Terug naar de beginpagina. Naar het overzicht in het kort.

De Lockia = de Lek le Loquin.

Volgens de traditionele opvatting zou de LEK de in de oorkonde van 777 vermelde Lockia zijn. Daaraan lagen verschillende bezittingen van het bisdom Trajectum.

Het hanteren van de naam Lockia voor de Lek stelt ons meteen voor 5 op te lossen problemen.
  1. Bestond deze rivier wel in de 8e eeuw?
  2. Heeft deze rivier, als die al bestond, wel de Keltische naam Lockia gedragen? De naam Lockia komt alleen voor in Franse oorkonden.
  3. Woonden er Kelten in dit gebied die de naam Lockia hebben gebruikt en overgeleverd? Er is geen continuïteit in bewoning in midden-Nederland aantoonbaar!
  4. Hoe is de Keltische (Gallische) naam Lockia geëvolueerd tot het Germaanse Lek?
  5. Zijn goederen van het bisdom Trajectum te localiseren langs de Lek? Waar lag bijvoorbeeld het eiland "tussen Rijn en Lek" uit de oorkonde van 777?
Laag Nederland was tussen de 3e en 10e eeuw overstroomd door transgressies. Zie bij Duinkerke 2 transgressie. Er kan toen dus geen rivier de Lek hebben bestaan. En ook al twijfel je aan het bestaan van de Duinkerkse transgressies, dan blijft de vraag of een eventuele rivier ter plaatse, waar geen bewoning was, wel een naam droeg en nog wel de naam Lockia. Bovendien vind je naam alleen terug in van oorsprong FRANSE kronieken. In Nederland bestaat geen enkele schriftelijke overlevering tussen de 3e en 10e eeuw.

De Boer en Pons waren van mening dat de Lek pas na 800 is ontstaan, waarschijnlijk pas in de 10e eeuw.

De Lek is een rivier die pas later is ontstaan, het precieze tijdstip is lang omstreden geweest. (Berendsen).
Berendsen geeft aan dat uit de naamswijziging (Rijn-Lek) het latere ontstaan afgeleid mag worden en sluit daarmee dus feilloos aan bij de visie van Albert Delahaye.

In een andere publicatie is Berendsen plots van mening dat de Lek al in 777 bestaan moet hebben en wellicht eerder.
Berendsen maakt hier dus de traditionele fout door met de oorkonde uit 777 te bewijzen wat juist eerst bewezen moet worden zonder die oorkonde. Gaat deze oorkonde wel over Nederland en is de hierin genoemde Lockia wel de Lek? Zie bij de Oorkonde uit 777.
Verder baseert Berendsen zijn opvatting op de Koolstof 14 methode. De ouderdom van het afgezet hout en het ontstaan van veen zou suggereren (wat hij letterlijk schrijft) dat de Lek rond het begin van de jaartelling zou zijn ontstaan.
Op grond van de onzekerheden rondom de Koolstof 14 methode spreekt Berendsen slechts van suggesties.


De Lek bij Nieuwegein.


Het actiever worden van de Lek leidde tot een langzame dichtslibbing van de Kromme Rijn, wat pas gebeurde nadat de Rijn was afgedamd. De afdamming vond plaats in 1122, waarna de Lek de hoofdstroom van de Rijn werd.

De Lek is ontstaan rond de jaartelling als een kleine zijtak van de Rijn bij Wijk bij. Duurstede; de hoofdstroom was daar 'lek'. (Bron: Het Utrechts Landschap). Als dat "lek" de naam Lek gekregen heeft, betekent het dat er bewoning in Het Kromme Rijn gebied was, die deze naam heeft overgeleverd, doorgegeven, opgeschreven? Die bewoning en bewoningcontinuïteit -die er niet was.- moet dan wel eerst aangetoond worden.
Tussen 250 en 950 ontbreekt elke vorm van bewoning in Utrecht. (Bron: W.van Es, zie verder bij Citaten).

