De wetenschappelijke historici en hun standpunten.
Terug naar de beginpagina. Naar het overzicht in het kort.

Prof.dr. P.H.D. Leupen.

Het is opvallend (?) dat Leupen 'afgestudeerd' met een publicatie over Johannes à Leydis, zoveel kritiek had op de opvattingen van Albert Delahaye. Als hij de publicatie van Johannes à Leydis eens nauwkeurig had bestudeerd dan had hij kunnen ontdekken dat de twijfel en verschil van inzicht al in die tijd (15e eeuw) bestonden en veel latere 'tradities' nog helemaal niet bestonden.

Uit zijn Bronnenboek blijkt echter dat hij helemaal niet nauwkeurig te werk is gegaan. Dan hadden er niet honderden fouten in gestaan. Is dat de reden dat het Bronnenboek van Nijmegen in veel opgaven van zijn publicaties ontbreekt?

Ook in zijn boek 'De vergissing van Jezus' (uitgever Bert Bakker, 2011) doet hij talloze beweringen die hij volgens Jan Dirk Snel weinig goed kan onderbouwen of die zelfs niet kloppen. 'Van een scherp uitgewerkte vraagstelling of these is geen sprake', schrijft Snel. Leupen maakte ook heel wat onnozele opmerkingen, die toch niet verwacht van een bestudeerd historicus.

Een verontrustende affaire rond
de bijval van prof.dr.G.Duby



"Het Bronnenboek
van Nijmegen"

vandaar het boek "De Bisschop van Nijmegen".



Dr.Leupen
auteur van het
Bronnenbroek


Ja echt, er stond Bronnenbroek in de eerste uitgave.

Pieter Henri Dé (Piet) Leupen (Goes, 1939) is een Nederlands historicus.
Na geschiedenis gestudeerd te hebben waarbij hij zich specialiseerde in de middeleeuwen werd hij eerst leraar aan een Amsterdamse middelbare scholengemeenschap en uiteindelijk wetenschappelijk medewerker aan de Katholieke Universiteit Nijmegen. Vanaf 1984 was hij hoogleraar middeleeuwse geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam waarbij hij zich specialiseerde in stadsgeschiedenis en politieke theorie';n. Sinds 2001 is hij met emeritaat.
Leupen heeft diverse publicaties op het terrein van zijn vakgebied op zijn naam staan. Zo schreef hij over de ontwikkeling van de steden Maastricht en Nijmegen in de vroege middeleeuwen alsmede in het kader van de middeleeuwse politieke theorievorming over Filips van Leiden, een belangrijke veertiende-eeuwse rechtsgeleerde uit het toenmalige graafschap Holland. Op latere leeftijd is hij er ook toe overgegaan over godsdienst-historische onderwerpen te schrijven, vooral over de relatie tussen kerk en staat en religieuze geschiedenis van Jeruzalem. Naast bovengenoemde activiteiten houdt hij zich ook bezig met regionale geschiedenis, is hij betrokken bij diverse geschiedkundige genootschappen en vervulde hij het redacteurschap van het blad Theoretische Geschiedenis.

Ondanks zijn brede historische opleidingen en kennis, blijkt Leupen toch meerdere historische blunders op zijn naam te hebben staan. Met name 'Het Bronnenboek van Nijmegen' getuigt niet van een wetenschappelijke werkwijze. Dat was ook verre van de bedoeling. Het ging bij de publicatie hiervan alleen om de opvattingen van Albert Delahaye te weerleggen. Dat hij hierbij meerdere historische blunders begaan heeft, vormen een blamage op zijn wetenschappelijk blazoen.
Dat komt ervan als je studenten de teksten bij elkaar laat rapen en dit werk niet eens zorgvuldig controleert (wat dus de ware toedrecht was). Welke wetenschappelijke werkwijze spreekt hieruit?
Met deze LINK verwijzen we naar enkele "wetenschappelijke uitspraken" van Leupen.

"Wij zijn er van overtuigd dat deze lijst in hoofdzaak beantwoord aan de huidige stand van de wetenschap", aldus Leupen in Dagblad De Stem van 29 nov. 1982.
Bedoeld wordt de lijst van 190 oorkonden die in 'Het Bronnenboek' worden genoemd.

Waarmee geen woord teveel is gezegd. Let vooral op de zinsneden "Leupen c.s zijn overtuigd", "in hoofdzaak" en "aan de huidige stand van de wetenschap".

Dat die wetenschap hopeloos verouderd is en nog steeds gebaseerd is op hetgeen men in de 17e eeuw geschreven heeft, wordt niet vermeld.

Maar ook geschiedenis is een wetenschap die aan verandering onderhevig is, getuige de vele historische feiten die herschreven werden en nog steeds worden. Zelfs gebeurtenissen uit de meest recente geschiedenis blijken heel wat onjuistheden en onwaarheden te bevatten. Dat zou een historicus als Leupen toch moeten weten en moeten weerhouden van zekere standpunten en uitspraken, zeker waar het slechts de bedoeling is om Delahaye een sneer te geven.



Een verontrustende affaire rondom professor Georges Duby.
Leugens of bluf?






"De wetenschappelijke wereld accepteerde de nieuwe inzichten van Delahaye niet. Met name Piet Leupen, hoogleraar middeleeuwse geschiedenis in Amsterdam, liet geen spaan heel van de argumenten van Delahaye", aldus Jan Brouwers in het Noordbrabants Historisch Nieuwsblad.
...geen spaan heel... dat zegt dus Brouwers van iemand die een bisschop van Noyon opvoert als bisschop van Nijmegen. Hoe deskundig ben je dan als hoogleraar middeleeuwse geschiedenis?


Het eerste verweer van prof.dr.P.Leupen tegen de opvattingen van Albert Delahaye was, dat hij daarin helemaal alleen stond. Dat was dus al bezijden de waarheid. Delahaye kreeg en krijgt p veel punten gelijk, zelfs van een van zijn felste opponenten prof.dr.F.Hugenholtz. De opvattingen van Delahaye zouden geen navolging hebben gevonden. Maar was het niet Delahaye die stelde dat de Karolingische Kapel niet Karolingisch was en als patroon St.Nicolaas droeg? Dat is in Nijmegen nu algemeen geaccepteerd.Uit deze opmerking van Leupen blijkt al dat hij niet op de hoogte is van de wetenschappelijke literatuur in zijn eigen vakgebied, maar ook niet van eigen publicaties blijkbaar niets meer weet. Er zijn honderden voorbeelden te geven (zie bij Citaten) die het ongelijk van Leupen en het gelijk van Delahaye aantonen. Delahaye staat allerminst alleen in zijn opvattingen.


