisch beeld van de Bataven is tegenwoordig nuchterder dan voorheen. Het is voor een groot deel gebaseerd op veronderstellingen.
  • De tocht over de Rijn in Holle Boomstammen berust op fantasie.
  • Overigens blijft de positie van de Bataven in hun nieuwe thuisland (bedoeld wordt de Betuwe) schimmig.
  • De gedachte dat de Bataven een verlaten gebied, de Betuwe en het Brabantse achterland met hun aanwezigheid vulden, vindt thans geen bijval meer.
  • Insula Batavorum, het Eiland der Bataven, dat op zijn minst het gehele oostelijke rivierengebied omvatte, is een later Romeins begrip. Het hier genoemde 'later' wordt verder niet toegelicht. Hoe weet Van Es dit? En omdat er geen bron wordt genoemd zal het wel zijn eigen fantasie zijn geweest.
  • Dat er Bataven in het Kromme Rijngebied zijn neergestreken is hoogst onwaarschijnlijk.
  • Contacten tussen het nieuwe machtscentrum bij Rossum (waar van Es de Bataven plaatst) en het Kromme Rijngebied zijn denkbaar, maar aanwijzingen daarvoor ontbreken.
  • Overigens zullen contacten met de Bataven evenals trouwens de aanwezigheid van Bataven zelf, archeologisch altijd moeilijk aantoonbaar blijven.
  • Afgezien van genoemde munten (bedoeld zijn Keltische munten van triquetrum-type) zijn er tot nu toe geen specifiek Bataafse bodemvondsten bekend.
  • Overigens zal het altijd wel een waagstuk blijven om een vindplaats alleen met een handjevol scherven op een halve eeuw te dateren. Elke datering op grond van alleen scherven zal mank gaan. Scherven kunnen net als munten vele eeuwen later in de grond terecht zijn gekomen. Men kan er niets mee bewijzen. Als Van Es deze wijsheid nu eens toepaste op zijn opgravingen in Wijk bij Duurstede? Dan kwam hij vanzelf tot een andere conclusie dat het Dorestad geweest zou zijn.
  • Hierna volgen enkele voorbeelden van misvattingen in de datering van vondsten waaruit Van Es twee conclusies trekt:
    1. de 50 jaar na Julius Caesar zijn in het Kromme Rijngebied moeilijk te vatten. Ofwel: er is niets gevonden om de aangenomen geschiedenis te bewijzen.
    2. bewoning van dit gebied is op zijn minst waarschijnlijk te achten. Zonder bewijs wordt hier een waarschijnlijkheid als een zekerheid geponeerd. Volgens Van Es bestaan er dus wel degelijk marsmannetjes. Er is dan wel geen enkel bewijs voor, maar de verhalen erover bestaan toch?
  • De herkomst van nieuwe bewoners in De Horden (bij Wijk bij Duurstede) is niet helemaal duidelijk. Er is geen aanwijzing dat het Bataven waren, al kan dit nooit helemaal worden uitgesloten. Bij zoveel onzekerheid en afwezigheid van elk bewijs, lijkt het me eerder dat het wel moet worden uitgesloten.

    Waar de Bataven gewoond hebben en waar ze gebleven zijn, is een archeologisch raadsel. Er is in Nederland nooit iets van de Bataven of iets Bataafs teruggevonden.

    Er is geen enkel bewijs dat de Betuwe of Midden-Nederland ooit bewoond is geweest door de Bataven. Die fabels zijn ontstaan in de 17e eeuw en slechts op grond van de overeenkomst van 3 letters in de woorden Bataven en Betuwe. Echter de etymologie van Bataven 'dappere mannen' is niet terug te voeren op Betuwe dat 'goede grond' betekent.

    Tacitus schrijft nadrukkelijk, dat de Bataven woonden op de grens tussen Gallië en Germanië, "zodat zij door de schrijvers beurtelings Galliërs of Germanen worden genoemd". Had men dit juist opgevat en het op de taalgrens gesitueerd, wat de Peutingerkaart en Ptolemeus even duidelijk als Tacitus aantonen, dan waren de Nederlandse mythen in één slag opgelost.

    Wat moeten wij ons voorstellen bij het "Eiland van de Bataven"?
    Was het werkelijk een eiland? Was dit eiland het enige grondgebied van de Bataven of bezaten de Bataven nog andere gebieden naast dat eiland?
    Zeker is dat het Eiland van de Bataven geen betrekking kan hebben op de Betuwe. Allereerst is de Betuwe geen eiland te noemen. Als de rivieren Rijn en Waal breder zouden zijn geweest om optisch van een eiland te kunnen spreken, dan zou de waterstand hoger zijn geweest en was er van een Betuwe helemaal geen sprake geweest. De Betuwe ligt lager dan de stroomruggen en zou dan volledig blank hebben gestaan.

    En als de Bataven uit de Nederlandse geschiedenis verdwijnen, gaat de hele geschiedenis in het eerste Millennium mee en wel naar het zuiden, naar Noord-Frankrijk.


    Bekijken we de kust langs het Kanaal en met name in de tijd van de transgressies, dan zien we dat in de kuststreek (het Almere) boven Watten en Cassel (Kassel) meerdere eilanden hebben bestaan. Behalve de Bataven woonden ook de Friezen er op een eiland. Zou een van deze eilanden het "eiland van de Bataven" geweest zijn, het eiland waarvan Julius Caesar overstak naar Engeland? (Afbeelding uit : Ir. Joh. van Veen).

    Frans-Vlaanderen waar tijdens de transgressies duidelijk 'het eiland van de Bataven' (zie pijl) is te zien. Het is een zandbank voor de kust van Frans-Vlaanderen ter hoogte van Calais-Duinkerke.

    Reeds ver vóór onze jaartelling tot ver in de 4e eeuw dienden vele cohorten Bataven in de Romeinse legers. Hun grafschriften zijn over het hele Romeinse Rijk teruggevonden. In het jaar 28, toen de Romeinen nog niet eens in Nederland waren geweest, worden liefst acht cohorten Bataven genoemd (Byvanck, o.c. p.204). Dat zij zich vrijwillig vanuit de Betuwe zouden hebben aangesloten bij de Romeinse legers is een van grootste absurditeiten van de traditionele geschiedenis over Romeins Nederland geweest. Waar deze Bataven gewoond hebben is een volgende nog steeds onbeantwoorde vraag. Een volk dat acht en meer cohorten militairen kon leveren, zou in een smalle strook in het midden van de Lage Landen (les Pays-Bas gewoond hebben, zonder een spoor van bewoning te hebben achtergelaten. Van bewoning door een omvangrijk volk in de Betuwe en zelfs ver daarbuiten, is archeologisch nooit iets gebleken. Ook in later tijd waren de Bataven sterk vertegenwoordigd in de Romeinse legers. Een zeer bijzondere plaats hadden de Bataven in de persoonlijke lijfwacht van de keizers uit de eerste eeuw. Toen de Romeinen na 250 na Chr. Nederland allang verlaten hadden, waren er nog steeds Bataafse legeronderdelen. Waar de Bataven uiteindelijk gebleven zijn, is de volgende onopgeloste vraag in archeologisch en historisch Nederland.