Over het ontstaan van de Lek zijn de deskundigen het in het geheel niet eens met elkaar. Volgens A.G. Lange vormt de totstandkoming van de Lek als de huidige rivier, de laatste fase in de natuurlijke ontwikkeling van het landschap. De Lek is vermoedelijk al in de 1e eeuw na Christus ontstaan, maar het belang ervan nam toe na c. 400 n.Chr. (Poelman 1966:26) of 650 n.Chr. (Steenbeek, in druk). Aan de natuurlijke vormingsprocessen kwam een einde toen rond 1100 na Christus de riviergeulen werden gefixeerd door kunstmatige dijken en de Kromme Rijn werd afgesneden door een dam bij Wijk bij Duurstede (Halbertsma 1978; Dekker 1980).(Bron: De Horden. A.G. Lange, ROB 1990).
W.A. van Es verklaart het volgende: De Lek moet in een of andere vorm ook reeds in die periode aanwezig geweest zijn, getuige het voorkomen van zijn naam - in de Latijnse vorm Lokkia - in een document uit het jaar 777, maar hij zal toen nog niet, zoals thans, een overheersend belang gehad hebben. Vermoed wordt dat de Lek na de Romeinse tijd ontstaan is en pas in de middeleeuwen de imposante stroom geworden is, die nu het meeste water van de Neder-Rijn afvoert. De vroeg-middeleeuwse situatie van de Lek in het gebied van Wijk is grotendeels onbekend. Het is - nog? - niet mogelijk de toenmalige bedding van deze rivier op de kaart in te tekenen. (Spiegel Historiael p.222/223).

De rivier de Lek bestond nog niet in het jaar 875 (9e eeuw).
Bron: Atlas van het Holoceen, p.69.

Zoveel meningen, zoveel dateringen. De opvatting van Van Es is een cirkelredenering. De Lokkia genoemd in de oorkonde uit 777 was de Loquin in Frankrijk. Als de Lek in de tijd van Dorestad bestaan zou hebben, zou er langs die rivier ook gewoond zijn en zouden de steigers langs de Rijn niet nodig geweest zijn. Duidelijk is wel dat de Lek in de Romeinse tijd nog niet bestond, immers dan waren daarlangs ook de nodige forten en wachttorens gebouwd, die hier volledig ontbreken.

In haar boek over Dorestad noemt Annemarieke Willemsen drie vaarroutes voor de handel met Dorestad: vanuit het noorden, het westen, en het zuiden en oosten. Schepen konden vanaf de toen nog kleine Zuiderzee zuidwaarts varen, langs Medemblik, waar een haven was, in de richting van Utrecht. Als je deze route volgde, kwam je via de Kromme Rijn bij de noorderwijk van Dorestad. Deze route verbond de stad met Scandinavië. Een tweede route was die vanaf de Hollandse en Zeeuwse kust landinwaarts, dus stroomopwaarts. Er lag in ieder geval een rijke haven, Walacria, bij het huidige Domburg. Op deze manier was de stad met Groot-Brittannië en met het Noord-Franse kustgebied verbonden. De derde route was vanuit het zuiden, via het huidige Duitsland, de Rijn afzakken met de stroom mee. Deze schepen kwamen vanaf de andere kant in de stad aan. Deze waterweg vormde de hoofdroute tussen het Karolingische Rijk en het noorden. De LEK wordt in dit verhaal niet genoemd. Lees meer over Medemblik en Domburg, plaatsen die niet bestonden in de 8ste eeuw.

Daarmee is dus ook duidelijk dat de Lek in 716 (aankomst Bonifatius in Frisia: zie hieronder) en in 777 (oorkonde van Karel de Grote) nog niet bestond. Ook vóór 863 (verval van 'Dorestad') bestond de Lek niet. De bewoners hadden dan immers aan de zuidkant van Wijk bij Duurstede in de Lek de haven aangelegd en niet aan de oostkant waar de aanlegsteigers vanwege de stroming in de Rijn steeds verlengd moesten worden.

Bonifatius zou via het Almere en de Rhenus aangekomen zijn in Dorestad, vervolgens begaf hij zich direkt na zijn landing naar Trajectum. Men moet zich dus voorstellen dat Bonifatius eerst Utrecht voorbij voer naar Dorestad, om vervolgens rechtsomkeer te maken om naar Utrechte te gaan. Deze gedachte heeft in Nederland nooit gepast en is ook nooit bevredigend verklaard. Men zwijgt er liever over of men laat Bonifatius dan maar via de Lek aankomen, wat enkele 'Dorestad-verdedigers' er van maken. Maar via de Lek komen kan dus niet, immers hij kwam over het Almere. De situatie in Nederland is precies omgekeerd. Men komt via de Rijn eerst in Utrecht en vervolgens in Wijk bij Duurstede. De ware plaatsen in Frans-Vlaanderen, op de plaats waar de gebuikelijke oversteekplaats lag (waar men de overkant ziet!) zijn Audruicq als zeehaven en Tournehem. Ze liggen op 9 km. van elkaar - minder 2 uur lopen- maar wel in de juiste volgorde.


