Terug naar de beginpagina. Naar het overzicht in het kort.

Romeinse wegen in Nederland.

Romeinse wegen in Nederland, Paul van der Heijden (redactie).
Uitgave in samenwerking met: Gemeente Amsterdam, Monumenten en Archeologie (2016).

De Romeinen rolden duizenden kilometers aan wegen uit naar alle hoeken van de toen bekende wereld. Ze legden wegen aan op een tot dan toe onbekende schaal. Hierdoor konden meer mensen tegelijk op pad, konden ze sneller reizen en veel langere afstanden afleggen dan ooit tevoren. Het waren de eerste snelwegen ter wereld. Legioenen verplaatsten zich hierover met nog nooit vertoonde snelheid en handelaren brachten handelsgoederen uit verre en onbekende streken naar de Lage Landen. Met de uitbouw van het wegennet brachten de Romeinen ook hun cultuur naar Nederland.

De Romeinse wegen waren niet uniform, zoals onze snelwegen tegenwoordig. Het uiterlijk van wegen kon per streek verschillen, al naar gelang de status, landschappelijke obstakels en beschikbaarheid van bouwmateriaal. In dit boek gaan we op zoek naar de Romeinse wegen in Nederland die we kennen uit historische bronnen en archeologische opgravingen. Vaak zijn de wegen in de grond alleen herkenbaar als reepje grind, maar toch vormen ze onderdeel van het netwerk dat Nederland verbond met de rest van het Romeinse Rijk.

Het boek 'Romeinse wegen in Nederland' laat op een toegankelijke manier zien hoe de Romeinse wegen ons zowel infrastructuur als beschaving brachten. Nederland werd letterlijk op de kaart gezet.


Het is de traditionele opvatting, die Paul van der Heijden c.s. in dit boek beschrijft.

De werkelijkheid vindt U hiernaast en in de boeken van Albert Delahaye.

Als je dit boek zorgvuldig bestudeert kom je de ene na de andere onjuistheid tegen. Het is dan ook uitgesloten dat met dit boek enig bewijs wordt geleverd voor de traditionele opvattingen. Het blijken veronderstellingen en hypothesen te zijn. Feitelijk baseren de schrijvers zich in dit boek uitsluitend op de Peutingerkaart, maar daarvan staat nu wel vast dat het een falsum is. Zie bij Peutingerkaart.

Het moet goed begrepen worden: de aanwezigheid van de Romeinen in ons land wordt allerminst ontkend. En waar de Romeinen verbleven legden ze ook wegen aan. Maar waren dat de wegen die op de Peutingerkaart te zien zijn? Dan is er toch meer nodig dan enkele toevallige overeenkomsten. Zie verder bij de Peutingerkaart. Er zijn teveel afwijkingen van die kaart om van een sluitend bewijs te kunnen spreken.

De af te leggen afstanden in de Romeinse tijd en middeleeuwen is steeds afhankelijk geweest van de omstandigheden van het terrein en de daarbij gerealiseerde reissnelheid. Deze laatste wordt op een 5 km per uur (gemiddelde wandelsnelheid, mede in verband met voetvolk en ossenwagens) gehouden en op zo'n 25 tot 40 km per dag. Of bepaalde reizen dan wel mogelijk zijn geweest binnen de geschetste tijd staat ernstig ter discussie. Lees meer bij Romeins Verkeer..
Feitelijk is de conclusie van dit boek zeer verhelderend en erg eenvoudig: 'De Romeinse wegen in Nederland laten zich lastig traceren. Veel van de wegen zijn verdwenen of liggen onder een dikke laag zand of klei'
. (p.113). Je kunt de transgressies na de Romeinse tijd dan ook niet lager blijven ontkennen, wat de nodige consequenties heeft. Zie bij transgressies.