    Gaat men op zoek naar de Bataven met de geschreven bronnen in de hand, dan vindt men ze (tenminste hun afstammelingen) terug in hun authentieke streek: noordwest Frankrijk. Niet alleen in namen van plaatsen (Béthune en Watten), maar ook in karaktertrekken van de bevolking. "Hun voorouders", zo vermeldt 'Le Guide Vert van Michelin' de bevolking van Béthune, "waren halve wilden. Teruggetrokken in de bossen leefden ze van de jacht. Het is beter ze niet uit te dagen: hun knotsen missen nooit. Op het stadswapen staan nog steeds twee stevige bebaarde kerels met hun knuppels afgebeeld, die de eerste primitieve bewoners symboliseren" [zie afbeelding hiernaast].
    Les gens de Béthune. Leurs ancêtres étaient à moitié sauvages. Retirés en forêt, ils vivaient de la chasse. Mieux valait ne pas les provoquer : leurs massues ne les quittaient jamais. Les deux gaillards barbus et armés de leur gourdin qui figurent sur les armes de la ville symbolisent cet état primitif des premiers occupants. Bron: Ville de Béthune.
    Overigens heeft Kortrijk eenzelfde stadswapen, wat volledig past in de visie van Delahaye: in deze streken moet het "Eiland der Bataven" uit de Romeinse tijd gezocht worden. Let er wel op dat het "Eiland van de Bataven" dat Einhard in de Karolingische tijd beschreef niet over hetzelfde "eiland" hoeft te gaan. Einhard beschreef de situatie rondom Noyon, waar groepen Bataven ondertussen als "laeti" naartoe "gedeporteerd" waren (en niet vanuit Nederland of Nijmegen).


  • ca. 1100. De kroniek van Watten over de Bataven.
    De kroniek van Watten geeft een duidelijk en overtuigend bewijs dat de Bataven in Noord-Frankrijk woonden en niet in Nederland. Vul dit aan met gegevens over de Romeinse Renus (zie aldaar) en de hele puzzel van de historisch geografische mystificaties is in één slag opgelost. De kroniek van Watten is geschreven ruim 4 eeuwen voordat men in Nederland ooit ook maar iets over Bataven heeft vernomen.

    "Ik denk dat de oude Bataven zich vermengd hebben (of verward zijn) met de bewoners van Watten, want wij bezetten nu hun plaats, wij hebben herbouwd wat verwoest was, en wij dragen zelfs hun naam, al is die in een paar lettertjes veranderd, maar wij bezitten hem volgens erfrecht... Dat Guatinas of Guatinum (Watten) eens een oude stad van de Menapii (Cassel) was, is in het geheel niet onbekend aan hen die iets van de geschiedenis van deze streek en haar omgeving weten. Zij worden door de kenners van de historie ook Bataven genoemd, al weet ik niet hoe dit gekomen is. Immers, Orosius spreekt al over hen, wanneer hij in zijn annalen deze streken en de plaats van de diverse eilanden beschrijft".
    (Hierna citeert de schrijver de tekst van Orosius (ca.417), die als volgt luidt:
    "Het eiland Engeland strekt zich in de Oceaan in de lengte naar het noorden uit. In het zuiden ligt het tegenover Gallië. Voor hen die oversteken verschijnt als eerste en dichtbij zijnde kust de stad, die Rutupi Portus (Richborough) wordt genoemd. Vandaar heeft men het zicht op de Menapii (Cassel) en de Batavi, niet ver van de Morini (Terwaan ) die meer naar het zuiden wonen". (Bron: Orosius, Historiae I, 2, 76).
    Hierna vervolgt de kroniek met:
    "Vandaar, dat wij weten dat Rutupi Portus (Richborough) zich bevindt in het zuiden van het genoemde eiland (Engeland), en de Menapii (Cassel) en de Batavi (Béthune) ten noorden van de Morini (Terwaan) wonen langs dezelfde zee, en zij die op beide kusten verblijven het zicht hebben op de tegenovergestelde kust, bestaat er geen twijfel dat de vroegere inwoners van Watten door de schrijvers Bataven zijn genoemd. Zij worden door de schrijvers beschreven als een volk, dat zich door een zekere wildheid van de andere volken onderscheidt, doch dat moeten wij beschouwen als voortgekomen te zijn uit hun verzet tegen de Romeinen." Bron: Chronica Monasterii Guatinensis, MGS, Xry, p. 163; HdF, XI, p. 104.

    De herinnering aan de Bataven was ca. 1100 nog levendig in het noorden van Frankrijk, al moet de schrijver teruggrijpen op een bron uit de 5e eeuw. Het behoeft nauwelijks gezegd te worden, dat een soortgelijke getuigenis van een Bataven-traditie in Nederland niet bestaat, waar pas in de 16e eeuw voor het eerste over de Bataven is geschreven.


    Béthune, de oude hoofdstad van de Bataven.
    In de "Histoire de la Picardie" wordt het volgende vermeld. "Na een heftige veldslag heroverde Constantius Chlorus in 287 de stad Amiens en vestigde een basis van leger en zeemacht langs de kust van Het Kanaal. Vervolgens voerde hij een aanval uit op de kusten van de Bataves en de Frisones tegen Germaanse troepen die er door Caurasius, de aanvoerden van de Menapiërs (is Keltisch en betekent 'kustbewoners'), verzameld waren."(Bron: Panegyricus Constatino Caesari, 3).

    Wat doet een Romeinse keizer in 287 in de Betuwe en in Friesland? In die tijd hadden de Romeinen ons land reeds verlaten. De Betuwe en Friesland zijn ook niet te combineren met de stad Amiens en een basis langs de Kanaalkust, nog minder met de Menapiërs ('menapii' is Keltisch en betekent 'kustbewoners')?
    Ook hier blijkt weer overduidelijk dat het over Frans-Vlaanderen gaat en niet over Nederland.

    De Nederlandse traditie.

