De historische geografie van de lage landen.
Terug naar de beginpagina. Naar het overzicht in het kort.

Annales Regni Francorum (ARF).



De Annales Regni Francorum zijn nu voor het eerst in een complete Nederlandse vertaling beschikbaar. De Latijnse tekst is door het 'Collectief Carolus' onder redactie van Chris Engeler vertaald. Het 'Collectief Carolus' bestaat uit Pieter Bloemers, Nico de Glas (†), Kees Meiling, Bert Osnabrug, René van Royen, Aad Schulten, Louk Vencken, Gerard van der Waa, Piet Zegers en Chris Engeler.

De Annales beschrijven de jaren 741 tot en met 829: zowel de aanloop naar de heerschappij van Karel de Grote als ook de opvolging in 814 door zijn zoon Lodewijk de Vrome komt aan bod. Het is de periode waarin uitbreiding en bestendiging van machtsposities, van de daarmee gepaard gaande gebiedsvergroting door strijd, inlijving en oorlogen, en veel onderhandelingen met vertegnwoordigers van andere machthebbers centraal staan en tot in detail beschreven worden.

Is Einhard nu wel of niet de auteur?
Deze Annales worden vaak aan Einhard toegeschreven, maar daarover bestaat geen enkele zekerheid. Als schrijver en aanwezige aan het hof van Karel de Grote weet hij teveel dingen niet, tenminste hij beschrijft ze niet, terwijl ze wel van belang zijn. Tegenwoordig bestaat er toch wel enige consensus, dat er drie verschillende auteurs te herkennen zijn die anoniem blijven. Helaas blijft Chris Engeler in het vijfde en laatste inleidende hoofdstuk 'Verantwoording van de werkwijze', bij de opvatting dat 'Einhard' de auteur is, zeker als hij het 'Einhards kroniek' noemt. Einhard wordt ook als auteur opgevoerd in het voorwoord, in het eerste inleidende hoofdstuk, in de beschrijving op de achterflap en in de korte beschrijving onder de titel op pagina drie.
En toch stelt Engeler in het vierde inleidende hoofdstuk, getiteld 'Einhard - hoveling en chroniqueur', terecht dat Einhards auteurschap niet aannemelijk is. De duiding 'chroniqueur' in de hoofdstuktitel is misleidend, al mag Einhard best zo genoemd worden vanwege de door hem geschreven 'Vita Karoli Magni'.

De Annales Regni Francorum zijn na 829 to 861 voortgezet in de Annales Bertiniani door Prudentius, bisschop van Troyes en van 861 tot 882 door Hincmar, aartsbisschop van Reims. Ziet U de link naar Frankrijk?

Is het auteurschap van Einhard binnen het Collectief Carolus wel besproken? Dan had men dat in dit boek wel mogen vermelden, aangezien er in de huidige hoofdstukjes toch soms sprake is van tegengestelde opvattingen. Zijn deze tegengestelde opvattingen wel besproken in het Collectief Carolus? Gezien de mededeling in het hoofdstuk 'Verantwoording van de werkwijze' (p.45) hebben alle acht vertalers de volledige vertaling gelezen en onderling suggestie gedaan en overgenomen. Dan is er toch wel gediscussieerd. Dat er dan toch fouten in de vertalingen zijn blijven staan, moet daar toch flink aan getwijfeld worden. Of waren de auteurs toch niet allemaal geheel deskundig?

Naast de Latijnse tekst en de Nederlandse vertaling bevat de publicatie een omvangrijk corpus annotaties (verklarende noten) over personen, topografische aanduidingen en gebeurtenissen, zodat hedendaagse lezers zich een afgewogen beeld kunnen vormen over hoe de drie grootmachten - Franken, Byzantijnen en Arabieren - zich destijds met elkaar verstonden en elkaar bestreden en over hoe opeenvolgende Frankische heersers tussen 741 en 829 en de Paus van Rome elkaar wederzijds nodig hadden.

De tweetalige uitgave wordt aangevuld met inleidende hoofdstukken over de heerschappij van Karel de Grote, over het nut van historische kronieken, over de bestaande edities van de Annales en over Einhard. Voorts zijn een kaart van het Frankische Rijk, meerdere afbeeldingen, een stamboom en een uitgebreide index en een literatuuropgave opgenomen.

De Annales Regni Francorum ofwel de Kronieken van het Frankische Rijk is een interessante uitgave, vooral voor historici, studenten Geschiedenis, latinisten en iedereen met interesse voor middeleeuws Europa, omdat eindelijk de complete Latijnse tekst wordt gegeven. Voor deze uitgave heeft men de tekstuitgave van F.Kurze uit 1895 gebruikt, zoals die is opgenomen in de Monumenta Germaniae Historica.

Het is ook een gemis dat het Collectief Carolus niet de andere edities van de ARF en andere bronnen zoals de Annales Q.D. Einhardi, met deze uitgave heeft vergeleken. Dan zouden een aantal 'vertalingen' beslist anders geweest zijn, wil je het geheel met elkaar in overeenstemming brengen.
Commentaar:
Bij de vertalingen en vooral bij de verklarende noten dient men rekening te houden met het volgende:
1. De overname van de gedrukte tekst uit de handgeschreven bronnen.
2. De vertaling van de tekst vanuit het Latijn.
3. De interpretatie van locaties en plaatnamen.

Ten aanzien van punt 2, maar vooral van punt 3 wordt vaak een toelichting gegeven in annotaties (noten), waarbij men toch argwanend wordt, aangezien er steevast de traditionele opvattingen worden gevolgd. Ook geeft men in deze noten ook niet de verschillende schrijfwijzen van woorden, namen en plaatsen, zoals die in de uitgave van F.Kurze (en G.H.Pertz) gegeven worden.

Deze argwaan wordt versterkt omdat men in de literatuuropgave de boeken van Albert Delahaye mist. Die zijn dus niet meegenomen in de vertalingen en noten, waardoor men al meteen op een aantal door Delahaye genoemde problemen stuit. Het is interessant de opvattingen van Delahaye, die deels dezelfde teksten hanteerde (zie als voorbeeld hiernaast de tekst uit 775), te vergelijken met deze vertalingen en verklarende noten.


Op de website 'Nifterlaca.nl' wordt dit boek ook besproken. De conclusie is: "Een Nederlandse vertaling van de complete Annales Regni Francorum was niet eerder beschikbaar. We mogen Collectief Carolus dus dankbaar zijn voor de inspanningen die geleverd zijn om deze uitgave tot stand te brengen. Werkelijk een belangrijke aanwinst voor iedereen die belangstelling heeft voor de bestudering van de vroege middeleeuwen. Liefhebbers die meer op zoek zijn naar een hoogstaand literair werk kunnen het boek beter laten liggen. Op dat gebied zijn deze annalen namelijk geen hoogstandje, aangezien de chroniqueurs een tamelijk droge opsomming van gebeurtenissen hebben samengesteld, dat moeilijk te lezen is als een mooi verhaal. Het omlijstende materiaal, met name de inleidende hoofdstukjes, zijn helaas niet heel erg de moeite waard. Een boek als dit kan natuurlijk niet zonder, maar hier had toch wat meer uitdagend materiaal bij gemogen. Zoals het nu is doet het de wenkbrauwen regelmatig fronsen, en dan meer uit onbegrip dan uit verwondering.".

Aan de op- en aanmerking op Nifterlaca.nl kunnen nog een flink aantal commentaren toegevoegd worden. Deze hebben niet meteen betrekking op de uitgave op zich, maar meer op wat er in de teksten letterlijk staat en hoe dat 'vertaald is' en hoe het zich verhoudt tot de traditionele opvattingen in de geschiedenis. Daaruit bijkt zonder meer dat de traditionele geschiedenis op een flink aantal punten aan een flinke herziening toe is.

Voor de berekening van de afstanden is gebruikt gemaakt van www.viamichelin.nl/web/routes, met de opmerking dat het over hedendaagse wegen berekend is. En die snelle en rechte wegen waren er in de 8ste en 9de eeuw beslist nog niet. In werkelijkheid zullen de afgelegde wegen in de 8ste en 9de eeuw veel langer zijn geweest door het voorkomen van allerlei 'hindernissen' als (ondoordringbare) wouden, moerassen, gebergten (waar stak men de Alpen over?) en het ontbreken van bruggen (waar en hoe stak men een rivier over?). Bovendien is de vraag of men over een aqdequate cartografie beschikte. Dat laatste is te constateren doordat er meerdere 'onlogische omwegen' vast te stellen zijn.

Een erg interessant hoofdstuk vormen de familierelaties tussen de Frankische vorsten en hun echtgenotes. Op p.278 en 279 worden twee stambomen gegeven van de familie van Karel Martel (de opa van Karel de Grote) en die van de familie van Karel de Grote. Helaas ontbreken hierbij enkele opvallende zaken, zoals de afkomst van de echtgenotes. Zo was Karel de Grote getrouwd geweest met Deside(a)rata van Lombardije, dochter van zijn (latere) aartsvijand Desiderius, koning van de Longobarden. Desiderata is Latijn voor ‘dingen waar het verlangen naar uitgaat’. Dit huwelijk dat geregeld was door de moeder van Karel de Grote, wordt in deze stamboom niet vermeld. Waarom niet? Terwijl het, naar later blijkt, erg belangrijk is geweest voor de latere verstandhouding tussen de Karolingen en de Longobarden. Het wordt wel vermeld in noot 99, met verwijzingen naar noot 43 en noot 212. Heeft het Collectief Carolus dit over het hoofd gezien of het niet belangrijk genoeg gevonden om het te verwerken in de stamboom? In 768 huwde Desiderata met Karel de Grote. Het huwelijk bleef kinderloos en toen ook Karels alliantie met de Longobarden verbroken werd, verstootte hij in 771 Desiderata. Hetzelfde jaar nog hertrouwde Karel met Hildegard. Het jaartal 768 dat vermeld wordt bij Himiltrude leidt tot verwarring. Is het haar geboortejaar zoals bij de andere echtgenotes? Maar noch haar geboortejaar noch haar afkomst is bekend. Of is het het jaar van het huwelijk, wat ook niet juist kan zijn, want in 768 trouwde Karel met Desiderata. De huwelijkstrouw van Karel de Grote blijkt ook weinig voorgesteld te hebben. Himiltrud werd verdreven uit de koninklijke huishouding en trekt zich terug in een klooster waar ze, volgens de legende, haar dagen beëindigt terwijl haar man Karel zijn politieke plannen smeedt. Paus Stephan III wijst erop dat de Frankische koning wettelijk getrouwd was en dus een nieuw huwelijk was uitgesloten. Desondanks trouwt Karel de Grote nog een tiental keren opnieuw zonder officieel gescheiden te zijn, waarbij Karel nog de nodige 'bijvrouwen' (concubinus) heeft gehad. Enkele bronnen noemen een totaal van 18 vrouwen en bijvrouwen. Feitelijk waren deze huwelijken onwettig, zeker Kerkelijke gezien. En diezelfde vorst plundert en moordt (o.a. onder de Saksen) in naam van diezelfde Kerk (en van God). En deze vorst wordt momenteel opgevoerd voor zijn verdienste ter bevordering van de eenheid en vrede in Europa. Er zijn zelfs prijzen voor cultuur, vrijheid, menselijkheid en vrede naar hem genoemd!
De broer van Karel de Grote, Carloman, was getrouwd met Gerberga, een andere dochter van Desiderius. Zij vluchtte na de dood van Carloman niet naar haar zwager Karel de Grote, maar naar haar vader in Italië. Lees meer bij Karel, heilige of ordinaire machtpoliticus?
Daarnaast was Tassilo III, hertog van Beieren, getrouwd met Liutberga, een derde dochter van Desiderius. De Karolingen hadden door deze drie huwelijken een stevige en innige band met de Longobarden. Het is dan ook vreemd dat Karel de Grote in enkele veldtochten zo tekeer ging tegen de Longobarden en zijn (voormalige) schoonouders (zowel schoonvader als schoonmoeder) opsloot in een klooster. Waaruit kwam deze frustatie voort? De geschiedenis weet slechts te vermelden dat Desideratie Karel geen kinderen kon schenken en dat zij daarom door Karel verstoten zou zijn. Maar was dat wel de reden? Of was het de frustratie van het verbreken van de alliantie die Bertrada de moeden van Karel de Grote met het huwelijk wilde regelen? Deze hele geschiedenis lijkt erg veel op die van enkele Romeinse keizers, waarbij de moeder van de toekomstige keizer de zaken regelde in het voordeel van haar zoon, zoals Julia Agrippina, de moeder van Nero dat via list en bedrog voor elkaar kreeg, maar het uiteindelijk haar eigen dood (moord) betekende.
De Annales Regni Francorum geven een inkijkje in de gang van zaken in het Frankische Rijk en vooral in de periode van Karel de Grote. Het is een aaneenschakeling van veldtochten geweest, met name tegen de Saksen, waarbij moord, plundering en verwoesting de boventoon voerden en ten slotte leidde tot de deportatie van de Saksen vanuit de kust van Frans-Vlaanderen naar Noord-Duitsland. Deze deportatie, hoewel in teksten genoemd, hebben de historici nooit als zodanig onderkend, maar die heeft wel geleid tot de vele misverstanden omtrent de woonplaats van de Saksen. Lees meer over de Saksen.

Uit de ARF blijkt wat er onder het Frankische (en nadien Karolingische) Rijk begrepen moet worden. Het kaartje verderop in dit hoofdstuk en afkomstig uit dit boek, geeft een totaal onjuist voorstelling van het Frankische Rijk. Het is wel de traditionele kaart van het Frankische Rijk, gebaseerd op de onjuiste interpretaties. Het Frankische Rijk was beslist niet half Europa tot ver in Duitsland, maar beperkte zich tot Gallië. En Gallië was evenmin heel Frankrijk, maar slechts het gebied ten noorden van de Loire. Wat in de ARF genoemd wordt als Francia omvat de hoofdsteden Metz, Reims, Parijs, Soissons en Orleans en de gebieden 'aan de kust' en (een deel van) Bourgondië. Het Frankische Rijk ofwel Francia, blijkt geheel ten noorden van de Loire te liggen met als kerngebieden Neustrië en Austrasië. Het gebied boven de taalgrens (België, Nederland en Duitsland) hoorde er beslist niet bij. In Nijmegen is zowel tekstueel als archeologisch aangetoond dat Karel de Grote er nooit een palts heeft gehad, wat toch wel het uitgangspunt van de algemene traditionele opvatting was. Bewijzen voor deze opvatting zijn er niet, niet tekstueel, maar ook niet archeologisch. Zie het boek van prof.dr.D.P.Blok "De Franken in Nederland". Zie bij Nijmegen voor de geschiedenis van de stad.
Gallia was beslist niet heel Frankrijk, net zo min als Holland heel Nederland is.

In de teksten in de ARF staat regelmatig dat de koning na een veldtocht "terugkeerde naar huis, terugkeerde naar zijn vaderland, terugkeerde naar het Frankische Rijk of terugkeerde naar Francia". Deze veldtochten gingen naar het land van de Saksen, naar de Alamannen, naar Aquitanië of naar Beieren of Italië en vermelden dat de Franken deze gebieden verwoestten en plunderden. Zie de teksten in de jaren 742, 753, 755, 763, 769, 772, 776 enz. Dat die gebieden verwoest of geplunderd werden spreekt al tegen dat die gebieden bezit van de Franken geweest zouden zijn en binnen het Frankische Rijk lagen. Je gaat je eigen bezit toch niet verwoesten of plunderen? En als na die veldtocht de Franken terugkeerden naar het Frankische Rijk houdt het in dat die gebieden niet tot het Frankische Rijk gerekend werden. Ook het feit dat deze veldtochten regelmatig herhaald (moesten) worden, spreekt het feitelijke bezit ervan tegen.

In 776 (als voorbeeld) is Koning Karel teruggegaan naar het Frankische Rijk. Hij kwam toen van de vesting Eresburg en een vesting voorbij de rivier de Lippe. Die vestingen hoorden dus niet tot het Frankische Rijk, ook al liet hij er enkele getrouwen achter om ze te bewaken. In Haristallio vierde hij dat jaar Kerstmis en in villa quae dicitur Niumaga vierde hij Pasen, traditioneel vertaald met Herstal en Nijmegen. In die tekst wordt tevens vermeld dat Pasen op 30 maart was. In noot 135 wordt de opvatting Nijmegen toegelicht. Zie noot 135. Haristallio wordt traditioneel vertaald met Herstal, maar in AE vermeldt Einhard dat de koning 'in Galliam reversus in villa Heristallo hiemavit'. He(a)ristallio lag dus in Gallië. In handschrift E3 staat harist. (blijkbaar een afkorting, gezien de punt) en in E8 heristalli. De koning bracht er de winter door. Einhard vermeldt in AE dus niet dat de koning er Kerstmis vierde.
Ook andere schrijvers vermelden de begrenzing van het Frankische Rijk. Astronomus (Vita Hludowici in Q.K.R. 342,343) vermeldt in 832-833 dat Keizer Lodewijk ten noorden van Saumur de Loire oversteekt en terugkeert naar Francia. Saumur ligt ten zuiden van de Loire. Francia ligt dus ten noorden van de Loire.

Zo zijn er meerdere verschillen tussen de teksten en de traditionele opvattingen aan te wijzen waarover eens een uitvoerige discussie zou moeten volgen. Het is in elk geval niet zo dat de ARF onbetwist de juiste versie geeft. Over veel van wat vermeld wordt, valt het nodige te betwijfelen. Blijkbaar heeft het Collectief Carolus klakkeloos de traditionele opvattingen gevolgd, zonder zich druk te maken of zich bezig te houden met de juistheid van locaties of met afstanden en reisdagen.