Het is volkomen onbegrijpelijk dat critici van Albert Delahaye, zoals Piet Leupen, zo minachtend over zijn visie waren. Blijkbaar heeft Leupen het boek van prof.dr.R.R.Post, over de Kerkgeschiedenis van Nederland in de Middeleeuwen nooit gelezen, want daaruit blijkt eens te meer dat Delahaye helemaal niet alleen stond in zijn opvattingen. Post beschrijft in dit boek diverse zaken die de opvattingen van Delahaye onderschrijven. De minachting van Leupen is slechts te verklaren vanwege de vermeende 'reputatieschade'.
Wat Delahaye ten aanzien van Willibrord en andere predikers ontdekte, had Leupen als deskundig historicus kunnen weten, tenminste, als hij dit boek van Post eens gelezen had. Leupen blijft de visie van Delahaye bestrijden tegen beter weten in en is blijkbaar overtuigd van de juistheid van de traditionele opvattingen. Het is wel opvallend dat Leupen bij het vaststellen van Het Bronnenboek van Nijmegen prof. Post niet noemt. Heeft hij dit boek wel gelezen, maar vond hij er misschien teveel argumenten die zijn opvattingen tegen spraken? Maar bij Post had hij toch ook meerdere punten kunnen vinden de juist zijn opvattingen bevestigen. Blijkbaar heeft hij dit boek toch niet gelezen.
Het is voor Leupen zeker aan te raden dit boek van prof.dr.R.R.Post eens zorgvuldig te lezen, of liever, te bestuderen. Post spreekt op meerdere cruciale punten de Willibord-mythe in Nederland tegen. Post stelde dat 'Willibrord geen bisschop van Utrecht geweest kan zijn' en in een discussie met enkele vakgenoten wees Post 'het verblijf van St.Willibrord in Noord-Brabant resoluut van de hand'. Voor dat verblijf van Willibrord in Brabant was geen enkel bewijs te vinden. En als Willibrord verdwijnt uit Utrecht, gaat Karel de Grote onherroepelijk mee uit Nijmegen, wat uiteraard pijnlijk is voor Leupen, van wie Karel de Grote in Nijmegen juist zijn stokpaardje is.


Bovendien wist Leupen in elk geval al sinds 1980 dat Albert Delahaye gelijk had. Dat blijkt uit zijn eigen publicatie in Spiegel Historiael over 'de vroegste geschiedenis van de middeleeuwse stad Nijmegen'. Zie verder naar onderen.
"Het is een vrij ingewikkelde kwestie", aldus prof.Leupen. "Je moet er de tijd voor nemen om er goed over te kunnen schrijven en dat heeft Delahaye niet gedaan", volgens Leupen. Neen, hij heeft dat wel gedaan en komt dan in Het Bronnenboek van Nijmegen (zie daar) met een tiental grove blunders.


Dit tweede verwijt van Leupen laat wederom zien dat hijzelf de hele kwestie niet begrepen heeft. Allereerst is het vrij simpel om de onjuistheid van de traditionele opvattingen aan te tonen en ten tweede heeft Delahaye dat uitvoerig beschreven in zijn boeken. Maar ja, als je die boeken niet leest, kom je inderdaad tot deze uitspraken.
Wat wel ingewikkeld is, is om de mythe te verdedigen en de onjuistheid van de beweringen van Delahaye aan te tonen. En dat heeft Leupen geprobeert met Het Bronnenboek van Nijmegen (zie daar), dat een verre van wetenschappelijk gedrocht is geworden.

Leupen heeft met zijn Bronnenboek van Nijmegen, dat hij overigens door studenten heeft laten samenstellen, aangetoond dat hij verre van wetenschappelijk te werk is gegaan en zich feitelijk niet met deze materie bezig moet houden. Hij heeft er gewoonweg geen verstand van, vandaar dat hij het een vrij ingewikkelde kwestie noemt. Het is voor hem inderdaad een vrij ingewikkelde kwestie, wat ook wel uit het Bronnenboek blijkt, waarin hij 400 fouten en onjuistheden negeerde.Toen hij door Delahaye op allerlei fouten in zijn Bronnenboek gewezen werd, verscheen er binnen 4 maanden een herziene uitgave, waarin een aantal fundamentele zaken 'aangepast' waren door ontwijkende uitvluchten (smoesjes) te gebruiken. En die 'smoesjes' maken er inderdaad een vrij ingewikkelden kwestie van, want zijn betoog is daardoor nauwelijks meer te volgen.

Maar dat kan ook niet anders als je iets wil 'krompraten' dat gewoon recht is.

Volgens een artikel in het Noordbrabants Historisch Nieuwsblad (2004) zou Leupen "geen spaan" heel hebben gelaten van de argumenten van Delahaye. Wat die 'spaan' inhield vermeldt het artikel niet, evenmin de argumenten die Leupen weerlegd zou hebben. Het is een volgend voorbeeld van slechts glashard ontkennen, zonder in te gaan op de argumenten van Delahaye. Marco Mosterd betoogt in hetzelfde artikel dat men "zijn gezond verstand moet gebruiken" als je naar de bronnen kijkt en daarbij ook moet kijken naar de bronnen die het tegendeel bewijzen. Deze opmerking van Mosterd is dus een erkenning dat er wel degelijk sprake is van verwarring, al ontkent hij dat feitelijk in zijn betoog. Er zijn dus blijkbaar ook bronnen die Delahaye gelijk geven. Het is te hopen dat de professionele historici nu ook eens hun gezond verstand gaan gebruiken. Dan komen ze vanzelf bij de opvattingen van Delahaye terecht.

Een sprekend voorbeeld van het gebruik van bronnen, maar vooral het gebuiken van het gezond verstand is de plaatsing van bisschop Harduinus van Noyon in Nijmegen zoals Leupen deed in Het Bronnenboek.

Wie van bisschop Harduinus van Noviomagus een bisschop van Nijmegen maakt, laat zien geen verstand te hebben van Middeleeuwse geschiedenis en dient al zijn academische titels en professoraten in te leveren.

