| Terug naar de beginpagina. | Naar het overzicht in het kort. |
![]() Het is duidelijk dat Karel de Grote niet in Aken begraven is. Aquis Granum was dus een andere 'aquis'-plaats dan Aken. Klik op de afbeelding voor een vergroting. ![]() Over het overlijden van Karel de Grote bestaan evenzoveel mythen. ![]() Het Karolus Monogram waar heel Aken mee vol ligt. Aken is de volgende op te lossen mythe uit het eerste millennium. Immers het graf van Karel de Grote blijkt er onvindbaar, ondanks dat men zeker wist waar het zich bevond. De oudste vondsten op de plek waar men het graf dacht te vinden dateren uit de 13e eeuw, precies de tijd dat ook de andere mythen uit het eerste millennium ontstonden.
Het is Frederik Barbarossa geweest die de mythe van Aquis naar Aken heeft 'verplaatst'. Net als in Nijmegen bouwde hij in Aken een nieuw Paleis, zelfs maakte hij van Aken de nieuwe hoofdstad van zijn rijk, dat het nieuwe Rome werd genoemd. De ligging van Aken zo aan de rand van het rijk der Franken is ook altijd een vraagteken geweest. Immers als de Saksen aan de kust van Het Kanaal woonden en Karel de Grote in Aquisgranum terugkeerde van een strijd tegen die Saksen, is een verre reis vanaf de kust van Het Kanaal helemaal naar Aken niet aannemelijk. Er is door enkele historici (o.a. Magda Stradiot-van Roy en Rinus Boidin) al eerder getwijfeld of Karel de Grote wel in Aken verbleef. Ook Albert Delahaye twijfelde hieraan en heeft zich altijd afgevraagd waarom Aken (en Maastricht en Tongeren) dan niet op de Peutingerkaart staat. De aanwezigheid van warmwaterbronnen zou voor de Romeinen reden genoeg zijn geweest deze plaats duidelijk te vermelden en te markeren. Opvallend in dit verhaal is tevens dat Einhard zowel Aken als Nijmegen niet als een van de 21 hoofdsteden van het Frankische rijk noemt; 'Vita Karoli Magni, vers 33'. Hoe kan dat? Hiermee wordt duidelijk de valsheid van de mythe zowel in Aken als in Nijmegen aangetoond. De opsomming van die 21 hoofdsteden geeft ook duidelijk de omvang van het Frankische rijk ten tijde van Karel de Grote aan. Nu er na lang zoeken geen graf van Karel de Grote is gevonden in Aken en de oudste archeologische vondsten uit de 13e eeuw dateren, is ook dit een aanwijzing te meer dat we -na de z.g. palts te Nijmegen- te maken hebben met een volgende mythe. Een mythe waarbij de Duitse historici alle moeite genomen hebben om van de Franse Charlemagne vooral een DUITSE vorst te willen maken. Ook al zijn (bijna) alle historici het met elkaar eens, dan hoeven ze nog geen gelijk te hebben. |
De geschiedenis van de stad Aken is een Duitse Mythe, net als Germania van Tacitus dat is. Aken is de plaats Asciburgium uit de Romeinse tijd, een plaats die Ptolemeus zo treffend juist in het noorden van Frankrijk plaatst. Het is Auchy-au-Bois, op 8 km west van Lillers bij Béthune. In de tweedelige uitgave 'Aachen, von den Anfängen bis zur Gegenwart' door Thomas R.Krause (redactie), wordt geen enkel bewijs gevonden dat Aken ooit Aquis Granni geheten heeft. Het is een aangenomen opvatting, voortgekomen uit de opvatting dat Karel de Grote er verbleef. Opvallend is dan dat Einhard Aken niet noemt als een van de hoofdsteden van het Karolingische rijk.