De visie van Albert Delahaye.
De Annales Regni Francorum (de Kronieken van het Frankische Rijk), ook Annales Francorum genoemd die opgenomen zijn in de Histoire de France, geven talloze teksten over de regeringen van de Frankische vorsten. Deze teksten spreken de traditionele opvattingen vaak tegen aangezien er iets anders beschreven staat dan wat de historici ervan gemaakt hebben.
Een voorbeeld zijn de 'vertalingen' (interpretaties) van de plaatsnamen. Zo is Colonia niet altijd Keulen, maar kan het ook Coulogne (bij Calais) geweest zijn. Keulen ligt immers niet 'aan de kust' en ook niet 'naast het land van de Bataven'.
Het Colonia dat wordt genoemd in verband met de Renus, de Triboci, de Friezen en Bataven, was niet Keulen maar Coulogne, op 3 km ten zuiden van Calais. De verwarringen met Keulen in de verschillende teksten zijn niet te tellen. Die werden vanzelfsprekend in de hand gewerkt doordat ook dit 'Colonia aan de Renus' werd genoemd. Echter de renus was de Schelde. De 'renus' is immers niet altijd de Rijn: zie bij Renus. Zie ook het artikel over Köln am Rhein. Ook bij Franconoford dient men niet altijd en onvermijdelijk aan het Duitse Frankfurt te denken. In meerdere teksten zou deze interpretatie misplaatst zijn, daar uit die teksten blijkt dat de rijksdagen met de Franken altijd in Francia plaatsvonden. In Frankrijk zijn zes plaatsen Franqueville of Francourville, waar de betekenis van “stad der Franken” voor de hand ligt. Frankfurt is een van de vele doublures. Zie bij de Deplacements Historiques. In dit verband is het wellicht goed erop te wijzen, dat Lodewijk de Vrome zo mogelijk nog erger “verduitst” is dan Karel de Grote. Men zou in de bronnen eens moeten nagaan, hoe dikwijls en hoe langdurig hij in het noorden en midden van Frankrijk verblijft en hoe zeldzaam zijn bezoeken aan 'Duitsland' zijn geweest. Let daarbij ook op dat Germania in de teksten niet altijd en per se Duitsland was. Zie bij de Germania is Frans-Vlaanderen. Ook daarin speelt de nodige verwarring de historische geografie parten, zoals bij Ursula en de 11.000 maagden, een verhaal dat in Frankrijk thuis hoort net als de martelaren Cassius en St.Victor en het Thebaanse Legioen. Lees hier meer over in het hoofdstuk over Xanten.



De Kronieken van het Frankische Rijk.
De interessantse hoofdstukken in deze uitgave van de Annales Regni Francorum zijn 'De overlevering van de Annales Regni Francorum' en 'De waarde van Kronieken'.
In deze hoofdstukken zet het 'Collectief Carolus' terecht een aantal vraagtekens bij deze kronieken en de betekenis ervan.
Zo blijkt uit onderzoek (ook in het verleden is dat al gebleken) dat Einhard helemaal niet de auteur van deze kronieken geweest is. Er is voor die opvatting geen enkel bewijs. Vergeleken met de Annales Einhardi blijkt dat des te meer. Er zijn gezien de schrijfstijl, meerdere auteurs geweest, meent het Collectief Carolus. Hoewel ook dit weer een aanname is, is het niet geheel onlogisch gezien de verschillen in de beschrijvingen van de verschillende vorsten tussen 741 en 829.
In de gedrukte uitgave van de ARF van G.H.Perz en F.Kurz uit 1895 staan de teksten uit de Annales steeds naast die uit de Vita Karoli Magni (VKM) van Einhard. Uit vergelijkingen van beide teksten uit hetzelfde jaar blijkt feitelijk dat Einhard NIET de auteur van de ARF is. Al komen beide teksten in grote lijnen wel overeen, toch zijn er vaak, soms grote, verschillen in de details. De vraag is dan ook wie van wie heeft overgeschreven?

Wat ook blijkt is dat er van de Annales Regni Francorum, ook bekend onder de naam Annales Francorum, tot wel 30 afschriften bestaan! Er zijn enkele handschriften onder een andere naam bekend, zoals de Codex Laureshamensis, waarvan men meent dat dit het oudste overgeleverde afschrift van de ARF is. Nu stelt het 'Collectief Carolus' wel dat de eerste en oudste versie van de ARF is gebruikt, maar dit is een aanname, aangezien onbekend is of dit wel de oudste van de 30 bekende handschriften is. Deze afschriften stammen allemaal uit de 10e en 11e eeuw. Dat is wel ruim twee eeuwen na dato. In hoeverre geven ze een betrouwe weergave weer? Dat ze uit de 9e eeuw zouden stammen, wat ook wel eens geopperd werd, is een veronderstelling die niet gebaseerd is op concrete bewijzen.

In de inleiding op zijn uitgave noemt Kurze naast de Codex Laureshamensis nog 17 handschriften, maar er zijn dus nog meer afschriften bekend. Voor zijn editie van ARF gebruikte Kurze echter geen manuscript, zoals hij zelf schrijft, maar het gedrukte werk van Henricus Canisius (1562-1610) waarin dit handschrift is opgenomen. De Codex Laureshamensis is naar men meent niet alleen het oudste handschrift, maar zeker de oudste gedrukte uitgave van (een deel? van) de ARF.
Het gaat dus over een eind 16de/begin 17de eeuwse kopie. Vraag is in hoeverre het gedrukte werk al is aangepast aan de opvattingen van die tijd? In hoeverre is de Latijnse tekst zuiver overgeleverd? Immers juist in de 16de eeuw kwamen verschillende misvattingen tot stand die nog steeds de geschiedenis van westelijk Europa bepalen. En juist in de 16e eeuw werd de geschiedenis van de Frankische vorsten naar Duitsland getrokken. En juist in deze periode werd het 'Germania' van Tacitus algemeen opgevat als Duitsland. En juist in deze tijd werd de Peutingerkaart 'ontdekt' die meteen toegepast werd op de dan 'veronderstelde' opvattingen.
Algemene opmerkingen.
In hoeverre beschikken we over de originele teksten? Zijn onze kopieën aangepast aan latere opvattingen? Zijn de interpretaties van de geografische gegevens juist? Is de vertaling van de Latijnse tekst juist?
In de ARF worden gebeurtenissen beschreven tussen 741 en 829. Historici gaan er vanuit dat deze teksten ook daadwerkelijk in de 9e eeuw zijn opgeschreven, hoewel daar geen enkel bewijs voor is. Van de ARF zijn geen originele manuscripten bewaard gebleven, slechts kopieën (zie p.33). De oudste bewaard gebleven manuscripten stammen, voor zover is na te gaan, uit de 10e/11e eeuw. Men beschouwt de Codex Laureshamensis als het oudste handschrift, maar is in elk geval de oudste gedrukte uitgave van (een deel van) de ARF en stamt uit de 16e eeuw, wat het verdacht maakt. Zie opmerking over de 16e eeuw hiernaast.

In deze uitgave van de Kronieken van het Frankische Rijk worden de traditionele opvattingen gehandhaafd met betrekking tot de locaties en plaatsen van de verschillende gebeurtenissen. Zo is Aquis in de teksten steeds Aken, Noviomagus is Nijmegen en woonden de Saksen in Noord-Duitsland. De studies van Albert Delahaye hebben aangetoond dat deze uitgangspunten onjuist zijn. Lees meer over Aken, over Nijmegen en over de Saksen.

Een opvallende bevinding van de auteurs van deze uitgave is dat 'de grote volksverhuizing' zoals altijd voorgesteld is in de traditionele geschiedenis, zich nooit heeft voorgedaan. (p.31). Dit traditionele standpunt hebben zij dus (terecht) losgelaten. Nu de rest nog. Was het niet Albert Delahaye die dat ook al sinds 1965 gesteld heeft? Er is immers geen enkele authentieke bron die zo'n volksverhuizing beschrijft of noemt. De opvatting van een grote volksverhuizing gaat terug op de theorie van Edward Gibbons, een 'geleerde' uit de 18de eeuw, een theorie die al langer ter discussie stond en momenteel terecht is losgelaten. Maar het loslaten van 'de grote volksverhuizing' heeft ook consequenties voor de plaats van verschillende volkeren. Die consequenties trekken de auteurs helaas niet in deze uitgave. De vraag is ook of zij de veldtochten van Karel de Grote wel eens hebben uitgezet op een kaart en of die gigantische afstanden ook realiseerbaar zijn geweest in de 8ste en 9de eeuw?

Ook bij de vertaling vanuit de Latijnse tekst kunnen soms vraagtekens gezet worden.
Je kunt uiteraard de vraag stellen of op elke slak zout gelegd moet worden? Het antwoord is even kort als simpel: 'Ja, dat moet, wil je spreken over een wetenschappelijke uitgave'. Dan vragen onverklaarbare zaken wel om een toelichting en die wordt helaas te vaak niet gegeven. Interessant bij bestudering van de ARF zijn de verschillen tussen de handschriften. Juist die verschillen in schrijfwijzen vragen om een nadere toelichting. De bovenliggende vraag blijft steeds: "Wat stond er precies in het oorspronkelijk handschrift, waar juist die verschillen uit voortgekomen zijn?" Lees -als voorbeeld- meer over Haristellio.

Lees meer over de visie van Albert Delahaye.



Zijn de teksten in de ARF juist en betrouwbaar overgeleverd?
In de ARF is niet alles eenvoudig op juistheid te controleren. Vanwege doublures van plaatsnamen (zie voorbeelden hierna) blijft de vraag welke plaats precies bedoeld wordt. Er zijn echter twee fenomenen die exact op juistheid te controleren zijn en dat zijn de reizen (veldtochten) die op route en reistijd te controleren zijn en de beschreven eclipsen (zons- en maansverduisteringen).


In de ARF wordt veel vermeld over de Frankische vorsten, hun verblijfplaatsen, reizen en veldtochten.
Het is toch meer een oorlogsjournaal dan een verhaal met gedenkwaardige en/of historische feiten over het Frankische Rijk. Veel zaken over het persoonlijk leven van Karel de Grote worden niet vermeld. Zijn geboorteplaats is een vraagteken, hoeveel huwelijken hij had blijft vaag, zelfs zijn naam wordt in de verschillende handschrifften verkeerd of anders gespeld. Wisten die kroniekschrijvers niet met wie ze te maken hadden of om wie het ging? Was Karel de Grote al vergeten?

  • Wat in de teksten meteen opvalt is dat de koning (Pepijn en later Karel de Grote) veel deed met de hulp van God, er meerdere wonderen gebeuren, maar dat er veel bloedige veldtochten plaatsvonden, vooral met de Saksen. Sommige veldtochten lijken meer op genocide dan op een 'eerlijke' strijd. In het jaar 776 worden meerdere slachtingen onder de Saksen genoemd, waar de Franken 'met de hulp van God', 'door de wil van God', met 'Gods macht en Gods glorie', met 'Gods wraak', nogmaals met 'de macht van God' de Christenen (i.c. de Franken) zich gesterkt voelden en 'de almachtige God' geloofd en geprezen werd dat Hij het Zich verwaardigd had Zijn macht te vertonen voor zijn dienaren. De Franken hebben de Saksen achtervolgd tot aan de Lippe en hen op hun vlucht gedood. Zegevierend zijn de Franken naar huis teruggekeerd. Het lijkt er sterk op dat de Franken slechts konden winnen met de hulp of ter meerdere eer en glorie van God.

  • Daarnaast vallen de vele lofuitingen voor de koning in de teksten op, die in tegenspraak zijn met de talloze veldtochten, oorlogen en slachtingen onder de Saksen. Karel de Grote wordt zelfs rechtvaardig, zeer genadig, vroom, beroemd en eerlijk genoemd, maar laat mensen gijzelen of verbant tegenstanders naar het klooster (waar ze opgesloten werden). Daarentegen zijn de Saksen onbetrouwbaar, leugenachtig, opstandelingen met kwalijke listen en oneerlijke gruweldaden, 'te erg om op te noemen' schrijft de kroniekschrijver. De volgende zin uit het jaar 775 is veelzeggend: De zeer genadigde Koning Karel richtte nog drie keer een slachting aan onder de Saksen. Het 'bekeren' van de Saksen ging immers met het zwaard. De Kerk zegende het zwaard dat tegen de 'heidenen' werd opgenomen. Het motto van de Karolingen luidde In Dei Nomine Feliciter (in naam van God gelukkig). Ja voor de Franken, maar voor de tegstanders kan die spreuk beter vertaald worden met 'in naam van God succes' met het dopen of doden van de heidense Saksen. Doop of dood, het scheelt slechts één lettertje, maar heeft grote gevolgen!

    Absolute macht is gebaseerd op geweld en de macht van één religie om de mensen in het gareel te houden.
    Dat is de enige manier om een groot rijk bij elkaar te houden. We zagen en zien dit overal op de wereld, tot op de dag van vandaag!


  • Ondanks al die moordpartijen werd steeds Kerstmis en Pasen gevierd. Daarbij werd ook de overgang naar het nieuwe jaar vermeld. De formulering in de tekst is: de koning vierde Kerstmis in (plaats X) en Pasen in (plaats Y) en het jaartal werd.....
    Het is een beetje vreemde formulering om Kerstmis als eerste te noemen en Pasen als tweede, terwijl Pasen in een jaar chronologisch steeds vóór Kerstmis valt en Pasen in die tijd toch het begin van het nieuwe jaar (Lente) was. Dat roept enkele vragen op.
    1. Als eerste kan opgemerkt worden dat de volgorde van de vermelding van Kerstmis en Pasen in de teksten onduidelijk is. In de ARF staat in het jaar 776 dat de koning in Herstal Kerstmis heeft gevierd en Pasen in Nijmegen. Uit de vergelijking van de ARF met de Annales Q.D. Einhardi (AE) blijkt dat Karel Kerstmis in 776 in Haristallio vierde en Pasen in 777 'in villa quae dicitur Niumaga' (zie noot 135). Wat de ARF vermeldt is dus iets anders. Of begon het nieuwe jaar met Kertsmis, zoals het nu op 1 januari is? Als de viering Pasen bij meerdere jaren bij het volgend jaar hoort (omdat na Pasen het nieuwe jaar (Lente) begon), zullen de reconstructies van de reizen of veldtochten wel eens anders berekend moeten worden. In het jaar 777 blijkt uit de AE dat Karel pas na de viering van Pasen optrok naar de Saksen en dat de verandering van het jaar dus na Pasen begon, zoals je uit de ARF zou kunnen opmaken. De informatie in de ARF blijkt dus onjuist in vergelijig met de AE, ofwel niet geheel betrouwbaar. Uit het vergelijken van deze twee bronnen blijkt ook dat in de ARF staat dat Karel in Franciam teruggkeerde en in de AE staat dat hij terugkeerde in Galliam.