Nijmegen heeft nooit een bisschopszetel gehad. Dit Noviomagus was Noyon en was hetzelfde Noviomagus waar Karel de Grote in 768 tot Koning der Franken werd gekroond.

Leupen verwijt Delahaye onzorgvuldigheid.
Hoe durft hij, zou je zeggen, na de publicatie van Het Bronnenboek van Nijmegen.
Maar in het tweede Bronnenboek (de verbeterde herdruk binnen 4 maanden: hoe zorgvuldig ben je dan zelf?) moet Leupen Delahaye toch gelijk geven, nadat Delahaye op dat eerste BronnenbRoek flink commentaar geleverd had.

Leupen: "Delahaye zei, en daarin had hij gelijk, dat Nijmegen nooit een bischop heeft gehad", aldus Leupen in het Historisch Nieuwsblad van nov.1994 (zie citaat hiernaast). Krijgt Delahaye toch even gelijk van Leupen? Maar Leupen betoogt verder: "Wij menen dat die bedoelde tekst wel degelijk op Nijmegen betrekking heeft en dat de schrijver van die tekst zich vergist heeft." "Dat hebben we in de tweede editie van Het Bronnenboek uitgelegd, maar Delahaye wilde het niet horen".

Natuurlijk heeft Delahaye het wel gehoord, heel goed zelfs, maar hij heeft die 'uitleg' van Leupen niet aanvaard als een wetenschappelijke argumentatie. Door een authentieke tekst vals te verklaren kun je immers alles in je voordeel uitleggen. En dat is niet wat Delahaye onder wetenschap verstaat. Delahaye noemde het zelfs 'wetenschappelijk bedrog', nu Leupen met zo'n infantiele uitvlucht komt die hij zelfs nog voor waar aanneemt.
Niet de schrijver van de bron heeft zich vergist, maar de lezer van de bron heeft zich vergist, is de enige juiste conclusie, maar dat begrijpt Leupen blijkbaar ook niet.

Albert Delahaye verweet Leupen zelf van "duivels bedrog", wat niet te zwaar is. Men denke hier maar aan de duivel Moenen, die met mooie praatjes dat onschuldige meisje Marike inpalmde. Leupen heeft zijn eclectisme (het uitkiezen van hem welgevallige teksten) verdedigd door de kwasiwetenschappelijke uitleg, dat hij alle zwakke teksten of die waarop ook maar het minste aan te merken was, heeft laten vallen en niet eens ten gunste van Nijmegen wilde aanvoeren. Het blijkt, helaas, dat hij hiermee velen in Nijmegen totaal heeft ingepalmd. Het blijkt moeilijk, ook onder wetenschappers, om hen aan het verstand te brengen dat de methodiek van Leupen fundamenteel fout is. Een echte historicus, en zeker een echte historisch geograaf mag niet bij voorbaat zwakke teksten weglaten, maar moet alle teksten geven. Pas na het produceren van alle gegevens kan blijken wat sterk en wat zwak is. Geldt dit al voor alle historische vragen, dan klemt het nog meer wanneer een twijfel bestaat over de lokalisatie van een historische naam op twee plaatsen. Dan is het doodgewoon ordinair bedrog slechts de ene mogelijkheid te onderzoeken en de andere bij voorbaat kategorisch af te wijzen. Zo'n methode straft zich trouwens zelf af: de zogenaamd zwakke teksten, waarvan sommige voorheen wel op Nijmegen werden toegepast, komen nu des te sterker voor Noyon te staan nu Leupen die laat vallen en derhalve aan Noyon toewijst. Waarom zegt hij dan niet, eindelijk na 26 jaren, dat de belangrijkste teksten over het paleis van Noviomagus aan Noyon toebehoren? Als dat eenmaal vast staat - en het staat nu vast dank zij de doctor van de passage - kan met vrucht gediskussieerd worden over de andere details.

Leupen noemt het een vrij ingewikkelde kwestie (zie citaat hiernaast links en in de linker kolom) om het eigen betoog te kunnen verklaren. Je moet er de tijd voor nemen, om er goed over te kunnen schrijven, stelt Leupen. Heeft Leupen dat dan gedaan met Het Bronnenboek van Nijmegen dat hij door studenten liet samenstellen en ongecontroleerd als het zijne uitgaf? Delahaye heeft zeker de tijd genomen en alles zorgvuldig geanalyseerd en gewogen en zeker niet alles door elkaar gehusseld. Dat Delahaye voorzichtig met bronnen omgaat, bewijst hij wel in zijn boeken, zoals in zijn boeken, waarin hij behalve teksten en ook bronvermeldingen geeft. In de De Bisschop van Nijmegen' dient hij Leupen ook van repliek en wijst hem op 456 fouten en enkele grove blunders.

Zoals Leupen c.s. het uitleggen is het inderdaad een vrij ingewikkelde kwestie. Maar als je de teksten volgt en de logica is het verre van een ingewikkelde kwestie. Het gaat er slechts om de juiste plaats te vinden, waar zich de beschreven historische gebeurtenissen hebben voorgedaan. En daarin zijn de bronnen helder als glas, als men ze tenminste onbevooroordeeld wil lezen. Zou Lepuen de kroning van Karel de Grote in Noviomagus ook in Nijmegen plaatsen? In het Bronneboek slaat hij de kroning in elk geval over. Dus dat Noviomagus was dan niet Nijmegen! Het overlijden van Karel de Grote wordt overigens ook niet vermeld in Het Bronneboek (was ook niet in Nijmegen), maar getuigt toch van weinig piëteit ten opzichte van de keizer die toch vier keer (4x!!!!) in Nijmegen is geweest.

