Mythevorming in Nederland
Terug naar de beginpagina.
Het Bronnenboek van Nijmegen weerlegt de Karolingische geschiedenis van Nederland.
Naar het overzicht in het kort.

Het ontstaan van de traditionele geschiedenis van de Nederlanden.
De geschiedenis van Nederland in het eerste millennium is opgehangen aan de kapstok van de mythen.

De ware geschiedenis van Nederland in het eerste Millennium, per onderdeel te lezen.
Nijmegen
Karel de Grote
Willibrord
Bonifatius
Bataven
Franken
Friezen
Saksen

Zo schreef en schrijft men geschiedenis!
Het "algemeen aanvaarde beeld" is de geschiedenis zoals men DACHT dat die zich in Nederland had voorgedaan. Deze geschiedenis is grotendeels in de 15e tot de 17e eeuw samengesteld op grond van toen bekende en aangenomen gegevens. Elke argument dat later aangevoerd werd en niet overeenkwam met dit aangenomen beeld van onze geschiedenis, werd onjuist verklaard. Zelfs ondubbelzinnig duidelijke teksten werden vals verklaard en ter zijde gelegd, omdat zij niet pasten in dat "algemeen aanvaarde beeld". Een FEIT werd weerlegd met een MENING.

Van veel algemeen aanvaarde zaken in de geschiedenis van ons land, is nooit enig fundamenteel bewijs van de juistheid ervan gegeven, zelfs niet door de archeologie. Als onweerlegbare feiten in tegenspraak zijn met een aanvaarde, dus niet vaststaande en nooit bewezen geschiedenis, worden die feiten als onjuist bestempeld. Dat is wat historici onder wetenschap verstaan. Voor hen draait de zon nog steeds rond de aarde! Voor hen is de aarde nog steeds plat!

De "Nederlandse geschiedenis" kent nog steeds vele vraagstukken. Alles wat wij Nederlanders van onze geschiedenis tussen de 1e en 10e eeuw meenden te weten, staat in buitenlandse, voornamelijk FRANSE kronieken. Het toepassen ervan levert de volgende absurditeiten op: 1. de veronderstelling dat Franse schrijvers belangstelling zouden hebben voor deze 'uithoek' van Europa: 2. dat zij op de hoogte zouden zijn van gebeurtenissen hier en 3. dat zij zaken uit hun eigen omgeving onbeschreven zouden laten. Was het wel de "Nederlandse geschiedenis" die deze buitenlandse schrijvers beschreven?
Pastoors en dominees.
Het waren vooral pastoors, dominees en enkele 'geleerden' die wat potjeslatijn kenden die de Nederlandse geschiedenis hebben bepaald. De invoering van de onderdelen van deze mystificatie is vanzelfsprekend niet in één slag gebeurd. Men kan integendeel van elk onderdeel afzonderlijk vrij nauwkeurig de tijd aangeven, waarop het volkomen nieuw de kop opstak. Het is ingezet in de 12e eeuw: in de de 17e eeuw hebben de post-humanisten en de eerste wetenschappers in de historie bepaalde fabeltjes tot fundament van de Nederlandse geschiedenis verheven. De Peutinger-kaart spant de kroon. Al werd een strookje van deze kaart reeds langer in het vage op Nederland toegepast, pas in het begin van de 20-ste eeuw heeft men dat voor het eerst hardop beweerd. Opvattingen uit de Middeleeuwen (tot 1500) en de 16e en 17e eeuw worden nog steeds voor volle waarheid gehouden, al werd aangetoond dat deze opvatting fout is. De bekendste zijn wel de opvattingen van de Nijmegenaren Willem van Berchen (kanunnik) en dominees vader en zoon Smetius, die de hele geschiedenis van Romeins en Karolingisch Noviomagus en van de Bataven naar Nijmegen hebben gehaald. Hun geschriften bevatten zoveel fouten dat ze in de tegenwoordige literatuur niet meer worden aangehaald, wil men als historicus serieus genomen worden. Ook het Bronnenboek van Nijmegen vermeldt hun geschriften niet. Toch worden hun foutieve denkbeelden nog steeds als uitgangspunt gehanteerd bij veel historische opvattingen. En dat noemt historisch Nederland wetenschap!

Hieronder verzamelen we een aantal zaken die als mythen zijn ontstaan en nu algemeen als vaststaande traditie worden beschouwd. De vragen "Wanneer werd iets voor het eerste beweerd? En door wie?" zijn hierbij als uitgangspunt gehanteerd.



De schepping zoals Aurelius dat zich voorstelde.

J.A.Brongers heeft in een artikel in ROB-berichten jrg 26 1976 een overzicht gegeven van "Material for a History of Dutch Archaeology up to 1922". Zijn verhaal begint echter pas in 1346 met Johannes de Beka, die de schepping van de wereld in 5199 v.Chr. plaatst. Verder schrijft De Beke: Tijdens de migratieperiode (Volksverhuizing?) veroverde een stam genaamd de Wilten Urbs Anthonina (Romeins Utrecht). Sindsdien heet de plaats Wiltenburg. In 1894 werd dat gewijzigd in Vechten, vanwege de vindplaats van Romeins materiaal, dat in Utrecht nog niet gevonden was.
In 1390 vermeldt Johannes a Leydis in zijn Chronicon Comitum Hollandiae en Episcoporum Ultrajectensium, 'een borch te Bretten'. Het is de oudste geregistreerde verwijzing naar de Brittenburg.
Ca. 1470 beschrijft Willem van Berchem in zijn De nobili principatu Gelrie et eius origine een inscriptie waarop hij zijn mening baseert dat Nijmegen werd gesticht door Julius Caesar. Deze gedenksteen vermeldt echter iets geheel anders. Zie bij Frederik Barbarossa. Willem, hoewel kerkelijk kanunnik, kende dus onvoldoende Latijn.