      Hieruit zijn de volgende conclusies te trekken:
      1. Francia is dus hetzelfde als Gallia en staat ook synoniem voor het Frankische Rijk.
      2. Andere bronnen blijken (soms deels) andere of afwijkende informatie te geven. Welk handschrift geeft de juiste informatie?
      3. Naast de logica (bijv. reistijd en reisafstand) moet aanvullende informatie (bijv. toponymie of etymologie) de oplossing bieden.
    2. De teksten uit 776 en 777 zeggen letterlijk dat het jaar veranderde na Pasen, maar het jaar verandert niet na Pasen, maar na Kerstmis. Vanaf de 6e eeuw werd de geboorte van Christus als startpunt van het nieuwe jaar genomen. Het jaar verandert dus na Kerstmis. Hieruit is slechts de conclusie te trekken dat we de ARF niet al te letterlijk moeten nemen. Geldt dat ook voor andere zaken, zoals de verheerlijking van Karel de Grote?
    3. Als Einhard of monniken dit geschreven hebben, zouden zij toch hebben geweten dat Pasen belangrijker is dan Kerstmis? Waarom Pasen niet als eerste genoemd, wat ook chrologisch juist zou zijn? Geboren worden is niet echt bijzonder, dat worden we allemaal, maar verrijzen (Pasen) is slechts aan een enkeling voorbehouden. Pasen zou dan steeds als eerste en belangrijkste Kerkelijke feest binnen een jaar genoemd moeten worden. Na Pasen begint ook het Kerkelijk jaar.
    4. Als de Koning in een bepaald jaar Kerstmis en Pasen in dezelfde plaats vierde, zoals in 764 en 765 toen koning Pepijn respectievelijk in Quierzy of in Aken verbleef, bleef hij dan de periode tussen Kerstmis en Pasen (de winter) of juist in de periode tussen Pasen en Kerstmis (de zomer) in Quierzy of Aken? Die jaren wordt alleen nog een Rijksdag in Worms of Attigny vermeld. Reisde hij tussen Kerstmis en Pasen (in de winter en lente), of tussen Pasen en Kerstmis (in de zomer en herfst) even op en neer naar Worms of Attigny? Toch reizen van meerdere dagen. Waarom liet hij die personen niet naar hem toekomen?
    5. Werd met de viering van Kerstmis feitelijk de winter en lente bedoeld en met Pasen de zomer en de herfst, dus de jaargetijden? Het lijkt onbelangrijk, maar het is uiteraard van belang als het over veldtochten gaat. In de winterperiode werd er doorgaans niet gereisd en werden ook geen veldtochten ondernomen vanwege het barre weer. Na de winter vertrok men en men was ook voor de winter weer terug. In de AE wordt in het jaar 776 vermeld dat de koning overwinterde (hiemavit) in Herestallio. Het is dan duidelijk (zie punt 1 hiervoor) dat hij voor de winter in Herestallio was en pas na de winter vertrok voor de veldtocht tegen de Saksen.
    6. In 761 trok Pepijn met een troepenmacht tot Chalon-sur-Saône op tegen Waifar, hertog van Aquitanië. Van Quierzy tot Chalon-sur-Saône is toch een afstand van ruim 450 km. Heen en terug dus ruim 900 km. Dat is een tocht van ruim 6 weken. Het vraagt in elk geval om nader onderzoek, zeker als het vieren van de Christelijke feestdagen Kerstmis en Pasen niet overeenkomt met de rest van de tekst in de jaren waarin daarnaast slechts veldtochten genoemd worden. Of is het noemen van de viering van Kerstmis en Pasen toch vooral bedoeld om het Christelijke aspect aan te geven. Immers alle veldtochten tegen de 'heidenen' werden gehouden ter meerdere eer en glorie van God en de Kerk. Vergelijk het maar met de latere Kruistochten naar Jeruzalem.
    7. Als er in een jaar slechts één gebeurtenis wordt genoemd en de koning vierde Kerst en Pasen in verschillende plaatsen, ging hij dan tussendoor even op reis van de ene naar de andere plaats of naar de plaats van die ene gebeurtenis? Zie ook punt 4.
    8. Overigens komt de formulering van Kerst en Pasen vieren en het jaartal veranderde in.... pas voor het eerst voor in het jaar 759, nadat het zoontje van Koning Pepijn in zijn derde levensjaar overleed. Bracht die dood van zijn zoontje bij vader Pepijn een 'bekering' teweeg en werd voortaan Kerst en Pasen gevierd en daarvoor niet? Of kregen de hofschrijvers zelf deze ingeving om Kerst en Pasen te vermelden?
    9. De viering van Kerstmis en Pasen door de Koning wordt ook niet elk jaar genoemd, soms alleen Kerstmis, soms beide niet, zoals in 811 juist toen de oudste zoon van Karel de Grote overleed. Na dat jaar werden Kerstmis en Pasen blijkbaar niet meer gevierd, tenminste, het wordt niet meer vermeld op een enkele uitzondering na, zoals in 825 en 829. Was het vieren van Kerstmis en Pasen dan niet zo belangrijk meer? Het lijkt er dan ook sterk op dat deze zin meer een algemene formulering is ter afsluiting van een document dan dat het werkelijk plaats vond. Of wilden de schrijvers hiermee vooral de 'heiligheid' van Karel de Grote benadrukken? Maar 'heilig' werd Karel de Grote pas tijdens het bewind van Frederik Barbarossa in de 12e eeuw. Tijdens de regeerperiode van Lodewijk de Vrome wordt het jaar meestal afgesloten met de mededeling dat hij 'overwinterde' in Aken. Zo 'vroom' was die Lodewijk dus blijkbaar ook niet.

    Een vreemd verhaal met enkele wonderlijke wendingen.
    In het jaar 799 wordt Paus Leo door 'Romeinen' gevangen genomen en zwaar mishandeld. Volgens de Annalen van Einhard werd hij naakt en halfdood op straat achtergelaten. Volgens de teksten van AE en de ARF werden zijn ogen uitgestoken en zijn tong afgesneden. Volgens de ARF werd hij onder bewaking gesteld (gevangen genomen), maar wist hij 's nachts over de muur te ontsnappen en de gezanten van de koning te bereiken. Hoe kun je over een muur ontsnappen en gezanten bereiken als je blind bent? Hier geven beide teksten met elkaar vergeleken al een wezenlijk verschil! In de Vita Karoli Magni' vermeldt Einhard deze aanslag op de Paus ook in hoofdstuk 28. De Paus werd 'met geweld overmeesterd' en 'zijn ogen werden uitgestoken en zijn tong afgesneden'.

    In het jaar 800 blijkt de Paus van die blindheid en niet meer kunnen spreken wonderlijk genezen te zijn. Immers Paus Leo ging de zoon van Karel de Grote, Pepijn, tegemoet en verordeneerde dat iedereen zich langs de kan van de weg moest opstellen voor die verwelkoming. In november ging men op zoek naar de daders van die aanslag op de Paus. Daarbij beklom de Paus de kansel en riep ten overstaan van het hele volk met het Evangelie in de hand met een eed van de tegen hem ingebrachte beschuldigingen die tot de aanslag leidden.Vertalingen van de onderstreepte woorden volgens ARF. Werd hij met het beklimmen van de kansel geholpen? Hij was toch blind? Hoe kon de Paus roepen en een eed uitspreken als zijn tong afgesneden was?

    Op Kerstdag 801 zette Paus Leo de keizerskroon op het hoofd van Karel de Grote. De Paus bleek voldoende 'opgeknapt te zijn' om de keizerskroon op Karels hoofd te plaatsen, waarna een groot feest werd gehouden. Kon hij toen weer zien? Of heeft hij wat in de rondte getast en werd hij geholpen omdat hij toch blind was? Daarvan vermelden de bronnen niets.

    Karel de Grote beval dat degenen die de Paus het jaar ervoor hadden afgezet (vertaling CC in ARF) moesten worden berecht. Nadat ze verhoord waren werden ze volgens de Romeinse wet wegens majesteitsschennis ter dood veroordeeld. Blijkbaar waren die daders bekend. Hun namen worden ook genoemd: staatsecetaris Paschal en de schatmeester Campulus en 'vele andere voorname inwoners van de stad Rome'. Volgens noot 297 was prelaat Paschal na de paus de machtigste man in Rome. Hij en schatmeester Campulus (spreekt hieruit de alom aanwezige corruptie?) waren de leiders van de Lombardische samenzwering en verwanten van de vorige paus Hadrianus (pontificaat 772-795). Blijkbaar konden zij zich niet verenigen met de Pauskeuze van Leo III. Wellicht wilde Leo III de alom heersende corruptie aanpakken, iets wat de huidge Paus Franciscus ook maar niet lukt. Na het vonnis pleitte de Paus vanuit vrome barmhartigheid en werden hun levens gespaard en lijfstraffen bespaard, maar werden ze verbannen. Hoe kon de Paus pleiten als zijn tong was afgesneden?

    Ook in de jaren erna (teksten uit de jaren 804, 806, 809, 812 en 815) blijkt Paus Leo niet gehinderd te zijn in zijn werk als Paus. In 806 ondertekent hij na lezing eigenhandig de schriftelijk vastgelegde regelingen om de vrede te bewaren. In 809 is in een concilie hevig gediscussieerd betreffende de toestand van de kerken en de leefregels van degenen die geacht worden hierin God te dienen. In 812 ontving de schoonzoon Michael van keizer Nicephorus van Paus Leo de tekst van de vredesovereenkomst. In 815 was er (weer) een samenzwering in Rome om Paus Leo te vermoorden. Toen dat ontdekt werd zouden de deelnemers aan deze samenzwering op zijn bevel (van de Paus) zijn gedood. Hier blijkt de Paus toch minder vrome barmhartigheid te hebben. Paus Leo stierf omstreeks 25 mei 816 na een ziekbed dat in 815 begonnen was.

    In Annales Fuldenses (Auctore Einhardo. A. 714-838 . Post editionem G.H.Pertz, recognovit Fredericus Kurze, Hannover 1891) lezen we hetzelfde verhaal. 'Paus Leo, werd door de Romeinen bij het smeken om genade zijn tong afgesneden en werd hij blind en werd gered door abt van Wirund en Winigisus, hertog van Spoli, en door Carlus naar Padrabrunno in Saksen gebracht'. De traditionele opvatting is dat de Annales Fuldenses ook door Einhard geschreven zou zijn. Toch zijn enkele details verschillend: hier smeekt de Paus om genade en wordt door abt Wirund en hertog Winigisus door Karel naar Padrabrunno gebracht. De vraag is dan ook of de vertaling van Het Collectief Carolus en anderen wel juist is? Werden zijn ogen uitgestoken en zijn tong afgesneden of moeten we deze tekst meer figuurlijk begrijpen? In het Nederlands kennen we bijvoorbeeld de uitdrukkingen 'iemand de ogen uitsteken' (jaloers maken) en 'hij kan zijn tong wel afbijten' (spijt hebben iets gezegd te hebben), wat uiteraard nooit letterlijk gebeurt. Ook kan de zin wat 'vrijer' vertaald worden met dat de Paus geblinddoekt werd en het zwijgen opgelegd werd. Dat past als vertaling beter bij het vervolg van het verhaal, waarbij duidelijk blijkt dat de Paus nog steeds blijkt te kunnen zien en spreken. Het ging in 799 om een samenzwering tegen de paus; in 800 wordt het een aanslag en in 801 een afzetting genoemd, die mislukt was.

    In de literatuur over Paus Leo III is overigens nergens sprake van zijn verminkingen van blindheid of stomheid. De reden van de samenzwering lag in het feit dat Paus Leo III afkomstig was uit het gewone volk, maar was in de kerkelijke hiëarchie langzaam maar zeker steeds hoger opgeklommen. Hij kwam al meteen in het begin van zijn pontificaat in botsing met de adel in Rome. Dit leidde er in 799 toe dat enkele edelen tijdens een processie een aanslag op zijn leven pleegden (hij werd van zijn paard getrokken), maar deze aanslag mislukte. Zou er niemand van de processiegangers de Paus te hulp zijn geschoten?

    Het verhaal over de uitgestoken ogen en afgesneden tong blijkt zoals het door Collectief Carolus vertaald is, volkomen onmogelijk geweest te zijn. Zou het CC hier niet over gediscussieerd hebben? Er komen in de Annalen Regni Francorum wel meer wonderlijke gebeurtenissen voor. Men zou toch enige discussie verwacht hebben, die in een noot aangegeven zou zijn.

    De conclusie moet dan ook zijn dat de vertaling van het Collectief Carolus onwaarschijnlijk is. Of moet dit gebeuren geheel anders vertaald worden, zoals hiervoor is aangegeven? Het 'excecaverunt' kan men ook vertalen met 'verblind' of 'geblinddoekt'. Het 'lingua detruncaverunt' kan ook vertaald worden met 'het zwijgen opleggen'. De aanslagplegers hebben dat in elk geval geprobeerd, maar hun aanslag mislukte. Dit past in elk geval beter bij het vervolg van de teksten in dit verhaal. Dat hij naakt werd achtergelaten en zijn ogen werden uitgestoken en zijn tong afgesneden zijn derhalve 'literaire' verzinsels van de betreffende auteurs om het verhaal wat aan te dikken of het zijn latere toevoegingen van 'horen zeggen', van legendevorming om de aanslag op de Paus en het aanzien van de Paus te benadrukken.

    Het Frankische Rijk.

    1. De reizen (veldtochten): de route en de reistijd.
    Als we de literatuur (o.a. gegevens van de Romeinen) erop naslaan gaat men uit bij het reizen in een groot gezelschap, wat een veldtocht toch inhield, van een afstand van 25 km. per dag. Het gewone looptempo is ca.5 km per uur, aangezien er ook veel voetvolk en ossenwagens in het gezelschap meereisden. Maar er moest ook gerust, gegeten, overnacht en een kamp opgeslagen worden, wat zou neerkomen op een reistijd van zo'n 5 uur per dag, ofwel en 25 km. Bij een dagreis van zo'n 10 uur zou een afstand tot wel 40 à 50 km afgelegd kunnen worden. Die 40 km komt ook vaak overeen met afstanden van zo'n 18 mijl (XVIII) die veel op de Peutingerkaart voorkomen wat de afstanden tussen wisselstations zijn.
    Gaat men uit van een hele legereenheid te paard, dan is de gemiddelde snelheid van dravers normaal gesproken tussen de 45 en 50 kilometer per uur met topsnelheden die reiken tot 55 kilometer per uur. De gemiddelde snelheid van de harddravers in een draverij is afhankelijk van de te draven afstand, de kwaliteit van de baan en natuurlijk de kwaliteit van de paarden. Die snelheid kon een paard slechts enkele kilometers volhouden. Het gaat in de draf- en rensport over vlakterrein zonder hindernissen en daarvan was in de 9e eeuw totaal geen sprake in de 'ongerepte' natuur, waar dwars door dichte bossen en over sloten en slootjes en rivieren en over onbekend terrein gereisd moest worden. Te paard zou een afstand van 100 km per dag gehaald kunnen worden, maar dat is wel een maximum bij een ervaren ruiter over vlak terrein. (Bron: Draf- en rensportweb).
    1. Als voorbeeld: een reis in 818 van Aken naar Italië en terug, is onmogelijk binnen drie dagen af te leggen. Dan was het in de Latijnse tekst genoemde Aquis niet Aken, zoals de traditionele geschiedenis ons voorhoudt. Was het dan toch Aquis (tussen Ancona en Perugia) in Italië? Ook in Italië blijkt Aquis te bestaan (op de PK vind je: Aquis Tatelis, Aquis Apollinaribus, Aquis Larodes, Aquae Populaniae), net als in Frankrijk overigens waar ook meerdere Aquis bestaan, zoals Aquis Bormonis, Aquis Calidis, Aquis Neri, Aquis Nisincii en Aquis Segeste (Aix-en-Provence). Ook St.Amand-les-Eaux duidt die waternaam met (warme) bronnen aan. De naam 'Aquis' is een waternaam en duidt een plaats met (warme) bronnen aan. Op de PK vind je wel 40 plaatsen die Aquis/Aquae heten. Het is dus eerder een 'soortnaam' dan een eigennaam van één plaats.

    2. Interessant blijkt het jaar 775 te zijn, waarover meer teksten bestaan en dus meer informatie bekend is. We vergelijken hier tekst 305 uit De Ware Kijk Op 2 met de teksen uit de ARF en de Annales Q.D. Einhardi (AE) uitgave van Georgius Heinricus Pertz en Fridericus Kurze, 1895. De bronnen bij tekst 305 zijn: Annales Einhardi, MGS, I, p. 153; HdF, V, p. 202. Annales S. Amandi, MGS, I, p. 12. Wilhelmi gesta regum Anglorum, MGS, X, p. 455. Annales Pataviani, MGS, I, p. 16.
      Het betreft de vierde veldtocht van Karel de Grote (=verder afgekort als K.) tegen de Saksen (na de veldtochten in 772, 773 en 774).
      Opmerkelijk zijn de verschillen in deze drie bronnen, die aanleiding geven voor verschillende opvattingen. We geven hieronder de belangrijkste gegevens van deze veldtocht in chronologische volgorde in de verschillende kolommen. In de laatste kolom volgen enkele opmerkingen en/of conclusies.
      Karel de Grote wordt in deze teksten vroom, beroemd en zeer genadig genoemd. Ondertussen richt hij minstens acht slachtingen aan onder de Saksen en nog enkele tegen de West- en Oostfalen, de Angrivariërs en Austrasiërs en nog een tegen de Longobarden. Van de slachtingen tegen de Saksen, die ook de jaren daarna nog bleven aanhouden, kun je toch niet spreken van een zeer genadig vorst. Het was pure genocide. Lees meer bij
      Karel de Grote, heilige of machtwellusteling.