Prof. dr. P.H.D. Leupen.
Pieter Henri Dé Leupen (1939) is de auteur van "Het Bronnenboek van Nijmegen", waar het zetduiveltje Moenen Bronnenbroek van heeft gemaakt. Hij hanteert steeds als belangrijkste opvatting tegen het werk van Delahaye, dat deze niet wetenschappelijk te werk zou gaan. Leupen gaat er blijkbaar vanuit dat hij dat zelf wel doet. Het Bronnenboek van Nijmegen mag als voorbeeld van zijn niveau van wetenschap dienen. Dat Bronnenboek is, getuige het voorwoord :
  • samengesteld door studenten, dus niet eens door Leupen zelf. Hij heeft het wel onder zijn eigen naam uitgebracht en van zijn ondertekening en dus goedkeuring voorzien. Je kunt je dus afvragen of professor Leupen dan wel alle bronnen zelf heeft gezien. Hoe wetenschappelijk ben je als je het zeer moeilijke werk van bronnenonderzoek en het lezen van aloude middeleeuwse handschriften door je studenten laat doen? Studenten die nog heel wat moeten leren, zoals wel blijkt uit lezing van Het Bronnenboek.
  • binnen 4 maanden is het Bronnenboek deels herschreven en van een aantal nieuwe teksten voorzien. Hoe volledig is dan dat eerste onderzoek geweest?
  • Verder bevat het Bronnenboek vele en zelfs onwaarschijnlijke fouten, waaruit blijkt dat de studenten nog heel wat moeten leren, evenals hun professor die dit geschrijf goedkeurde.
  • Bovendien bevat het een vijftal blunders. Wie dergelijke blunders maakt, en die blunders daarna met nooit vertoonde smoesjes probeert recht te praten, kan toch niet zeggen dat hij wetenschappelijk bezig is?
Andere publicaties van Leupen getuigen eerder van een gebrek aan deskundigheid, dan dat hij wetenschappelijk te werk zou gaan. In een volledig bij elkaar gefantaseerd artikel plantte hij de goederen Auchi en Bechi van de residentie Noviomagus neer te Ewijk of Ooy en Beek. Auchi heeft hij inmiddels laten vallen, toen de juiste plaats te voorschijn kwam. Bechi blijft als overgeblevene een beetje in de lucht hangen bij gebrek aan parallelle teksten en bij een volledig gebrek aan andere goederen. Zou Karel de Grote in de omgeving van Nijmegen maar één domein hebben gehad? Terwijl er bij andere residenties vele tientallen lagen. Waar moest Karel de Grote en zijn gevolg dan van eten? Moesten ze het zelf meebrengen vanuit Frankrijk? Dat gelooft Leupen toch zelf ook niet?

Ook in Het Bronnenboek van Nijmegen laat P.Leupen keer op keer merken weinig wetenschappelijk te werk te gaan. Van de meeste plaatsnamen geeft hij niet de originele naam, maar zijn interpretatie. Details over "wijngaarden" plaats hij vrolijk te Nijmegen, hij laat bisschoppen van Noviomagus in Nijmegen resideren en laat plots teksten weg die altijd voor Nijmegen hebben gegolden, zonder verdere toelichting of opgaaf van redenen.
Enkele voorbeelden van het wetenschappelijke van Leupens werk zijn de volgende: Het in de oorkonde van 1018 staande "ad dexteram partem" vertaalt hij foutief met "linkerkant" in plaats van rechterkant (tekst 101 in Het Bronnenboek), van Frettenna ten westen van Noviomagus (tekst 112) maakt hij Vreden dat ten oosten van Nijmegen ligt, van Monasterium-Sanctas maakt hij plots zonder enige argumentatie Xanten, terwijl alle historici het erover eens zijn dat het de plaats Sains-les-Marquion bij Kamerijk is. Zijn grootste wetenschappelijke blunder betreft de plaatsing van St.Harduinus, over en overbekend als bisschop van Noyon, in Nijmegen, dat nooit een bisschopszetel heeft gehad. Zie voor de overige blunders bij Het Bronnenboek van Nijmegen.
Floris IV, graaf van Holland, werd in 1234 tijdens een tournooi te Noviomagus gedood. Leupen maakt er Nijmegen van, ofschoon alle historici en alle Nederlandse encyclopedieën het feit te Noyon plaatsen", aldus Delahaye. Het raadplegen van de eerste de beste encyclopedie, die ons in handen kwam, bewees het gelijk van Delahaye: het was Noyon. Daarbij komt dat het hele voorval zich in Picardië voordeed. Sinds wanneer ligt Nijmegen in Picardië vraag je dan?


En dan durft Leupen Albert Delahaye te betichten van "niet wetenschappelijk te werk te gaan".