    Dr.A.W. Byvanck (o.c.p.203) verklaart de bijzonder positie van de Bataven voor een groot deel door de ligging van hun land op een zeer kwetsbare plaats aan de grens van het Rijk. Het beheerste de moeilijk toegankelijke Rijndelta en de monden van de rivieren, waarlangs het verkeer van de Rijn naar het Kanaal en naar Brittannië ging. Dit gebied had grote betekenis voor de ravitaillering van de legers en de vestingen aan den Rijn, maar ook voor de aanvallende krijgstochten, eerst naar Germanië en daarna naar Brittannië, nog later voor de verbinding tussen Germaanse en Brittannische legers.
    Dit hele verhaal plaats bij juiste lezing de Bataven aan het Kanaal, waar de oversteek naar Brittannië lag. Daar lag de monding van de Renus waar ten noorden Germania begon. Zie de volgende argumenten:
  • De vaste oversteekplaats naar Engeland lag niet in de Betuwe in Nederland, maar in Frankrijk aan het Kanaal bij Wissant. De plaats waar elk logisch mens zou oversteken naar Engeland, de plaats waar de Via Francigena de oversteek maakte, de plaats waar St.Willibrord overstak en velen voor en na hem, de plaats waar nu de Kanaaltunnel ligt, de plaats die ook genoemd wordt als "waar men de overkant kan zien" en een archeologische vindplaats van Romeins nu nog steeds "Camp de César" heet.
  • Er is door de Nederlandse historici nooit een aannemelijke verklaring gegeven, waarom een Limes tegen invallen van Germaanse stammen langs de Nederlandse Rijn nodig geweest zou zijn. Er viel in Nederland immers van geen enkele inval uit het noorden iets te vrezen. Ten noorden van de Romeinse plaatsen in Zuid-Holland en Utrecht bestond Nederland uit één groot veenmoerassen en waddengebied (zie Van Es, o.c. p.19 en het kaartje in de linker kolom hierboven. Klik op het kaartje voor een vergroting).
  • Er bestond in Nederland langs de grens in "de moeilijke toegankelijke Rijndelta" geen enkele dreiging van Germaanse stammen. De in Noord-Holland, Friesland en Groningen vermeende Friezen hadden met de Romeinen in de jaren 12 v.Chr. en 28 en 47 na Chr. verdragen gesloten, waardoor elke dreiging was geëlimineerd (Byvanck, o.c.p.199 en 206-219).
  • "Opvallend is ook dat tot nu toe niemand ooit een stamnaam met de Veluwe of de Utrechtse Heuvelrug verbonden heeft", aldus Van Es (o.c. p.31). Ten noorden van de Rijn in Gelderland, was het één groot leeg gebied, waar geen bevolking aanwezig was. Ook "in het oosten van Nederland woonde geen enkele stam waarvan wij de naam weten", aldus Byvanck (o.c. p.218). Indien stammen voor de Romeinen een dreiging geweest zouden zijn, was hun naam wel overgeleverd in de bronnen en bekend geweest.
  • Bechert (o.c.p.15) vermeldt dat de rechter Rijnoever tot wel 3 km. onbewoond was, ofwel het grensgebied was een leeg gebied.
  • Alle Germaanse stammen waarmee de Romeinen voortdurend in conflict waren, worden door de traditionele historici ten oosten van de Rijn in Duitsland geplaatst. En juist in dat Duitse deel van de Rijn tussen Nijmegen en Keulen en met name tegenover de Lippe en de Ruhr, was de grens maar matig bezet met slechts drie castella, te weten Xanten, Alt-Kalkar en Moers-Asberg.
  • Over de hele NederGermaanse grens vanaf Katwijk tot Remagen, een afstand van 350 km, bestond de grensbewaking, waar aanvankelijk 6 legioenen gelegerd waren, aan het eind van de eerste eeuw uit slechts 2 legioenen (is 12.000 man). Een aantal dat daarna constant bleef (Bechert, o.c.p.20-21; op p.23 noemt Bechert een aantal van 21.000 aan het begin van de 3e eeuw). De Romeinen vreesden blijkbaar geen invallen van allerlei Germaanse volkeren aan de grens langs de Rijn, want met 21.000 man over 350 km. houd je geen volksverhuizingen tegen. Bovendien is het vreemd dat juist ná de Opstand der Bataven het aantal legioenen aan de Rijngrens werd verminderd. Of speelde de Opstand van de Bataven zich dan toch niet in Nederland af?
  • Opvallend is verder dat er in Nederland ten zuiden van de rivieren weinig tot niets was, dat tegen die vermeende aanvallen van Germaanse stammen beschermd had moeten worden. De Romeinse sporen in Zuid-Nederland zijn sporadisch en bestaan vaak uit niet meer dan de resten van één enkele boerderij (villa). Juist in het gebied langs de Rijn was het achterland vrijwel onbewoond. Van de onderste weg in de Patavia is in Nederland ook nooit iets teruggevonden. Door Nederland langs de Rijn liep slechts één weg waar enkele gedeelten van zijn teruggevonden. Dat dit dè weg van de Peutingerkaart was, is nog nooit aangetoond.
  • De altijd vermeende sterke grensversterking bestond hoofdzakelijk uit wachttorens, niet uit castella. Er is langs de hele Rijngrens alleen in Nijmegen een grotere legerplaats, een castra vastgesteld. Op veel vermeende plaatsen van een Romeinse versterking is feitelijk helemaal niets gevonden. De namen van de plaatsen op de Peutingerkaart zijn zonder enig bewijs of aanvaardbare verklaring op die Romeinse vindplaatsen geplakt. Dat er dan niets van kan kloppen mag blijken uit de vele gaten, witte vlekken, vraagtekens, vermoedens en veronderstellingen waarop de Romeinse traditie is gebaseerd.
  • het bovenstaande sluit perfect aan op de onlangs (2008) getrokken conclusies van de archeologie, dat de Rijn GEEN verdedigingsgrens was tegen Germaanse invallen, maar een bewaakte transportroute!

    De archeologie in Nederland.
    Vóór het midden van de eerste eeuw, toen de Romeinen in Nederland kwamen, is in Nederland niets van Bataven opgegraven. De uit de Romeinse periode spaarzame boerenwoninkjes, hier en daar gevonden, durven de archeologen terecht! niet als bewijs voor het volk der Bataven te presenteren. Dit volk had twee steden: Lugdunum Batavorum en Oppidum Batavorum. Er is in Nederland geen spoor van gevonden.
    Na de helft van de derde eeuw, toen de Romeinen uit Nederland vertrokken waren, is evenmin iets van Bataven gevonden, die evenwel blijkens de talrijke berichten nog op volle sterkte zijn blijven bestaan en nog met grote contingenten in de Romeinse legers dienden. In de vijfde eeuw worden nog vier afdelingen Bataven in het Romeinse leger genoemd en de Laeti van de Bataven warempel in Noyon wonen. Doch dit is voor de Nederlandse historici en archeologen geen probleem. Zij concluderen dan zonder met de ogen te knipperen, dat de Bataven de Romeinen naar het zuiden zijn gevolgd. Men moet wel weinig historisch besef hebben om een brandend probleem op deze manier op te lossen.


    De opstand van de Bataven.
    Het spektakelstuk uit de geschiedenis van de Bataven is ongetwijfeld hun opstand tegen de Romeinen en de daaruit voortgekomen militaire operaties in de jaren 69 - 70 na Chr. Het hele verhaal is te vinden in de "Historiae" van Tacitus. De geografische details van de juiste streek van de militaire acties, de volken of stammen die zich bij de revolte aansloten of afzijdig hielden, en de strijdkrachten die de Romeinen hebben moeten inzetten om de opstand onder bedwang te krijgen, tonen onmiskenbaar aan dat achter de opstand een potentieel aan manschappen moet hebben gestaan, dat de Nederlandse
    Betuwe onmogelijk kan hebben opgebracht. In de Betuwe zijn uit de Romeinse periode enkel wat losstaande boerderijtjes gevonden en geen enkele inheemse nederzetting, om nog te zwijgen van de twee steden Lugdunum Batavorum en Oppidum Batavorum. De zeer dunne spreiding van een inheemse bevolking in de Betuwe (was die wel inheems, of misschien een vestiging van Romeinse veteranen, die b.v. in Elst een eigen tempel bouwden? -waarmee het probleem van de Romeinse tempels te Elst ook weer is opgelost) toont al afdoende aan, dat de Nijmeegse mythe niet de grootste is, doch de legendarische aanwezigheid van het machtige volk van de Bataven in de Betuwe.