      Tekst 305 WKO2. Tussen haakjes de locatie volgens Delahaye. ARF en (locatie volgens Collectief Carolus, verder CC in dit overzicht.) AE (uitgave Pertz/Kurze) Opmerkingen/conclusies.
      1
      Rijksvergadering te Carisiaco (Quierzy bij Noyon). Daarna stak hij de Renus over naar het land van de Saksen. De vrome, beroemde koning Karel hield een landdag in Düren. K. overwinterde in Carisiaco en hield er een consilium en vervolgens een algemene vergadering in Duriam villam. Consilium=bijeenkomst, vergadering, landdag. WKO en AE noemen beide als eerste een 'consilium' in Carisiaco. ARF noemt in 775 als eerste een landdag in Düren. AE noemt ook de 'generali conventu' (algemene vergadering) in Duriam (Düren). Vanuit Quierzy stak hij de Renus over naar de Saksen. Dat Nijmegen ooit uitvalsbasis was tegen de Saksen (volgens de traditie!) wordt met geen enkele klassieke tekst aannemelijk gemaakt.
      2
      K. stak de Renus (Schelde) over naar Saxonia. Vandaar zette hij zijn campagne voort naar Saksen. trok over de Rheno over, naar de Saksen waar de gevechten begonnen In de ARF wordt de Renus niet genoemd. Handschrift E3 en E6 van AE geven echter wel 'reno'.
      3
      Nam de vesting Sigiburg (Sebourg) in. nam de vesting Syburg in (Hohensyburg ten zuiden van Dortmund). nam 'castrum' Sigiburgum in. Na de Renus overgestoken te hebben komt K. als eerste in Sigiburgum aan. Was dit, anders dan CC stelt, Siegburg vlak over de Rijn bij Bonn? Vanaf Quierzy is dat een tocht van ruim 450 km. Van Düren naar Hohensyburg is 120 km.
      4
      Liet vesting Aresberg (Aremberg op 8 km oost van Valenciennes) versterken. herbouwde Eresburg (Obermarsberg tussen Paderborn en Kassel) versterkte Aeresburgum dat door de Saksen was verwoest AE geeft ook Aeresburgum. Van Düren via Hohensyburg naar Obermarsberg is ruim 246 km.
      5
      K. begaf zich naar de rivier Wisera (Wimereux) naar Brunesberg (Braunsberg) trok toen over de Weser (of de Weser over?) kwam aan bij de 'Wisuram' in de plaats die Brunesberg wordt genoemd. Het is niet aan te geven waar en hoe men over de Weser ging, maar tussen Obermarsberg (zie 4) en Bielefeld (zie 6) ligt de Weser niet. Om van Obermarsberg naar Bielefeld over de Weser te reizen, betekent dat je een omweg van ruim 200 km maakt, waar de afstand over land tussen beide plaatsen slechts 85 km is. In Duitsland is het nog steeds onduidelijk waar men de Saksen precies plaatst. In Sachsen-Anhalt, in Sachsen of toch in Nieder-Sachsen? Om in Sachsen te komen vanuit Obermarsberg steek je niet alleen de Weser over, maar ook de Leine, de Oker en de Elbe wat toch een extra afstand van ruim 300 km betekent. Vanuit Obermarsberg naar Nieder-Sachsen is logischer. Dan volg je de Weser.
      In Frankrijk ging K. van Aremberg (zie 4) naar Brunembert (zie 6) over afstand van 145 km en stak de Wimereux over (zie 7) tot aan de rivier Ovracus (zie 8). De Wimereux is een rivier tussen Colembert en de plaats Wimereux, ten noorden van Boulogne-sur-Mer, aan La Manche/Het Kanaal.
      Voor de locatie van de Saksen klik hier.
      6
      naar Brunesberg (Brunembert 7 km n.w. van Desvres) en kwam in Braunsberg waar K. op een menigte Saksen stootte. waar een menigte Saksen hem verhinderde de rivier over te steken. Vanaf Düren naar Bielefeld is 335 km. Brausberg ligt ten noorden van Bielefeld ten n.o. bij Minden. Overigens ligt Minden ten noord-oosten van Bielefeld en niet ten noord-westen wat CC stelt. Van Obermarsberg naar Bielefeld is 89 km, ofwel 3 dagreizen.
      7
      K. stak met een deel van zijn leger de Wimereux over en streed zich een doortocht zware gevechten, Saksen verjaagd, beide oevers in handen van de Franken, veel Saksen gedood (zie verder 8) De koning haastte zich over die rivier en Van de Weser naar de Oker is ruim 40 km. Daar leverde K. slag met de aanvoerder van de Saksen die hem met de Ostfali (zie 9) tegemoet kwamen.
      8
      tot aan de rivier Ovacrus (Guarbecque). trok verder tot de rivier Obaccrum (Oker, zijrivier van de Aller) trok met een deel van het leger van die rivier naar de rivier Ovaccrum Let op het verschil tussen Ovacrus en Obaccrum. Kopieerfout of onduidelijk handschrift in het origineel? In handschrift E1 en E3 staat ouacrum, in E6 ouacerum, in E8 ouaccra. De -u- staat hier voor de -v-. Zie ook de discussie over Cevelum. In handschriften lijken --v- en -b- ook erg op elkaar. Zie bij Danuvius. In deze tocht is de rivier Oker een dissonant want deze ligt ver uit de richting van de overige plaatsen. De afstand tussen Wimereux en de Guarbecque is 56 km. De Guarbecke (Gaverbeek) is een riviertje van 12 km. en ontspringt in Norrent-Fontes en stroomt vervolgens door de plaatsen Ham-en-Artois, Busnes, Guarbecque, Ham-en-Artois, Isbergues, en Saint-Venant om daar in de Leie (in 't Frans Lys) uit te monden, die uiteindelijk in Gent (B) in de Schelde uitmondt, met een stroomgebied van 2900 km².
      9
      K. leverde strijd met Saksen en Ostfalli (Estevelles) en kreeg gijzelaars kwam de Austreleudische Saksen (Osterleudi, Oostfalen) tegen die hem gijzelaars gaven en zij verklaarden onder ede trouw aan koning Karel. Hessi (Hassione), een van de belangrijkste mannen van de Saksen, met alle Ostfalais , en boden gijzelaars, die de koning had bevolen en zwoer de eed van trouw. In noot 122 geeft CC de volgende toelichting: Austreleudische Saksen zijn de Germanen die ten oosten van het Frankische Rijk leefden. De benaming 'Austreleudi' of 'Osterliudi' betekent 'mensen van het oosten'. Het is een Frankische verzamelnaam voor diverse Germaanse volkeren, zoals de Oostfalen, Westfalen, Angrivariërs, Angrivaren. Deze volkeren waren weer onderverdeeld in de stammen van de Chauken, de Semnonen, de Brukteren, de Ampsivariërs, de Thüringiërs, de Cherusken en de Elbe-Saksen. Voor de Frankische geschiedschrijvers was het niet altijd even duidelijk met welk Germaans volk men precies te maken had. De vage aanduiding 'mensen van het oosten' biedt dus meestal maar weinig informatie. Deze informatie in noot 122 is net zo vaag. De stammen die hier opgesomd worden volgens de traditie over heel Duitsland verspreid, maar horen volgens Delahaye allemaal thuis in Noord-Frankrijk. Zie daarvoor De Ware Kijk Op.
      10
      op terugweg kwamen de Angrivarii (Angres) hem tegemoet Toen Karel teruggekeerd was kwamen ook de Angrivariërs en Austrasiërs leverden gijzelaars Toen hij terugkeerde, kwam hij in het dorp dat Bucki wordt genoemd, om de belangrijkste mannen van de Angrivarii en familie te ontmoeten, net als de Ostfalai, gaven ze gijzelaars en de eed van trouw. Volg je punt 8, 9 en 10 dan verbleven de Angrivaii en Austrasiërs tussen de Ovacrus (Oker volgens de traditie) en Bucki (Bückegau bij Minden volgens traditie; afstand 130 km), ten zuiden van Hannover en ten noorden van Bielefeld. Traditioneel worden de Amsivarii rond Bremen geplaatst, de Angrivarii rond Lüneburg (ten zuiden van Hamburg), maar ook rond Bremen.
      11
      bij Bucki (Bucqoy) en ook deze versloeg hij. dat was in Bucki (Bückegau, gouw van Bücke ten oosten van Minden zie beschrijving punt 10 hiervoor. ARF geeft geen nadere locatie van Bucki, slechts 'ten oosten van Minden'. Daar ligt wel de plaats Bückeberg, maar dat was het dus niet.
      12
      een ander deel van het leger bleef bij Wisura (de Wimereux) deel van het leger bleef op de oever van de Wezer K. stuurde een deel van het leger naar Wisuram, nadat hij zijn kamp had opgeslagen op de plaats, die Hlidbeki werd genoemd, Wij schrijven Wezer met een -z-, in Duitsland is het Weser met -s-. 'Zijn kamp had opgeslagen': blijkbaar gaat het hier om een tijdelijk tentenkamp. De genoemde plaatsen hoeven dus geen plaatsnamen van steden of dorpen te zijn. Zie verder toelichting bij 13.
      13
      kamp opgeslagen bij Hlidbeki (Ledinghem) bij Lidbach (Lübbecke) met Gods wil worden zeer veel Saksen gedood. K. opnieuw op de Saksen afgestormd en heeft minstens zo'n grote slachting aangericht. om ongeveer het negende uur van de dag, toen ze terugkeerden naar het kamp (reverterentur in castra; kasteel Hlilbeki), en de Saksen als waren zij hun bondgenoten geweest, kwamen de Franken het kasteel binnen; en doden ze slapend of halfslapend, omringd door een trouweloos verraad van de Saksen werd het bloedbad zo uitgevoerd. Wie is hier nu laf en trouweloos? De Saksen die verraden werden (als waren zij bondgenoten geweest) en sliepen of de Franken die hen in hun slaap afslachtten?
      Let op het verschil tussen Hlidbeki (in WKO en VKM) en Lidbach (in ARF): 'bach' is duidelijk een 'verduitsing' van 'beki'. Dit soort verschillen geven aan dat de ARF bij het kopieëren is aangepast aan de Duitse opvattingen.
      Van Düren (nr.1) naar Lübbecke (13) is ruim 700 km. De Saksen verbleven dan in Nieder-Sachsen en niet in Sachsen of Sachen-Anhalt.

      AE omschrijft ook het tijdstip: 'het negende uur van de dag', wat ook vertaald wordt met 'rond het middaguur' ('circa nonam diei horam reverterentur in castra') (zie bij uren van de nacht en geeft nadere informatie over de locaties. Er wordt geen verschil gemaakt tussen 'castra' = (tenten?)kamp en 'castra' = kasteel. Sygiburgum en Eresburgum, maar ook Hlidbeki worden castrum genoemd (zie punt 3 en 4). In afschriften E1,3,5 en 6 wordt Hudbeki geschreven, in E7 hudbechi en in E8 hlidbeki. Let ook op het verschil in hoofdletter H en kleine letter h.
      14
      gevecht met Westfali (West-Wailly) veel buit gemaakt op de Westfalen. Gijzelaars aangenomen door K. en richtte nog drie keer een slachting aan onder de Saksen om vervolgens van de Westfalaorum gijzelaars te hebben ontvangen, Tel je dit jaar alle 'slachtingen' onder de Saksen bij elkaar, dan is het een bloedig jaar geworden met minstens acht (8!) veldslagen of slachtingen. Desondanks heeft Karel de Grote, die rechtvaardig, zeer genadig, vroom en eerlijk wordt genoemd, hen niet verslagen, immers in de jaren daarna trok hij nog meerdere keren tegen de Saksen op. Het was pure genocide.
      15
      K. onderwierp plaats Bokweri (Bruay-la-Buissière) en keerde dankzij Gods hulp naar zijn eigen Frankische Rijk terug. keerde hij terug naar Francia om er te overwinteren. 'Keerde terug in zijn eigen Frankische Rijk' of 'Francia' betekent dat alle plaatsen hiervoor genoemd (punt 2 t/m 14) buiten het Frankische Rijk lagen. Het is dan ook uitgesloten dat Saxonia tot het Frankische Rijk gerekend kan worden. Bekijken we nu de hele veldtocht vanaf punt 1, de overwintering in Quierzy, tot punt 15 'om er te overwinteren' dan geeft het aan dat deze veldtocht binnen dat jaar van winter tot winter plaats vond.
      16
      wordt niets vermeld aangezien dat bij het jaar 776 hoort. Longobard Hrodgaud brak zijn eden van trouw en Karel vertrok naar Italië met enige Franken. wordt ook niet vermeld in 775 In 775 vertrok K. ook nog naar Italië, maar vierde (onderweg?) eerst nog Kerstmis in Schlettstadt (zie 17), immers in 776 trok hij pas Italië binnen.
      17
      wordt niets genoemd. in Scladdistatz (Schlettstadt, Sélestat tussen Straatsburg en Colmar) vierde hij Kerstmis. In handschrift B2 lezen we sclezistat, in B4 scladdistad, in B5 Scla listat en scladdistath en scaldisstat in C3 (uitgave Pertz/Kurze). wordt niets meer vermeld. Bekijken we nu de hele veldtocht vanaf punt 1, de overwintering in Quierzy, tot punt 17 'hij vierde Kerstmis in Schlettstadt' dan geeft het aan dat deze veldtocht binnen dat jaar van de winter tot de volgende winter plaats vond.
      18
      Deze veldtocht bij Albert Delahaye vindt geheel in Noord-Frankrijk plaats en beslaat tussen regel 1 en 15 een afstand van in totaal 295 km. De veldtocht volgens de traditionele opvattingen vindt grotendeels in Duitsland plaats en beslaat tussen regel 1 en 13 van Düren naar Lübbecke al een afstand van in totaal 880 km. Zou K. vanuit Quierzy vertrokken zijn en in Selestat teruggekeerd zijn om Kerstmis te vieren, dan wordt het een veldtocht van ruim 1500 km, waarin ook nog acht (8!) veldslagen met de Saksen, vier met Angrivarii, Austrasiërs, Westfalen en Oostfalen plaats vonden en ook nog het kasteel Eresburg werd hersteld en dagelijks een kamp werd opgebouwd, ook al wordt dat niet steeds vermeld. Werkelijk een ongekende prestatie, maar niet erg geloofwaardig.


  • Toelichting op de tekst hierboven.
    Vanaf punt 1 (overwintering in Quierzy) tot punt 17 (Kerstmis in Schlettstadt) is een vol jaar. Deze veldtocht tegen de Saksen in het jaar 775 betreft ruim 1500 km. Daarnaast is Karel ook nog naar Italië geweest, in elk geval naar Friuli waar Hrodgaud hertog was. Hij trok echter in 776 Italië pas binnen en vierde Pasen in Treviso (ten noorden van Venetië), nam Friuli, Treviso en andere steden in en is met groot succes teruggegaan naar Francia. Wat bij (15) Frankische Rijk wordt genoemd, is in 776 Francia. Het betekent in 775 en 776 een extra reis van ruim 1890 km.
    Totaal heeft Karel de Grote in 775 en 776 een reis gemaakt van ruim 3100 km. Bij een reissnelheid van 25 km per dag betekent dat ruim 125 reisdagen. Hoeveel dagen vonden er gevechten plaats, hoeveel dagen duurde het innemen van de steden in en hoeveel dagen duurde de herbouw van Eresburg? Werkelijk een indrukwekkende prestatie.
    Reconstrueer je deze veldtocht volgens de locaties van Albert Delahaye, dan wordt het een tocht van 989 km, door de verre uitwijk naar Selestat. Maar is Selestat wel juist geïdentificeerd of is ook dit weer teveel naar Duitsland getrokken? Het is dan wel de algemeen geaccepteerde locatie, maar is misschien toch Scaldisstat uit handschrift C3 de juiste naam? Een stad of dorp aan de Scaldis=Schelde?

    In de tekst uit 804 (ARF p. 146) van de veldtocht van Karel de Grote tegen de Saksen worden naast de Saksen ook de Noormannen genoemd, die optrokken naar Sliesthorp. In de ARF wordt Sliesthorp traditioneel opgevat als Schleswig in Sleeswijk-Holstein. Hier doen zich enkele vreemde zaken voor:
    1. In de Latijnse tekst staat een duidelijk Germaanse plaatsnaam. Is hier sprake van een aanpassing van de Latijnse tekst aan de (later ontstane?) Germaanse naam?
    2. Wat ook duidelijk is dat Godfried de Noorman hier met zijn vloot tegen Karel de Grote optrok. Zijn de Noormannen ooit gaan plunderen in eigen land (traditioneel kwamen ze immers uit Denemarken)?
    3. Ging Karel de Grote voorbij het land van de Saksen helemaal naar Denemarken om tegen de Noormannen (in hun eigen land?) te strijden?
    4. In Straatsburg (vertaald al Sélestat) zijn de Noormannen in elk geval helemaal nooit geweest. Daar is geen enkel bewijs voor.
    5. Sliesthorp ('Lies'-thorp/dorp) is gelegen in de grensstreek tussen de gebieden van de Saksen en Noormannen. Die constatering is helemaal juist, maar dan moet je beide volkeren wel op de juiste plaats aan de kust van Het Kanaal plaatsen. De Saksen woonden rond Boulogne-sur-Mer en het land Dania was Normandië. Lees meer over de Saksen en de Noormannen.

    Liesthorp staat ook bekend als Liesthorp en is identiek aan Lisbourg. Bij Lisbourg (Liesburcht) ontspringt de Lys (spreek uit Lies) of Leie, die uiteindelijk in de Schelde (Scaldis) uitstroomt. Uit andere teksten blijkt dat de Noormannen vooral de kusten van Vlaanderen en Frankrijk bezochten en plunderden (lees meer bij de Noormannen). Neem je voor Scladdistatz nu Sliesthorp, dan wordt de totale veldtocht zo'n 550 km en blijft beperkt tot Noord-Frankrijk (regio Nord en Pas-de-Calais). Lisbourg is ook bekend om zijn feodale motte (burcht). Welke locatie nu de juiste is, ofwel het meest logisch, is eenzelfde dicussie als met Sliaswich plaats vindt. Was dat Saint-Martin-des-Sclives, een dorp bij Sangatte of Schleswig in Duitsland, dat een zuivere importnaam uit Frankrijk is. Eenzelfde discussie kan gevoerd worden omtrent Wihmuodi (wordt ook in de tekst van 804 genoemd). Was het Wihmuondi 'ten oosten van de Weser in de buurt van Verden' zoals Collectief Carolus stelt? Maar in diezelfde tekst staat dat het aan de overzijde van de Albis (Elbe?) lag en daar ligt Verden niet. Is het daarom opzet dat CC zo vaag is in de omschrijving? In plaats Wihmuondi of die er maar enigszins op lijkt, ligt nergens in de buurt van Verden. En 'een niet meer bestaande plaats' lezen we vaker in de noten van Collectief Carolus. Of was het Wichmond (8 km ten zuiden van Zutphen) wat de Nederlandse traditie (Blok en Gysseling) ervan maakt, maar dat ruim 150 km van de zee ligt? Of was het toch Withmundi bij Wissant (letterlijke vertaling: wit-zand) pal aan de kust van Het Kanaal wat Albert Delahaye stelt en waar het strand inderdaad bestaat uit wit zand? In dezelfde buurt gebeurde het bloedbad van Karel de Grote in 782 waar 4500 gevangen Saksen werden vermoord (pure genocide en een oorlogsmisdaad, ook toen al), wordt traditioneel hier ook geplaatst (in Sachenhain), maar dat gebeurde toch aan de kust in Ferdia (=Fréthun in Frans-Vlaanderen).
    Kanunnik Adam van Bremen was de allereerste die in de 11de eeuw de kerkgeschiedenis van Hamburg schreef en meteen maar het nodige erbij verzon. De doublure Bremen liet hij daarbij achterwege, waarmee hij de legende van twee Karolingische bisdommen in het noorden althans tot de helft reduceerde. Het bisdom Hamburg is, evenals Utrecht, pas in de 10de eeuw ontstaan en werd nadien ook evenals Utrecht (maar dankzij de vlijtige Adam wel sneller) opgesmukt met verleden feiten en personen uit Noord-Frankrijk. Hoogst merkwaardig is, dat men in verschillende kerken in Artois en Normandie beelden en altaren tegenkomt van de heiligen Willehad en Anscharius. Dat bewijst dat hun namen daar bekend zijn geweest en hun verering er vanouds verbreid was. Heel begrijpelijk is ook, dat deze herinneringen de Fransen van vandaag niets meer zeggen, maar dat de gewone man zich wel afvraagt: hoe kunnen in hemelsnaam hier de beelden terecht komen van heiligen die door heel de academische wereld worden neergezet in het noorden van Duitsland?! Het gewone volksbesef blijkt het ook ditmaal bij het rechte eind te hebben gehad. In de onvervalste teksten over Willehad en Anscharius is geen enkel raakpunt met Noord-Duitsland te ontdekken. Integendeel: hun authentieke Levens zitten vol met plaats- en streeknamen uit het noorden van Frankrijk, die de academici maar oversloegen omdat ze die in de door hen gewenste streek niet konden vinden.