Het hele verhaal gaat verder in de 15de en 16de eeuw, toen er al veel mythen als ware geschiedenis van Nederland, meestal nog Holland genoemd, doorgedrongen waren. Opvallend is dat enkele later ingevoerde mythen bij die eerste schrijvers niet vermeldt worden en ook hun beschrijvingen van de oudste archeologische vondsten zwijgen daarover. Men heeft er nog geen weet van en ook de archeologie wordt er niet aan gekoppeld. Zo worden de Bataven pas genoemd in 1517 door Cornelius Aurelius terwijl hij ze nog in Holland plaatst.

De eerste vermeldingen geven haarfijn de tijd van ontstaan van de mythen aan. Duidelijk is in elk geval dat "we geen geschiedenis hebben die teruggaat tot de Romeinen", zoals prof.dr.F.Hugenholtz eens stelde.

Onze geschiedenis begint pas in de 12de eeuw.

We noemen hieronder voor onze studie de belangrijkste jaartallen (met korte inhoud) uit het artikel van Brongers en enkele aanvullingen.
Let vooral op het jaartal dat aangeeft wanneer de mythen voor het eerste genoemd werden in de Nederlandse geschiedenis.

1346/1350 - Johannes de Beka: identificeert de Wilten in Wiltenburg, dat bij hem Vechten is.
1390 - Brittenburg Johannes a Leydis in Episcoporum Ultrajectensium.
1470 - Nijmegen gesticht door Julius Caesar volgens Willem van Berchen.
1480 - Willem van Berchen noemt als eerste Nijmegen het Noviomagus van Karel de Grote. Hij had dit gelezen bij Gregorius van Tours (sic)! ca.1500 - Romeinse mijlpaal van Monster.
1502 - Romeinse vondsten in Roomburg.
1514 - Romeinse steen gevonden in West-Kapelle.
1515 - Gerardus Geldenhauer en Cornelis Aurelius menen dat het Batavenland in Nederland lag.
1517 - Cornelis Aurelius meent dat de Bataven in Zuid-Holland woonden. 1521 - Willem Heda schrijft zijn Historia Episcoporum Ultraiectensis.
1530 - Gerardus Geldenhauer schrijft zijn Historia Batavia.
1533 - Gerardus Geldenhauer meent in een dispuut met Aurelius dat de Bataven in de Betuwe woonden. 1574 - Tacitus'Annalen gevonden.
1624 - Votiefsteen van Isis gevonden in Arentsburg.
1626 - Romeinse munt gevonden in Arentsburg.
1630 - G.Hegenitus vermeldt de Vondst van een Romeinse steen in Zwammerdam.
1647 - Domburg: Nehalennia altaren
1660 - Dominee J Picardt beschrijft de Hunebedden in Drenthe die gebouwd zouden zijn door reuzen.
1661-1662 - Rembrandt schildert zijn Eed van de Bataven.
1685 - Saksen, Denen en Zwaben zouden begraven zijn in de Hunebedden.
1678 - Johannes Smetius noemt Nijmegen Noviomagi Batavorum.
1697 - Menso Alting, burgemeester van Groningen, Descriptio: kaarten van het veronderstelde oude landschap.
1697 - A.Pars noemt de Katten de voorouders van de Bataven.
1709 - P.Cluverus schrijft over 'Bataafse Oudheden, Toxandri, Caninnefaten, Frisen en Marsacen'.
1714 - Romeinse vondsten in Zwammerdam. P.Plemper.
1766 - Romeinse zilveren munten te Esch.
1783 - Cornelis in de Betouw: Nervae Trajani supra Neomagum: plaats Trajanus in Nijmegen.
1784 - Idem: Batavicarum Neomagi / Batavorum Oppido /Legionis X Gemina ad Neomagum. Neomagum suburbano ad Gallicam Vahalis ripam eratis.
1787 - Johannes in de Betouw: vertaling van Romeinse opschriften.
1790 - Johannes in de Betouw: Annalis Noviomagi.
1792 -Johannes in de Betouw: Chronijk van Nijmegen.
1808 - A.G.Camper: welke volkeren hebben de zogenoemde Hunebedden gestocht?
1812 - Vondst van Altaar van Sandraudiga te Rijsbergen
1827 - 1834: Opgravingen te Arentsburg - Forum Hadriani.
1839-1851: A.J. van der Aa: Aardrijkskundig Woordenboek met archeologische details.
1842 - L.J.F.Janssen: Dorestad ontdekt?
1853 - L.J.F.Janssen: veronderstelt in Hollandse Rading een dorp uit de steentijd, maar het was het werk van een landarbeider. J.H.Holwerda werd echter door deze falsificatie beïnvloed.
1878 - Museum Flehite in Amersfoort opgericht (met de verkeerde naam!).
1880 - J.Habets beschrijft voor het eerst in Nederland bodemverkleuringen: betreft een Romeinse weg.
1892 - 1894 Opgravingen in Vechten: Romeinse locatie.
1906 - Romeins Kerkhof te Nijmegen gevonden.
1910 - 1911 J.J.Weve opgravingen op het Valkhof te Nijmegen.
1914 - J.H.Holwerda: meent in Nijmegen het Oppidum Batavorum gevonden te hebben. W.Wilems noem dit in 1989 een mythe.
1916 - M.P.M.Daniels: noemt castra Nijmegen.
1913 - Opgravingen Arentsburg. Reuvens meende dat dit Forum Hadriana was.
1922 -1926 Opgravingen in Vechten door Remouchamps.