Opmerking: "Volgens de historische Atlas van Nederland betekende het dichtslibben van de Oude Rijn het einde van de handelsactiviteiten in Dorestad. De haven werd vrijwel onbereikbaar."
Commentaar: Lees in plaats van Dorestad maar Wijk bij Duurstede. Dat de haven vrijwel onbereikbaar werd en de handelsactiviteiten dus stopten en de stad ten onder ging, betekent dat de Lek nog niet bestond. Anders had men ongetwijfeld de handelsactiviteiten daarlangs voortgezet. Het gebruik van het woordje 'vrijwel' is een laatste poging de naam Dorestad voor Wijk bij Duurstede te redden. Het 'vrijwel' betekende in de praktijk gewoon 'volledig'. Zouden er nog schepen de stad hebben kunnen bereiken, dan was de handelactiviteit niet abrupt gestopt. Er was dus maar één toegangsvaarweg naar Wijk bij Duurstede: de Oude Rijn. Toen die dichtslibde was het gedaan met de handel, wat ook de reden was van de handelaars in Utrecht om in 1122 tegen de afdamming van de Rijn te zijn. Tot die tijd was Utrecht dus nog een handelsplaats. De reden dat de handel in Dorestad/Wijk bij Duurstede ten onder ging was dan ook een andere, namelijk dat de plaats op last van de Duitse Keizer in 1018 vernietigd werd, de bewoners verdreven, vermoord of als slaven werden weggevoerd. Die plaats was niet Dorestad, maar Munna.

Het 'Lekprobleem'.
"De Lek moet in een of andere vorm ook reeds aanwezig zijn geweest, getuige het voorkomen van zijn naam -in de Latijnse vorm Lokkia- in een document uit het jaar 777, maar zal toen nog niet, zoals thans, een overheersende belang gehad hebben." Ziet U hier de cirkelredenring? Met een onjuiste en onbewezen verklaring van de naam Lokkia, wil men bewijzen dat de Lek al bestond. Let ook vooral op het woordje 'moet' en het 'in ieder geval' in de volgende zin.
"In 777 na Chr. bestaat er in ieder geval een Lek", meent Van Es. "Het is echter zeer onzeker of de directe verbinding met de Noordzee, die nu bestaat, toen al in volle omvang gevormd was. Wij mogen niet te lang bij het 'Lekprobleem' blijven stil staan. De vele vragen, die in verband ermee rijzen, kunnen toch pas beantwoord worden als wij meer gegevens tot onze beschikking hebben. Wij kunnen er echter ook weer niet aan voorbij gaan, omdat het in zeer nauw verband staat met de kwestie van de vaarroutes naar en van Dorestad. Het is zeer goed mogelijk dat men, om van de Noordzee (Engeland) naar Dorestad te komen, in (een) bepaalde periode(s) niet over Utrecht kon varen. Als Bonifatius omstreeks 715 na Chr. van Engeland via het rivierengebied naar Friesland reist, komt hij eerst in Dorestad aan en pas daarna in Utrecht. Zou hij de 'Oude Rijn'-tak hebben kunnen volgen, dan was de volgorde ongetwijfeld andersom geweest. Hij had Dorestad in dat geval zelfs helemaal niet hoeven aandoen, maar had vanaf Utrecht langs de Vecht direct naar het Noorden kunnen varen. Wij laten deze fascinerende hypothesen nu evenwel echt rusten." (Bron: Spiegel Historiael).