    Het wonderbaarlijke genezingsverhaal van een ziek meisje op het graf van bisschop Willehad van Bremen (het was dus Brêmes in Frans-Vlaanderen), dat door Ansgarius opgetekend is, vermeldt voor vele plaatsen in de regio's rond Bremen en Verden de oudste overgebleven naamsvermelding. Maar ook dit document is net als Willehad en Ansgarius afkomstig uit Frans-Vlaanderen. Willehad kreeg van Karel de Grtote een klooster in Francia met de naam Justina (is klooster Saint-Just op 45 km zuid van Amiens), zoals een tekst uit 787 vermeldt (is in deze uitgave van de ARF overgeslagen). Hij bouwde ook een godshuis van bewonderenswaardige schoonheid in de plaats Brema, waar hij zijn zetel vestigde ... welke kerk hij aan de H.Petrus toewijdde. Dat de Dom van Bremen St.Petrus als patroonheilige heeft is het gevolg van dezelfde Deplacements Historiques. Dat Duitsland ooit tot Francia behoorde is een mythe. Het verhaal van Willehad in Bremen is een sprookje, net als dat van de Bremer Stadsmuzikanten. Lees meer over de Saksen.

  • In de Vita Karoli Magni wordt vermeld dat Karel de Grote nieuwe paleizen liet bouwen, een in Nijmegen en een in Ingelheim. In Nijmegen heeft men deze tekst altijd opgevat als het ultieme bewijs dat het nieuwe paleis in het jaar 777 voltooid was en in Nijmegen stond. Lees meer over het jaar 777. Echter in de Annales Regni Francorum (ARF) wordt in het jaar 774, dus 3 jaar eerder, al vermeld dat Karel de Grote een plaats bereikt die Ingilinhaim wordt genoemd (afschrift A1 schrijft Ingelheim; B2 hengilinheim; B4 ingilinahim; B5 Ingelingam; C3 ingelhaim en D3 ingilinheim) en hij er de Saksen bestreed. Met rijke buit keerde Koning Karel weer terug naar het Frankische Rijk. Uit andere teksten blijkt dat het Frankische Rijk ook Francia wordt genoemd.

    We kunnen hieruit al meerdere conclusies trekken of vragen stellen:
    1. Karel bereikt de plaats Ingelheim. Het woord bereiken ('pervenisset') houdt in dat er een lange reis aan vooraf gegaan is. Ingelheim werd na een lange reis bereikt en lag ook buiten het Frankische Rijk. Anders kan er ook geen sprake zijn van terugkeren naar het Frankische Rijk.
    2. Stond er toen al buiten het Frankische Rijk een paleis in Ingelheim, immers waar verbleef Karel de Grote met zijn gevolg? Legerde Karel de Grote in een tent in het bos? Verblijven heeft (volgens Van Dale) betrekking op een woongelegenheid. Was het paleis in Ingelheim al voltooid? Dan liet Karel het niet pas in 777 bouwen zoals uit bovengenoemde tekst zou blijken.
    3. Woonden de Saksen dan bij Ingelheim in Rijnland-Palts (zuid-westen van Duitsland) aan de Rijn? Of kwamen zij vanuit Noord- of Oost-Duitsland naar het zuiden of westen (het is maar in welk gebied de historici de Saksen traditioneel plaatsen) om tegen de Franken te strijden? In Duitsland weet men overigens niet waar de Saksen woonden. Je hebt er immers Nieder-Sacksen, Sachsen-Anhalt en Sachsen, in totaal meer dan 86.000 km², ofwel ruim 2x Nederland. Waar woonden dan de Saksen die Karel de Grote maar niet kon bestrijden, maar wel gevangen nam en deporteerde?
    4. Waar haalden de Franken dan die rijke buit vandaan? Droegen de Saksen die rijke buit bij zich? Of werd die rijke buit geroofd uit hun huizen, toen de Saksen verslagen waren?
    Het is wel duidelijk dat deze tekst, indien juist gelezen, veel vragen oproept die de traditionele opvattingen weerspreken.

  • In het jaar 783 worden meerdere data gegeven bij een reis van Karel de Grote. Daaruit kunnen we opmaken dat Karel de Grote op 23 maart in Haristallio was (traditioneel Herstal) en op 25 december er weer terug was. Van 23 maart (punt 2 hieronder) tot 12 juli (punt 7 hieronder) is 112 dagen. In die 112 dagen legt hij een afstand af van 1800 km. Niet onmogelijk, maar wel uitzonderlijk als je ook nog twee keer een gevecht levert met de Saksen en twee begrafenissen hebt (we gaan ervan uit dat Karel de Grote daarbij aanwezig was).
    1. Op 30 april sterft koningin Hildegard van Zwaben, de tweede vrouw van Karel de Grote. Dat is gebeurd op de dag voor Hemelvaart.
    2. Hemelvaart viel dat jaar dus op 1 mei. Dan viel Pasen 39 dagen eerder en wel op 23 maart. Koning Karel was toen in Haristallio (traditioneel Herstal).
    3. Karel de Grote reisde naar Saksen en wel naar Theotmalli (traditioneel Detmold), en leverde een gevecht met de Saksen. Met Gods hulp worden de Franken de overwinnaars.
    4. Daarna komt de koning aan in Paderbrunnen (traditioneel Paderborn), waar hij zijn leger verzameld.
    5. Zodra de Saksen zich weer hadden gehergroepeerd, trekken de Franken naar de rivier de Hase (zijrivier van de Eems) en daar wordt de strijd weer aangegaan.
    6. Karel de Grote steekt nu de Wisoram (traditioneel de Wezer) over en bereikt de Albiam (traditioneel de Elbe) en keert terug naar het Frankische Rijk.
    7. In hetzelfde jaar op 12 juli sterft koningin Bertrada van Laon, de moeder van Karel de Grote. Zij overlijdt in Choisy-au-Bac (bij Compiègne) en wordt begraven in Parijs (kathedraal Saint-Denis, bij haar man Pepijn II).
    8. Toen Karel de Grote in Wormatiam (traditioneel Worms) aangekomen was, trouwde hij met Fastrada van Franconië, zijn derde vrouw.
    9. Karel de Grote viert Kerstmis (dat was en is nog steeds op 25 december) in Haristallio (traditioneel Herstal).
    Zetten we deze reis af op de kaart ('viamichelin.nl/web/routes) dan ging de reis van Herstal (A) naar Detmold (B), vervolgens naar Paderborn (C), naar de rivier de Hase (D), de Weser en de Elbe (E), terug naar het Frankische Rijk en naar Choisy-au-Bac of Parijs (niet meegenomen in deze reis) voor de begrafenis van zijn moeder in Parijs. Daarna gaat hij nog naar Worms (F) voor zijn 3e huwelijk, om daarna terug te gaan naar Herstal (G) om Kerstmis te voeren. Het betekent een reis van ruim 2600 km, dat is exclusief heen en terug naar Parijs, dat niet op deze kaart staat, want dan komt er ruim 1300 km bij. Het gaat dan om een reis van 3900 km in totaal in 277 dagen. Niet onmogelijk, wel erg uitzonderlijk, als je ook nog twee gevechten met de Saksen levert, twee begrafenissen hebt en een trouwerij (zie de kaart hiernaast rechts).

    Zet je deze reis af op de locaties die Albert Delahaye in zijn visie geeft (zie kaart hiernaast links), dan is het een reis over 1000 km, inclusief de route naar Parijs. Nog een flinke reis vanwege de route naar Choisy-au-Bac of Parijs. Haristallio is niet Herstal, maar Thiennes (E) (op 5 km van Aire-sur-la-Lys) welke plaats ook Heristelli heette. Paderbrunnen is Pierefonds (B) (Oise), de Saksen verbleven aan Het Kanaal (rond Fréthun (C), Theotmelli, door Einhard in verband met de strijd van Karel de Grote tegen de Saksen genoemd, is Thiant op 8 km zuidwest van Valenciennes. Wormatiam is Wannehain (F) (in regio Nord), de rivier de Hasa (is de Hissca, Sambre) en de rivieren Wisoram en Albiam zijn de Wimereux en de Franse Aa en liggen allemaal tussen (F) en de kust. Het blijkt dat alle gebeurtenissen plaats vonden in een beperkt gebied in het noord-westen van Frankrijk (helemaal in regio Nord) op de route naar Pierrefonds (B) en Choisy-au-Bac of Parijs (D) na. Zou Karel vanuit Pierrefonds naar Parijs gegaan zijn voor de begrafenis van zijn moeder, dan komt de extra omweg tussen (C) en (D) te vervallen en zou de totale reis beperkt zijn tot 350 km.


    2. De eclipsen (zons- en maansverduisteringen).
    In de ARF worden regelmatig zons- en maansverduisteringen genoemd, vaak in verband met het overlijden van belangrijke personen. Is dit een verwijzing naar de kruisdood van Christus waarbij ook een zonsverduistering optrad? Wanneer er in het verleden zons- en maansverduisteringen zijn geweest is nauwkeurige te berekenen. Dit is onder meer gedaan door de NASA en die zijn zelfs tot 5 millennia terug na te zoeken op https://eclipse.gsfc.nasa.gov, de website van de NASA. We gaan ervan uit dat de NASA die in staat was mensen op de maan te zetten, wel in staat is deze eclipsen juist te berekenen. We geven hieronder enkele voorbeelden. De data zijn aangepast naar de berekeningen van die tijd.


    1. In het jaar 787 vermelden Kurze en Pertz in een noot "eclipsis solis facta est XV . Kal . Oct. ab hora diei prima us que ad horam V. add . D3 ; eclipsis Oct. etiam D 2". Vertaald: Op 15 oktober is er een zonsverduistering vanaf het eerste uur van de dag tot het 5de uur (in afschrift D3); eclips - okt (in afschrift D2). Op de website van de Nasa blijkt er in het hele jaar 787 slechts 2 zonsverduisteringen te zijn geweest en wel op 24 maart en 16 september. Die van 24 maart was in West-Europa totaal niet te zien, die van 16 september alleen in Spanje, Zuid-Italië en het zuiden van Griekenland (zie kaartje hieronder; de rode lijn is de volledige verduistering. De eclips begon in het oosten -het eerste uur van de dag- en eindigde toen de kust van Spanje was bereikt. In het hele Frankische Rijk is deze eclipse dus niet te zien geweest. Conclusie: FOUT.


    2. In 807 wordt vermeldt dat er op 2 september van het vorige jaar (dus 2 september 806) een maansverduistering was. Nagezocht op de website van de NASA (https://eclipse.gsfc.nasa.gov) blijkt er op 1 september 806 wel een maansverduistering te zijn geweest, maar die blijkt niet zichtbaar te zijn geweest in West-Europa. FOUT.

    3. In hetzelfde jaar 807 wordt op 22 augustus nogmaals een maansverduistering genoemd in het derde uur van de nacht. Op de website van de NASA wordt wel een maansverduistering genoemd op 21 augustus, maar ook deze was in West-Europa en zeker in het Frankische Rijk nauwelijks tot onzichtbaar. FOUT.

    4. In het jaar 810 worden in de ARF twee zonsverduisteringen genoemd op 7 juni en 30 november en twee maansverduisteringen op 21 juni en 15 december. Volgens de website van de Nasa is alleen de maansverduistering van 21 juni zichtbaar geweest in Europa, al vond die plaats op 20 juni. De overige drie zijn niet zichtbaar geweest in Europa, zelfs niet eens in de buurt van Europa, zoals in de Zuidelijke Stille Oceaan. Opvallend is wel dat het jaartal klopt, maar de data drie keer niet (5 juli, 20 juni en 14 december) en één keer wel (30 november). Opvallend is wel dat Einhard ook vier data noemt: 7 juni en 2 december voor een zondverduistering en 11 juli en 18 januari voor een maansverduistering (Einhardi Annales uitg, G.H.Pertz, 1845). Op de website van de NASA wordt 7 juni niet genoemd, wel 5 juni, en wordt 2 december ook niet genoemd. De beide data voor de maansverduisteringen in 810 die Einhard noemt, zijn bij de NASA niet bekend. FOUT.
      Jan Buisman noemt in zijn boek 'Duizend jaar Weer, Wind en Water in de Lage Landen, deel 1, p. 193' ook de Zonsverduistering van 30 november 810. Hij noemt deze zonsverduistering goed zichtbaar met verwijzing naar de Annales Regni Francorum. In noot 1 vermeldt hij 'de datum van de eclips (die in onze streken uitstekend te zien moet zijn geweest) is correct'. Zoals hierboven vermeld klopt de datum inderdaad, maar is die zonsverduistering volgens de gegevens van de Nasa in Noordoost-Europa dan wel zichtbaar geweest (de blauwe lijn), maar binnen het Frankische Rijk niet (zie afbeelding hiernaast). FOUT

    5. Einhard vermeldt in de VKM dat er in de laatste drie jaar van het leven van Karel de Grote meerdere zons- en maansverduisteringen zijn geweest, wat hij als voortekenen van de dood van Karel de Grote zag. Nagezocht op de website van de NASA blijken er over de jaren 811, 812 en 813 zes zonsverduisteringen en zes maansverduisteringen geweest te zijn. Van de 6 zonsverduisteringen is er geen enkele zichtbaar geweest in West-Europa. Van de 6 maansverduisteringen zijn er 3 verduisteringen in Europa geweest, maar volgens de gegevens van de NASA niet zichtbaar, aangezien ze overdag (tussen 11 en 12 uur) plaats vonden. FOUT

    6. In 817 was er volgens de ARF op 7 februari in het tweede uur van de nacht een maansverduistering. Jan Buisman noemt deze in zijn boek (zie hiervoor) ook, maar plaatst deze op 5 februari. Hij geeft als geraadpleegde bronnen op: Brinckmeier (1882) en Schroeter (1923). Volgens de website van de NASA (zie hiervoor) was deze maansverduistering op 5 februari om 18.53, maar in Europa niet zichtbaar. FOUT. Welke bron moeten we nu geloven? De NASA of twee auteurs van 100 en meer jaar geleden? Volgens de tabellen van de NASA was er in 817 nog een maansverduistering en wel op 31 juli om 23.31 uur. Maar ook deze was niet zichtbaar in Europa.

    7. In 818 vermeldt de ARF dat er een zonsverduistering was op 8 juli. In noot 479 lezen we dat Perz meent dat deze melding met het overlijden van Irmingard te maken heeft; zij zou haar overlijden hebben voorvoeld. Het valt op dat in de ARF eerst het overlijden op 3 oktober wordt genoemd en daarna pas de eclips op 8 juli.
      Ook Jan Buisman vermeldt deze zonsverduistering maar plaatst deze op 7 juli met de aantekening dat de ARF deze op 7 juli vermeldt. Hij vermekldt ook dat dez\e verduistering 'niet belangrijk was voor de Lage Landen'.
      Nagezocht op de website van de NASA blijken er in 818 drie solar eclipsen geweest te zijn: op 10 januari (op de zuidpool), op 7 juli (in Siberië) en 31 december (over de Indische Oceaan). Deze waren dus niet zichtbaar in het Frankische Rijk. FOUT

      In SEMAfoor nr. 3 van augustus 2021 hebben Guy Lavigne en Ruud van Veen ook over de eclipsen van zon en maan geschreven. Guy Lavigne noemt in zijn samenvatting 11 zonsverduisteringen, waarvan er volgens hem 8 FOUT zijn en van de 18 maansverduisteringen zijn er 12 FOUT. Ruud van Veen geeft geen overzicht, maar vermeldt dat alleen met de dateringen in de ARF de nodige onzorgvuldig zijn vast te stellen.