    Het verslag van Tacitus, geografisch juist geplaatst, maakt de mythe van de Bataven in Nederland tot een klucht van de eerste orde. De Nederlandse Betuwe, die door één Romeins legioen op een halve dag onder de voet kon worden gelopen om in de namiddag volledig platgewalst te worden, zou zich twee jaren tegen het machtige Rome verzetten, meer dan 10 legioenen de handen vol werk geven, en Gallische stammen tot in het midden van Frankrijk erbij betrekken.
    Dit is zo'n onvoorstelbare absurditeit, men spreke liever van monstruositeit, dat het niet te begrijpen is waarom de onhoudbaarheid ervan niet eerder werd ingezien. De militaire operaties hebben zich afgespeeld in het noorden van Frankrijk en zuiden van België tussen plaatsen als Trier, Bavay, Doornik, Béthune, Grivesnes, Vaudancourt, Annois en de kust van Het Kanaal tussen Boulogne en Vlaanderen.
    In het verhaal komt geen enkel detail voor dat met enige redelijkheid in Nederland, laat staan in de Betuwe te plaatsen is. Het archeologisch beeld van de Betuwe toont bovendien aan, dat deze streek niet eens in staat was om één cohort militairen op te leveren. Men moet dan ook de tragische conclusie trekken, dat het erop lijkt alsof de gehele academische wereld (hier heeft Nederland slechts gedeelde schuld) en bloc heeft zitten slapen. Er is enige eeuwen naarstig maar vergeefs naar de rivier de Navalia gezocht, waar de uiteindelijke vrede werd gesloten, en ondanks dat Ptolemeus de juiste plaats ervan had aangewezen werd de Nave maar niet gevonden in Nederland. Uiteraard niet, want deze rivier stroomt in Frankrijk, vlak bij Béthune. Dit detail als slot van de Opstand van de Bataven, vlakbij de plaats waar de militaire acties begonnen waren, vormt reeds een afdoend bewijs dat de gehele affaire niet met de Nederlandse Betuwe in verband kan worden gebracht.