Dit schrijft dr.W.A. van Es in het opgravingsverslag van Wijk bij Duurstede. Hij constateert dat er een probleem is, maar wil daar feitelijk "niet te lang bij stilstaan ofwel "daar hebben we het verder maar even niet over". Van Es beweert dus dat de lek in 777 reeds bestond, want de rivier wordt in een oorkonde genoemd. Dat die oorkonde over Nederland gaat en dus de Lek noemt, moet overigens nog steeds bewezen worden. Dat de Lek in 777 bestond is dus een hypothese, gebaseerd op een foutief toegepast tekst. Met de tekst uit 777 wordt "bewezen" wat feitelijk eerst bewezen moet worden zonder die tekst, namelijk dat de Lokkia de Lek is. Op deze wijze wordt door de Nederlandse historici op grond van wenselijkheden aan elkaar gepraat waar teksten niet overeenkomen met de geografie. De teksten worden dan gemakshalve wel eens voor onjuist of onzorgvuldig verklaard, maar uit diezelfde onjuiste teksten haalt men wel wat men nodig heeft voor de Nederlandse opvattingen. Zo schrijft men geschiedenis, want hoewel nooit bewezen is dat Dorestad bij Wijk bij Duurstede bestaan heeft, blijft men toch steeds uitgaan van de hypothese dat het er wèl lag.

De visie van Albert Delahaye.
De Lokkia of Locchia (Loccham) was de Loquin, een riviertje bij Tournehem, zijrivier van de Hem of Hrem (c.q. Hrem=Renus).
In 777 bestond de naam Lek niet in Nederland. (Het is zelfs de vraag of de rivier die men nu Lek noemt al bestond.) De naam Leckia voor de aftakking van de Rijn komt voor het eerst voor in een oorkonde uit 1106. Daarin heet de rivier de Lecca. In 1108 Leckia. Naamkundig is Lek (een duidelijk Germaans woord) niet uit Lockia (Romaans/Keltisch) te herleiden zonder tussenvorm, die tot heden niet gegeven wordt en dus onbekend is.
De naamsverandering van Rijn in Lek en daarna in Noord en Nieuwe Maas, Scheur en Nieuwe Waterweg is het beste bewijs om de fasen van verlanding na de transgressies aan te tonen.


  • Na de transgressies kwam nieuwe grond vrij, waarbij aan de steeds verder stromende rivier steeds een nieuwe naam werd gegeven. Zo werd het 'nieuwe en verlengde' van de Rijn respectievelijk de Lek, Noord, Nieuwe Maas, Scheur en Nieuwe Waterweg. We zien dat ook bij andere rivieren in het westen van ons land, zoals de Maas (Bergse Maas, Amer, Hollands Diep, Haringvliet) en de Waal (Boven en Beneden Merwede, Oude Maas, Nieuwe Maas, Scheur, Nieuwe Waterweg of langs Nieuwe Merwede, Amer, Hollands Diep en Haringvliet).
  • De nieuwe namen geven de tijd van regressie aan en bewijzen dat deze rivieren in verschillende fasen en niet in één keer ontstonden.

  • Als de Lek als vaar- en handelsroute bestaan had, wat men in Wijk bij Duurstede zo graag beweert, zouden St.Willibrord en St.Bonifatius beslist niet via de "omweg" door de kronkelige oude Rijn naar Utrecht zijn gereisd, maar beslist over de kortere route via de Lek. Dan zou ook de tekst passend zijn dat Bonifatius aankwam in Dorestad en doorreisde naar Trajectum. In Nederland liggen die plaatsen precies andersom.
  • Als de Lek bestaan zou hebben zouden evenmin de Noormannen via Utrecht naar Wijk bij Duurstede over de kronkelige Kromme Rijn gevaren zijn, maar rechtstreeks over de Lek. Volgens de traditionele opvattingen (Rutgers) hadden de Noormannen hun plunderingen veeleer gericht op de rijke handelsstad Dorestad en werd en passant het castellum van Utrecht en zijn kerkje verwoest en moest de bisschop uitwijken naar Deventer! Maar van plunderingen of verwoestingen door de Noormannen is archeologisch in Nederland nooit iets gebleken. Zie vooral het toegeven ervan door mevr.Willemsen in Wijk bij Duurstede, die van de Vikingen een vreedzaam handelsvolk maakte.