Het is wel duidelijk dat van de eertijds door prof.Hugenholtz gedane uitspraak "We hebben een traditie sinds de Romeinen in handen" werkelijk niets blijkt te kloppen. Veel van die 'tradities' stammen pas uit de 18de en 19de eeuw.

Het is wel duidelijk dat vóór de 12e eeuw nog niemand in Nederland had gehoord van St.Willibrord, St.Bonifatius, de Noormannen of Karel de Grote. Ook de traditie van de Bataven was nog totaal onbekend. Dat komt pas in de 16e eeuw voor het eerst voor in Nederlandse geschriften.


Traditie sindsOm welke "traditie" gaat het.....?Conclusies.
12e eeuwSt.Willibrord wordt niet als bisschop van Utrecht genoemd in het Cartularium van Egmond uit de 12e eeuw. De traditie van St.Willibrord in Utrecht is dus pas na de 12e eeuw ontstaan.Dat is ruim 4 eeuwen na dato.
12e eeuwIn de abdij van Egmond, onder toezicht van Utrecht, werden omstreeks 1150 zomaar 26 heiligenlevens opgeschreven over de eerste predikers onder de Friezen en Saksen. Daarin wordt - en dat is natuurlijk dodelijk voor de traditie- Bonifatius niet genoemd. Daarmee staat vast dat de traditie van Bonifatius te Dokkum pas na 1150 ontstaan is.Dat is ruim 4 eeuwen na dato.
12e eeuwEen klooster is in Dokkum kerkrechtelijk en archivalisch pas aantoonbaar in de 12e eeuw (gesticht in 1163). Uit dat klooster zijn alle latere Bonifatius-devoties gegroeid tot en met de hedendaagse VVV-reclame.Dat is ruim 4 eeuwen na dato.
1198/1204De oudste bron van de indeling van het diocees Utrecht, is een lijst van vispenningen (denarii piscium), een soort visserijbelasting. Het bevestigt op een niet te weerleggen wijze dat Utrecht in een gebied van vissers lag, zoals het treffend wordt omschreven door de kroniek van Kamerijk.Dat is ruim 5 eeuwen na St.Willibrord.
1295Eerste vermelding van St.Willibrord in Nederland (Melis Stoke)Dat is ruim 6 eeuwen na de zogenaamde aankomst van Willibrord in Nederland.
1480Willem van Berchen noemt Nijmegen voor het eerst het Noviomagus van Karel de Grote.Dat is ruim 7 eeuwen na dato.
1517Cornelis Aurelius (1460-1531) schrijft in 1517 in zijn Divisiekroniek voor het eerst over de Bataven. Hij plaatst deze echter niet in de Betuwe, maar in Holland.Dat is ruim 17 eeuwen na dato.
1559 Vóór 1559 is van enige officiële verering van Sint Willibrordus, Sint Bonifatius en andere geloofsverkondigers in Noord-Nederland geen spoor te bekennen. Van devotie tot Willibrord, Servatius, Bonifatius, Lebuinus, Plechelmus, Odulphus, Jeroen of andere Nederlandse heiligen vernemen wij in de gehele middeleeuwen niets. (Bron: L.J.Rogier, II p.763)Dat betekent ruim 8 blanco eeuwen.
1628Isacius Pontanus en anderen identificeren Arenacum, Vada en Grinnibus als Arnhem, Wageningen en Rhenen, de plaatsen waar de opstand van de Bataven plaats vond.Geen van deze 3 identificaties wordt in Nederland nu nog als juist gezien.
1645Johannes Smetius noemt Nijmegen voor het eerst het Oppidum Batavorum.Dat is ruim 16 eeuwen na dato.
17e eeuwDe traditie van de landing van St.Willibrord te Katwijk wordt pas in de 17e eeuw voor het eerst genoemd.Dat is ruim 10 eeuwen na dato.
19e eeuw.Pas in het begin van de 19e eeuw werd de naam Nederland geïntroduceerd. De naam komt dan ook nergens voor in klassieke bronnen. In 1830 werden de zuidelijke Nederlanden afgescheiden en ontstond België. Nederland bestaat dus nog geen 200 jaar. Het begrip Groot Nederland is een fictie. Veel belangrijke bestanddelen in de historie van Nederland zijn afkomstig uit Belgisch en Frans Vlaanderen en onder invloed van de "Hollanders" voor Nederland geclaimd. De historische ontwikkeling van Nederland is van zuid naar noord gegaan, precies andersom dan men in "Holland" graag hanteert.
1838In 1838 werd voor het eerst beweerd dat in de buurt van Wijk bij Duurstede het klassieke Dorestadum gelegen zou moeten hebben. Dit op grond van de onjuiste vertaling van de oorkonde uit 777, waarin sprake is van de splitsing van Renus en Lockia (zie aldaar).Dat is ruim 10 eeuwen na dato.
1940St.Willibrord wordt uitgeroepen tot kerkpatroon van Nederland.
Bij het herstel van de Kerkelijke Hiërarchie in Nederland (1853) werd St.Willibrord niet tot patroon van de Nederlandse kerkprovincie uitgeroepen. Er was in Nederland tevoren noch daarna geen reden dat wel te doen aangezien een sterke St.Willibrord devotie ontbrak. Dat is o.m. af te leiden door het zeer beperkt aantal kerken, scholen en verenigingen e.d. die naar deze heilige zijn vernoemd. Dit patronaat werd ook pas uitgeroepen nadat Dr.P.Boeren in 1939 publiceerde dat "St.Willibrord eerder de apostel van Brabant, dan van Holland en Friesland genoemd moest worden". Dit op grond van het ontbreken van bezittingen van St.Willibrord in Holland en Friesland en de vele die hij in Brabant wel gehad zou hebben. Hoewel Dr.Boeren de goede richting op wees, ging hij niet ver genoeg.
Dit patronaat komt ruim 12 eeuwen na dato, niet vanuit de bevolking, maar vanuit de clerus.
1942In Utrecht wordt een standbeeld van St.Willibrord opgericht mede naar aanleiding van het gebeuren in 1940.Dat is ruim 12 eeuwen na dato.
1955Eerste publicaties van Albert Delahaye waarbij hij goede gronden aanvoert de Karolingische geschiedenis van Nijmegen te betwijfelen.Hierna ontstond een storm van "verontwaardigde" kritiek op Delahaye. Hoe kon iemand deze absolute zekerheid van Nijmegen in twijfel trekken? Naderhand bleek dat deze 'zekerheid' nog nooit echt onderzocht was.
1959Dr.J.E. Bogaers verklaart voor het eerst de letters A MAC als A Municipio Aelio Canninefatium. Hij heeft deze plaats zonder verdere bewijsvoering gelijkgesteld met het van de Peutingerkaart bekende Foro Adriani. De conclusies die Bogaers trekt werd door Van Buchem "een treffende gedachte" genoemd. Ook de naam Municipium Ulpia Noviomagus is een bedenksel van prof.dr. J.E. Bogaers, uitgesproken in zijn inaugurale rede in 1959. Tevoren heeft niemand Nijmegen ooit zo genoemd. Dat er meteen aan getwijfeld werd, mag blijken uit de woorden van dr. Van Buchem, die schrijft: "Wij hopen, dat dr. Bogaers spoedig gelegenheid zal vinden om zijn nieuwe denkbeelden omtrent deze voor de oude geschiedenis van Nijmegen toch waarlijk niet onbelangrijke kwesties duidelijker en uitvoeriger uiteen te zetten."Beide bedenksels zijn ruim 1900 jaar na dato voor het eerst gelanceerd, deze gedachte werd zonder verdere bewijsvoering al snel een zekerheid, omdat geen enkele historicus er "iets tegenin" kon (of durfde te) brengen. En zo is het in het verleden vaker gegaan met de z.g. historische 'zekerheden' in Nederland en vooral in Nijmegen.
1962In Nijmegen wordt een standbeeld van Karel de Grote opgericht mede naar aanleiding van de eerste kritische publicaties van Albert Delahaye over het Karolingische gehalte van Nijmegen.Dat is 12 eeuwen na dato.
1962In Dokkum wordt een standbeeld van St.Bonifatius opgericht mede naar aanleiding van de eerste kritische publicaties van Albert Delahaye.Dat is 12 eeuwen na dato.
1978.Voor het eerst verschijnt "Het Bronnenboek van Nijmegen", waarin alle bronnen genoemd worden, waarop de Romeinse en Karolingische traditie van Nijmegen is gebaseerd. Het Bronnenboek kan slechts 190 bronnen vinden en slaat er bijna 800 over die het dus aan Noyon laat.Dat is wel erg laat voor een stad die claimt een geschiedenis van 2000 jaar te hebben. Het Bronnenboek werd een eclatante bevestiging van het gelijk van Albert Delahaye.