      Conclusie: de opgegeven data van zons- en maansverduisteringen blijken verre van juist te zijn. Geldt dat ook voor andere delen van de teksten, zoals hierboven aangegeven met de reizen?
    Andere fenomen die beschreven zijn in de ARF in het jaar 807 is het uurwerk van messing en de standen van zon, maan, sterrenbeelden en planeten. Dit is aan de nodige twijfel onderhevig. De vraag is of men dit in 807 al kon weten.
    Volgens de wetenschappelijke literatuur is de Fransman Gerbert, ook wel bekend als paus Silvester II, rond de 10e eeuw de uitvinder van de mechanische klok. De mechanische klok was op dat moment de meest ingewikkeldste machine die men toen kon maken. De beschrijving van het uurwerk in de ARF, waarbij elk uur gouden pinnen neerklapten en tegen een metalen bekken kwamen en luikjes die openklapten en weer sloten waar ruiters door naar buiten kwamen, is voor begin 9e eeuw erg twijfelachtig. Kon men dat technisch toen al maken? Tot die tijd maakte men gebruik van zonnewijzers of een wateruurwerk, waarbij water in een bepaald tempo in een kom druppelde.

    Algemeen wordt het 'Mechanisme van Antikythera' voor dit uurerk gehouden. Een ander uurwerk is nergens bekend of overgeleverd of teruggevonden. Volgens Ruud van Veen (Semafoor, 22,3 aug.2021) en Ad Maas (Semafoor, 22, 2, mei 2021) is hier zeker sprake van een anachronisme, ofwel een vorwerp dat men in de genoemde tijd nog niet kon maken. In 807 was men zeker nog niet in staat dergelijke uurwerken te maken, en indien men dat wel kon, waarom zijn die niet bewaard gebleven? Ruud van Veen merkt hier ook over op: "Het feit dat men maar één exemplaar van een dergelijk knutselwerk heeft gevonden, maakt ons wantrouwig". Overigens heeft men dat ene exemplaar pas in 1901 gevonden in een gezonken schip in de buurt van het Griekse eiland Antikythera (vandaar de naam 'Mechanisme van Antikythera') en zou uit 140-80 v.Chr. stammen en dus meer dan 2000 jaar oud zijn, als we de onderzoekers mogen geloven. Als het al die tijd onder water gelegen heeft, kan Karel de Grote het in elk geval nooit gezien hebben. Helaas is veel van het mechanisme verloren geraakt. De restanten zijn in het Nationaal Archeologisch Museum van Athene te bezichtigen, maar zijn door corrosie zodanig aangetast dat het meer dan een eeuw heeft geduurd voordat het mechanisme goed doorgrond kon worden.
    Het is nog steeds onduidelijk waar het mechanisme vandaan komt, maar de Korinthische maandnamen die worden gebruikt wijzen erop dat het afkomstig is van Korinthe of zijn koloniën op Sicilië zoals Syracuse of Taurominion, of dat het voor een van deze plaatsen was bestemd. Mogelijk is het ontworpen door de sterrenkundige Posidonius (ca. 135 v.Chr. - 51 v.Chr.) die op Rhodos leefde. Ook Hipparchus (ca. 190 v.Chr. - 120 v.Chr.) die eveneens op Rhodos leefde, zou de maker kunnen zijn. Al bij al veel twijfel en weinig ot geen zekerheid.


    Wat weten we uit de teksten?
    Er bestaan van de ARF zo'n 30 verschillende versies. Zie overzicht hiernaast. Bij het overnemen van de geschreven teksten in gedrukte tekst blijken er verschillen te bestaan in lezing van bepaalde woorden en (plaats-)namen, maar ook van gebeurtenissen. Dat wordt in de uitgave van G.H.Pertz en F.Kurze uit 1895 aangegeven in noten onderaan de pagina. In deze uitgave wordt de ARF ook steeds vergeleken met de
    Annales Einhardi (Vita Karoli Magni, verder VKM. Dan wordt het wel opletten wat als juist mag worden verondersteld. Het blijkt dat de geschreven teksten niet altijd even duidelijk waren en dat menigeen erin las wat men meende dat er stond.

    Enkele voorbeelden uit de uitgave van Pertz/Kurze (deze voorbeelden zijn met veel andere aan te vullen) :
  • De schrijfwijze van aartsbisschop Bonifatius is in de ARF steeds Bonefacius, dus met -e- en -c-, terwijl in enkele handschriften van de ARF (o.a. B2, C1, D2 en D3) ook Bonifatius wordt geschreven. Einhard schrijft in zijn Annales steeds Bonifatius, dus met -i- en -t-. Is Einhard dan wel de auteur van de ARF?

  • De schrijfwijze van Hoohseoburg (jaar 743) is in de VKM Hohseoburg. Zou Einhard er twee schrijfwijzen op na hebben gehouden? Of vergiste de kopiïst zich? In andere handschriften leest men hoohseo burg A1. C1.2 ; bohseoburch B2 ; hodiseoburg B4 ; Saochseburg B5 ; obseoburg C3 ; hohoseoburg D1.
    De vraag is dus wat er in het oorspronkelijke handschrift stond?

  • De schrijfwijze van villa Scladdistat (Schlettstadt-Sélestat, bij Straatsburg volgens CC) uit het jaar 775 wordt in een noot als volgt geschreven: sclezistat B2; scladdistad B4; Scla listat B5; scladdistath C1. 2; scaldisstat C3, waarbij B en C op zes verschillende uitgaven wijst. Er is dus verschil van mening over wat er in de oorspronkelijke geschreven tekst heeft gestaan en hoe het gelezen moet worden. Hierbij geldt onverkort dat één lettertje een heel verschil kan maken, zoals etymologen beslist zullen weten.

  • Vergelijk ook Noviomo civitate waar Karel de Grote in 768 tot koning van de Franken is gekroond. Dat het Noyon is zal voor iedereen bekend zijn en wordt ook hier bevestigd. Noviom(o)(agum) of Niumaga wordt in de ARF nog 15x genoemd en wel in de jaren 768, 769, 776, 777, 806, 808, 817, 821, 825 en 827. Noviomo wordt in versie C3 als 'nouioma' geschreven. In 806 wordt Noviomagum genoemd dat in andere versies geschreven wordt als: niumagam B2; nouigiomagum D3; nauio magum E7. Het gaat hier steeds over dezelfde plaats. Was dit Nijmegen of Noyon? Bekijk je de verschillende schrijfwijzen in kronieken van de plaats waar Karel de Grote gekroond is, dan vind je daar de namen Noviomo civitate, Novionem, Novionem urbem, Noviomaguo civitate, Noviomaco, Novioma, Noviomensi Urbe, Noviomo, Noviomo urbe, Noviomi, Noion, Noviomus, maar ook Neumaga, Niumaga, Numaga. Al deze verschillende schrijfwijzen hebben dus betrekking op dezelfde plaats en wel op de plaats waar Karel de Grote is gekroond tot koning van de Franken en dat was onmiskenbaar Noyon. Zie verder de voetnoot over de Kroning van Karel de Grote.


    Noot 135
    In deze uitgave van de ARF wordt Niumaga in de Latijnse tekst 'vertaalt' met Nijmegen, waarbij in noot 135 het volgende wordt vermeldt: Nijmegen oftewel Noviomagus was een belangrijke stad in het Karolingische Rijk. Karel de Grote bezocht Nijmegen regelmatig. Hij had er een palts laten bouwen, waar hij vaak 'overwinterde'. Ook nu zijn er nog sporen van de Karolingische bewoning in Nijmegen te vinden, waaronder het Valkhof, waar Karels palts moet hebben gestaan.


    Op deze ene zin is het nodige aan te merken. De vraag is dan ook hoe men tot deze opvatting gekomen is. Is dit besproken in het Collectief Carolus? Er wordt niet verwezen naar een bepaalde bron.
    1. Dat Nijmegen ooit Noviomagus heeft geheten is een onbewezen opvatting. Lees meer over
    Nijmegen.
    2. Dat Noviomagus een belangrijke stad was in het Karolingische Rijk is geheel juist, als je er maar Noyon onder verstaat. Noviomagus (Noyon) was in het Romeinse Rijk een van de 12 Civitates in Gallia, een status die Romeins Nijmegen nooit heeft gehad.
    3. Dat Karel de Grote Nijmegen 'regelmatig' bezocht is een misvatting. Volgens het eigen Bronnenboek van Nijmegen (zie daar), bezocht hij de stad maar vier keer en wel in 777, 804, 806 en 808. Tussen 777 en 804 is hij er liefst 27 jaar niet geweest. Hoezo een belangrijke stad?
    4. Dat Karel de Grote juist in Nijmegen zou overwinteren is uiteraard een farce. Waarom in het koude kikkerland overwinteren, terwijl veel zuidelijker in zijn kroningsstad Noyon de temperatuur in de winter veel aangenamer is?
    5. Dat er in Nijmegen sporen van Karolingische bewoning zijn te vinden is een mythe. Daar is nooit iets van gebleken. Er worden wel enkele graven aan die periode toegewezen vanwege en paar grafgiften. Maar grafgiften uit de 8ste eeuw kunnen (zeker bij familiebezit) ook pas in de 11de eeuw in een graf terecht gekomen zijn. Zie bij grafgiften. En met enkele graven toon je geen omvangrijke bewoning aan, die er ook niet geweest is, maar er zeker vier eeuwen geweest moet zijn.
    6. Dat Karels Palts op het Valkhof heeft gestaan is archeologische nooit aangetoond, waar Collectief Carolus het feitelijk ook mee eens is door het gebruik van de woorden 'moet hebben gestaan'. Het moet er hebben gestaan, maar het is er nooit gevonden. Er is niets, zelfs geen steen of scherf van gevonden, terwijl het er eeuwen gestaan zou hebben. Het oudste gebouw op Het Valkhof is de 'Karolingische' Kapel uit de 11e eeuw, die momenteel Ottoonse Kapel heet en waarmee men dan ook erkend dat Karolingisch Nijmegen nooit bestaan heeft. Lees meer bij Noviomus.


    De schrijfwijze van namen.
  • De schrijfwijze van de naam van Charlemagne is in verschillende kronieken niet steeds gelijk, zelfs soms heel afwijkend. In B1 staat Carlmammus, in A1 Carlo manus; in A2 Karolus magnus; Karlomannus in C2 ; Carolus in A1, A2, B1, en C1; Karolus in B5, C2 en D3; Carolus en Karolusne in D2 en Carlus en Karolus in 788 in de uitgave van Pertz. Het verschil in schrijfwijzen tussen C of K geeft al aan dat de teksten gewijzigd zijn naar de opvattingen van die tijd. Verder valt bij deze verschillen op dat de kopiïsten blijkbaar niet eens wisten over wie ze hier schreven. Men mag toch verwachten dat Carolus Magnus, de Koning van de Franken, algemeen bekend geweest zou zijn in de 9e eeuw en zijn naam eenduidige geschreven werd. Dat is dus totaal niet het geval. Zelfs in één uitgave vind je verschillende schrijfwijzen, wat aangeeft dat er verschillende schrijvers zijn geweest. Als de auteur Einhard geweest is, zou hij toch wel geweten hebben hoe de naam van 'zijn baas' was? Niet dus!

  • De schrijfwijze van 'Nordmanniae' is in enkele afschriften ook verschillend. In B2 lezen we nortmanniae; normanniae in B4; Normaniae in B5 ; nordmannicae in C3 ; nordmaniae in D1.
    De Nordmannia(e) worden in de ARF in 12 jaren expliciet genoemd, waarvan slechts vier (4!) keer in de regeerperiode van Karel de Grote, tegen meer dan 80 keer dat de Saxones genoemd worden.
    Dat Nordmannia Denemarken was, zoals door Collectief Carolus beweerd wordt, is onjuist. Nor(d)mannia was de streek in Frankrijk die nog steeds zo heet: Normandië. Denemarken heeft aan de Mark van de Denen, wel zijn onjuiste naam te danken, namelijk de 'Dania mark'. Het klassieke Dania lag in Frankrijk aan de kust van de Oceaan.
    De termen Dania en Northomannia komen het eerst voor bij de Geograaf van Ravenna van ca. 670 en wel in zodanig verband met andere streken, dat uitsluitend aan Normandië gedacht kan worden. Hij schrijft daarover: "Op het vierde uur van de nacht ligt het vaderland van de Northomanni, dat door 'de ouden' ook Dania wordt genoemd". Het vierde uur van de nacht is aan de kust van de Oceaan; de ouden zijn de vroegere schrijvers.
    Kort na de Geograaf van Ravenna, die in de 7e eeuw schreef, wordt Dania ook genoemd in het Leven van St.Willibrord die er zonder succes gepredikt heeft. St.Willibrord heeft wel Normandië maar nooit Denemarken bezocht. Ook dat is een mythe. Zie bij St.Willibrord. Denemarca, waarheen koning Radboud in 695 vluchtte, is niet Denemarken, maar de mark van de Dani (Normandië) ten zuiden van de Authie en de Canche. Ook blijft het een mysterie waarom Ansgarius twee eeuwen na zijn dood (?) plots vanuit het niets (zonder voorgeschiedenis ter plaatse) bisschop van Hamburg werd. Alles leek in het noorden tot in de details te kloppen, of anders werd het wel kloppend gemaakt. Alleen heeft niemand zich ooit afgevraagd waarom Anscharius vanuit het Duitse Corvey zich via Wijk bij Duurstede (Dorestad) en Friesland naar Hamburg en Denemarken begaf. Het is een volgende mythe. Het gaat immers niet over Corvey, Wijk bij Duurstede, Friesland, Hamburg en Denemarken (een onlogische route van ruim 1200 km), maar over Corbie, Dorestad (=Audruicq), Frisia, Hames-Boucres en Dania, allemaal binnen 270 km van elkaar in het noorden van Frankrijk.



    De lokaties van een aantal plaatsen.
    In de ARF worden meerdere plaatsen genoemd die door het 'Collectief Carolus' traditioneel 'vertaald' worden. Zo is bij hen Aquis altijd Aken en Noviomagus steeds Nijmegen. Maar klopt dat ook? Van alle plaatsen wordt in een noot aangegeven welke plaats bedoeld wordt en waar die plaats ligt. Hier zijn veel verwijzingen naar alom bekende plaatsen geheel overbodig. Zo zal iedereen die dit boek aanschaft echt wel weten waar Rouen, Bourges, Limoges, Tours, Toulouse, Albi of Orléans liggen (om enkele overbodige noten te noemen) of waar de Garonne stroomt. Van minder bekende plaatsen is een annotatie nuttig, soms zelfs noodzakelijk, maar die worden sons gemist. Wist het Collectief Carolus die niet? En kloppen deze verwijzingen wel of kunnen er vraagtekens bij gezet worden?

    We geven hierna enkele voorbeelden van plaatsnamen en hun locaties, waarover nog menig discussie gevoerd kan worden.
  • In 764 hield koning Pepijn een rijksdag in 'Wormatiam' en deed verder niets in Francia. Zowel Kerstmis als Pasen vierde Pepijn in Quierzy (op 12 km ten oosten van Noyon). 'Wormatiam' wordt hier traditioneel vertaald met Worms. Lag Worms in Francia? Het Collectief Carolus laat in hun vertaling Francia weg! Is dat bewust gedaan? Zie verder bij het jaar 764. Worms ligt op bijna 500 km van Quierzy. Ging koning Pepijn even op en neer (bijna 1000 km) voor die rijksdag? Waarom liet hij niet iedereen naar hem toe komen? In de de Annales van St. Bertijns wordt verschillende malen de juiste naam voor Worms genoemd, namelijk Vurmatia. Worms, op 23 km ten noorden van Mannheim, wordt door de Duitse archeologen als het Romeinse Borbetomagus opgevat, zoals op de Peutingerkaart aangegeven is boven (ten oosten van?) Silva Vosagus (de Vogezen). Bekend is dat het volk van de Vangiones (zie kader hieronder) in de omgeving van Wormatiam woonden. Was het wel Worms of was het Wannehain, op 15 km zuidoost van Rijsel of Waudignies, op 18 km noordoost van Douai? Maar ook Wahagnies bij Rijsel en Wagnonlieu bij Atrecht (Arras) hebben dezelfde afleiding. Het is dus helemaal niet zeker dat in de ARF Worms wordt bedoeld. Deze opvatting is niet alleen onlogisch, maar zeker nog aan discussie onderhevig.
    Worms wordt in de 9de eeuw ook een bisschopsstad genoemd. Er was sinds 614 een bisschopszetel in Worms, echter in de achtste eeuw wordt het bisdom Worms bij de kerkprovincie Mainz gevoegd, wat dan de bischopszetel wordt. (Bron: Wikipedia, geschiedenis van Worms). In de 9de eeuw was Worms dan ook geen bisschopsstad meer. Ook hier is de nodige discussie over te voeren, aangezien er nog veel onzeker is.
    Bij het volk van de Vangiones moeten we even opletten.
    Tacitus vermeldt in ca 50 na Chr. (Ann. XII, 27 - 30) dat de Chatti Germania binnenvielen. Het gaat hier dus over het Germania van Tacitus (zie daar) en niet over Duitsland. Het zou immers raar zijn dat de Chatti Duitsland zouden binnenvallen, waar ze volgens de traditionele opvattingen al woonden. Je valt toch je eigen land niet binnen? De legaat Pomponius zond hulptroepen van Vangiones (Worms?) en Nemetes (uit Arras) tegen hen in het veld. Zou Pomponius troepen uit Frankrijk laten aanrukken om in Duitsland te gaan vechten? In deze campagne werden enige oud-soldaten bevrijd, die sinds de nederlaag van Varus 41 jaar geleden als slaven bij de Chatti gevangen werden gehouden.
    Het is uiteraard onlogisch om hulptroepen van Arras en helemaal vanuit Worms tegen de Chatti in midden Duitsland te laten strijden. Echter, de Chatti woonden aan de kust van het Kanaal waar de 'Mont des Cats' (Katsberg) hun hoofdplaats was. Neem je voor de locatie waar Varus zijn nederlaag leed Kalkriese en voor de Chatti de bewoners van Kassel in Duitsland, wat de traditie ons wil doen geloven, dan wordt het verhaal vele malen onlogischer. De Chatti zouden dan gevangen genomen Romeinen over meer dan 200 km mee naar Kassel gevoerd hebben. Neem je voor de plaats van de Varusslag (zie daar) niet Kalkriese maar Thiembronne in Frans-Vlaanderen, dan wordt het hele verhaal van Tacitus ook logisch en aannemelijk. Immers dan komen de Chatti, de Nemetes, de Vangiones en Thiembronne samen in een beperkt gebied binnen een straal van zo'n 30 à 35 km.