    De volgende argumenten spreken tegen dat de Lek in de 7e eeuw (of eerder) al bestaan zou hebben.
  • De oudste tekst in Nederland die melding maakt van de Lek stamt uit het begin er van de 12 eeuw (1108) . Hierin heet deze rivier de Leckia.
  • Het is een vaststaand feit dat de bisschop van Utrecht in 1122 de opdracht gaf de Rijn af te dammen, zodat het meeste Rijnwater via de Lek ging stromen. Of de Lek toen pas nieuw ontstond of van een onbeduidend beekje in een rivier veranderde, blijft voorlopig nog een vraag. De afdamming maakt wel duidelijk dat de Lek in de huidige omvang nog niet bestond. Daarna verzandde de Kromme Rijn van lieverlee en bleef van de Kromme Rijn niet meer dan een beek over, wat het nu nog is. Het verzanden van de Rijn heeft alles te maken met de duinvorming aan de Noordzeekust. Wellicht was juist die duinvorming de oorzaak van de verzanding van de Rijn en dus de reden van de afdamming. Het afdammen moet gezien worden als een poging de wateroverlast in Utrecht te beperken en is ook het begin van het Hollandse veengebied dat vroeg om een gedegen afwatering. Het is uitgesloten dat het gebeurde vanwege het verleggen van handelsactiviteiten. Utrecht werd wat de handel betreft juist benadeeld en werd moeilijk bereikbaar per schip. Daarvoor besloot men later de Vaartse Rijn te graven. De duinvorming vond pas plaats in de 11e en 12e eeuw. Ook dit past precies in het algemene beeld van het ontstaan van Nederland en de eerste ontginningen in het begin van het tweede millennium.
  • Uit de opgravingen in Wijk bij Duurstede blijkt dat de bewoners de plankiers (steigers) in de Rijn steeds verlengde en verlegd hebben. Het moeten telkens ingrijpende en omvangrijke werkzaamheden zijn geweest. Als de Lek bestaan had en bevaarbaar was geweest, dan had men de haven toch naar de Lek (zuidzijde) van Wijk bij Duurstede verplaatst? Allereerst bespaarde dat een hoop gedoe om steeds maar weer die steigers te moeten verlengen. Bovendien voorkwam het een gesjouw met goederen over een lengte van 200 meter en meer. Ook was de afstand naar de zee korter en gemakkelijker, wat de internationale handel, die er volgens de traditie was, flink zou bevorderen. Men hoefde dan de kronkelige (Kromme) Rijn dan immers niet meer te volgen.
  • Een volgend argument om te twijfelen aan het bestaan van de Lek zijn de plankiers zelf. Deze werden aangelegd en steeds verlengd, omdat de Rijnbedding zich naar het oosten verplaatste. Dat verplaatsen moet gebeurd zijn onder invloed van een sterke stroming van de rivier. In de Rijn bestond dus een flinke oostelijke stroming, die er niet geweest zou zijn als de Lek bestaan zou hebben en het water daarlangs 'rechtdoor' afgestroomd zou zijn. De Rijn maakte bij Wijk bij Duurstede dus een scherpe bocht naar het oosten. Ook de getijdenwerking kan hier een niet uit te sluiten rol hebben gespeeld. De Duinkerke II transgressie heeft ook hier haar sporen achtergelaten. De sterke stroming weerspreekt ook de verzanding van de Rijn, die toen dus beslist nog niet gaande was.
  • Een volgend argument om aan het bestaan van de Lek te twijfelen is de Romeinse Rijksgrens. Als de Lek bestaan zou hebben, waarom hebben de Romeinen deze rivier dan niet als grens genomen? Waarom hebben zij hun grens dan door een moerassig gebied gelegd, langs een kronkelige Kromme Rijn in plaats van 'lekker rechtdoor' langs de Lek naar de kust? Rechtdoor, daar hielden de Romeinen wel van gezien hun wegen: kaarsrecht en rechtdoor. Het ontbreken van Romeinse en latere nederzettingen langs de Lek bevestigen dat deze rivier nog niet bestond. Overigens wordt de Lek ook nergens genoemd in Romeinse bronnen. Als deze bestaan had, was het zeker een obstakel geweest en zou zeker vernoemd zijn.
  • De ontwikkeling van de nederzetting te Wijk bij Duurstede levert een volgend argument op om aan het bestaan van de Lek te twijfelen. Als de Lek bestaan had dan had deze nederzetting zich beslist niet als een lang lint in één richting (naar het noorden) ontwikkeld, maar was er langs de Lek ook bewoning ontstaan. De eenzijdige ontwikkeling van Wijk bij Duurstede spreekt het bestaan van de Lek tegen. Verder toont deze langgerekte en in één richting ontwikkeling van deze nederzetting, een z.g. lintbebouwing, ook aan dat er geen centrum was, maar ook geen kerk. In de 8e en 9e eeuw ontwikkelde nederzettingen zich steeds rondom een kerk, een centrum van bestuur of een vorstenhof. In Wijk bij Duurstede ontbreekt deze ontwikkeling rondom een centrum volledig. De ontwikkeling van deze nederzetting op de stroomrug van de rivier, is typische die van een agrarische of visserswoonplaats waar iedereen langs dezelfde weg wil wonen. Het toont ook aan dat het gebied eromheen (de kommen) onbewoonbaar was vanwege de drassigheid en langdurige overstromingen ervan, waar men niet ging of niet kon wonen.