Links: citaat uit band 1 van de geschiedenis van 'Aachen, von den Anfängen bis zur Gegenwart' door Thomas R.Krause u.a.: p. 256:
Aken zou in de Romeinse tijd al bestaan hebben onder de naam Aquisgranum of Aquae Granni. Dat is echter fantasie, want: "Der lateinische Name Aquae Granni ist weder in der antiken Literatur noch durch Inschriften bezeugt." (Bron: Joacim von Elbe, Die Römer in Deutschland. Orbis Verlag München, 1989, p.25]. Het is dus wel duidelijk dat er in Aken geen enkel archeologisch of schriftelijk bewijs is gevonden dat de plaats ooit Aquis Granni heeft geheten. Slechts de warme bronnen zijn de enige aanwijzing, maar warme bronnen waren er op veel meer plaatsen in het Romeinse Rijk. Het is dan ook niet te verklaren - welke verklaring dan ook nooit gegeven wordt- waarom Aken dan op de Romeinse Peutingerkaart ontbreekt, als het een bekende badplaats was met warme bronnen. De plaatsen met een warme bron worden op de Peutingerkaart doorgaans aangegeven met 'Aquae' of 'Aquis' met een nadere plaatsnaam en bijbehorend afbeelding van een Romeinse villa. Zie hiernaast ![]() De algemene opmerking die ook hier geldt: al bestaat er een verregaande eenstemmigheid over aannamen, dan wil dat nog niet zeggen dat het dus zo is. We zien op meerdere punten eenstemmigheid onder historici waar het slechts algemeen aanvaarde aannames betreft. Het is onduidelijk waarom Blaeu in zijn Stedenatlas van de Nederlanden Aken heeft opgenomen. Zie afbeelding hiernaast. Klik op de afbeelding voor een vergroting. Was het omdat vanuit deze vrije Rijksstad eertijds ook een expeditieleger van Willem van Oranje uitgerust werd om de Nederlanden te bevrijden? Of was Blaeu een practicus die een zo grote en belangrijke stad zo dicht bij de grens van de Nederlanden eenvoudig niet kon laten voor wat het was? We kunnen er slechts naar gissen. Aken wordt traditioneel voor de oude Karolingische hoofdstad van het Rijk van Karel de Grote ten noorden van de Alpen gehouden. Pas in 1531 moest Aken de rol van hoofdstad van het Duitse Rijk afstaan aan Frankfurt, vanwege de excentrische ligging van de stad. Vooral de nebijbeid van de Franse grens voelde men als een probleem. In 1598 kwam het stads-bestuur weer in handen van de katholieken en een bruikbare uitvalsbasis van het Nederlandse protestantisme kwam daarmee te vervallen, maar het bleef verder een vrije Rijksstad. Het Wener Congres zou in 1815 Aken aan Pruisen toevoegen. Eind oktober 1944 werd Aken als eerste grote Duitse stad door de Amerikanen veroverd, de stad was daarvoor al zwaar vernield door Geallieerde bombardementen, maar van wat er nog stond zou in zware gevechten ook weer de helft verloren gaan. Aken heeft nog steeds een excentrische ligging en de buiten wijken van de stad lopen in het noordwesten over in Nederland en in het zuidwesten in België. Het traditionele verhaal over Karolingisch Aken luidt als volgt: "De Dom met de Karolingische Pfalzkapelle van Karel de Grote is ondanks het oorlogsgeweld blijven staan. Het achthoekige koepelgebouw stamt uit het einde van de achtste eeuwen werd later nog uitgebreid met een gotisch hoogkoor. Hier werden alle Duitse keizers tot 1531 gekroond. Van de rijke kerkschatten noemen wij u alleen de kroonluchter die door Frederik I Barbarossa werd geschonken, de marmeren troonzetel van Karel de Grote en het 'Ksrl-schrein', een vroeg voorbeeld van middeleeuwse goudsmeedkunst. Nog een gebouw moet genoemd worden en dat is het gotische stadhuis uit 1350 dat gebouwd werd op fundamenten van de oudere kei-zerpalts. Over de stad Aken, waar ook de Vrede van Aken uit 1668 werd gesloten welke voor de Zuidelijke Nederlanden en met name Frans- Vlaanderen erg belangrijk was, kan uiteraard veel meer verteld worden. Maar in het kader van dit boek past slechts een dagtripje vanuit Maastricht, vandaar!" In zijn visie maakt Albert Delahaye vaak een vergelijking tussen de geschiedenis van Nijmegen en Aken. En hoewel hij de boeken 'Aachen, von den Anfängen bis zur Gegenwart' (2 delen) uit 2011 nooit gelezen kan hebben, bevestigen de Duitse historici hem op meerdere punten. Het zou voor de Nijmeegse historici nuttig zijn als zij eens, net als Blaeu, 'over de grens' zouden kijken of hun opvattingen ook in het buitenland bevestigd worden. Te denken valt aan de geschiedenis van Aken (zie hier), de geschiedenis van Noyon in de Franse literatuur en de geschiedenis van Echternach in Luxemburg.