Wat verkleuringen in de grond, een enkele laagje grint en in het beste geval nog een paar verrotte balken in een eindeloze hoeveelheid klei. Als je puur naar de resten kijkt, zou je je kunnen afvragen: waar maken we ons nu eigenlijk zo druk over? Waarom al die ophef over een handvol steentjes?
Het zijn zeer terechte vragen die Van der Heijden hier zelf stelt op p.6. Ondertussen is men wel druk doende die handvol steentjes op de lijst van Werelderfgoed van de Unesco te krijgen. Als dat lukt staat archeologisch Nederland (en de Unesco) volkomen in hun hempjes. Die zijn dan niet langer serieus te nemen. Immers van Romeins Nederland is niets meer zichtbaar dan wat nagebouwde uiterlijkheden op niveau van het 'pretpark' Archeon.

In Archeobrief 1 van maart 2011 is Paul van der Heijden wel openhartig over die Romeinse wegen. Tussen de 71 stukken en stukjes gevonden weg blijken er grote verschillen te bestaan in breedte, opvulling, verharding, wel of geen greppels, ofwel er is totaal geen sprake van eenduidigheid. Geen twee stukken blijken aan elkaar gelijk waar geen Romeinse standarisatie uit spreekt, waar de Romeinen toch wel om bekend staan. Waren het wel allemaal 'Romeinse' wegen? De gevonden stukken vormen ook geen doorlopende weg, hoewel die indruk wel wordt gewekt op de erbij getoonde kaartjes.


Het is overduidelijk dat de zogenaamde Romeinse Limes in Nederland nooit iets heeft voorgesteld. Het is precies zoals archeoloog W.A. van Es (zie daar) het in 1981 al omschreef: "Het Romeins in Nederland is allerminst van internationale allure geweest". "Romeins Nederland is nimmer de eer van een colonia waardig geacht!"
Daar is ondertussen niets nieuws bijgekomen, ook in dit boek niet gezien de literatuurlijst die loopt van 1884 tot 2014. Opvallend is wel dat juist dit boek van Van Es, maar ook dat van A.W.Byvanck (zie daar) en Albert Delahaye niet in de literatuurlijst voorkomen. Opvallend? Neen, Van der Heijden c.s. vermijden precies de boeken die hun opvattingen tegenspreken.
Toch moeten ze soms erkennen dat de traditionele opvattingen ook niet kloppen. Met veel uitweidingen wordt dan om de hete brij heen gepraat. De voorbeelden hieronder maken dat wel duidelijk.


De visie van Albert Delahaye.
Wat voor alle duidelijkheid benadrukt moet worden is dat Delahaye geen moment twijfelt aan de aanwezigheid van de Romeinen in Nederland, wat de Romeinse relicten wel aantonen. Ook hebben de Romeinen hier zeker wegen aangelegd en in dit drassige gebied op allerlei manieren verstevigd. De wegen worden niet ontkend, maar zijn dit de wegen van de Peutingerkaart? Ook de plaatsnamen die van diezelfde Peutingerkaart komen, zijn voornamelijk gebaseerd op een oppervlakkige klankovereenkomst. Het blijkt nog steeds een onbewezen veronderstelling te zijn, een hypothese. Zeker nu bewezen is dat de Peutingerkaart een falsum is, is er geen enkel bewijs dat de Nederlandse traditie juist is. Zie bij Peutingerkaart.

Waar in Nederland vind je het Septemvium, een kruispunt van Romeinse wegen waar Trajectum en Lugdunum deel van uitmaakten?