    We kunnen dus concluderen dat de Lek pas ontstaan is na de afdamming van de Rijn, wat in het begin van de 12e eeuw gebeurde. Dat sluit ook precies aan bij de eerste vermelding van de Lek, ook in het begin 12e eeuw. Dat de genoemde Lockia uit de oorkonden van 777 op de Lek betrekking had, kunnen we hiermee uitsluiten. Het eventuele bestaan van een kleine aftakking van de Rijn ter breedte van een sloot, laat het bovenstaande onverlet. De etymologie van het woord "Lek" geeft al die beperktheid aan. Een 'lek' van de Rijn, waarbij een beetje water bij hoog water ter plaatse wegstroomde, "weglekte". Een soort overlaat van de Rijn dus.
    Bovendien geven de andere genoemde plaatsen en rivieren in de oorkonde uit het jaar 777 genoeg aanknopingspunten dat het in deze oorkonde niet over Nederland gaat. Zie verder bij de oorkonde van 777 en bij Dorestadum.


    Het ontstaan van de Lek (Bron: KNOBerichten 1949, p.92).
    Tegen de macht van de Utrechtse bisschop ageerden de graven van Holland. Tal van malen hebben zij aanslagen op het westelijk deel van het Sticht gedaan; het huidige verloop van de provincie-grenzen getuigt nog duidelijk van de resultaten van de Hollandse expansiepolitiek. De ernstigste bedreiging vormde een expeditie uit Amstelland. Het Sticht was vooral tot bloei gekomen door de Rijnvaart, die midden door het gewest ging. De schepen die uit Duitsland kwamen, voeren de hoofdstroom af tot de stad Utrecht, om daar, bij de splitsing van de twee monden, die thans de namen Oude Rijn en Vecht dragen, de keus te krijgen tussen de vaart naar het westen, naar Holland en eventueel verder naar Engeland, of koers te zetten naar het noorden, naar Friesland.
    Het verzanden van de Rijnmond bij Katwijk, in de negende eeuw, en het ontstaan van de Lek als belangrijke riviermond, hadden aanvankelijk de vaart via Utrecht nog niet geheel doen ophouden. De bisschopsstad bleef tot ver in de middeleeuwen een belangrijke rivierhaven en hoezeer zij op het behoud van het winstgevende scheepvaartbedrijf gesteld was, blijkt o.a. uit het feit dat de burgers in de dertiende eeuw nog de Vaart of Vaartse Rijn — een voor die tijd uiterst kostbare onderneming — lieten graven, toen de Kromme Rijn allengs minder bruikbaar voor bevaring werd.