Voor de ware geschiedenis van Aken kun je niet afgaan op de folders van de Toeristen Verein, de Duitse VVV. Hoewel daar soms opmerkelijke zaken in staan, is het geheel vooral toeristisch reclame voor Aken. Dan ben je toch aangewezen op de serieuze historisch wetenschappelijke literatuur. Wat in de schatkamer van de Akense Dom te zien is, blijkt niet ouder dan de 12de eeuw (op een enkel item na). Een lijst overgenomen uit de plaatselijke literatuur laat het volgende zien: de zegelstempel (1528), armreliekhouder (1481: zie afbeelding rechtsonder), borstkruis (vermoedelijk 1165), Karelsbuste (1349: zie afbeelding hiernaast), Lotharkruis (14e eeuw), Akens Altaar (1515/1520), Apostel Antependium (1480), Kruisigingsaltaar (1470), Ivoren schrijftafeltje (rond 1100), Reliekhouder Agnus Dei (1515), Monstrans (1520), Kelk (16e eeuw), Altaar van Paus Gregorius (1525), Scepter (1220), Zilveren Boekband (1170), Cappa Leonis (14e eeuw), beeld Madonna met Kind (14e eeuw), verguld Mariabeeld (1280), de Akense Heiligdommen (14e eeuw), Simeonsreliekhouder (1330), Reliquiarium van Anastasius (eind 10e, begin 11e eeuw), wat dus het oudste stuk is. Ofwel niets uit de tijd van Karel de Grote.Pas in 1474 werd Karel de Grote in Frankrijk als voorvader van de Franse koningen geëerd. Zo 'verduits' was hij geworden!
De geschiedenis van de stad Aken is een Duitse Mythe, 'opgezet' door Frederik Barbarossa die er 'het Nieuwe Rome' wilde realiseren. Het was ook Frederik Barbarossa die Karel de Grote heilig wilde laten verklaren, al ging de Paus van Rome daar niet in mee. Daarnaast is het opvallend dat Brabarossa bij de bouw van de burcht in Nijmegen, ter plaatse niet verwees naar zijn grote voorbeeld en 'voorganger' Karel de Grote, maar dat hij herstelde wat de Romeinen hadden gebouwd. Opvallend blijft ook dat het graf van Karel de Grote in Aken nooit gevonden is. Het heeft er nooit bestaan. Het is een mythe. Ook de overtuiging dat men er de schedel van St.Willibrord zou hebben, is een even grote mythe. St.Willibrord zou in Echternach begraven zijn, wat eveneens een mythe is. Het corpus van St.Willibrord in Echternach is aantoonbaar vals (zie bij Echternach). St.Willibrord werd begraven in Francia en zijn corpus werd in de 15de eeuw teruggevonden in Abbeville. Aken is niet het Aquis Grana uit de klassieke bronnen. Dat blijkt uit het volgende: ![]() Opvallend is dat Aken door Einhard in de 'Vita Karoli Magni' (VKM) niet wordt genoemd als een van de 21 hoofdsteden van het Frankische Rijk, maar ook Nijmegen en Ingelheim niet. Dat is slechts verklaarbaar als Aken niet van enige importantie was. In Duitsland worden door Einhard alleen Keulen (de noordelijkste plaats), Mainz en Trier als hoofdsteden genoemd. Ingleheim en Nijmegen ontbreken eveneens in deze opsomming! Het Noviomagus waar Karel de Grote in alle pracht en praal een nieuw Paleis liet bouwen, (of het nu Noyon of Nijmegen was) wordt ook niet als hoofdstad genoemd. Overigens ontbreken ook Soissons, Laon, Parijs, Doornik en Metz als hoofdsteden, terwijl ze zeker een Merovingische en Karolingische geschiedenis hebben gehad. De vraag is dus of de VKM van Einhard wel betrouwbaar was. De visie van Albert Delahaye. Albert Delahaye heeft Aken altijd geaccepteerd