De Vroegste geschiedenis van de middeleeuwse stad Nijmegen.
In Spiegel Historiael van dec.1980 schreef Leupen een interessant artikel over de Vroegste geschiedenis van de middeleeuwse stad Nijmegen m.m.v. J.Thijssen. We citeren daaruit enkele opmerkingen. In rood opmerkingen en conclusies.
  • Gorissen onderscheidt (naar Pirenne) in zijn Stedeatlas drie kernen: de Karolingische palts (het latere Valkhof) (latere?), de hooggelegen versterkte nederzetting rond de Ridderstraat-Muchterstraat en de handelsnederzetting, de portus. Van deze drie kernen moet de palts als constructief element bij de stadsontwikkeling terstond uitgeschakeld worden. Is dat ook niet wat Albert Delahaye steeds beweerd heeft? Krijgt hij dan toch gelijk van Leupen?
  • De kernentheorie van Pirenne hangt nauw samen met zijn visie op het probleem van de continuïteit. Hoe meer men zich vanuit het centrum naar de periferie beweegt, hoe problematischer de continuïteit wordt. Dus toch een continuïteitsprobleem, ook al in het centrum? Krijgt Delahaye hier weer gelijk?
  • Van Maasticht is de continuïteit vastgesteld, voor Nijmegen blijkt nog een tijdvak van meer dan drie eeuwen niet in te vullen. Die meer dan drie eeuwen proberen Leupen & Thijssen als volgt op te vullen met heel wat twijfel (let vooral op de door mij onderstreepte woorden in de letterlijke citaten), zoals:
    1. een schijnbare, maar niet werkelijke discontinuïteit door verschillende criteria te hanteren, zoals cultusplaatsen, grafvelden, straten- en wegennet, bestuurscentrum, grondbezit of ommuring, waarop niet verder wordt ingegaan in dit artikel.
    2. enkele vondsten die kunnen wijzen op het voortduren van bewoning;
    3. de kern van de permanente bewoning, zo die er was, moet in ieder geval gezocht worden in en bij het huidige Valkhof. Maar het Valkhof was toch al uitgeschakeld?
    4. skeletten door Thijssen opnieuw bekeken en gedateerd in begin 7de eeuw. (Eerder waren deze skeletten gedateerd op eind 4de eeuw!) Daarmee wordt de aanwezigheid van bewoning omstreeks 600 veel waarschijnlijker.
    5. in een recent artikel over Nijmegens oudste kerk heb ik getracht aannemelijk te maken dat de kerk van Nijmegen een aan Stephanus gewijde eigenkerk geweest moet zijn ten tijde van bisschop Kunibert van Keulen (623-ca.650).
    6. Het is dus zeer aannemelijk dat omstreeks 600 op en bij het Valkhof een (bescheiden?) nederzetting heeft gelegen. Het vraagteken bij bescheiden? is door Leupen zelf in de tekst geplaatst, evenals dat tussen haakjes plaatsen. Uit beide spreekt slechts twijfel. En twijfel zou er toch niet zijn?
    7. In dit verband kan ook de interpretatie Niomago = Nijmegen (en niet Neumagen, dus toch twijfel?) op de vroeg-7 de-eeuwse munten uit de schatvondst in de buurt van Escharen meer waarschijnlijkheid krijgen. Maar Escharen is geen Nijmegen! Dan zouden deze munten in Nijmegen gevonden moeten zijn, hoewel, wat bewijs je met losse muntvondsten?
    8. De machtsovername door de Karolingers betekende voor Nijmegen in ieder geval een ingrijpende verandering. Men vermoedt dat zij Nijmegen als residentie kozen mede met het oog op verdere veroveringen in noordelijke en oostelijke richting. Voor de aanwezigheid van de Karolingers in Nijmegen ontbreekt elk bewijs. Men vermoedt.... Wie is die men? En wat vermoedt die men? Op een vermoeden kun je geen geschiedenis baseren! Uit de archeologische en tekstuele feiten blijkt dat in Nijmegen weinig tot niets Karolingisch is gevonden of te plaatsen. Uit het citaat hiernaast blijkt ook dat er geen duidelijke archeologische context is voor de gevonden 'scherven' in afvalkuilen, waarin ook Romeins puin gevonden is.
    9. Het is niet erg waarschijnlijk, dat er een talrijke boerenbevolking brood en arbeid kon vinden. Nijmegen bezat tot in de l2de eeuw weinig in cultuur gebrachte gronden. Was er wel een bevolking en waar leefden zij dan van?
    10. Wat eerder voor Beek bij Nijmegen omstreeks 800 geconstateerd werd, zal ook voor Nijmegen gegolden hebben: een complex van enkele hoeven (mansi) met een bescheiden oppervlakte aan cultuurland, naar een grove schatting ongeveer 100-125 ha. Ja, dat zal wel? Maar welke feitelijke bewjzen heeft men voor dat 'zal ook wel voor Nijmegen gegolden hebben'?
    11. Sedert enige tijd wordt aan de Katholieke Universiteit Nijmegen onderzoek verricht naar de geschiedenis van de nederzetting en de palts. Een van de onlangs aangeboorde bronnen, die informatie kunnen verschaffen over de localisatie van dit oude Nijmegen, is een rekening van de landsheerlijke rentmeesters... uit de 14de eeuw.... en een meer gedetailleerde uit de 15de eeuw. Hier blijkt de wetenschappelijke miskleun: met rekeningen uit de 14de en 15de eeuw bewijs je niets over de 8ste eeuw!! Als Leupen nu eens de boeken en artikelen van Albert Delahaye gelezen had, dan zou hij geweten hebben dat het oude Nijmegen zich aan de rivieroever bevond. Dat is ook de conclusie van Leupen zelf als hij schrijft (p.690 in S.H.): dat de stad zich vanaf de rivieroever heuvelopwaarts ontwikkelde.
    12. En over de cijns over grondbezit merkt Leupen nog op: In Nijmegen werd in de 13de· en 14de eeuw naast de schepenbank voor overdrachten van bepaalde, met een cijns belaste, onroerende goederen (huizen, erven) cijns geheven. De oudste vermelding van deze cijn is de rekening die dateert van 1313-1314. Wat bewijs met een rekening uit de 14de eeuw over bewoning in de 8ste eeuw?
    13. Dit verschijnsel deed zich het eerst voor in Vlaanderen (tweede helft van de 11de eeuw); in Oost-Nederland en in de Duitse steden zette het proces in vanaf de 12de en liep door tot in de 15de eeuw. Aangezien Nijmegen zich in die periode graag kwalificeert als 'Duitse' stad (Rijksstad van het Duitse Rijk), gaat het over de 12de eeuw. Dat is 4 eeuwen na 800!
    14. Intensieve waarnemingen tijdens de aanleg van riolering in het westelijk deel van de Nonnenstraat en de sloop van kelders aan zowel de noord- als zuidzijde van dezelfde straat leverden geen enkele aanwijzing voor de aanwezigheid daar van een vroege stadsmuur. Hier spreekt Leupen dus Gorissen tegen die daar de eerste omwalling in de 13de eeuw plaatste. Het wordt eentoning, maar ook hier krijgt Delahaye weer gelijk. Blijkbaar kent de Universiteit (i.c.Leupen) de eigen geschiedenis van Nijmegen niet. Delahaye heeft er al over geschreven in de jaren 50 van de twintigste eeuw, waardoor juist die oudste stadsontwikkeling voor hem de aanleiding was die oudste geschiedenis en met name de veronderstelde Karolingische periode eens wat nader te onderzoeken. Zijn conclusie was behalve verwonderlijk dat het nooit onderzocht was, ook onthutsend dat er niets van klopte.
    15. Er is een groot probleem: nergen in de bronnen wordt zo'n burgus (zoals Gorissen meende!) genoemd. Het is bovendien niet erg waarschijnlijk, dat er zo dicht naast de burcht nog een versterking was. Hier wijst Leupen weer de opvattingen van Gorissen af en geeft hij in weze Delahaye wer eens gelijk, die dat eerder opmerkte. Zie zijn boek "Het mysterie van de Keizer Karelstad". (Heerlen 1958).
    16. Er is derhalve voor de aanweigheid van een aparte burgus als domeinscentrum naast de villa geen enkele ruimte.
    17. Pas in 1230 verkreeg Nijmegen stadsrechten.... dat een nieuw begin was voor Nijmegen. Een nieuw begin als stad. Van de oudste stad van Nederland blijkt dan ook geen enkele sprake. Nijmegen mist vele eeuwen van bestaan en zeker het bestaan als stad.