    De Vangiones worden in de Franse literatuur 'peuple de la Gaule' genoemd, die zich later vestigden in de regio van 'Mayence et Worms'. Zelfs de Franse historici hebben zich laten misleiden en volgen 'braaf' de Duitse historici die alles wat aan Frankrijk toekwam, zoals het Germania van Tacitus en Charlemagne, naar Duitsland hebben versleept. Tegenwoordig historici komen er steeds meer achter dat hiermee in het verleden onmiskenbaar fouten zijn gemaakt. Onder andere met artikelen als 'Römische Rädsel' wordt steeds meer erkend dat bepaalde historische opvattingen niet langer juist zijn. Zie bij de Varusslag en bij Germany ist nicht Deutschland.


  • In 767 wordt vermeld dat Pepijn de kastelen van Ally, Turenne en Peyrusse innam, waarna hij terugkeerde naar Bourges. Volgens noot 81 lag Ally in het departement Cantal tussen Clermont-Ferrand en Toulouse. De afstand tussen Clermont-Ferrand en Toulouse is met 360 km nogal ruim en geeft weinig uitsluitsel. Het is te vergelijken met een mededeling dat Assen tussen Groningen en Maastricht ligt. Daar schiet je niets mee op. In dat hele gebied liggen twee plaatsen met de naam Ally: één ten zuiden van Mauriac, de ander ten zuidwesten van Brioude. Welke van de twee is het geweest?
    Van Turenne wordt vermeldt in noot 82 dat het in departement Corrèze ligt tussen Limoges en Cahors. Limoges en Cahors liggen op een afstand van 186 km van elkaar, een nogal ruime marge. Peyrusse (bedoeld is Peyrusse-le-Roc?) ligt in het departement Aveyron ten oosten van Cahors, lezen we in noot 83. Met een afstand tot Cahors van 85 km is het ook een nogal grote marge. Waarom worden die locaties niet wat preciezer aangegeven? Dat moet met de tegenwoordige digitale mogelijkheden toch geen enkel probleem zijn?

    Over plaatsnamen moet de vraag gesteld worden: "Welke plaats met die naam wordt bedoeld?" Of "Welke plaats wordt bedoeld met die naam?" Aangezien plaatsnamen veelvuldig kunnen voorkomen, moet men terdege rekening houden met doublures. Welke plaats is Brêmes, welke plaats is Daventria, waar ligt Hamesboucres? Zie de deplacements historiques'.


  • Over Vienne, genoemd in 755 en 767, kan ook de vraag gesteld worden welk Vienne hier bedoeld wordt. Er bestaan in Frankrijk wel 6 plaatsen Vienne, naast nog een Viennay, een Vienns en een Vienville. Is het Vienne aan de Rhône in het departement Isère ten zuiden van Lyon, zoals in noot 42 wordt vermeld, of is het Vienne-en-Arthies (63 km ten westen van Parijs) of Vienne-en-Val (130 km ten zuiden van Parijs)? De opvatting dat het Vienne onder Lyon geweest zou zijn is dus wat voorbarig.
    In de tekst van 755 lezen we dat Peppijn vanuit Italië terugkeerde naar Francia en Carloman ziek achterbleef in Vienne. Logischerwijs ligt Vienne tussen Italië en het rijk van Pepijn ofwel Francia, wat tot de conclusie leidt dat Vienne dus niet bij Francia hoorde.
    In 767 wordt geschreven dat Pepijn uit Aquitanië waar hij Toulouse, Albi en Gévaudan innam, terugkeerde naar zijn vaderland en Pasen vierde in Vienne. Uit deze tekst is te concluderen dat Vienne in het vaderland van Pepijn lag, dus in Francia. Dat hij vanuit zijn vaderland weer terug zou gaan naar Vienne onder Lyon om er Pasen te vieren zou onlogisch, dus onwerkelijk zijn. Van Gévaudan wordt in noot 79 vermeld dat het een oud graafschap is in het departement Lozère tussen Clermont-Ferrand en Montpellier. Deze plaatsen liggen op ruim 340 km van elkaar. Geef dat uitsluitsel? Beter zou geweest zijn te vermelden dat het in de vroege middeleeuwen tot het gebied van het Graafschap Toulouse behoorde en van 1307 tot 1789 de bisschop van Mende graaf-bisschop van Gévaudan was.
    Samengevat kunnen we dus concluderen dat Vienne tussen Italië en Francia en tussen Toulouse en het vaderland van Pepijn moet liggen, als het over dezelfde plaats zou gaan. Het vaderland van Pepijn is onmiskenbaar de omgeving van Soissons, Quierzy (bij Noyon), maar ook Saint-Denis (Parijs) waar hij overleed en begraven werd. Dan is Vienne-en-Arthies de plaats die aan beide voorwaarden voldoet en dus de beste optie is. Wellicht dat er ook twee plaatsen bedoeld zouden kunnen zijn: Vienne ten zuiden van Lyon en Vienne ten zuiden van Parijs. De stelligheid dat met Vienne de plaats onder Lyon bedoeld wordt, is dan ook geheel voorbarig.

  • Hier wordt nog verder aan gewerkt.



  • Wat wordt er volgens de ARF verstaan onder Gallia, Francia, het Frankische Rijk, wat onder Neustrië en Austrasië?

    De kaart hiernaast geeft een situatie weer die slechts bestaan heeft in de fantasie van historici. Neustrië, maar vooral Austrasië zijn op deze kaart onjuist weergegeven.
    Zie bij Neustrië en Austrasië. Ook Aquitanië, Bourgondië en Beieren waren beperkter in omvang dan op deze kaart wordt aangegeven.

    Uit verschillende teksten in de ARF blijkt wat er onder het rijk van de Franken verstaan moet worden. Is het zo omvangrijk als op het kaartje hiernaast wordt afgebeeld? Wat verstaat men onder Gallia en wat onder Francia? Uit de teksten blijkt dat Aquitanië en Alamannië niet bij Francia hoorden. Ook moeten de teksten van de ARF vergeleken worden met andere bronnen om een juist beeld van de omvang van het Frankische Rijk te krijgen, zoals de verdeling van het rijk bij het verdrag van Verdun in 843.
    1. In 742 verdeelden de hofmeiers Carloman (715-754) en Pepijn (714-768) het koninkrijk der Franken tussen hen beiden. In ditzelfde jaar verwoestte Carloman het gebied van de Alamannen. Daaruit blijkt dat Alamannia niet tot het rijk van de Franken hoorde, dat tevoren verdeeld was tussen beide broers. Je gaat toch je eigen land niet verwoesten?
      Volgens de Peutingerkaart (zie daar) lag Alamannia geheel boven (ten oosten? van) de Renus. Volgens andere teksten lag Alamannia in het noord-oosten van Frankrijk en was het zeker niet Duitsland, ook al noemen de Fransen dat Allemagne, maar noemen de Engelsen het Germany. De Geograaf van Ravenna noemt enkele steden in Alamannia, zoals Logonas (Longuyon), Nantes (Nancy), Bizantia (Bisten-en-Lorraine) en Mandroda (Manderen).

    2. Grifo, broer van Pepijn en Carloman, was in 747 gevangen gezet in Neufchateau en vluchtte naar Saksen toen hij vrijgelaten werd. Hij sloot zich aan bij de Saksen. Toen Pepijn optrok naar de Saksen vluchtte Grifo naar Beieren.
      Ten aanzien van Beieren kan de vraag gesteld worden of het bij het Koninkrijk Frankrijk hoorde. Was Baioariorum wel Beieren of was het Bavay? Grifo onderwierp het dan wel in 748, maar Pepijn onderwierp het aan zich. Hij nam Grifo mee en stuurde hem naar Neustrië en schonk hem 12 districten. Tassilo werd daar tot hertog van Beieren benoemd. Grifo vluchtte naar Gascogne en ging naar Waifar hertog van Aquitanië. Hoorde Gascogne bij Aquitanië?

    3. In 763 vermeldt de ARF: "Pepijn trok verder door Aquitanië totdat hij bij Cahors kwam. Nadat hij Aquitanië verwoest had, keerde hij via Limoges terug naar Francia". Uit deze zin kan niet onbetwist geconcludeerd worden dat Cahors en Limoges in Aquitanië lagen. Aquitanië hoorde niet bij Francia. Het zou ook vreemd zijn geweest als Pepijn zijn eigen land zou hebben verwoest. Francia was dus kleiner dan het huidige Frankrijk.

    4. Hoorde Bourgondië bij Francia? Hoe is het verworven? Er wordt geen veldtocht naar Bourgondië genoemd. Wel heeft er in 761 in Chalon-sur-Saône een veldslag plaats gevonden tussen Pepijn en Waifar, hertog van Aquitanië, die daar naartoe was getrokken. In 754 overleed Carloman in Vienne toen hij er achterbleef en Pepijn terugkeerde naar Francia na zijn veldtocht naar Italië. In 767 vierde Pepijn Pasen in Vienna. Heeft Pepijn Bourgondië veroverd tussen 754 en 767? Het wordt nergens zo genoemd.


    5. Tot in 764 zorgden Waifar en Tassilo regelmatig voor opstanden tegen Pepijn. Blijkbaar had Pepijn weinig tot geen geen zeggenschap in Aquitanië en Beieren.

    De veldtochten van de Frankische koningen.
    Afstanden en Reistijden.
    Koning Pepijn en later Karel de Grote reisden nooit alleen. Er ging een heel gezelschap mee, per paard, te voet en met ossenwagens. Rekening houdend met het terrein, waar en hoe men een rivier overstak in een sterk wisselend landschap met dichte wouden, men de nodige rust nam, maaltijden gebruikte, de weersomstandigheden enz. haalt een paard met een afwisselende draf, snelheden tussen 12 en 20 km/uur. Reizen over honderden kilometers namen weken in beslag. Waar logeerde het gezelschap elke nacht? Sloegen ze steeds een kamp op, zoals de Romeinen deden? Gezien de vijandige stammen als Saksen, Alamannen, Longobarden en bewoners van Aquitanië in de gebieden waar men doorheen trok, was dat zeker nodig.
    In de ARF worden menig veldtocht beschreven of slechts terloops genoemd. Het lijkt wel of de Franken niets anders om handen hebben gehad, zeker als je de reistijd mee gaat nemen. Ze waren vele weken onderweg. Meerdere veldtochten gingen volgens de traditionele opvattingen over meer dan 800 km (enkele reis!). Dat is exclusief veldslagen en ander oponthoud, zoals het oversteken van rivieren en het innemen van steden (als die al als zodanig bestonden?) en het innemen of herbouwen van burchten. Enkele veldtochten springen er toch wel uit en beschrijven we hier. Het is de vraag of die veldtochten zich in die tijd (het gaat hier over de 8ste en 9de eeuw) ook werkelijkheid over die afstanden hebben voorgedaan. Of gingen de veldtochten naar de Saksen helemaal niet naar Duitsland, maar naar de Litus Saxonicum aan de kust van Hat Kanaal waar de Saksen immers woonden? Lees meer over de Saksen.

    De veldtochten van Pepijn III.
    1. De vele veldtochten van Pepijn III tegen de Saksen hadden en kregen een vorm die we genocide (volkerenmoord) kunnen noemen, wat later door zijn zoon Karel de Grote nog eens flink werd voortgezet. De Saksen werden vermoord of verbannen, hun bezittingen in beslag genomen en hun huizen verbrand. En dat alles alleen omdat zij zich niet neer wilden leggen bij de Frankische overheersing en in opstand kwamen tegen de onderdrukking door de Franken. Ook de Friezen kwamen steeds in opstand, wat onder meer geleid heeft tot de moord op Bonifatius, die als vertegenwoordiger van het Frankische gezag werd gezien. Lees meer over Bonifatius.

    2. De moord op Bonifatius had dan ook geen religieuze motieven, maar was een politieke moord. Bonifatius werd als hoofd van de Gallische Kerk gezien als een vertegenwoordiger van het Frankische gezag. Bonifatius had immers Frankische koningen gedoopt (Karel de Grote in 742) en gezalfd (Pepijn III en Karel de Grote tot Koning van Neustrië en Carloman tot Koning van Austrasië in 750). Het is niet langer vol te houden dat hier vredelievende vorsten leiding aan gaven en dat dit alles gebeurde met instemming van God en de Kerk.

    3. Pepijn III onderneemt liefst 6 veldtochten tegen de Saksen: in 743, 744, 747, 748, 753 en 758. Als we ervan uitgaan dat hij steeds vanuit zijn kroningstad Soissons vertrok, gaat het over veldtochten tot wel 850 kilometer (over moderne wegen!). Dat wil zeggen heen en terug zo'n 1700 km. Bij een gemiddelde snelheid van 20 km per dag (wat al geweldig zou zijn), zou het gevolg er ruim 85 dagen, ofwel 12 weken over gedaan hebben. Helaas weten we niet waar hij Kerstmis en Pasen vierde, want dan zijn de veldtochten precies na te gaan.

    4. Ook ondernam Pepijn in de jaren 755 en 756 twee reizen/veldtochten naar Italië (ruim 1200 en 1500 km enkele reis). De conclusie moet zijn dat Pepijn III nauwelijks thuis in Soissons is geweest. In 748 benoemde hij Tassilo tot hertog van Beieren, dat blijkbaar in zijn bezit was. Maar was dit wel Beieren of was het 't land van Bavay dat Baioariorum was? Zie ook de naamgeving van Jacoba van Beieren (lees meer over Beieren) die geboren was in Le Quesnoy bij Bavay, dus van Bavay was, maar onjuist 'van Beieren' genoemd wordt.

    5. De conclusie tot hier is ook dat Karel de Grote niets aan het Frankische Rijk heeft toegevoegd. De 'veroveringen van Karel de Grote' op het kaartje hierboven, had zijn vader Pepijn reeds 'verworven'. Karel de Grote lukte het net zo min als Pepijn om het definitief in bezit te krijgen, wat wel uit het vervolg blijkt.

    6. In de jaren 766, 767 en 768 ondernam Pepijn liefst vier veldtochten naar Aquitanië In totaal heeft hij acht (8!) veldtochten naar Aquitanië gehouden, waarbij zelfs een keer helemaal naar Narbonne (ruim 900 km, retour 1800 km). Blijkbaar heeft hij Aquitanië niet kunnen veroveren, immers zijn zoon Karel de Grote zette die veldtochten naar Aquitanië voort en wel meteen al in 769.

      1. De veldtocht in 766 voerde van Orléans naar Argenton waar hij het kasteel herbouwde en daar Frankische troepen legerde om Aquitanië in de greep te houden. Ook werd er een Frankische troepenmacht ingekwartierd bij Bourges. Had Pepijn dan wel heel Aquitanië veroverd ofwel in zijn bezit? Hij vierde Kerstmis in Samoussy en Pasen in Gentilly. Dit is een veldtocht van 750 km. We gaan er bij deze reconstructie vanuit dat Pepijn vanuit zijn koningstad Soissons vertrok en terugkeerde in Samoussy (bij Laon) waar hij Kerstmis vierde of in Gentilly (in Parijs) waar hij Pasen vierde.

      2. In 767 hield koning Pepijn een grote bijeenkomst in Gentilly (in Parijs) en zette zijn reis voort door Aquitanië (2de veldtocht) naar Narbonne. Lag Narbonne in Aquitanië? Hij nam Toulouse, Albi en Gévaudan in en keerde ongeschonden terug naar zijn vaderland en vierde Pasen in Vienne. Hoorde Vienne (dat in Bourgondië onder Lyon ligt) bij het Frankische Rijk? Of wordt hier een ander Vienne bedoeld? (Zie hierboven bij Vienne).
        Dat Pepijn Pasen vierde in Vienne houdt in dat de veldtocht naar Aquitanië en Narbonne, Toulouse, Albi en Gévaudan dan vóór Pasen plaats vonden. Pasen valt steeds tussen 22 maart en 25 april. Dat wil zeggen dat deze veldtocht inclusief veroveringen van deze plaatsen in elk geval vóór 25 april plaats gevonden moet hebben, als je de tekst letterlijk volgt. Dat wil dus zeggen na de winter in nog geen 3 maanden. Bij berekening van deze veldtocht blijkt het te gaan over een tocht van ruim 1400 km over huidige wegen. Daar zou Pepijn met zijn gevolg ruim 70 dagen (of 10 weken) over gedaan hebben. Een ongelooflijke prestatie, ofwel zo goed als onmogelijk.