als een Karolingische residentie, ook van Karel de Grote. In Aken trof hij aan wat hij in Nijmegen miste, zoals domeinen, die, opvallend, alleen in zuidelijke richting lagen. Het was een van de argumenten om de band met Nijmegen te weerleggen. Ook de warmwaterbronnen waren een overtuigend gegeven. De naam Aquis (Granni) zoals er velen waren in het Romeinse Rijk, leek Delahaye geheel aannemelijk. Aangezien zijn voornaamste visie aanvankelijk de stad Nijmegen betrof en het daar nooit aangetoonde Karolingisch Paleis, heeft Delahaye zich in zijn verdere studie niet zozeer meer om Aken bekommerd. Daar lag ook niet zijn prioriteit en wegens tijdgebrek is hij er ook later niet aan toegekomen dat nog eens haarfijn uit te zoeken. De geschiedenis van Aken was verder ook geen belemmering om de Nederlandse traditionele opvattingen en vooral om die van Nijmegen te kunnen weerleggen. Dat lukte zonder Aken ook wel. Ook het Romeinse verleden van Aken leek geen belemmering voor zijn opvattingen, evenmin als dat in Nijmegen het geval was. Toch twijfelde Delahaye ook aan de geschiedenis van Aken. In een persoonlijke aantekening over Julius Caersar vermeldde hij al Accha of Acha als Aix-la-Chapelle. In De Ware Kijk Op wijst hij er nog op dat Aken in de Germaanse vorm als Acha bekend is, in de Latijnse of Romaanse vorm als Aquis, en verfranst als Aix-la-Chapelle. Toch is er geen enkele reden om te veronderstellen dat de streek tot het Romaanse taalgebied behoorde, daar Romaanse vormen er zeldzaam zijn, schrijft hij. Het heeft Delahaye ook altijd verbaasd dat Aken niet op de Peutingerkaart stond. Dat zou voor de Romeinen een onwaarschijnlijke misser zijn geweest, zeker omdat er warmwaterbronnen waren. In 'De Ware Kijk Op' deel 2 spreekt Delahaye ook twijfel uit over het Granum/Granni, wat naar een Keltische Godheid zou verwijzen en wat door de Romeinen toch zeker niet als zodanig gebruikt zou zijn. Wat Delahaye betreft had het meer te maken met 'graan-' of 'korenschuur'. Brood was (naast spelen) in de Romeinse tijd immers van levensbelang. En graanvelden waren er rondom Aken voldoende om ook dit als waarschijnlijkheid te zien Ook twijfelde Delahaye over de Romaanse vorm Aquis van Aken in het Germaanse taalgebied. De verklaring die wel eens gegegeven wordt met de oorkonde van Gerberga uit 968 van enkele Romaanse namen in Zuid-Limburg, houdt natuurlijk geen stand als je weet dat deze oorkonde in Reims is opgesteld. Een schrijver noemt een plaats nu eenmaal in de hem bekende taal. Zo noemen wij Luik niet Liège, wat de plaatselijke bevolking zeker wel doet. In 839 vierde Lodewijk de Duitser het Kerstfeest in Aquis. Hier noemt Delahaye dat het om Aix ging en dat het niet Aken was. Een volgende twijfel derhalve. In 997 schenkt Keizer Otto III aan het klooster van Echternach goederen bij Aken. Deze tekst in een vervalsing. De schenking kan best waar geweest zijn, schrijft Delahaye, en dan weten we ook waar de derde schedel van St.Willibrord die men in Aken verwierf vandaan kwam. Zie Ontspoorde Historie tekst 92. Het voorkomen van Aken in latere oorkonden (1039 -1056) levert geen probleem op t.a.v. de Karolingische periode, maar dan weer wel t.a.v. bezittingen van het Marienstift in Brabant. Ook hierbij heeft