Jaartallen met betrekking tot het ontstaan van de mythen.
Van de uitspraak van prof.Hugenholtz: "We hebben een traditie sinds de Romeinen in handen" blijkt niets te kloppen.

  • 47-258: Romeinse occupatie in ons land. In alle plaatsen eindigt de Romeinse occupatie tussen het jaar 250 en 260, ook in Utrecht. Slechts Nijmegen en Cuijk hebben mogelijk nog een kortstondige verblijf van "Romeinen" gekend in de 4e eeuw, hoewel dat zeer omstreden is. Romeinse munten en Romeins aardewerk werden ook door anderen dan Romeinen gebruikt, dus vormen geen bewijs voor de aanwezigheid van Romeinen. En de aanwezigheid van een Romeins legioen in eenmaal prijsgegeven gebied, toen de Romeins grens al in op de taalgrens lag, en in de tijd dat de Romeinen op verschillende plaatsen in het Romeinse rijk problemen ondervonden, tart elke logica. Daarvoor zullen sterke en overtuigende bewijzen op tafel moet komen en die zijn er niet. Met wat munten of scherven kan men niets bewijzen!
  • 260: begin van de Duinkerke 2 transgressies. Laag en midden Nederland kwamen volledig onder water te staan. Het niveau van de rivieren steeg met vele meters. Deze Duinkerke-2 transgressie duurde tot de 9e eeuw, met enkele kortere perioden van regressie.
  • 690-739: St.Willibrord bisschop van Trajectum (is Tournehem in Frankrijk). St.Willibrord werd in zijn klooster te Aefternacum (is Eperleques op 6 km. van Tournehem) begraven.
  • Voor de jaartallen vanaf 741 tot en met 829 verwijzen we naar de Annales Regni Francorum wat de belangrijkste bron over de Frankische Koningen is. Ook in de boeken van Albert Delahaye komen deze jaartallen ter sprake en is conclusie toch een andere dan de traditionele Nederlandse.
  • 870: terugkeer van bisschop Hunger in Trajectum, die toen een lijst van voormalige bezittingen van het bisdom en klooster van St.Willibrord opstelde. Het bisdom werd "Vetus Trajectum" (is het oude/vroegere Trajectum) genoemd en zetelde enige tijd in Daventria (is Desvres), Thilia (is Tilques) en Dorestadum (is Audruicq).
  • 890: de graaf van Montreuil liet de relieken van St.Willibrord overbrengen van Fontenelle naar de kerk van St.Wulfram te Abbeville waar ze in 1712 teruggevonden zijn.