    En alsof dat nog niet genoeg was, werd een zeventiental absurditeiten op de koop toe meegenomen:
    1. Ongeveer een eeuw voordat de eerste Romein in Nederland arriveerde, gebruikte Caesar al het Eiland van de Bataven voor zijn expeditie naar Engeland. De veronderstelling dat Caesar (en de Romeinen) in 50 v. Chr. al in Nederland geweest zouden zijn is een onbewezen veronderstelling. "Niets wijst er op dat Caesar tot aan de Oude Rijn is doorgedrongen", schrijft Van Es (o.c.p.27). "De schriftelijke overlevering biedt geen doorslaggevende argumenten om de Romeinse tijd in ons land met de periode van Caesar te laten beginnen. Archeologische aanwijzingen daarvoor zijn er evenmin", aldus Van Es (o.c. p.25). Julius Caesar gebruikte niet de Betuwe voor de oversteek, maar de reeds lang bekende en gebruikelijke oversteekplaats "waar men de overkant kan zien". De Belgische archeoloog prof.H.Thoen stelt dat Julius Caesar nooit in België is geweest. "Ik zoek al 50 jaar naar sporen van het verblijf van Julius Caesar en zijn legioenen in België, maar tot nog toe heb ik niets daarvan gevonden".
    2. Eveneens vóór de komst van de Romeinen in Nederland hielpen de Bataven met grote cohorten mee aan de verovering van Gallië en aan de verovering van Engeland. De veronderstelling dat de verovering van Gallië of Engeland vanuit de Betuwe zou hebben plaatsgevonden is eveneens absurd.
    3. Vóór de Romeinse bezetting van Nederland zaten de Bataven massaal in de Romeinse legioenen met vaste onderdelen, en vormden zij zelfs de lijfwachten van Romeinse keizers.
    4. Het intensieve en ook vrij rijke archeologisch onderzoek in Nederland heeft nooit iets aan het licht gebracht over de Bataven, dat blijkens de berichten toch een groot volk moet zijn geweest. Ook de grootschalige opgravingen tijdens de aanleg van de Betuwespoorlijn hebben hierin geen verandering gebracht. Er is niets van een groot volk gevonden.
    5. Het ontbreken van elk spoor van hun twee steden Lugdunum Batavorum (Leiden?) en Oppidum Batavorum (Nijmegen?), waar op beide plaatsen niets gevonden is, moet als een essentieel manco worden beschouwd. Bovendien worden beide hoofdsteden van de Bataven in de Nederlandse traditie buiten de Betuwe gelokaliseerd. Een volgende absurditeit. Welk volk bouwt zijn hoofdsteden buiten het eigen rijk, in het land van de buren?
    6. Het verhaal van Tacitus maakt duidelijk, en Civilis zegt het woordelijk, dat aan de opstand een lange periode van Romeinse bezetting was voorafgegaan. De Romeinen zijn pas ca. 50 na Chr. in Nederland gekomen. Nu wordt de laatste tijd dat tijdstip wat verder teruggeschoven, gewoon omdat men nattigheid begint te voelen en er met de Romeinse vondsten, die alle import zijn, wel valt te schipperen. Het is en blijft evenwel een onverklaarbaar feit hoe in een pas bezet gebied, waar tot overmaat van klucht de inheemse bevolking onvindbaar is, op zo korte tijd nà de bezetting een wereldwijd om zich heen grijpende opstand kan uitbreken.
    7. Toen de Romeinen omstreeks de helft van de 3e eeuw Nederland verlaten hadden, blijven de Bataven tot aan het einde van het imperium actief in de Romeinse legers en duiken zij op tot in de verste uithoeken van het rijk. Op veel plaatsen in dat voormalige Romeinse rijk worden gedenkstenen van Bataven teruggevonden. Net zoals die gedenkstenen b.v. in het midden-oosten geen bevestiging van de woonplaats van de Bataven zijn, zijn ze dat ook niet in Nederland of West-Duitsland.
    8. Het landschap van de Betuwe, dat overigens nooit tevoren de naam van Batua gedragen had, is in elk geval na het midden van de 3e eeuw voor zes eeuwen onder de transgressies verloren gegaan. Toch blijft de Batua steeds in de bronnen voorkomen, ofwel met Batua werd niet de Betuwe maar een continue bewoonde streek bedoeld.
    9. Hoe, waarom en waarheen is dat grote volk van de Bataven dan vertrokken, toen Nederland door de Romeinen verlaten werd? De bewering dat het de Romeinen "ergens" naar het zuiden zou zijn gevolgd, is een uit de duim gezogen fabel, daar zo'n belangrijke en uitzonderlijke gebeurtenis toch zeker enige neerslag in de geschreven bronnen had moeten opleveren. Het is er niet te vinden. "Waar bleven de Bataven?" is in de traditionele geschiedenis van Nederland nog steeds een onopgelost raadsel. Albert Delahaye heeft dit raadsel opgelost met de conclusie dat de Bataven nooit uit Nederland vertrokken zijn om de eenvoudige reden dat ze er nooit gewoond hebben
    10. "Als er al Bataven in Nederland zijn geweest, dan hoorden ze bij het Romeinse leger". De vondsten die in 1971 en 1972 op de noordelijke helling van het Kops Plateau zijn gedaan, hebben geen argumenten opgeleverd om Holwerda's identificatie van de nederzetting op het plateau met Tacitus' Oppidum Batavorum te ondersteunen. (Bron: Museum Kam)
      Dr. J.H.W.Willems (voormalig directeur van de ROB. in Amersfoort) betoogde bij opgravingen op de Kopse Hof in Nijmegen: "We hebben op dit ogenblik (1989) zo'n 9000 m2 van 'Holwerda's Oppidum Batavorum (1)' opgegraven, maar zoals eigenlijk wel te verwachten was: we hebben het niet gevonden. Alles wat we tot toe hebben gevonden wijst erop dat het tussen 12 vóór en 70 n.Chr. op het Kops plateau een komen en gaan van Romeinse legeronderdelen is geweest. En als er hier al Bataven zijn geweest dan hoorden die dààrbij!"
    11. Duitse of Nederlandse bronnen spreken in de tijd tussen de 3e tot de 10e eeuw niet meer over de Batua. Dat is volslagen onaanvaardbaar, daar de Batua van tevoren toch een belangrijke rol in de geschiedenis had gespeeld, en zij in de 8e eeuw weer een nieuw accent kreeg doordat Karel de Grote er zijn Paleis Noviomagus bouwde.
    12. In Franse bronnen blijft de Batua voorkomen, alles bij elkaar zo'n 500 maal, en wel met zoveel en zo duidelijke details dat haar ligging in Frankrijk zonneklaar is.
    13. In de 11e eeuw komt in Nederland de nieuwe naam Betuwe op, als pendant van Veluwe, een naam die ook nieuw verschijnt. De naam betekent "goede aarde", wat na de transgressies zijn verschijning en zijn betekenis afdoende verklaart, en wat tevens bewijst dat deze naam niets uitstaande heeft met de 11 eeuwen oudere naam van Eiland van de Bataven. De naam Veluwe, vale aarde, is immers de tegenhanger van Betuwe. De naam "Bataven' die de Romeinse schrijvers hen gaven, betekent 'dappere strijders', wat ze in het Romeinse leger ook waren. Denk ook aan het Engelse 'battle'=strijd, maar ook aan 'bat'=slaghout of het Franse 'bataille'=veldslag.
    14. Na de 11e eeuw was zelfs in Frankrijk de herinnering aan de Bataven verloren gegaan. Toen en nog lang daarna, zelfs tot op heden toe, heeft niemand zich gerealiseerd dat Béthune van Batua was afgeleid en dat de talloze teksten over de Batua met Frankrijk in verband moesten worden gebracht. De Franse historici hebben nog een hele massa werk te verrichten, nu Albert Delahaye ze de weg gewezen heeft.
    15. Wanneer in de authentieke streek de herinnering aan de Bataven verloren is gegaan, ondanks dat daar de historische continuïteit niet verbroken werd, dan is het een regelrechte zotheid te veronderstellen dat, toen in 1015 voor de eerste maal in Nederland de Betuwe werd genoemd, er ook maar één sterveling is geweest die aan de Bataven heeft gedacht, nadat hun veronderstelde grondgebied zes eeuwen onder water had gelegen. Dat is ook niet gebeurd. De naam Betuwe werd pas in de 17e eeuw in verband gebracht met de Bataven. En dat danken we aan vader en zoon Smetius, twee dominees uit Nijmegen. De vraag of zij wel historisch onderlegd waren dingt zich op. Zij meenden wel het Latijn van de klassieke teksten te begrijpen.
    16. Zelfs na het ontstaan van de nieuwe naam Batua in Nederland blijkt gedurende de zes eeuwen, die daarop volgden, dat niemand er enig verband in heeft gezien met de Bataven. Pas ná de ontdekking van de Peutinger-kaart is deze idee opgekomen bij de Nederlandse post-humanisten. Vanzelfsprekend was zij sterk gedirigeerd, men kan zelfs zeggen: fataal opgedrongen door de inmiddels ontstane mythe van Nijmegen.
    17. En toen deze mythe ter discussie werd gesteld, en de elementaire regels van het historisch onderzoek voorschrijven dat ook de Batua opnieuw en tot op de bodem onderzocht moest worden, werd dit pertinent en categorisch geweigerd, en bleef men volstaan met de Peutinger-kaart (zie daar) te wapperen en de 500 teksten over de Franse Batua straal te negeren. Het Bronnenboek van Nijmegen heeft zijn "negatie-prijs" dan ook niet behaald met het verdonkeremanen van zoveel Noviomagus teksten, doch met het negeren van een nog groter aantal Batua-teksten, waarvan men maar al te goed begreep dat die nooit op Nederland betrekking konden hebben gehad.

    De traditionele historici over de opstand van de Bataven.
    Door de traditionele historici zoals Stolte werd betoogd, dat het tiende legioen, dat tegen de Bataven streed tijdens de opstand van de Bataven in 69 en 70 n.Chr., in Nijmegen gelegerd was. Dus de Bataven woonden in de Betuwe, immers daar was het tiende legioen gelegerd en dus werd daar de strijd geleverd. De gedachte van Stolte c.s. gaat uit van een foutieve veronderstelling. Alsof Romeinse troepen nooit verplaatst werden voor een veldslag! De verblijfplaats van een legioen is nooit bij voorbaat een bevestiging van de plaats van de veldslag!
    Tegenover de mening van Stolte c.s. staat die van andere historici zoals Bogaers, de Waele, Morren en Buchem, dat het tiende legioen pas na het jaar 70 na Chr., dus na de Bataafse opstand, in Nijmegen gelegerd werd. Daarvóór was het in Frankrijk (Norroy) gelegerd. Na Nijmegen vertrok het 10e legioen in ±104 n.Chr. naar Hongarije (Aquincum - Boedapest)! Over het feit dat het tiende legioen vóór haar komst naar Nijmegen in Noord-Frankrijk verbleef, zwijgt Stolte even hardnekkig als betekenisvol (Numaga, 1963, blz.16). Bogaers heeft in het verleden ook al eens gesteld dat de Waal als Renus begrepen moet worden en dat het Eiland der Bataven niet de Betuwe kan zijn. Deze laatste visie sluit aan bij die van archeoloog Van Es, die hetzelfde stelde. De teksten waarin over de Renus gesproken wordt passen gewoonweg niet op de Rijn. Men maakt er dan maar Waal van, want men wenst de geschiedenis kost wat kost in Nederland te houden. Het "Eiland der Bataven" wordt door de traditionele historici daarom ook vergroot tot het land van de Maas en zelfs een flink stuk van Noord-Brabant. Een goed verstaander weet dan genoeg: de Renus is niet de Rijn, maar evenmin de Waal: het "Eiland van de Bataven" is niet de Betuwe, maar evenmin het land van Maas en Waal of Noord-Brabant.
    Stolte onthoudt de lezer dit belangrijke gegeven, want hij weet maar al te goed, dat het zijn bewering fundamenteel tegenspreekt.
    W.J.H. Willems stelde ten aanzien van ditzelfde punt dat "als er al Bataven in Nijmegen of omgeving zijn geweest, dan hoorden zij bij het Romeinse leger ter plaatse". Zie bij Archeologie!
    Na het onderdrukken van de opstand der Bataven in 70 n.Chr. werden deze troepen, zoals dat bij de Romeinen gebruikelijk was vanwege rancune en wraak van de inheemse bevolking, altijd verplaatst naar een andere streek. Na het verblijf in Nijmegen vanaf 71 n.Chr. vertrok het tiende legioen in ±104 naar Hongarije.