Overal waar de Romeinen verschenen legden zij wegen aan, zeker in drassige gebieden zoals in Nederland. Frappant is het wel dat van die wegen die er beslist geweest zijn, zo weinig wordt teruggevonden. Ook de verschillen in die wegen geeft al aan dat deze niet aangelegd zijn in een uniformiteit die kenmerkend is in het grote Romeinse Rijk. Ook de uitvoeringen van Romeinse kampen en wachttorens in Nederland blijken erg verschillend.
Van de zuidelijke weg die door de Patavia gelopen heeft en die in Nederland geprojecteerd is, is al helemaaal niets teruggevonden
(wat in dit boek ook erkend wordt (p.33-39). Daardoor wordt de hypothese al tot 50% gereduceerd.
Op het verblijf van de Romeinen in Nederland is de term 'Agri Decumatis' van toepassing. Letterlijk vertaald betekent dat 'de drooggevallen gronden'. Tacitus beschrijft het zo (Germania 29): 'Onder de volken van Germania mogen we hen niet tellen, die zich hebben gevestigd aan de overzijde van de Rhenus en de Danuvius en daar de "Agri Decumates” bezetten. Het schuim van Gallia, en allen die de miserie tot dit waagstuk had gedwongen, hebben een land ingenomen waarvan het bezit onzeker was. Daarna heeft men een grensweg aangelegd, hier en daar enige legioenen gelegerd, en zo zijn zij een vooruitgeschoven punt van het rijk en deel van een provincie geworden'. Deze tekst van Tacitus spreekt de traditionele opvatting op een onmiskenbare wijze tegen.

Deze tekst is altijd volledig misverstaan doordat men Renus en Danuvius met de Rijn en Donau vereenzelvigde en men de Agri Decumates in zuidwest Duitsland plaatste. Maar daar is geen sprake van drooggevallen gronden waarvan het bestaan onzeker is. Het gaat hier duidelijk om het waddengebied aan de kust van het Kanaal, onderhevig aan overstromingen, precies zoals het door Plinius beschreven is. De Duinkerkse transgressies zijn er over- en overbekend en heten niet voor niets Duinkerkse transgressies. En Germania? Germania was het gebied ten noorden van Gallia, waarvan Boulogne-sur-Mer de hoofdstad was volgens Orosius. Zie bij Germania.
En juist in dit gebied waar je de overkant kunt zien, stak Julius Caesar over naar Engeland, woonden de Bataven en kwam Willibrord in 690 aan op het vasteland.



Wat leert dit boek over de Romeinse wegen in Nederland ons?

Volgens redacteur Paul van der Heijden is het 'bewerkt naar' J.E.Bogaers, 'Noviomagus. Op het spoor van de Romeinen in Nijmegen' uit 1979. Wat er precies bewerkt is blijft onduidelijk. Bogaers heeft het alleen over Nijmegen, Van der Heijden over de wegen ver buiten Nijmegen, zelfs tot in België en Duitsland. Aangezien er geen noten in dit boek staan is moeilijk te achterhalen waar Van der Heijden welke informatie precies vandaan heeft. Er is wel een lieteratuurlijst toegevoegd, maar daar staat Bogaers niet in. Wel enkele boeken die wat verouderd zijn en wellicht al helemaal achterhaald, zoals een verslag van de Algemene Vergadering van het Provinciaal Utrechts Genootschap van Kunsten en Wetenschappen uit 1895.

Uit alles blijkt dat dit boek ondanks de hierna volgende opmerkingen toch de traditionele opvattingen volgt. Daardoor komt men toch voor enkele (onoplosbare) vragen te staan en maakt daarbij enkele onvergeeflijke fouten, zelfs blunders. Dat kan natuurlijk ook niet anders, immers de traditonele opvattingen geven geen antwoorden op vragen die in Nederland wel van toepassing zijn, maar elders niet. Bij een zorgvuldige lezing van het gestelde, komen de vragen vanzelf. Maar we constateren ook enkele opmerkelijke onjuistheden of grote fouten in dit boek. We geven hieronder enkele voorbeelden:

  • Paul van der Heijden schrijft dat het Tiende Legioen (Legio X Gemina) het enige legioen is geweest dat voor langere tijd in ons land gelegerd was. Het zou in 70 n.Chr. tijdens de Bataafse Opstand naar Nijmegen gekomen zijn. Dat is helaas onjuist. Het Tiende legioen kwam pas in het jaar 71 ('na de winter' staat in de betreffende tekst) naar Nijmegen en dat is ná de Bataafse Opstand. Het Tiende Legioen was betrokken bij het neerslaan van die opstand en was toen gelegerd te Norroy in Noord-Frankrijk. Zie bij de Opstand van de Bataven.
    Legio X Gemina in Nijmegen?
    Is dit een slordigheidsfoutje? Je mag er toch van uitgaan dat Nijmegenaar Paul van der Heijden de Nijmeegse geschiedenis bestudeerd heeft en door en door kent. Waarom dan deze fout? Voor iemand die zich graag voordoet als deskundige van de Nijmeegse geschiedenis is deze fout niet acceptabel, ook al scheelt het maar een jaar! Is het om een bepaalde traditionele opvatting te onderbouwen? Er is geen andere uitleg dan dat deze 'fout' bewust is gemaakt. Het is dus een bewuste leugen om de traditonele opvatting te bewijzen dat de Bataven in de Betuwe verbleven en daar in opstand kwamen! Een andere uitleg is er niet. Met deze onvergeeflijke fout gooit Van der Heijden zijn deskundigheid te grabbel!
    Het tiende legioen dat in 69 en 70 n.Chr. tegen de Bataven gestreden heeft, werd pas na het voorjaar van 71 vanuit Frankrijk (Norroy) naar Nijmegen overgeplaatst. Dit feit wordt zelfs door vier Nijmeegse historici (Bogaers, de Waele, Morren en Buchem) genoemd. B.Stolte (zie daar) is een historicus die in tegenstelling tot de vier hiervoor genoemde historici het Tiende Legioen in 70 naar Nijmegen laat komen om de opstand te onderdrukken. Maar in de literatuurlijst wordt Stolte niet genoemd, dus bij Stolte kan Van der Heijden het niet gelezen hebben. Waar dan wel?
    Als het Tiende Legioen bij de opstand van de Bataven in 69 en 70 n.Chr. in Frankrijk was, heeft de strijd zich ook dáár afgespeeld: ergo verbleven de Bataven ook dáár! Dat Van der Heijden bij de opsomming van de verblijfplaatsen van het Tiende Legioen Frankrijk (opzettelijk?) niet noemt is veelzeggend. Het past niet in zijn plaatje en dat van de traditionele opvattingen.

  • De vrede tussen de Romeinen en de Bataven werd volgens Tacitus gesloten op een brug over de rivier Nabalia. Daar maakt Van der Heijden hier zonder verdere toelichting of bewijsvoering gewoon de Waal van (p.72) en dat is nieuw. Bij welke auteur in de literatuurlijst heeft hij dit gevonden? Door geen van de Nijmeegse historici is dit wel eens geopperd. Op internet circuleren meerdere opties, maar de Waal is daar niet bij. Wel een straat in Lienden met de naam Nabalia, waar aan beide zijden hoger gelegen huizen, in de Romeinse tijd was hier misschien een rivier (volgens Westerheem 1979)? Zo schrijft men geschiedenis in Nederland). Maar de Waal was toch de Patabus? Bij de Waal is die brug nooit gevonden, wel enkele constructies (?) aan één kant. Verdere aanwijzingen zijn nog niet gevonden en inmiddels is er ook twijfel over de Romeinse datering, lezen we. Op de noordoever zochten archeologen vergeefs naar een weg die op deze brug zou moeten aansluiten. Die weg is dus nooit gevonden!