    Wat uit dit artikel duidelijk blijkt is dat het gat van Nijmegen inderdaad blijft bestaan. Leupen en Thijssen zijn er ook in dit artikel niet in geslaagd om aannemelijk te maken dat Nijmegen tussen de 7de (omstreeks 600: regel d en f) en de 12de eeuw (zie regel m) enige vorm van bewoning had. Slechts op aannamen, waarschijnlijkheden en vermoedens zijn hun opvattingen gebaseerd. Maar een duidelijk bewijs ontbreekt!


    De studie en publicatie van P.Leupen over Philips of Leyden (Zwolle 1981) wordt in recensies volledig afgekraakt.
    "Het is een magere onvolwassen en vage manier van behandeling der aangevoerde teksten, waarbij de auteur in overwegende mate afgaat op lezingen uit de tweede hand. Mufheid is troef: zijn vertrouwdheid met de recente literatuur ter zake laat heel wat te wensen over. En ook zijn vakmanschap schiet - zoals uit de voetnoten blijkt- schromelijk te kort." "Van objectieve geschiedschrijving is maar weinig te merken". "Over de hele lijn staat het vakmanschap van de auteur op een zeer laag niveau en zweemt het naar amateurisme".
    Dit boek kreeg van Walter Ullman een werkelijk afbrekende recensie. Ullman oordeelt als volgt: "Over de hele linie staat het vakmanschap van de auteur op zeer laag niveau en zweemt het naar amateurisme" en "Het boek is onvolledig en onbevredigend en laat dozijnen van werken onvermeld, bibliografische details zijn volslagen ontoereikend en er worden teksten geciteerd zonder de geringste aanduiding van hun vindplaats".


    Kan Leupen zich bij zulke blunders nog een deskundige blijven noemen? De man kent de eigen geschiedenis van Nederland niet eens en dan wil hij oordelen over de geschiedenis van Frankrijk?

    Wie als universitaire paus in 1978 in Nijmegen een bisschop benoemd, kan voorlopig maar beter zwijgen als het over historische geografie of kerkgeschiedenis gaat. Wie praat er nog over "wetenschappelijk niveau"? Kijk verder bij "Het Bronnenboek van Nijmegen".


    De visie van Leupen.
    In Numaga van 1982 p. 69 publiceerde Leupen samen met Bogaers 1) een artikel met de veelzeggende titel "Nijmegen en de dooddoeners van Delahaye". In het artikel gaan Leupen en Bogaers vooral in op het toen verschenen boek "De Bisschop van Nijmegen".
    "In februari 1982 verscheen het boek "De Bisschop van Nijmegen" van de hand van A. Delahaye. Sinds oktober 1955 tracht deze met tal van woorden en in menig geschrift zijn opvattingen over de Romeinse en vroegmiddeleeuwse geschiedenis van Nederland en Noord-Frankrijk aan de mens te brengen 2) , tot nu toe naar het schijnt 3) zonder veel succes. Zijn tegenstanders plegen bij D. geen voet aan de grond te krijgen 4); hij loopt om hen heen 5), nu en dan heel lelijke woorden schreeuwend 6), verzwijgt hun argumenten 7) of weigert er serieus op in te gaan 8) en meent nu al 9) meer dan 25 jaar dat beweringen identiek zijn met bewijzen 10). In Numaga hebben de hoogleraren R.R. Post en B.H. Stolte 11) reeds vele jaren geleden waardevolle bijdragen 12) geleverd ter afdoende bestrijding 13) van D.'s denkbeelden. Een en ander heeft bij D. geen merkbaar resultaat 14) opgeleverd. In "De Bisschop van Nijmegen", D.'s achtste boek, gaat de schrijver onvermoeibaar te keer tegen anderen 15), die het evenmin met hem eens zijn. De lectuur van dit werk - een zeer afmattende bezigheid 16), vooral wanneer de lezer, ondanks zeer veel, oprecht zijn best wil doen om in alle opzichten kritisch te blijven 17) - heeft enige verrassingen 18) opgeleverd die het wellicht de moeite waard maken om in Numaga nogmaals op de zaak D. 19) terug te komen. Op grond daarvan lijkt het 20) thans namelijk mogelijk, D.'s opvattingen met behulp van D. zelf te weerleggen 21)."