men grote misvattingen gemaakt met de erin voorkomende plaatsnamen. Zie de deplacements historiques. Het zier er sterk naar uit dat met Aken/Aachen dezelfde misvatting is gemaakt als met het Germania van Tacitus. Op grond van onjuiste interpretaties heeft men Aquis (net als Germania van Tacitus) naar Duitsland getrokken, nadat Frederik Barbarossa het gesticht had als een nieuwe hoofdstad. De historici hebben deze misvattingen niet doorzien, waarna Aken een geschiedenis kreeg toebedeeld die zich er nooit heeft voorgedaan. Wat weten we over Ingelheim dat door Einhard tesamen met Noviomagus wordt genoemd?Allereerst dat Multatuli (Eduard Douwes Dekker) er enige tijd heeft gewoond en er overleden is. Maar we weten ook dat de archeologie in Duitsland aantoont dat er niets uit de tijd van Karel de Grote gevonden is, ook niet net zoals in Aken. Je gaat twijfelen of die Karel de Grote feitelijk wel bestaan heeft. Op veel plaatsen in Duitsland begint de archeologie (na de Romeinse tijd) pas in de 10e eeuw, ook in Ingelheim, waar men altijd een palts van Karel de Grote had gedacht. Momenteel is daarvan in Ingelheim niets te zien dan 'enkele brokstukken' van wat ooit een kaiserpfalz geweest moet zijn, die men voor de Palts van Karel de Grote houdt. Doch deze brokstukken zijn ook niet ouder dan de 10de eeuw. Opvallend hierbij is dat de Pfalts niet aan de Rijn ligt maar verder landinwaarts, bovendien niet op de heuvel, maar dan wel meer centraal in de stad. Ingelheim is één van de plaatsen die wordt genoemd als geboorteplaats van Karel de Grote, nog zo'n sprookje. Hij zou er dan geboren zijn voordat de palts bestond en voordat dit gebied in bezit van de Franken was? Karel de Grote is geboren waar zijn moeder Bertha was en dat was in of bij Noyon, dat later ook zijn kroningsstad werd en waarmee hij altijd een bijzondere band heeft gehouden. Volgens een ander verzonnen verhaal dat opdook in de 13e eeuw was de enige vrouwelijke paus, pausin Johanna (Johannes Anglicus), die in de negende eeuw zou hebben geleefd. Zij was afkomstig uit Ingelheim. Je ziet dat men in Ingelheim ('huis van Engelen') niet terugdeinst in het verzinnen van aansprekende verhalen. Je moet toch iets doen om je stad in de belangstelling te brengen, precies wat in Nijmegen is gebeurd. En de teksten? En er zijn meerdere zaken in het Vita Karoli Magni die onjuist, dus onbetrouwbaar zijn, zoals hierna zal blijken. Deze zin is zo goed als zeker een interpolatie van een latere kopiïst, toen de mythe alom had postgevat, dus van na de 15e eeuw. Het was ook de Nijmeegse Kanunnik Willem van Berchen die in 1480 voor het eerst iets schrijft over de aanwezigheid van Karel de Grote in Nijmegen. Zijn verhaal zit vol onjuistheden en mythes en is volstrekt onbetrouwbaar. Toch wordt zijn verhaal in Nijmegen nog steeds gevolgd als ultieme waarheid, al ontbreekt het in het Bronnenboek van Nijmegen. Waarom is deze tekst van Einhard onjuist? In de Vita Karoli Magni wordt vermeld dat Karel de Grote nieuwe paleizen liet bouwen, een in Nijmegen en een in Ingelheim. In Nijmegen heeft men deze tekst altijd opgevat als het ultieme bewijs dat het nieuwe Paleis in het jaar 777 voltooid was en in Nijmegen stond. Lees meer over het jaar 777. Echter in de