  • De Romeinen zouden kans gezien hebben dat rijk zo'n vierenhalve eeuw bij elkaar te houden. (p.10). Hoe Van der Heijden aan die 4½ eeuw komt vermeldt hij niet. Reken je vanaf Augustus dan kom je op krap 4 eeuwen. En dan het hele rijk? Rond 260 n.Chr. werd een groot deel, waaronder Nederland, al opgegeven en kwam de noordgrens op de taalgrens te liggen, de taalgrens die nog steeds op dezelfde plaats ligt in België en Noord-Frankrijk naar Zwitserland. Ook in Oost-Europa werden grote delen (o.a.Dacië) opgegeven onder keizer Hadrianus. En dan hebben we nog niet eens het verre oosten genoemd. Deze bewering van Van der Heijden is dus verre van juist, maar hiermee schetst hij wel het door hem zo graag voorgestane traditionele beeld van het Romeinse Rijk. Reken je vanaf de oudste forten langs de Rijn (vanaf c.40 n.Chr.), dan gaat het verblijf van de Romeinen daar niet om 4 eeuwen, maar slechts om 2 eeuwen. Nog een lange periode overigens. En dat er dan feitelijk zo weinig van teruggevonden is, spreekt boekdelen. Die aanwezigheid was lang niet zo intensief als de historici ons altijd willen doen geloven. Op veel plaatsen (ook in Nederland) zijn de Romeinen nooit geweest, ook al vindt men er wel eens Romeinse relicten. Maar die waren voor de gewone bewoners ook wel eens interessant als 'hebbedingetjes'. En Romeinse munten vonden een groot spreidingsgebied, ook bijv. op de terpen in Friesland. Maar woonden daar dan Romeinen?

    Romeinse mijlpalen?
    Waren de gevonden mijlpalen in Wateringse Veld wel mijlpalen? Er worden op één uitzondering na helemaal geen afstanden aangegeven tussen plaatsen. Het waren palen waaruit de tekst blijkt dat de keizer werd verheerlijkt als goddelijk, voorzien van eretitels en soms een verkorte afstammingsgeschiedenis. Die palen kunnen op elke plek in het Romeinse Rijk gestaan hebben. Hoe kwamen die in Wateringse Veld terecht? En nog wel vier uit verschillende perioden (uit het jaar 151, 212, 242 en 250). Werden de oude palen onder de grond gestopt als er een nieuwe keizer aantrad? Of zijn die palen daar in de loop der eeuwen door een handelaar of een verzamelaar terecht gekomen?
  • Een Romeinse weg is pas bewezen als deze ook archeologisch is aangetoond, staat op p.15. Waarop heeft dat 'ook' betrekking? Op Mijlpalen? Op andere bronnen zoals het Itinerarium Antonini? Maar dan nog! Wat is er bewezen als een weg archeologische aangetoond is? Zijn dan de plaatsnamen zeker? Want juist dat is het probleem met de Nederlandse opvatting.
    1. En waar is die Romeinse weg archeologisch bewezen? Zie de opmerking van Van der Heijden hierboven. Er blijkt slechts 'een handvol steentjes' gevonden te zijn en 'wat verkleuringen in de grond'.
    2. Wat bewijs je met een mijlpaal? Wat met de vindplaats? Uit de steensoort blijkt al dat zo'n mijlpaal van elders kwam. Als er enkele bij elkaar gevonden worden, zoals in Wateringse Veld, toont dat aan dat er mee gesleept werd. En is dan de vindplaats ook de plaats waar die 'mijlpaal' oorspronkelijk stond? En in welke tijd en hoe kwamen die mijlpalen daar terecht? In de Middeleeuwen werd wel meer Romeins materiaal hergebruikt. Denk aan de kerk van Dodewaard en de kapel op Het Valkhof. Dat zou Van der Heijden toch moeten weten.
    3. Wat kun je met een tekst op die mijlpaal bewijzen? Van een afkorting als MAC kun je van alles maken. Het hoeft helemaal geen plaatsnaam te zijn. Lees eens wat J.E.Bogaers (zie daar) er indertijd van maakte en het weerwoord van Byvanck, Van Es en vooral van Hans Wijffels.
    4. Wat bewijs je met die andere bronnen als er duidelijk verschillen in opvattingen over bestaan. En die verschillen bestaan wel degelijk, zowel in plaatsnamen als in afstanden. Welke bron heeft dan gelijk?

    Te vaak blijkt dat de interpretaties bevooroordeeld worden toegepast om de traditie te bevestigen of sluitend te maken.
    1. Het verhaal over de Peutingerkaart is en blijft een hypothese (p.15). De veronderstelde stamboom is een farce. Er is geen enkel bewijs dat deze kaart uit de Romeinse tijd stamt of in de 13e eeuw is gekopieerd. Met meer aanwijzingen, zelfs bewijzen, kun je aantonen dat het een kaart is uit de 16e eeuw. Zie verder bij Peutingerkaart.