    Voor de nummers: zie de noten hierna.
    Noten:
    1) Bogaers was één van de mede samenstellers van Het Bronnenboek en heeft het leeuwendeel geleverd van de zogenaamde Romeinse bronnen van Nijmegen. Er stonden dus meer reputaties op het spel dan alleen die van Leupen. Waar is trouwens de reactie van co-auteur Thissen van "Het Bronnenboek"?
    2) Zo kwalificeren Leupen en Bogaers dus een wetenschappelijke discussie. Daarom ontbreken de boeken van Albert Delahaye ook in de bibliotheek van de Universiteiten van Nijmegen en Amsterdam.
    3) Blijkbaar spreken Leupen en Bogaers nooit andere historici die de opvattingen van Delahaye onderschrijven. Zie de vele Citaten OVERIGENS OOK VAN HENZELF. Of willen Leupen en Bogaers "het gat van Nijmegen" blijven ontkennen, ook al is datzelfde gat in het Bronnenboek te vinden? Of willen Bogaers en Leupen nog steeds de verwarring tussen Nijmegen en Noyon ontkennen? En noemen zij de kapel op het Valkhof nog steeds de "heidense kapel" of weten ze inmiddels dat deze uit de ELFDE eeuw stamt? En weten zij ondertussen dat de oudste stadskern van Nijmegen aan de Waal lag? En hebben zij in Nijmegen al iets teruggevonden van het Karolingische paleis van Karel de Grote? De archeologen nog steeds niet, ook al beweerde Van Es ooit van wel! (De man had zich vergist, net als in Wijk bij Duurstede).
    4) Sommige "tegenstanders" is Delahaye echt wel dankbaar geweest, daar zij hem op "zwakke" punten in zijn betoog hebben gewezen, die hij nadien versterkt heeft met nieuwe argumenten, waardoor verder verweer uitbleef.
    5) In het debat in 1980 is Delahaye verre van "om zijn tegenstanders" heengelopen, in artikelen evenmin. Delahaye is altijd met open vizier elk debat aangegaan. Dat de uitkomst de tegenstanders niet altijd beviel, was voorspelbaar.
    6) Welke lelijke woorden bedoeld worden blijft onbekend. Vermoedelijk slaat het op het feit dat de schrijver van het Bronnenboek beschuldigd worden van opzettelijk en wetenschappelijk bedrog, tekstvervalsingen, volslagen onkunde en een aanfluiting voor de geografische geschiedenis van Nederland. Het schreeuwen zal wellicht slaan op de felheid waarmee Albert Delahaye soms schriftelijk betoogt. Dat Bogaers Delahaye "een ernstig ziektegeval" noemt en zijn argumentatie "klinkklare kletspraat" valt hier blijkbaar niet onder.
    7) Delahaye heeft altijd de argumenten van de z.g. tegenstanders besproken en weerlegd.
    8) Het onderhavige boek "De Bisschop van Nijmegen" mag als voorbeeld dienen en weerlegt dus deze stelling van Leupen.
    9) Het is met historische geografie geen kwestie van MENEN, maar van WETEN. Het menen is al te lang de basis geweest van alle Nederlandse interpretaties en tradities. Zo komt de Nederlandse traditie ook aan 24 (vierentwintig) verschillende plaatsen waar Castra Herculis gelegen heeft, elk "bewezen" met 'doorslaggevende' argumenten.
    10) Ook Delahaye plaats naast die beweringen ook steevast onweerlegbare bewijzen, die hij overigens vaak uit de archeologie krijgt aangereikt. Ten aanzien van een aantal punten spreekt hij ook zelf wel eens twijfel uit. Nooit heeft Delahaye beweert de wijsheid in pacht te hebben, al wordt dat door tegenstanders nog wel eens valselijk beweerd.
    11) Vreemd blijft het dan dat de artikelen van Post en Stolte nooit in enige literatuurverwijzing staan, ook niet in het Bronnenboek.
    12) Zo waardevol zijn die artikelen blijkbaar niet geweest, je hoort er immers nooit meer iets over nadat Post "alle plaatsen van de wereld in de bullen van de paus genoemd in de buurt van Rome wilde leggen" en Stolte Aken in Nederland wilde situeren, immers in Duitsland heet die plaats toch Aachen?
    13) Is een afdoende bestrijding als Delahaye de opvattingen van de traditionele wetenschap zou onderschrijven, liever naschrijven en er geen enkele discussie meer zou zijn? Als de wetenschap de opvattingen van Delahaye zou onderschrijven, was er evenmin een discussie. Maar hoe moet het dan met alle historici, waaronder Leupen zelf, die de traditionele geschiedenis ook niet volgen en beetje bij beetje herzien? Of is Leupen nog steeds van mening dat Nijmegen door Julius Caesar is gesticht en dat de St.Nicolaaskapel op het Valkhof Karolingisch is?
    14) Het is Leupen dus wel opgevallen dat Delahaye wel degelijk zijn studie voortzet. Hij noemt "De Bisschop van Nijmegen" immers Delahaye's 8e boek. Ik ben wel benieuwd welke telling Leupen hier hanteert. Het was het 6e boek van Delahaye over zijn studies over het eerste millennum. Of Leupen kan echt niet tellen, wat in Nijmegen algemeen al een probleem is waar men binnen enkele decennia enkele keren verkeerde eeuwfeesten heeft gevierd. Of Leupen telt andere uitgaven van Albert Delahaye mee, die niets met zijn studie te maken hebben. Als Leupen op deze manier ook zijn telling bij bronnen hanteert, zegt dit genoeg.
    15) Ook de nieuwe generatie historici blijkt nog "besmet" te zijn met de aloude verhaaltjes van Bataven in de Betuwe tot St.Willibrord in Utrecht. Het zal nog wel enige generaties duren voordat de geschiedenisfaculteiten in Nederland smetvrij zijn. Maar geen nood, omdat we het over geschiedenis hebben, zal de tijd in het voordeel van Delahaye werken. Niemand heeft het toch meer over enkele van Holwerda's opvattingen over de Klokbekercultuur op de Veluwe of het Oppidum Batavorum in Nijmegen? Ook daarvan was ooit iedereen overtuigd. Ook hier gold "komt tijd, komt raad".
    16) Vandaar dat Leupen in zijn Bronnenboek weinig vertalingen en geen verklaringen geeft. Hoef je dat ook allemaal niet te lezen. Zo krijgt Leupen dus ruim 2000 jaar geschiedenis van Nijmegen (beweert hij) in nauwelijks 190 teksten op ongeveer 40 bladzijden gepropt. Het tellen van de ruim 2100 fouten op die 40 bladzijden is voor hem zeker geen afmattende bezigheid geweest. Voor Albert Delahaye evenmin. Hij heeft dat met veel energie en genoegen gedaan.
    17) Misschien zou het eens verstandig van Leupen zijn om eens kritisch naar zijn eigen publicaties te kijken en de kritiek van Delahaye niet af te doen met een smoesje, want een ander woord voor zijn verweer is er niet. Een tekstvervalsing "moet kunnen", een cruciaal gedeelte van een tekst "weglaten" ook, teksten die eerder ten gunste van Nijmegen gebruikt werden weglaten (dat kan de gemiddelde lezer toch niet controleren) mag toch? Uit een hele serie teksten die een samenhangend verhaal vormen, er twee naar Nijmegen trekken, zou dus van kritisch zijn getuigen? Kritisch zijn wil niet zeggen alle teksten weglaten die niet in je straatje te pas komen. Kritisch zijn wil zeggen alle teksten geven en met argumenten aangeven waarom juist ia wat jij beweert. Dat is wetenschap en zo deed Delahaye dat. In "De Ware Kijk Op" geeft Delahaye ruim 756 teksten met een toelichting die over Noviomagus gaan en die NIET in Het Bronnenboek te vinden zijn. Dat had Leupen dus toch juist gezien. Al deze weggelaten teksten gaan immers niet over Nijmegen, maar over Noyon.
    18) In de voortgang van zijn studie stuitte Albert Delahaye regelmatig op nieuwe teksten en publicaties die in Nederland tot heden onbekend waren. In Frankrijk blijkt nog een kapitaal aan oude akten en oorkonden te bestaan, waarvan er enkele falikant tegen de Nederlandse traditie pleiten. Het is natuurlijk erg verrassend als blijkt dat Noyon tot ver in de Middeleeuwen een DUITSE stad is geweest en dat de fixatie op de moderne grenzen een verkeerd uitgangspunt is geweest bij alle studies.
    19) Het gaat blijkbaar niet om een wetenschappelijke discussie met respect voor elkaars meningen. Men sprak van de zaak D., alsof het om iets ging dat het daglicht niet kon verdragen. Feitelijk gaat het ook helemaal niet om Delahaye, maar om het feit of Romeins en Karolingisch Nijmegen ooit Noviomagus heeft geheten. Bij een totale afwezigheid van Karolingisch Nijmegen, is de helft van de mythe al weerlegt. En omdat Romeins Noviomagus DEZELFDE plaats was als Karolingisch Noviomagus, volgt de andere helft vanzelf.
    20)Hier laat Leupen weer zien dat hij het nog steeds niet begrijpt. Het lijkt hem misschien mogelijk dat hij de opvattingen van Delahaye nu kan weerleggen. We zijn benieuwd.
    21) Dat weerleggen met Delahayes eigen opvattingen gebeurt aan de hand van de Peutingerkaart, het Itinerarium Antonini en de gegevens van Ptolemeus, over de routes van de Peutingerkaart, met name die van Noviomagus naar Colonia (Keulen volgens de traditie). Wellicht ziet Leupen hier die verrassingen, want Delahaye heeft hierover een andere opvatting. De kritiek die Leupen en Bogaers geven snijden deels hout. Van het eerdere betoog van Delahaye klopt een aantal zaken niet. Dat wist ook Delahaye zelf al een tijdje, wat hij ooit aldus verwoorde: "Ik weet dat Colonia niet Keulen was, maar ik moet het eerst nog bewijzen voordat ik ermee voor de dag kan komen". In zijn laatste boek over de Peutingerkaart dat postuum werd uitgegeven, is dit gedeelte dan ook volledig herschreven. Het valt namelijk niet mee om als eenling eventjes 1000 jaar geschiedenis te herzien en alle bronnen tegelijk te raadplegen. Zoals Delahaye eerder aangaf "Ik kan niet alles tegelijk!"