    10e eeuw:

  • 940: Balderik wordt de eerste bisschop van Utrecht. Hij vraagt het klooster in Gent om de eerste vita van St.Lebuinus. (Levinus-Lieven van Gent)
  • 973: een groep Benedictijner monniken vestigt zich in een klooster te Berg (Luxemburg) onder de titelatuur van St.Willibrord en de oude naam Aefternacum, later 'verduitst' tot Echternach. De documentatie uit 870 van bisschop Hunger van Trajectum (Tournehem) verhuisde mee.
  • 974: het echte Dorestadum blijkt nog te bestaan en komt voor in een oorkonde waarin de vroeger verleende tolvrijheid wordt bevestigd. Het spreekt de opvatting van de R.O.B. tegen (zie bij Dorestad.
  • 993-1093: Dirk I van Holland trekt vanuit Vlaanderen kolonisten uit Frisia aan om waterwegen te beheersen. De eerste graven van Holland en Gelre kwamen net als de kolonisten uit (Frans) Vlaanderen.

    11e eeuw:

  • 1018: de nederzetting Munna wordt op bevel van keizer Hendrik door bisschop Adelbold van Utrecht en hertog Godfried van Lotharingen vernietigd. Munna is de echte naam van het oude Wijk bij Duurstede.
  • 1021: de eerste Hollandse kroniekschrijver Alpertus Mettensis vermeldt niets over St.Willibrord, terwijl hij schreef over het ontstaan van het bisdom Utrecht.
  • 1031: bij de inwijding van de nieuwe kerk in Echternach wordt niets vermeld over de relieken van St.Willibrord.
  • 1046: Dit jaartal vraagt onze speciale aandacht. In dit jaar verschijnt voor het eerst Hamaland als een Nederlands landschap in de bronnen. Echter, en hier wordt het dubbel oppassen, het heeft niets te maken met het oude graafschap uit de 9e eeuw dat immers in Frankrijk lag. Lees meer over het klassieke Hamaland.
  • 1047: het Karolingisch Paleis te Noviomagus (Noyon) wordt door de Vlamingen verwoest op hun veldtocht naar Verdun, dat ook verwoest wordt.
  • 1047: Echternach schenkt relieken van St.Willibrord aan Prüm (en in 1098) en Brunswijk (1051). We noemen deze relieken de Luxemburgse relieken.
  • In de elfde eeuw ontstaat de geheel nieuwe naam Betuwe, betere grond, in Nederland, naast haar opponent Veluwe, slechte grond.

    12e eeuw:

  • 1100: zeventig jaar na de inwijding van de nieuwe kerk te Echternach wordt aan de hand van een wonderlijk verhaal vermeld dat de (Luxemburgse) relieken van St.Willibrord er in 1031 al waren teruggevonden. "In de derde sarcofaag trof men een ongeschonden zijden pallium aan, met een nog gekleed in ongeschonden kazuifel en boetekleed geheel gaaf lichaam. Uit de sarcofaag steeg een welriekende rook op, die het gezicht verblindde. Abt Humbertus stak zijn hand in de sarcofaag en man er met grote vrees een rib uit. Een monnik die per toeval tegen de kist leunde werd plotseling genezen van totale verlamming". De historische betrouwbaarheid van dit verhaal in nul komma nul, daar het in zijn geheel en letterlijk is ontleend aan het Vita Hilarionis van Hieronymus.
  • 1122: bisschop Godebald verleent Utrecht stadsrechten.
  • 1124: De Mariakerk van Brugge vraagt en krijgt relieken van St.Bonifatius en gezellen van bisschop Godebald van Utrecht.
  • 1139: Bul, waarbij paus Alexander III de abdij Rijnsburg in bescherming neemt en de goederen ten dienste van de abdij laat tegen een jaarlijkse cijns. 5 november 1179. Nonis Novembris indictione XIII. anno MCLXXVIIII, pontificatus vero Alexandri pape anno XXI. Dit is het oudste originele archiefstuk van het Nationaal Archief.
  • 1143: de kerk van de abdij van Egmond, gesticht vanuit Gent, wordt door bisschop Hartbert van Utrecht ingewijd.
  • 1145: door een Duitse kanselarij wordt voor de eerste keer de naam Noviomagus als latinisatie op de nieuwe stad Neumaia geplakt, overigens zonder de minste bedoeling tot vervalsing of het willen opdringen van welke suggestie dan ook.
  • 1155: bouw van de burcht op het Valkhof te Nijmegen door Frederik Barbarossa, die op een gedenksteen laat verwijzen naar de eerste bouwers, de Romeinen en Karel de Grote niet noemt. Dit terwijl hij toch een groot bewonderaar en volgeling van deze keizer was.
  • 1156: Echternach schenkt Luxemburgse relieken van St.Willibrord aan Himmerode.
  • 1156: Echternach zegt 25 kerken in Holland te bezitten, die tevoren nergens genoemd zijn. De claim wordt door de graaf van Holland afgewezen als onzin. Men had er nog nooit van Willibrord gehoord.
  • 1157: Stichting van de eerste St.Willibrordkerk buiten Frans Vlaanderen in Klein Zundert (Noord-Brabant). Deze kerk werd gesticht vanuit de abdij van Tongerlo (B) en was de eerste en meest noordelijke kerk vernoemd naar St.Willibrord. In Noord-Nederland was de naam St.Willibrord nog onbekend.
  • 1165: de naam Fresones (Friezen) wordt in Nederland voor het eerst genoemd.
  • 1166: het oudste archiefstuk in Nijmegen dateert uit dit jaar (slechts in afschrift) en het is een oorkonde van Frederik Barbarossa, vervat in een andere oorkonde van het jaar 1244, waarbij keizer Frederik voor de stad Aken een privilegie-brief van Karel de Grote bevestigt. Dit afschrift is in het jaar 1244 door de stad Aken aan Nijmegen verschaft.
  • 1170: Echternach schenkt Luxemburgse relieken van St.Willibrord aan Trier.
  • 1191: de abdij van Echternach schrijft dat het niet in het bezit is van goederen of kerken in Brabant, Gelre, Peelland, de Schelde en de beide Bevelanden. Hieruit blijkt dat de abdij aI zwaar (en onjuist) aan het interpreteren was geslagen bij het aanwijzen van streken, die nooit enige relatie met St. Willibrord hebben gehad. Deze brief vormt de sleutel tot het oplossen van de Brabantse en andere mythen.