    2. De Romeinse wegen in België, die zelfs doorlopen onder jonge opslibbingen (zie kaartje hiernaast) staan helemaal niet op de Peutingerkaart. Die wegen tonen behalve de onjuistheid van de Peutingekaart, ook de transgressies aan. Ziet U hier ook het eiland van de Bataven aan de kust van Het Kanaal, zoals in de Waddenzee ook enkele smalle langwerpige eilanden bestaan? Volgens Tacitus vestigden de Bataven zich aan de uiterste kust van Gallia en op een daar gelegen eiland. Dat eiland was dus niet de Betuwe die onder water lag.

    3. De Romeinse wegen waarvan in Nederland enkele stukken gevonden zijn, zijn niet die van de Peutingerkaart. Dat blijkt wel omdat de onderlinge afstanden tussen de plaatsen vele fouten bevatten. Daarom wordt er ook zoveel met die plaatsen geschoven. Van Castra Herculis bestaan er in Nederland liefst 24 determinaties, allemaal 'bewezen'. Ander voorbeeld: Tussen Noviomagus en Cevelum (in Nederland gelezen als Ceuclum om het etymologisch aannemelijk te maken om er Kuik van te kunnen maken!) geeft de Peutingerkaart een afstand van 3 mijl. Dat is 7 km. bij een omrekenfactor in leuga (=2,2) die hier van toepassing is. De werkelijke afstand tussen Nijmegen (waar men Noviomagus voor houdt) en Cuijk is met 15 km. ruim het dubbele. Van Romeinen die echt wel konden meten en rekenen, kan men geen fouten met afwijkingen tot wel 100% verwachten. Op de Peutingerkaart staan wel meer fouten in afstanden met afwijkingen zelfs meer dan 100%. Op een zo onbetrouwbare kaart kun je geen bewijzen baseren. Zie verder bij Cevelum.

    4. Het MAC op een mijlpaal wordt in Nederland geïnterpreteerd als Municipium Aelium Cananefatium en zou betrekking hebben op de hoofdstad van de Cananefaten, zijnde Voorburg. De interpretatie van die naam is uiteraard gebaseerd op de nooit bewezen veronderstelling dat de Cananefaten in Zuid-Holland zouden wonen. Het is net zo'n onbewezen aanname als die van de Bataven in de Betuwe. Enkele historici maken van Gannita/Ganuita, dat de hoofdstad van de Cananefaten was, de plaats Gendt in de Betuwe is. Anderen maken er Genderen van of zelfs Gendringen. De Cananefaten worden door Romeinse schrijvers de naaste buren van de Fresones (niet de Friezen in Friesland) genoemd. Dan is Gendt wel uitgesloten! En Zuid-Holland? Ja, als je de Friezen langs de hele kust laat wonen tot in België lijkt het wel plausibel, maar dat is uiteraard een farce. Dan zouden de Friezen in het land van de Cananefaten wonen en de Cananefaten in dat van de Bataven. Immers verschillende historici laten het land van de Bataven naast de Betuwe doorlopen tot aan de kust (Zie ook Tacitus IV,12).
      Het zijn dezelfde fabels als van de hoofdstad Batavorum de ene keer Leiden, dan weer Wijk bij Duurstede en dan weer Nijmegen (alle drie worden genoemd) te maken. Het moet volstrekt uitgesloten worden dat een volk haar hoofdstad in het gebied van een ander volk bouwt. Batavorum was niet Nijmegen (dat niet eens in de Betuwe ligt) maar Béthune. Gannita was niet Gendt in de Betuwe (midden in het land van de Bataven?) maar Genech in Frans-Vlaanderen.
      De Canninefaten en de Frisones worden in de 5e eeuw nog tussen zeven franse volkeren genoemd in een tijd dat de Romeinen al lang uit Nederland waren vertrokken en Holland en Friesland overstroomd waren. Die volkeren waren de Chatti (Katsberg), de Chauci (Chocques), de Cherusci (Cherisy), de Usipii (Weppes), de Quadi (Quaedypre), de Vaccaci (Vacquerie-le-Boucq, Pas-de-Calais), de Verdaci (Verton, Pas-de-Calais). Plaats dit eens in Nederland? Dat zal niet lukken en is ook nooit gelukt, vandaar dat deze tekst van Julius Honorius (Cosmographia, 13) verzwegen wordt.