Annales Regni Francorum (ARF) wordt in het jaar 774, dus 3 jaar eerder, al vermeld dat Karel de Grote een plaats bereikt die Ingilinhaim wordt genoemd (afschrift A1 schrijft Ingelheim; B2 hengilinheim; B4 ingilinahim; B5 Ingelingam; C3 ingelhaim en D3 ingilinheim) en hij er de Saksen bestreed. Met rijke buit keerde Koning Karel weer terug naar het Frankische Rijk. Uit andere teksten blijkt dat het Frankische Rijk ook Francia wordt genoemd. We kunnen hieruit al meerdere conclusies trekken of vragen stellen: 1. Karel bereikt de plaats Ingelheim. Het woord bereiken ('pervenisset') houdt in dat er een lange reis aan vooraf gegaan is. Ingelheim werd na een lange reis bereikt en lag ook buiten het Frankische Rijk. Anders kan er ook geen sprake zijn van terugkeren naar het Frankische Rijk. 2. Stond er toen al buiten het Frankische Rijk een Paleis in Ingelheim, immers waar verbleef Karel de Grote met zijn gevolg? Legerde Karel de Grote in een tent in het bos? Verblijven heeft (volgens Van Dale) betrekking op een woongelegenheid. Was het Paleis in Ingelheim al voltooid? Dan liet Karel het niet pas in 777 bouwen. 3. Woonden de Saksen dan bij Ingelheim in Rijnland-Palts (zuid-westen van Duitsland) aan de Rijn? Of kwamen zij vanuit Noord- of Oost-Duitsland naar het zuiden of westen (het is maar in welk gebied de historici de Saksen traditioneel plaatsen) om tegen de Franken te strijden? 4. Waar haalden de Franken dan die rijke buit vandaan? Droegen de Saksen die rijke buit bij zich? Of werd die rijke buit geroofd uit hun huizen, toen de Saksen verslagen waren? Het is wel duidelijk dat deze tekst, indien juist gelezen, vele vragen oproept die de traditionele geschiedenis weerspreekt. Nog meer opvallende zaken. Zo is het opvallend dat dit belangrijke Noviomagus van Karel de Grote in de tekst van Einhard nadere toelichtingen nodig blijkt te hebben. Er wordt specifiek bij vermeld dat het aan de Vahalis lag, die het eiland van de Bataven in het zuiden voorbijstroomt. Was dit Paleis dan zo onbekend? Of wilde de kopiist met deze toelichting iets bewijzen? Van de Bataven had men in de tijd van Karel de Grote geen enkele notie. Die naam verdween in de 4e eeuw! Van de Peutingerkaart kon men het ook niet weten, want die werd pas eind 15e eeuw 'teruggevonden', maar daar staan de Bataven niet op, slechts Patavia. Op de Peutingerkaart blijkt dit Noviomagus aan de verkeerde kant van de Vahalis te liggen. Een opmerkelijke fout. En waarom wordt dat zo belangrijke Paleis Noviomagus als tweede genoemd na Ingelheim? Was het toch niet zo belangrijk of bekend vanwege de toevoegingen? Maar nog belangrijker en tevens het grootste probleem: van dat Paleis is in Nijmegen is geen enkel archeologisch bewijs gevonden. Het Paleis dat omschreven wordt als groots en belangrijk en van een ongekende pracht en praal, heeft er dan bijna 3 eeuwen gestaan, maar er is geen steen van teruggevonden, nog geen scherf! Het heeft er dan ook NOOIT gestaan. Ook de palts van Ingelheim die in dezelfde zin wordt genoemd, bestond in de tijd van Karel de Grote niet. De oudste archeologische vondsten zijn van na het jaar 900.
In 2020 verscheen een interessante studie van Willem de Ridder met als titel "Van Möseghem naar Aquis in Francia". |