    13e eeuw:

  • 13e eeuw: eerste vermelding van St.Bonifatius als martelaar in Dokkum.
  • 1200: ontstaan van de mythe van Echternach waarbij St.Willibrord ook werd genoemd als bisschop van Trajectum, zijnde Utrecht.
  • In de loop van de 13e eeuw ontstaat te Echternach pas het denkbeeld dat in een aantal plaatsen in Brabant bezittingen van St.Willibrord hebben gelegen. Aanvankelijk localiseerden de abdij er slechts 4 plaatsen: Waderloo, Dissena, Durnium en Baclaos. Pas laat in de 15e eeuw voegde de abdij er een paar andere aan toe. Hisotici deden de rest van de mistyficaties.
  • 1230: Nijmegen verwierf voor het eerst 'stads'rechten. Hoewel stads?rechten? Over Nijmegen als aanduiding van een gevestigde burgerlijke samenleving komt pas samenhangend bronnenmateriaal tevoorschijn, wanneer de nederzetting op de Waaloever in 1230 van de Duitse keizer bepaalde privileges verwerft en haar eigen vormen van bestuur en rechtspraak gaat ontwikkelen. Over de vroegste periode van de 'stad' Nijmegen zijn helaas niet veel gegevens (meer) voorhanden, maar vanaf het jaar 1400 is een bronnencollectie beschikbaar. (Informatie: dr.G.Pikkemaat, Geschiedenis van Nijmegen, 's-Gravenhage 1988).
  • 1233: op het stadszegel van Nijmegen met Latijnse inscriptie heet de plaats gewoon Numegen.
  • 1247: verpanding van Nijmegen aan graaf Otto van Gelre. De verpanding betreft de stad en de burcht. Nijmegen heeft geen enkele zeggenschap meer over eigen bestuur en rechtspraak.
  • 1250: de Annalen van Egmond beschrijven de gebeurtenissen in Holland tot het jaar 1248. Uit de periode 875 tot 900 staat er geen enkele detail over Nederland in: geen Dorestad en evenmin iets over St.Willibrord.
  • 1265: op het stadszegel van Nijmegen met Latijnse inscriptie heet de plaats Numagen.
  • 1272: inwijding van de St.Stevenskerk in Nijmegen door wijbisschop Albertus de Grote van Keulen, die verwijst naar het oude kerkhof en de oude kerk van Nijmegen, zijnde St.Nicolaaskapel. Nijmegen ressorteerde onder het bisdom Keulen en niet onder Utrecht (!).
  • 1282: Nijmegen wordt in eigen land voor het eerst Noviomagus genoemd, naar analogie van in die tijd gebruikelijke latinisatie van plaatsnamen.
  • 1295: de eerste vermelding van Willibrord als bisschop van Utrecht bij Melis Stoke. Daarentegen rept hij met geen woord over de Noormannen.

    14e eeuw:

  • 1301: voor het eerst worden vanuit Echternach op verzoek van Utrecht, enkele Luxemburgse relieken van St.Willibrord aan de kerk van Utrecht geschonken.
  • vanaf 1305 verschijnen de eerste vermeldingen in Nederland van het feest van St.Willibrord.
  • 1315: Echternach schenkt nogmaals Luxemburgse relieken van St.Willibrord aan Trier.

    15e eeuw:

  • 1425: van "Germania" van Tacitus wordt een kopie ontdekt in de kloosterbibliotheek van Hersfeld (Hessen-Kassel, Duitsland). Een aantal reeds ontstane mythen hebben er mede toe geleid dat dit boek volledig werd misverstaan. Het "begrip" Germania had intussen een totaal andere betekenis gekregen. Tacitus' Germania werd vervolgens volledig verkeerd toegepast op Duitsland.
  • 1480: Willem van Berchen noemt Nijmegen voor het eerst het Noviomagus van Karel de Grote. Het vermeldt dit gelezen te hebben bij Gregorius van Tours, wat de leugen al aantoont. Hij kan dit onmogelijk bij Gregorius van Tours gelezen hebben, die immers twee eeuwen voor Karel de Grote leefde en nooit over hem geschreven kan hebben.
  • 1492: de Luxemburgse relieken van St.Willibrord blijven op het hoofdaltaar van de abdijkerk van Echternach tentoongesteld.
  • 1498: in Echternach wordt op wonderbaarlijke wijze het complete corpus van St.Willibrord teruggevonden, wat onmogelijk is aangezien veel lichaamsdelen als reliek aan verschillende kerken geschonken zijn. Dit corpus wordt heden nog in Echternach bewaard.