    Na de opstand van de Bataven onderwierp Julius Civilis zich aan de Romeinen op de vernielde brug over de rivier Navalia. Bij Nijmegen is deze rivier nooit teruggevonden. De Navalia is de rivier de Nave bij Béthune. In Nijmegen slaat men deze tekst -betekenisvol- altijd over.

    Een nieuwe theorie van W.J.H. Willems.
    De jongste en geheel nieuwe theorie over de Bataven en de Betuwe komt van W.J.H.Willems in zijn proefschrift Romans and Batavians. A Regional Study in the Dutch Eastern River Area (1986). Volgens Willems zaten de Bataven ten tijde van Caesar in de Betuwe. Maar omdat de Romeinse én de inheemse archeologie daama een hiaat van minstens een eeuw vertoont zegt Willems dat de Bataven vandaar vertrokken zljn naar Thüringen en Hessen, waar zij een deel van de Chatti vormden, vanwaar zij door de Romeinen weer naar de Betuwe werden teruggedrongen. Had hij Doornik en Ath geschreven, dan was hij, al is dit even onjuist, in elk geval dichter bij de juiste plek geweest.
    Een beweeglijk volkje, die Bataven. Maar er is geen enkele tekst die deze verschuivingen bevestigt. Integendeel: volgens de klassieke schrijvers hebben de Bataven altijd in dezelfde streek gewoond. Desondanks riep Willems in een interview uit: "En daar valt niet aan te tornen", wat niet alleen bewijst dat de jonge doctor reeds vóór zijn promotie naast zijn schoenen liep, maar ook dat hij in zijn studie niet de juiste manier van onderzoek geleerd heeft. Insiders hebben terstond begrepen dat zijn proefschrift tegen Albert Delahaye was gericht. Maar van zo'n aanval op sokken lag Delahaye niet wakker, te minder niet omdat Willems ook grandioos alle teksten overslaat die Delahaye in het verleden over de Bataven naar voren heeft gebracht. Laat men eerst in Nederland de plaatsen Lugdunum Batavorum en Batavodurum of Oppidum Batavorum aanwijzen en opgraven, daar deze essentieel zijn voor de lokalisatie van de Bataven. En dat het dan juist Willems was die 3 jaar later (in 1989) aantoonde dat in Nijmegen niet het Oppidum Batavorum heeft gelegen, zoals Holwerda ooit veronderstelde, mag hilarisch genoemd worden. Het grote volk der Bataven, reeds sinds Caesar met de Romeinen geallieerd, bewijst men niet aan de hand van enkele losstaande boerderijtjes in de Betuwe. Tot aan het einde van het imperium in de 5e eeuw blijven de Bataven in grote aantallen in de Romeinse legioenen dienen. Dit zijn in geen geval Betuwers geweest, daar hun streek ca. 250 na Chr. aan de transgressies ten prooi viel. Dat zij met de Romeinen naar het zuiden zouden zijn afgezakt, is eveneens een losse bewering door geen enkele tekst of archeologische vondst bevestigd.
    Wat Willems wellicht niet door heeft (sic?) is dat hij met zijn nieuwe theorie (zeker onbedoeld, want dit doorziet hij evenmin) bevestigt dat de traditionele opvattingen in Nederland over de Bataven onjuist zijn en dat hij Albert Delahaye dus gelijk geeft. Men is de Bataven in Nederland nog steeds kwijt, want men zoekt ze op de verkeerde plaats. TIP voor de Nederlandse historici en archeologen: ga eens in de omgeving van Béthune (Noord-Frankrijk) zoeken.!

    In 1989 werd zijn mening plots herzien. Toen stelde Willem Willems:
  • De vondsten die in 1971 en 1972 op de noordelijke helling van het Kops Plateau zijn gedaan, hebben geen argumenten opgeleverd om Holwerda's identificatie van de nederzetting op het plateau met Tacitus' Oppidum Batavorum te ondersteunen. (Bron: Museum Kam)
    Dr. J.H.W.Willems (voormalig directeur van de ROB. in Amersfoort) betoogde bij opgravingen op de Kopse Hof in Nijmegen: "We hebben op dit ogenblik (1989) zo'n 9000 m2 van 'Holwerda's Oppidum Batavorum (1)' opgegraven, maar zoals eigenlijk wel te verwachten was: we hebben het niet gevonden. Alles wat we tot toe hebben gevonden wijst erop dat het tussen 12 vóór en 70 n.Chr. op het Kops plateau een komen en gaan van Romeinse legeronderdelen is geweest. En als er hier al Bataven zijn geweest dan hoorden die dààrbij!"

  • In het opnieuw opgebouwde kamp van Nijmegen, lag vanaf ongeveer 71 de Legio X Gemina. (Bron: De Romeinse Rijksgrens tussen Moezel en Noordzeekust)
    Zie de opmerking hierboven. Ook Bechert en Willems onderschrijven hiermee de visie van Albert Delahaye dat de Opstand van de Bataven zich NIET in de Betuwe heeft afgespeeld.

    Een Bataafse gemeenschap te Tiel-Passewaaij.
    In een mooi uitgegeven boek *), waarmee men natuurlijk een bepaalde overtuiging wil etaleren, wordt het traditionele verhaal van de Bataven in de
    Betuwe geschetst aan de hand van veel kleurrijk fotomateriaal. Maar prikt men daar doorheen en leest men wat er werkelijk gevonden is in de Betuwe, dan is dit niet in overeenstemming met de geschreven bronnen. Het boek heeft een hoog veronderstellingen gehalte, waarmee we de archeologische vondsten niet willen ontkennen, wel de interpretaties ervan.

    Het boek voert in de titel dan wel de term "Bataafs" waarmee het gebruikelijke vooringenomen standpunt wordt geëtaleerd, maar een definitie van wat nu Bataafs is ontbreekt. Er wordt geen enkel bewijs geleverd dat de Bataven onmiskenbaar in Nederland thuishoren. De ene veronderstelling wordt bewezen met een andere veronderstelling. Hier is dus slechts sprake van cirkelredeneringen.