    5. Op blz.75/76 wordt een belangwekkende mededeling gedaan. De Waal lag in de Romeinse tijd 3 meter lager. Dat maakt men op uit het feit dat de graven tot wel 6 meter diep liggen. Een opmerkelijk standpunt. De Romeinen begroeven hun doden toch niet op een diepte van 3 meter? Je toont hiermee dus aan dat de transgressies dus werkelijk bestaan hebben en dat het kanaal van Corbulo in de huidige Vliet op het niveau van het huidige maaiveld een farce is. Dat kanaal moet dan ook minstens 3 meter dieper gevonden worden.
      Maar ja, nadenken over consequenties van eigen opvattingen is er bij de Nederlandse histroci te vaak niet bij. Elke bewering heeft uiteraard consequenties voor andere opvattingen.

    6. Zo beweert Van der Heijden dat het legioenskamp in Nijmegen dat tussen 19 en 10 voor Chr. bestond (de castra) een oppervlakte had van 42 hectare (dat is ongeveer 600 x 700 meter) en dat de hele grachtengordel van Amsterdam daarin zou passen (p.69). Nu weet ik niet wat hij onder de 'grachtengordel' verstaat, maar deze is volgens eigen opgave van Amsterdam ruim 1,1 km² ofwel 110 hectare. Ook hieruit blijkt weer dat Van der Heijden dingen beweert die onjuist zijn. We zien dat vaker bij hem, zoals in 'Romeinen langs Rijn en Noordzee' (zie daar). Overigens laten andere historici, zoals H.J.H van Buchem, dit kamp pas beginnen in 10 v.Chr. De bewijzen die men ervoor aanvoert zijn echter marginaal en erg discutabel. Zie bij Nijmegen en de tijd van Augustus.

    7. Op p.68 schrijft Van der Heijden dat er in en rond Nijmegen een enorme mobiliteit was, wat we terug kunnen zien aan de vele opgegraven wegen. Die bewering staat haaks op de afbeelding op p.81 waar op dat kaartje slechts één weg ten oosten van Nijmegen is aangetoond. De overige wegen 'worden vermoed', dus zijn niet aangetoond. In zijn boek 'Romeinen langs Rijn en Noordzee' schrijft hij echter dat voor Gelderland geldt dat de limesweg grotendeels onbekend is.
      Het verhaal over de Hertogstraat in Nijmegen op p.71 is een staaltje van onnavolgbare fantasie. Met die naam wil Van der Heijden aantonen dat die straatnaam wijst op een Romeinse voorganger. In de middeleeuwen heette die straat Hertstraat wat een variant is van Heerstraat (Heer=leger) en zou dus verwijzen naar een militair verleden. (?!?)
      Ziet U hoe Nijmegen aan haar geschiedenis komt?
      Op Wikipedia wordt als oudste naam Hyrtsteeg genoemd, maar waar overigens dezelfde onzin over het ontstaan van deze straatnaam te lezen is. Dat blijkt gebaseerd te zijn op een artikel van P.C.Boeren -zie hieronder). "De verwijzing naar een militair verleden van deze weg is dus in de naamgeving behouden gebleven", schrijft Van der Heijden nog. Hoe krom kun je het bedenken (overigens loopt de Hertogstraat in Nijmegen ook krom -halfrond- en Romeinse wegen liepen doorgaans toch strak rechtdoor).
      Als bron op Wikipedia wordt o.a. een artikel van Paul van der Heijden genoemd (hoe kan het ook anders?) waarin hij schrijft: "De weg blijkt niet van steen te zijn, ook niet van grind, maar van zand. Doordat de zanderige bodem hier ook van nature grind bevat, was blijkbaar geen extra verharding nodig. Misschien wat tegenvallend voor de doorsnee Asterixlezer, maar het is wel de enige zichtbare Romeinse weg in Nederland".