    Afdoende bewijzen vinden Leupen en Bogaers in de herhaling van alle traditionele zienswijzen. Tegenover de mening van Delahaye staat immers "de algemeen aanvaarde opvattingen van de traditie". Volgens Leupen is dit een even afdoend als wetenschappelijk bewijs, die algemeen aanvaarde opvattingen van de traditie. Door maar steeds te blijven herhalen dat Nijmegen in het eerste millennium Noviomagus heette, gaan Leupen en anderen het vanzelf geloven. Maar geloof is geen wetenschap. In Nijmegen heeft men geen enkel bewijs, dat het gelijk van haar geschiedenis aantoont, ook al ligt Museum Het Valkhof vol met Romeins. Er zijn in Nijmegen zeker Romeinen geweest, maar daarmee houdt het op. Dat Nijmegen ooit het Romeinse of Karolingische Noviomagus was is nooit wetenschappelijk vastgesteld.

    Albert Delahaye is wel eens de Galileo Galilei van de 20e eeuw genoemd. Ook Galileo Galilei kreeg geen steun van de toenmalige wetenschap. "En toch staat hij stil", sprak Galileo. De aarde bleek om de zon te draaien, ook al was iedereen van mening dat het andersom was.

    Met deze LINK verwijzen we naar enkele "wetenschappelijke uitspraken" van Leupen.

    Nagekomen berichten uit Amersfoort.
    Tijdens een lezing in Museum Flehite in Amersfoort op 30 juni 2009 over 750 jaar stadsrechten, geeft Leupen een toelichting op de randschriften van stadszegels. Het bevreemdt hem dat het stadszegel van Amersfoort als enige zegel in de tekst het woord "oppidum" bevat. Andere zegels van steden bevatten doorgaans in de tekst het woord "civitas". Leupen probeert dit verschil te verklaren met de uitzonderlijke positie die de stad Amersfoort als "vrije" marktstad zou hebben gehad.
    Leupen maakt hier de voor hem gebruikelijke fout door vergelijkingen te maken tussen zaken die een eeuw uit elkaar liggen. De randschriften van zegels uit de 12e en 13e eeuw vergelijkt hij met het randschrift van een Amersfoorts zegel uit de 14e eeuw. Een eeuw verschil maakt voor Leupen blijkbaar niet veel uit. Leupen is nooit echt sterk geweest in enig tijdsbesef. Dat zien we ook in zijn Bronnenboek, waarbij teksten over Noviomagus uit de 11e eeuw doodleuk worden vergeleken met teksten over Noviomagus uit de 9e eeuw. Alsof het steeds over hetzelfde Noviomagus zou gaan.
    "Als je het over de stadsontwikkeling hebt, moet je goed kijken in welke periode het speelt", zegt Leupen nog zelf tijdens deze lezing. Dit ook toepassen op eigen onderzoek blijkt bij Leupen toch een ander verhaal. In hoeverre ben je dan wetenschappelijk bezig?

    Opgravingen op de Appelmarkt in Amersfoort.
    Op de Appelmarkt in Amersfoort zijn fundamenten gevonden die in een halfronde boog liepen en die aan de buitenbocht resten van steunberen vertoonden. Men had de fundamenten van een kapel gevonden, was de algemene overtuiging van de opgravers.
    Er kwamen bij nuchtere belangstellende meteen al vragen op, waarom die kapel, zo vlak bij de St.Joriskerk, dan op geen enkele oude kaart van Amersfoort stond en ook in de archieven onbekend was.
    Leupen ging desgevraagd op zijn lezing mee in het verhaal van die kapel en maakte er zomaar even (zonder eigen onderzoek) een eigenkerk voor de kanunniken van de St.Joriskerk van. Hij vergeleek de situatie meteen met die in Maastricht waar de St.Jan vlak naast de St.Servaas ook een eigenkerk van de kanunniken was.
    Deze voorbarige conclusie van Leupen (en anderen) werd enkele weken later met de nodige hilariteit weerlegd, toen duidelijk werd dat men de fundamenten van een tuinmuur (erfafscheiding) had gevonden. Het voorbarig conclusies trekken is een algemeen archeologisch verschijnsel waaraan ook 'gezaghebbende historici' zich regelmatig schuldig maakten en maken. In dit geval ook dr.P.Leupen.

    Voor je het weet gaat zo'n opgegraven "kapel" weer een eigen leven leiden en hebben we er in Nederland een volgende mythe bij. Hoe historische "zekerheden" ontstaan wordt hiermee heel duidelijk aangetoond.