    Een volk dat enkele eeuwen in staat bleek om hele cohorten legionairs en ruiters aan het Romeinse leger te leveren (tot wel 40.000 man), kan men onmogelijk associëren met de enkele gevonden boerderijtjes en graven. Daar is meer voor nodig. Men heeft het over 366 graven over een periode van ca.60 tot 260 n.Chr. Dat is nog géén twee per jaar! Echter, de grafvondsten kan men niet Bataafs noemen, maar waren typisch Romeins. Nu wil men aan de plaatselijke bevolking wel Romeinse kenmerken toeschrijven, maar daarmee waren deze legionairs nog geen Bataven. Zelfs de ruim 1000 nederzettingen die men gevonden meent te hebben (p.37) in het 'Bataafs gebied' in de Betuwe, leveren over een periode van vele eeuwen slechts een minimale bewoning op. Ook de schrijvers noemen bij aantal "niet waarschijnlijk in de midden-Romeinse tijd". Het grote probleem blijkt de archeologische herkenbaarheid te zijn, aangezien veel vondstmateriaal moeilijk te dateren blijkt. Je kunt je dus afvragen over welke zekerheden gaat het dan? Het gaat meer op 'giswerk' lijken dan op wetenschap. Het merendeel bestaat uit slechts 3 tot 4 gelijktijdige boerderijen (p.38), grotere nederzettingen lijken uitzondering.
    Bovendien waren er al Bataafse soldaten in het Romeinse leger voordat er één Romein in Nederland was geweest en dienden zij nog steeds in het Romeinse leger nadat de Romeinen rond 250 n. Chr. ons land allang verlaten hadden. Het vraagt teveel voorstellingsvermogen om ervan uit te gaan dat de Bataven geheel vrijwillig in het Romeinse leger dienden. Zeker gezien hun opstand in de jaren 69 en 70 waarin zij het de Romeinen gedurende 2 jaren knap lastig hebben gemaakt. Woonden zij in de Betuwe, dan was het Bataafse volk binnen 2 dagen volledig onder de voet gelopen door één enkel Romeins legioen.

    Ondanks de vele opgravingverslagen roept dit boek weer de nodige traditionele vragen op. Allereerst ontbreekt de definitie van "wat men onder Bataafs" verstaat. Waaraan herkent men dat? Wat is "een Bataafse gemeenschap" als men aangeeft dat de bewoners voor de auteurs strikt anoniem (ofwel onbekend) blijven (p.18)? Hoe weet men dan dat het hier om Bataven gaat en niet om Romeinse legionairs? Waar komt overigens die grote bevolkingsgroep vandaan, wat de Bataven toch waren, als men het heeft over "enkele verspreide boerderijen" (p.18) en een grafveld dat ruim 200 jaar in gebruik is geweest en slechts 366 graven zijn vastgesteld? Dat is minder dan 2 doden per jaar, waarbij het volgens de auteurs nog zou gaan om over een centrale begraafplaats van verschillende kleine nederzettingen. Over welke bevolkingsomvang gaat het dan?
    Opvallend is verder dat de in dit boek vermelde inscripties van Bataven allemaal zijn gevonden buiten de Betuwe, tot ver in het buitenland. Met vondsten uit het buitenland bewijs je dus niets ten gunste van de Betuwe.
    Opmerkelijk is bovendien dat de schrijvers in dit boek de traditie van de continuïteit van Nijmegen tegenspreken. Op p.18 lezen we: "De verwoesting en opgave van de hoofdplaats te Nijmegen/Noviomagus alsook van belangrijke heiligdommen op het platteland (Elst, Empel, Kessel) doen vermoeden dat de institutionele infrastructuur van de civitates Batavorum de crisis van de 3e eeuw niet heeft overleefd". Al is het maar een 'vermoeden', het kan niet beide waar zijn.
    Enkele citaten uit dit boek:
  • Het rivierengebied was een kwetsbaar en voor bewoners dus risicovol landschap, voor de aanleg van aaneengesloten dijken vanaf de 14e eeuw.
  • ....mag aangenomen worden dat zij Latijns spraken, Romeinse namen droegen en vanaf het einde van de 1e eeuw Romeins burgerrecht hadden.
    Commentaar: Liefst 3 onbewezen aannames in één zin, die allen onjuist zijn. Dat de Bataven Latijn gesproken zouden hebben is gebaseerd op de vondst van bronzen zegeldoosjes in vermeend Bataafs gebied. De algemene opvatting is dat deze doosjes dienden om teksten of brieven in te bewaren. Hier is duidelijk sprake van enkele cirkelredeneringen en onjuist opvattingen. Wie zegt dat dit zegeldoosjes van een Bataaf waren? Wie zegt dat er brieven in bewaard werden? En wie zegt dat deze brieven in het Latijn waren geschreven? Zouden die bronzen zegeldoosjes ook niet gewoon als kostbaar kleinnood in bezit van wie dan ook gekomen zijn? Als iemand een Chinese vaas bezit, spreekt die eigenaar dan Chinees? Wie bewijst nu eens dat de Betuwe het woongebied van de Bataven was? Dat is immers een nog steeds niet bewezen opvatting.
  • Over deze nederzettingen van de Bataafse elite is archeologisch nog weinig bekend. Op het platteland mogen zij geassocieerd worden met de weinige echte villa's die we kennen, doch deze zijn nog geen van alle onderzocht! (p.15).
    Commentaar: Hier worden weer 3 veronderstellingen geponeerd (1.Bataafse? 2 elite? 3. mogen geassocieerd worden met? ), terwijl er geen onderzoek naar is geweest. Is dit wetenschap of vooropgezet bedrog?

    *) Een Bataafse gemeenschap in de wereld van het Romeinse rijk. Opgravingen te Tiel-Passewaaij. Matrijs Utrecht, 2007. Redactie Nico Roymans, Ton Derks en Stijn Heeren.

    In Westerheem 2001 (p.46) wordt duidelijk dat er een probleem is ten aanzien van de locatie van de Bataven in de Betuwe. Over de Bataafse nederzetting in Tiel schrijft men: "Toch wil het maar niet lukken om de Bataven als specifieke bewonersgroep te duiden". Ofwel: de Bataven blijven onvindbaar in de Betuwe (en in de rest van Nederland).

    Een Bataafse Mythe.
    Een belangrijke nationale mythe handelt over de Bataven (of Batavieren), een volksstam die volgens Tacitus over de Rijn was afgezakt en zich had gevestigd waar Maas en Waal samenvloeiden. De naam van de streek herinnert er nog aan:
    Betuwe, een woord dat etymologisch aan 'Bataven' is verwant **).
    Het vroegste absoluut gedateerde voorbeeld van een boomstamboot in Nederland is gevonden in Oegstgeest en dateert uit circa 612. (Bron: Archeobrief 3, sept.2015). Geen spoor van Bataven dus.

    Hoewel die zich aanvankelijk als brave medewerkers (of collaborateurs?) van de Romeinse bezetters gedroegen, keerden ze zich in 69 n.C. tegen hun zogenaamde bondgenoten en ontketenden een opstand.