      De wnd. gemeente-archivaris van Nijmegen, dr. P. C. Boeren, schreef daar ooit het volgende over: "Onze oude stad is voor een vreemdeling merkwaardig om haar smalle en steile of stille straten, maar zij heeft tenminste één opvallend vlakken en breeden weg, de z.g. Hertogstraat. Eigenlijk moest die straat Hersteeg of Heirsteeg heeten, want zoo noemde men vroeger de groote wegen of stegen, die gebruikt werden voor het vervoer van troepen, van een leger (heer of heir). De naam Heirsteeg is dus een naam vol voornamen adeldom. Onze voorouders hebben dat goed begrepen en dien naam altijd in eere gehouden. Van het tegenwoordige geslacht kan dat helaas niet worden gezegd. Een verkeerde opvatting van deftigheid, gebrek aan zin voor het verleden en zelfs commercieel eigenbelang zijn er de schuld van, dat de naam Hersteeg in 1881 en nogmaals in 1926 uit de lijst van straatnamen is geschrapt. De belanghebbenden hebben gelukkig niet het recht uit te maken, hoe hun straat zal heeten, evenmin als wie ook het recht heeft zijn eigen geboortenaam te kiezen. De naam Hersteeg of Heirsteeg is ons medegegeven door een eeuwenoud voorgeslacht. Het voorgeslacht gebiedt ons, dien alouden naam te herstellen en er trotsch op te zijn." (Provinciale Geldersche Courant / Nijmeegsche Courant, 3 mei 1943) Dr. Petrus Cornelis (Piet) Boeren (1909-1994) was lid van de door burgemeester Van Lokhorst ingestelde commissie die de voorstellen inzake straatnaamwijzigingen voorbereidde; zie kroniek 1943. Hiermee weten we dus waar Van der Heijden zijn informatie vandaan heeft. Het was dus geen eigen fantasie, maar blijkt pure naschrijverij te zijn.

    8. Op p.95-101 lezen we over de Via Belgica, die van Keulen en Tongeren via Bavay naar de Noordzee gelopen heeft. De Noordzee? Deze weg liep vanaf Bavay naar Boulogne-sur-Mer en die plaats ligt niet aan de Noordzee, maar aan de Straat van Dover ofwel Het Nauw van Calais (is Het Kanaal). Is dit een vergissing of een bewuste manipulatie? Het is in elk geval een slorigheidsfout waaruit nogmaals blijkt dat nauwkeurig onderzoek niet altijd het uitgangspunt is geweest.

    9. Hoofdstuk 9 gaat over het traject Heerlen-Xanten. Daarin wordt de juiste opmerking gemaakt 'dat een weg pas echte bewezen is als hij ook archeologisch is aangetoond' (zie hiervoor). Daarbij wordt verwezen naar oude waarnemingen en recent archeologisch onderzoek. Hier wordt ook het Reisboek van Antoninus als referentie genoemd. Maar dan nog? Dat afstanden tussen plaatsen ongeveer overeenkomen met dat Reisboek is natuurlijk geen bewijs. Die afstanden kloppen op meerdere plaatsen aangezien de Romeinen om de ongeveer 20 mijl een mansio bouwden, een plek waar je kon uitrusten, eten en dringen en van paard kon wisselen. Overigens zijn ook veel afstanden tussen plaatsen te noemen die verre van juist zijn. Zie daarvoor de Peutingerkaart.

      Lees het boek "De Ware Kijk Op" voor al deze en andere teksten en oordeel zelf!

      Terug naar de beginpagina. Naar het overzicht in het kort.