    16e eeuw:

  • 1507: de Peutingerkaart wordt "teruggevonden" door Konrad Celtes, die de kaart schenkt aan Konrad Peutinger (de naamgever van de kaart). Alle interpretaties van de kaart zijn dus van ná 1507. Ondertussen hadden een aantal mythen al ingang gevonden en werden deze op de kaart van toepassing geacht en ermee "bevestigd".
  • 1517: Cornelis Aurelius (is de kanunnik Cees Geritszoon van Gouda) schrijft voor het eerste over Bataven in Nederland, die hij in Holland plaatst. Zelfs zijn naam is onjuist, want zijn vader heette geen Gerrit, maar Gerard. Ook de latinisatie van Gouda in Goudanus=Aurelius kan men onjuist noemen. Hieruit blijkt des te meer dat deze kanunnik weinig kennis van Latijn had, laat staan van historie. Toch vormt zijn geschrijf nog steeds een van de basisuitgangspunten van historisch Nederland.
  • 1537: in Echternach wordt een altaar opgericht in de kamer waar St.Willibrord overleden was. Dit terwijl het klooster uit 973 stamt, ruim twee eeuwen na het overlijden van St.Willibrord. Overigens is St.Willibrord niet in Echternach overleden, maar in de stad Trajectum.
  • Het is opvallend dat vóór 1559 van enige officiële verering van Sint Willibrordus, Sint Bonifatius en andere geloofsverkondigers geen sporen te vinden zijn. Van een devotie tot Willibrord, Servatius, Bonifatius, Lebuinus, Plechelmus, Odulphus, Jeroen of andere Nederlandse heiligen vernemen wij in de middeleeuwen niets. (Bron: L.J.Rogier, II p.763)
  • 1598: eerste uitgave in druk van de Peutingerkaart wordt publiek. De kaart is een kopie uit de 12e/13e eeuw van een Romeinse wegenkaart die oorspronkelijk uit het eind van de 4e eeuw stamt. Pas na 1598 is men voor het eerst over Nederland en de Betuwe als het land der Bataven gaan spreken. Tevoren bestond deze "traditie" dus geenszins.
  • 1566: De zo op en top te boek staande 'Nederlandse' Beeldenstorm uit 1566, begon in Frans-Vlaanderen en wel in de plaats Steenvoorde (nu net over de Belgische grens in Noord-Frankrijk gelegen).

    de 17e eeuw:

  • 1600: de term Bataaf wordt voor het eerst in Nederland vermeld. In de 17e eeuw wordt de tekst van Einhard over het Eiland van de Bataven voor het eerst op de Betuwe en Nijmegen toegepast.
  • 1624: de Luxemburgse relieken van St.Willibrord worden onder het hoofdaltaar van de abdijkerk van Echternach geplaatst, omdat ze het uitzicht zouden belemmeren.
  • 1645: Johannes Smetius noemt Nijmegen voor het eerst het Oppidum Batavorum van de Batavieren.

    18e eeuw:

  • Pas na de 17e eeuw wordt de naam Teutoburgerwoud gebruikt voor het gebied ter hoogte van Osning (D). (Bron: R.Pörtner, blz.19). Het Teutoburgerwoud (de naam zegt het al) moet gezocht worden in het gebied van de Teutonen, die in de omgeving van Kortrijk-Doornik woonden. De locatie in Duitsland is slechts het gevolg van de overige mythen rondom de verkeerde geografie van de Romeinen. Op grond van dezelfde mythen werden de Baguarii in Beieren gedacht, terwijl het de bewoners van Bavay in Noord-Frankrijk waren.
  • 1712: de Franse relieken van St.Willibrord werden teruggevonden in de kerk van St.Wulfram te Abbeville. Het rechter scheenbeen (tibia) werd geschonken aan de kerk van Gravelines, dat vanouds een Willibrord traditie had en nog steeds het patronaat van St.Willibrord draagt, evenals de kerk van het nabijgelegen Bourbourg ook het patronaat van St.Willibrord draagt.
  • 1713: Bij de Vrede van Utrecht kwam Frans-Vlaanderen aan Frankrijk. Tot die tijd had het tot de 17 provinciën van de Nederlanden behoord en was de geschiedenis die daar plaats vond, ook de geschiedenis van de Nederlanden (!).
  • 1793: tijdens de Franse revolutie wordt de abdijkerk van Echternach geplunderd en de relieken van St.Willibrord worden weggeworpen.