    Dat sprak tot de verbeelding. De Bataven moesten weliswaar het onderspit delven, maar dat maakte niets uit. Belangrijker was dat ze het lef hadden opgebracht om zich tegen een veel sterkere bezetter te verzetten, waardoor ze als rolmodel voor de moderne Nederlanders konden dienen. Vooral tijdens de 16de en 17de eeuw, toen de piepjonge Nederlandse staat op het Europese politieke schaakbord een plaatsje moest veroveren, kwam de mythe van pas. Ze kon helpen om de gloednieuwe zelfstandigheid te legitimeren en een nationaal gevoelen te creëren. De meest diverse figuren werkten mee. PC. Hooft verzon in een treurspel hoe Bato, de legendarische stamvader van de Bataven, een staat stichtte waaruit uiteindelijk de Nederlandse Republiek voortkwam. Vondel had het over de "Batavische gebroeders of onderdruckte vryheit". Rembrandt stelde op zijn schilderij "De eed van Claudius Civilis (1662) de Bataafse opstand voor als een tegenhanger van de Nederlandse opstand tegen Filips II. Hij plaatste de Bataafse aanvoerder Julius Civilis in de rol van die andere roemrijke vrijheidsstrijder, Willem van Oranje. Hugo de Groot schreef in 1610 een verhandeling 'over de oudheid van de Bataafse republiek'. Hij betoogde dat de Bataven al een anti-monarchale staatsvorm kenden, die sterk leek op de Nederlandse regentenrepubliek van zijn tijd.

    Historisch klopte van die ideeën niets, of heel weinig, maar ze vervulden een behoefte en gingen erin als koek. Leiden doopte zich fantasierijk om tot Lugdunum Batavorum (Lyon van de Bataven), de hoofdstad van de Oost-Indische kolonies kreeg de naam Batavia, Nederland werd tijdens de Franse Revolutie tot Bataafse Republiek uitgeroepen.

    De aanstichters van deze mythe, Aurelius, Geldenhouwer, Erasmus en anderen, zijn het onderling echter niet eens met elkaar. Het voornaamste twistpunt tussen Aurelius en Snoy naar aanleiding van het Defensorium bijv. betrof de vraag of de Betuwe al dan niet tot Batavia behoorde. Deze vraag raakt het hart van de Bataafse kwestie. Vol vuur betoogt Aurelius in het Elucidarium dat Batavia niet begint bij Lobith maar bij Gorcum, en dat niemand het in zijn hoofd moet halen de Betuwe tot Batavia te rekenen. In 1520 heeft zelfs Erasmus de Hollandse identificatie van Batavia in twijfel getrokken. Dat is dus een ander verhaal dan wat er later van gemaakt is. In "Drie humanisten en een mythe" betoogt István Bejczy (Tijdschrift voor de geschiedenis 109 (1996) 467-484) dat de Bataven als voorouders van de Geldersen en Hollanders gezien werden in hun strijd tegen de Spaanse overheersers. Historisch klopt van dit verhaal weinig tot niets.
    Het is ook in dit artikel weer opvallend dat Albert Delahaye niet wordt genoemd. Eigenlijk niet opvallend aangezien Dr. LP. Bejczy (1965) als N.W.O.-post-doc verbonden is aan de vakgroep geschiedenis van de Katholieke Universiteit Nijmegen.

    Al gelooft tegenwoordig niemand nog in de mythe van de Bataafse voorvaderen, toch blijven er restanten van aanwezig. Een blik op het internet volstaat.
    Hopen Nederlandse verenigingen bestempelen zichzelf als Bataven. In Maastricht dost een populaire carnavalsvereniging zich uit als Bataven. Studenten organiseren in 2005 voor de 55ste keer een estafetteloop tussen Nijmegen en Enschede: de Batavierenrace. De Aldi verkoopt in Nederland een Batavenbrood. Om het authentiek te doen lijken, wordt het dikker dan normaal gesneden.
    Dat de Bataven op de koop toe als Germanen werden beschouwd, versterkte nog de feestvreugde. De traditionele vijanden van de Republiek waren vooral de (Romaanse) Spanjaarden en Fransen. Door het Germaanse karakter van de Bataven te benadrukken, onderstreepte men de eigenheid van de Nederlander en zette men zich dubbel tegen de erfvijand af.
    Modern onderzoek plaatst de Bataafse mythe op een flinke portie drijfzand.(Bron: H.Clerinx).

    Zoals Herman Clerinx het hier beschrijft is inderdaad de Bataafse Mythe ontstaan. Het is onvoorstelbaar dat historische wetenschappers van naam (zie bij "wetenschap") deze vooropgezette historische mythe nooit hebben doorzien en zich bij de neus hebben laten nemen door de pseudo-wetenschappers uit de 16e en 17e eeuw, zoals Erasmus, Aurelius, Hooft, Vondel, Rembrandt en De Groot.

    **) Dat het woord Bataven en Betuwe etymologisch verwant zijn is volslagen onjuist. De naam Bataven is afgeleid van "dappere mannen", 'dappere strijders'. Deze naam kregen zij van de Romeinen en heeft een Romaanse herkomst. De naam Betuwe heeft betrekking op de bodemgesteldheid: "betere grond", als pendant van de "vale (=slechte) grond" van de Veluwe. De naam Betue [bet-u-(w)-e] is van origine een Germaans woord dat voor het eerst voorkwam in een "Nederlandse autochtone" bron uit de 11e eeuw.

    De Bataven dienden in de Romeinse legers in 56 v.Chr., een eeuw voordat er één Romein in Nederland was geweest (ca.47 n.Chr). Ook nadat de Romeinen Nederland al lang verlaten hadden (270 n.Chr) dienden tot in de 5e eeuw nog Bataven in het Romeinse leger. De cohorten Bataafse legionairs en ruiters waren dermate groot in aantal, dat dit onmogelijk door de Betuwe zou kunnen zijn opgebracht.

    Een nieuwe kijk op een oud probleem.
    In het boek "verleden van Nederland" en de gelijknamige TV-serie krijgt de geschiedenis van de Bataven een even onverwachte als verhelderende wending. De opstand van de Bataven wordt "een van de grootste nationale mythen van Nederland genoemd". Bijna alles is uit de duim gezogen, maar daar kraaide geen haan naar. Onze voorouders zijn het vrijwel zeker niet. Dat de Bataven in holle boomstammen de Rijn kwamen afzakken is ook losgelaten. "Er is ook geen enkele aanwijzing gevonden dat de volksverhuizing op die vlotten van boomstammen ooit heeft plaatsgevonden", vermelden de auteurs.
    Het vroegste absoluut gedateerde voorbeeld van een boomstamboot in Nederland is gevonden in Oegstgeest en dateert uit circa 612. (Bron: Archeobrief 3, sept.2015). Geen spoor van Bataven dus.
    De Bataven worden niet langer meer gezien als "onze voorouders", maar zijn met de Romeinen vertrokken. Waarheen? De Romeinen verlieten ons land rond het jaar 260 n.Chr. Waarom? Dat het vertrek door invallen van Germaanse stammen zou zijn gekomen, is eveneens fantasie. Daarover laten de auteurs en programmamakers zich niet uit! Het is natuurlijk wel vreemd om te lezen dat de Bataven, ondanks het vertrek van de Romeinen, vanuit de Betuwe (hun thuisland?) nog wel 2 eeuwen lang de Romeinen keurkorpsen zouden bevolken. Vanuit de Betuwe? Die onder water verdwenen was?