      3. In datzelfde jaar 767 trok hij in augustus opnieuw Aquitanië binnen totdat hij bij Bourges kwam. Lag Bourges in Aquitanië? Daar hield hij een bijeenkomst met alle Franken in het legerkamp. Blijkbaar bouwden de Franken dus ook legerkampen. Maar wie zijn alle Franken? Vandaar zette hij zijn tocht voort tot bij de Garonne Waar precies? Marmande? Agen? en nam de kastelen van Ally, Turenne en Peyrusse in, waarna hij terugkeerde naar Bouges, waar hij Kerstmis vierde. Als al deze genoemde plaatsen bij Aquitanië hoorden, wat de tekst feitelijk niet letterlijk zegt, zou Aquitanië tot aan de Loire reiken, zoals op bovenstaande kaart ook zo wordt aangegeven. Maar is dat juist? Als je het vergelijkt met andere kaarten van Aquitanië in het Frankische Rijk, dan blijken er toch (grote) verschillen te bestaan.. Deze tocht gaat over een afstand van ruim 1660 km. Is dat wel mogelijk geweest tussen augustus en Kerstmis in ongeveer 5 maanden bij een afstand van 20 km per dag? Dat zou 83 dagen hebben geduurd, ofwel bijna 12 weken. Vervang je het beginpunt Soissons door Vienne waar hij Pasen vierde, dan wordt de afgelegde afstand 1436 km, waar dan nog 72 dagen over gedaan werd.

      4. In 768 ondernam Pepijn weer een veldtocht tot aan de stad Saintes en drong hij door tot de Garonne (Marmande? Agen?). Vandaar reisde hij naar Mons en keerde ongeschonden terug en vierde Pasen in Sels (Champtoceaux). Hij zette zijn veldtocht voort tot Saintes en trok verder de Périgord in en keerde terug in Saintes en via Tours naar Saint Denis (Parijs) waar hij op 24 september overleed. Dit is een tocht van ruim 2200 km vanaf Soissons. Verdeel je het in tweeën dan gaat het eerste stuk tot Sels waar hij Pasen vierde, over ruim 1200 km. Tussen Pasen (Sels) en 24 september (St.Denis-Parijs, waar hij overleed) is zo'n half jaar en dan zou Pepijn met zijn gevolg een afstand afgelegd hebben van ruim 1000 km. Werkelijk een geweldige prestatie, die ook zijn dood werd.
      5. Twee weken later, op 9 oktober, werden zijn zonen Karel de Grote en Carloman tot koningen van de Franken gekroond. Karel in Noyon, Carloman in Soissons, dè zetelstad van de Frankische koningen. Karel kreeg Neustrië als erfdeel toegewezen, Carloman Austrasië. Hieruit blijkt zonneklaar dat het Frankische Rijk van Pepijn niet groter was dan Neustrië en Austrasië. Alle historische atlassen geven dan ook een onjuist beeld van het Frankische Rijk.

      Wat kunnen we hieruit concluderen? Aquitanië omvatte de streek tussen Orléans en Bourges tot Toulouse, Albi en Narbonne, van de Garonnen tot Vienne. In 767 heeft Pepijn met zijn gevolg in dit gebied vier veldochten gehouden over bij elkaar ruim 6000 km. Wie doet hem dat na? Geen wonder dat hij dat niet overleefde en op 54 jarige leeftijd overleed. Zijn zonen Karel werd 71 jaar, Carloman stierf door vergiftiging al op 20-jarige leeftijd.
    De veldtochten van Karel de Grote.
    1. Karel de Grote ondernam in 769 als eerste en meteen een veldtocht naar Aquitanië. Zijn broer Carloman weigerde Karel te steunen en keerde haastig terug naar het Frankische Rijk. Het lukte Karel de Grote niet om Aquitanië te onderwerpen. Ook Karel keerde toen Hunald uitgeleverd was, terug naar het Frankische Rijk. Het bekende Roelandslied vermeldt deze mislukte veldtocht. (Zie appendix 1, p.257 en 258). Hieruit blijkt dat het Frankische Rijk beperkter was dan het kaartje hierboven aantoont. Sinds die tijd werd de verstandhouding tussen beide broers, die al slecht was, steeds slechter en zouden zij elkaar steeds meer gaan tegenwerken, wat tot de dood van Carloman bleef voortduren.
    Hier wordt nog verder aan gewerkt.



    Vertalingen:
    Over meerdere vertalingen zijn vragen te stellen. Het 'Collectief Carolus' blijkt toch vrij traditioneel vertaald te hebben. Men volgt strak de traditionele opvattingen, hoewel enkele 'vertalingen' en zeker de annotaties (noten) toch ruimte bieden voor discussie.

    Vertalen is verdwalen.
    We stuiten hier op een groot probleem ten aanzien van vertalingen. Volg je bij die vertalingen de traditie, zoals die ook in de Latijnse woordenboeken staat, of volg je de logica en het gezonde verstand? Het bekende voorbeeld is de vertaling van 'secunda aqua' bij een beschreven reis. Is het 'stroomafwaarts' of 'ten tweede over water'? Zie verder bij vertalen.
    Conturbatio betekent volgens het Latijnse woordenboek 'verwarring', 'verbijstering', 'ontsteltenis' of 'ramp'. Conturbare is 'in verwarring brengen', ontmoedigen' of 'in gebreke blijven'. Conturbo kan o.a. 'stil maken' betekenen. Het zijn zo al zeven verschillende betekenissen.
    Zoals iedereen weet heeft contra- in contradictio een andere betekenis dan in contractum. In het eerste voorbeeld is het 'tegen' (spreken) in het tweede voorbeeld is het 'samen' (werken: contra-actum: samen-trekken). Vergelijk dit eens met 'contract' dat dezelfde afleiding heeft, maar juist een 'overeenkomst' is. En dat nu is precies het probleem met vertalen. Men kan niet klakkeloos de eerst optie uit een woordenboek volgen, maar moet ook vergelijkingen met andere woorden maken, maar vooral de logica blijven volgen. Vertalen blijft immers interpreteren.
    In 753 kwam Paus Stefanus naar het Frankische Rijk om hulp te vragen voor de rechten van Sint-Petrus (de Kerk van Rome), tegen de agressie van de Longobarden. De betreffende Latijnse tekst waar het hier over gaat luidt: "similiter et Carlomannus , monachus et germanus supradicti Pippini regis, per iussionem abbatism suis in Franciam venit, quasi ad conturbandam petitionem apostolicam". Dit wordt door 'Collectief Carolus' vertaald met: "Tegelijkertijd kwam Carloman, monnik en broer van koning Pepijn, in opdracht van zijn abt ook naar Francia met de bedoeling om het pauselijk verzoek te ondermijnen". 'Collectief Carolus' vertaalt hier 'conturbandam' met 'ondermijnen'. Ondermijnen? Dat gelooft toch geen enkele katholiek! De paus tegenwerken in opdracht van een abt om zijn verzoek om hulp te 'ondermijnen'? Welk belang zou die abt daarvoor hebben? Carloman verbleef vanaf 746 in het klooster van Sint-Benedictus in Monte-Cassino. Carloman was dus Benedictijn en daarmee zeer Rome-getrouw, net als St.Willibrord en Bonifatius die ook Benedictijnen en zeer Rome-getrouw waren. Zou het 'ondermijnen' niet beter vertaald kunnen worden met 'ondersteunen' of 'niet ontmoedigen'? Immers uit de rest van het verhaal blijkt duidelijk dat Pepijn het verzoek om steun wel degelijk heeft gehonoreerd.

    In 754 werd Pepijn (als dank voor zijn steun) door diezelfde paus Stefanus tot konig der Franken gezalfd, zijn zonen Karel en Carloman (het neefje met dezelfde naam als zijn monnik-oom) tot mede-koningen. Zou de paus dit gedaan hebben als hij het jaar ervoor tegengewerkt was en zijn verzoek tot steun was ondermijnd en was afgewezen? In 755 kwam Pepijn op verzoek van de paus zelfs naar Italië en ging de strijd aan met Lombardije om de rechten van de Paus te herstellen en de heilige Stoel weer geïnstalleerd werd. In 756 werd het Exarchaat (grondgebied van de Byzantinse keizer in Italië) zelfs met hulp van de Franken veroverd en overgedragen aan de Paus, wat het begin van de Kerkelijke Staat in Italië betekende.

    Lees je nu wat Einhard hierover schrijft in zijn VKM dan staat er: Daar kwam zijn broer Carloman in opdracht van zijn abt, naar hem toe zodat de koning (Pepijn) de smeekbede (verzoekschrift) van de Paus (Romani pontificis) niet zou weerstaan. Het ondermijnen waarover gesproken wordt, wat uit de tekst van Einhard blijkt, had betrekking op de koning van de Longobarden die minachting bleek te hebben tegen alle verzoeken van de kerk en de abt, waartegen de abt geen weerstand kon bieden. Carloman werd blijkbaar door zijn abt ook naar zijn broer Koning Pepijn gestuurd, om een goed woordje voor en namens hem te doen en hem vooral te overtuigen het verzoek van de Paus te honoreren. Carloman zag wellicht in dat zijn broer misschien geen zin had om zo ver weg in Italië strijd te gaan voeren voor de belangen van de Paus en het klooster Monte-Cassino van Carloman. Je zou het ook kunnen vertalen met: "Tegelijkertijd kwam Carloman naar Francia, monnik en broer van de koning met een verontrustend verzoek van het apostolaat". Om zijn broer er dus van te overtuigen zich door het verzoek van de Paus niet te verontrusten en het niet af te wijzen.

    Wat is hier het meest logisch?
    Volgens Einhard verbleef Pepijn in Carisiacus (Quierzy) toen de Paus naar Francia kwam. Hiermee wordt tevens aangegeven dat Quierzy in Francia, in het Frankische Rijk lag, waar hij zowel in 760 als in 761 en 764 Kerstmis en Pasen vierde en 752 Pasen (volgens handschrift D1). Ook Karel de Grote vierde in 774 en 781 Kerstmis en Pasen in Quierzy en in 804 nog eens Kerstmis.

    De vertaling van het woord 'conturbandam' is volgens veel hedendaagse Latijnse woordenboeken dan wellicht 'ondermijnen', maar kan ook vertaald worden met 'ontsteltenis' of 'verontrusten'. Het is eenzelfde opvatting als de vertaling van 'Secunda Aqua', dat volgens diezelfde woordenboeken 'stroomafwaarts' zou betekenen, terwijl het letterlijk 'het tweede water' betekent. Albert Delahaye vertaalde het met 'ten tweede over water' ofwel 'ook over water'. Karel de Grote reisde in de betrefende tekst van Aquis naar Noviomagus (volgens de traditionele opvattingen Aken en Nijmegen) dus 'stroomafwaarts'. Maar vanaf Aken kun je niet over water naar Nijmegen reizen. Zie elke atlas. Het kan dus beter en logischer vertaald kan worden met 'ook over water'. Het doet er daarbij niet toe of het over over Aken en Nijmegen gaat of over Aquis en Noyon in Frankrijk. Ook daar kan niet de hele reis over water gemaakt worden, wat overigens bij vrijel geen enkele reis altijd mogelijk was. Er werd over land gereisd of waar dat mogelijk was ook over water, zeker stroomafwaarts zoals over de Rijn, de Maas of de Schelde.

  • In het jaar 764 in ARF (p.76-77) is de Latijnse tekst: "Tunc rex pipinas habuit placitum suum ad Wormatiam et nullum iter aliud fecit nisi in Francia resedit, causam pertractabat inter Waifarium et Tassilonem".
    Het wordt vertaald met: "Toen hield koning Pepijn zijn rijksdag in Worms en ondernam geen enkele verdere veldtocht. Hij hield zich bezig met de kwestie van Waifar en Tassilo".
    Beter zou zijn het te vertalen als: "Toen koning Pepijn een Rijksdag in Worms hield en verder niets deed in Francia, hield hij zich bezig met de affaire tussen Waifar en Tassilo".

    Wat blijkt? Waarom wordt Francia hier niet vertaald, maar weggelaten? Is dat bewust gedaan? Immers het is niet te verklaren dat Worms in Frankrijk zou liggen. En vooral omdat vervolgens wordt vermeld dat hij Kerstmis in Quierzy vierde en Pasen eveneeens. De koning verbleef dus duidelijk in Frankrijk. Wordt Wormatiam hier wel juist vertaald met Worms? Zie daarvoor
    de eerdere tekst uit het jaar 764. In de de Annales van St. Bertijns wordt verschillende malen de juiste naam voor Worms genoemd, namelijk Vurmatia.
    Waifar was hertog van Aquitanië en Tassilo was hertog van Beieren. De vraag is dan wat de hertog van Aquitanië met die van Beieren te maken heeft? Of was het genoemde Baioriorum niet Beieren, maar Bavay?
    De auteur van de ARF (Einhard?) gebruikt expliciet 'Francia'. En is 'Francia' het huidige Frankrijk? Waarom wordt Frankrijk dan steeds omschreven als 'Gallia'? Hier klopt duidelijk iets niet dat toch wel toegelicht had mogen worden!

  • Bekijk je de jaren 763 tot 768 dan worden de volgende plaatsen genoemd: Nevers, Cahors, Limoges, Longlier, Worms, Quierzy, Attigny, Aken (Aquis), Orleans, Argenton, Sammoussy, Gentily, Narbonne, Toulouse, Albi, Gévaudan, Vienne, Ally, Turenne, Peyreuse en Bourges. Het zijn op Worms en Aken na allemaal plaatsen in Frankrijk. Ging de koning in 764 even op en neer Van Quierzy naar Worms (toch 500 km enkele reis) en in 765 van Attigny even op en neer naar Aken (toch 250 km)? Waarom liet Pepijn niet iedereen naar hem komen voor die Rijksdag in plaats dat hij op reis ging? Vraag is ook welk Attigny bedoeld wordt. Volgens Collectief Carolus was het Attigny ten n.o. van Reims. Maar het zou ook Attigny in de Vogezen (op 390 km van Aken) kunnen zijn. Het vraagt in elk geval om een nadere toelichting, die helaas niet wordt gegeven.

  • Op p.102/103 (jaartal 782) wordt 'rebellium' erg suggestief vertaald met 'misdadigers', terwijl 'opstandelingen' een juistere vertaling is. Dat deze opstandelingen uitgeleverd werden door de eigen bevolking, staat ook niet in de tekst. Hoe bedenk je dit? Wel dat ze zich 'overgegeven' hebben. Deze 4500 gevangen genomen Saksen zijn dezelfde dag vermoord. Het getal 4500 wordt in deze tekst onjuist weergegeven als IIIID, terwijl het D (quattuor milia, 4x I met caron) zou moeten zijn.
    Opvallend is dat Einhard, als hij al de auteur van deze tekst was, deze moord op die 4500 Saksen in de Vita Karoli Magni niet vermeldt. Waarom daar niet en hier wel? Wel schrijft Einhard in de Vita Karoli Magni dat 10.000 Saksen met vrouwen en kinderen uit hun thuisland weggevoerd werden en in verscheidene groepen over Gallië en Germanië verspreid werden.

    Uit de studies over de Saksen blijkt dat zij allereerst verspreid werden over Gallia en Germania. Let wel: het gaat hier over het Germania van Tacitus (zie daar) dat niet Duitsland was. Toen dat geen oplossing bood vanwege de toenemende opstanden, werden de Saksen verbannen buiten het Frankische Rijk en kwamen zij in Duitsland terecht. Met die verbanning trok ook de prediker St.Ludger (zie daar) mee en stichtte hij een klooster te Werden, het nieuwe Werethina.




      Veroveringen door Karel de Grote?
      Vergelijk je bovenstaande kaart met de kaart van het Merovingische rijk (ten tijden van Clovis en Clotarius), dan heeft Karel de Grote er nauwelijks iets aan toegevoegd. Alleen Saksen en een deel van Beieren en Italië zouden erbij gekomen zijn. Maar Saksen en Beieren staan ter discussie. Saksen lag aan de kust van het Kanaal, waar aan de overkant in Engeland Wessex, Sussex en Essex liggen, die respectievelijk wijzen op het Engelse West-, Zuid- en Oost-Saksenland.
      Bagiorences ook als Bajowari, Bajowaria of Bajoraria geschreven, maar ook bekend onder de namen Baguarii / Bagacum/ Baca Conervio is steeds dezelfde plaats namelijk Bavay. Jacoba van Beieren had een onjuiste achternaam 'van Beieren'. Zij kwam niet uit het Duitse Beieren, maar uit de streek van Bavay. Zij was geboren in Le Quesnoy, dat op 14 km zuid-west van Bavay ligt. Deze naam is net zo onjuist als die van kruisvaarder Godfried van Bouillon, die niet uit Bouillon kwam, maar uit Boulogne-sur-Mer.

      Hieruit (en uit andere zaken) blijkt dat het 'Collectief Carolus' klakkeloos de traditionele opvattingen heeft gevolgd. Blijkbaar heeft het collectief geen weet gehad van de boeken van Albert Delahaye, ze staan ook niet in de Lieteruurlijst. Nu wordt op p.47 wel vermeldt dat gebruik gemaakt is van de bestaande gezaghebbende literatuur, maar dat blijkt niet meteen uit de literatuuropgave. Daar wordt bijvoorbeeld het boek van Rudolph (met schrijffout) Wahl uit 1934 genoemd en het boekje van P.J.Rietbergen. Ook het boek van Jan J.B.Kuipers hoort blijkbaar onder gezaghebbende literatuur. Maar hebben zij die boeken wel kritisch gelezen? Rietbergen en Kuipers schrijven toch kritischer over Karel de Grote, met name over de schaduwzijden, dan in deze uitgave van de ARF naar voren komt. Rietbergen plaats in de subtitel van zijn boek(je) bij 'Vader van Europa?' niet zomaar en vraagteken.


      Lees het boek "De Ware Kijk Op" voor al deze en andere teksten en oordeel zelf!

      Terug naar de beginpagina. Naar het overzicht in het kort.