    19e eeuw:

  • 1803: er werd een procesverbaal opgemaakt van de Franse relieken van St.Willibrord te Abbeville. Op een der zakken waarin de relieken zaten stond het opschrift "Dit zijn de relieken van de heilige Willibrord, bisschop en belijder". Het rechterscheenbeen bleek te ontbreken. Dat scheenbeen was in 1712 (zie daar) aan de St.Willibrorduskerk van Gravelines geschonken. De relieken werden tentoongesteld op de koorgalerij van de St.Wulframkerk.
  • 1829: de Luxemburgse beenderen van St.Willibrord kregen een vaste plaats in de parochiekerk van Echternach.
  • 1853: herstel van de kerkelijke hiërarchie in Nederland, waarbij Utrecht aartsbisdom werd. St.Willibrord wordt niet genoemd als kerkpatroon van Nederland.
  • 1887/1888: In de allereerste determinatie van de Peutingerkaart door Konrad Miller noemt hij 4 plaatsen in Nederland: Leiden, Rotterdam, Dordrecht en Nijmegen. Deze determinatie bleek een slag in de lucht. Pas daarna zijn andere namen van de peutingerkaart op Nederland van toepassing bedacht.

    20e eeuw:

  • 1906: de Luxemburgse relieken van St.Willibrord worden in de basiliek van Echternach geplaatst. Daar worden deze Luxemburgse relieken nog steeds massaal vereerd.
  • 1923: stichting van de Keizer Karel Universiteit in Nijmegen, welke naam in 1980 werd vervangen door Katholieke Universiteit Nijmegen en in 2004 door de naam Radboud Universiteit Nijmegen. Met deze namen gaat de universiteit steeds in de fout. Radboud was van 899-917 bisschop van Trajectum (=Tournehem) en niet van Utrecht.
  • 1927: Archivaris M.Daniëls meent als eerste dat het Ulpia Noviomagus in West-Nijmegen aan de Waal gelegen was.
  • 1929: op het Domplein in Utrecht worden Romeinse resten opgegraven waarop een 30-tal keer de naam Albiobola voorkomt. Vollgraff concludeert daaruit dat "Witte Burcht" de naam van Romeins Utrecht was.
  • 1930: Nijmegen viert het 700-jarig bestaan van de stad. Historisch gezien volkomen juist!
  • 1939: Willibrordviering t.g.v. zijn 1200e sterfdag.
  • 1939: Dr.P.Boeren publiceert dat St.Willibrord eigenliijk de titel "apostel van Brabant" zou moeten hebben i.p.v. die van Holland of Friesland.
  • 1940: de St.Wulframkerk te Abbeville is door de oorlogshandelingen uitgebrand. De Franse relieken van St.Willibrord werden nog wel gered, maar zijn na de oorlog niet meer teruggevonden.
  • 1940: St.Willibrord wordt nu pas officieel kerkpatroon van de Nederlandse kerkprovincie.
  • 1954: eerste publicaties van Albert Delahaye waarbij het Karolingische karakter van Nijmegen betwijfeld wordt.
  • 1955: Nijmegen wil het 1800-jarig bestaan van de stad gaan vieren.
  • 1955: Nijmegen viert in juli plots het 1850-jarig bestaan van de stad.
  • 1959: prof.dr.J.E.Bogaers noemt Nijmegen voor het eerst Municipium Ulpia Noviomagus Batavorum. In zijn inaugurale rede verklaart hij eveneens voor het eerst de letters A MAC als A Municipio Aelio Canninefatium. Hij stelt deze plaats zonder verdere bewijsvoering gelijk met het van de Peutingerkaart bekende Foro Adriani.
  • 1962: in Nijmegen wordt een standbeeld van Keizer Karel de Grote opgericht. Dat is 12 eeuwen na dato.
  • 1965/1966: publicatie van "Vraagstukken in de Historische Geografie van Nederland" door Albert Delahaye.
  • 1967-1978: opgravingen te Wijk bij Duurstede waarbij vele miljoenen overheidsgeld verspild zijn en waar de uiteindelijke conclusie was dat er geen enkel archeologisch bewijs is gevonden voor de determinatie Dorestadum.
  • 1993: opgravingen op het Domplein tonen aan dat de oudste kerk in Utrecht (de H.Kruiskapel) uit de 10e eeuw stamt.

    21e eeuw:

  • 2005: Nijmegen viert het 2000-jarig bestaan van de stad. Dat zou dus betekenen dat Nijmegen gesticht is in het jaar 5 n.Chr. Dit is in tegenspraak met alle historische bevindingen, waarbij de oudste archeologische sporen in Nederland nooit voor het jaar 14 na Chr. gedateerd werden. Men heeft zich ook altijd op het standpunt gesteld, dat de eerste bewoning in Nijmegen door de Romeinen is geschied. En de Romeinen waren in het jaar 5 n.Chr. nog niet tot Nijmegen gevorderd.
    Het spreekt ook de bevindingen van prof. dr. H.Brunsting tegen die in zijn boek "400 jaar Romeinse bezetting van Nijmegen" op blz. 8 vermeld: "Maar hoogst opvallend is ter plaatse het bijna totale gemis aan vondsten (scherven, munten) uit Augusteïsche tijd." Ofwel: de geschiedenis van Nijmegen begint in elk geval niet vóór het jaar 14 n.Chr.
    Bovendien merkt Van Es (De Romeinen in Nederland, p.92) op "Aanwijzingen voor de aanwezigheid van een Romeins garnizoen te Nijmegen in het midden van de 1e eeuw zijn er niet. Of er eerder een versterking is geweest is tot op heden niet ontdekt." Dat betekent dat Nijmegen voor het jaar 47 (algemeen als jaartal van de eerste Romeinse bezetting aanvaard) niet bestond. En ook al zou er een enkele munt of scherf uit de tijd van Augustus gevonden zijn, dan bevestigt dat nog steeds niet het bestaan van Nijmegen als stad in die tijd. Zie bij Muntvondsten.


Bestel en lees het boek "De Ware Kijk Op" en oordeel zelf.