  • Wat weten we nu feitelijk echt? (volgens Wikipedia).
    De Lek is een Nederlandse rivier die vanaf Wijk bij Duurstede de voortzetting vormt van de Nederrijn en zich bij Kinderdijk verenigt met de Noord: als Nieuwe Maas zet de rivier zich in westelijke richting voort. De lengte bedraagt 62 kilometer.
    Uit geologisch onderzoek van de Universiteit van Utrecht blijkt de eerste aanzet van de Lek rond 200 voor Chr. ontstaat, als gevolg van een doorsteek van een oeverwal bij Wijk bij Duurstede en Rijswijk. [1]. Rond het begin van onze jaartelling werd de Lek een actieve(re) rivier als zijtak van de Rijn voor de afvoer van het Rijnwater.[2] De oudste geschreven bronnen vermelden de naam van de rivier tussen de tweede helft van de 8e eeuw en de eerste helft van de 10e eeuw als Lokkia(m) en Loccham.[3] Het actiever worden van de Lek leidde tot een langzame dichtslibbing van de Kromme Rijn maar de verplaatsing van de hoofdstroom door de Lek in plaats van de Kromme Rijn, gebeurde pas op zijn vroegst in de 10e eeuw. De Lek werd in 1122 definitief de hoofdstroom van de Rijn omdat bij Wijk bij Duurstede de oorspronkelijke Rijnloop werd afgedamd.[4] De oude Rijnloop via onder meer de Kromme Rijn en de Oude Rijn heeft door de veranderde waterhuishouding sindsdien zijn betekenis als hoofdwaterweg verloren.

    Referenties:
    [1] http://www2.provincie-utrecht.nl/prvutr/internet/j20_10.nsf/files/RvdLHoofdstuk3Ruimtelijkekwaliteit.pdf/$FILE/RvdLHoofdstuk3Ruimtelijkekwaliteit.pdf
    [2] E. J. van Ginkel, 1997, Utrecht anno 47, blz. 16, Jaarboek Oud-Utrecht 1997, Casparie, ISBN 90-71108-15-5
    [3] L. Toorians (2005), De etymologie van Dorestat, blz. 49, Jaarboek Oud-Utrecht 2005, ISBN 90-71108-24-4
    [4] G.J.A. Bruynel (2001), De derde meander, blz. 6- 24, Jaarboek Oud-Utrecht 2001, PlantijnCasparie Utrecht, ISBN 90-71108-20-1
    Bron: Wikipedia.

    De centrale vraag is of ergens aangetoond wordt dat de naam Lockia uit de oorkonde van 777 betrekking had op de Lek. Bijkomende vraag is of de Lek wel bestond in de 8e eeuw.

    Zoeken we verwijzingen in de vermelde bronnen op, dan lezen we het volgende:

    [ad 1] Ontstaan
    Rondom de Lek bestaat een uitgebreid rivierkleigebied doordat de rivier in de periode vóór de bedijkingen bij hoogwater ongestoord buiten de natuurlijke oevers kon treden. Destijds vormde de Lek een uitgestrekt stroomstelsel en werd tot op grote afstand van de rivierbedding klei afgezet.
    Uit geologisch onderzoek van de Universiteit van Utrecht zijn de volgende inzichten verkregen over de ontstaanswijze van de Lek stroomafwaarts van Wijk bij Duurstede:
  • de eerste aanzet voor de Lek is rond 200 voor de jaartelling ontstaan als gevolg van een doorsteek van de oeverwal van de toen nog functionele Utrechtse Rijn tussen Rijswijk en Wijk bij Duurstede. Mogelijk was daarbij sprake van een actieve invloed (van de Romeinen) om de hoogwaterproblemen langs de rivier af te leiden naar het moerassige laagland ten zuidwesten van de Rijn;
  • de relatief kleine, nieuwe zijrivier van de Utrechtse Rijn volgde oudere stroomruggen in de ondergrond. Tot omstreeks 800 (n.Chr.) stroomde de Lek zuidelijker dan thans via Ravenswaaij, Beusichem, door Hagestein en Vianen, en was verbonden met oude riviergordels, wat thans de Hollandse IJssel heet;
  • de Utrechtse (Kromme) Rijn nam na de Romeinse tijd in betekenis af (ten gunste van IJssel, Waal en in mindere mate de Lek) en werd uiteindelijk in 1122 afgedamd;
  • de huidige bedding ten noorden van Vianen (langs Tull en 't Waal) is pas rond 800 ontstaan. Langs dit tracédeel heeft de toen al bedijkte rivier nauwelijks meer een stroomrug ontwikkeld;
  • de bedding via Hagestein werd rond 900 afgedamd. Rond die tijd is ook pas de Lek ten westen van Vianen ontstaan. Ook nu weer kan een actieve invloed van de mens gespeeld hebben.

    Opmerkingen: Hoewel dit geologisch onderzoek overtuigend lijkt, is het geheel slechts gebaseerd op veronderstellingen. Hoe komt men aan een jaartal als 200 v.Chr? Wie was er getuige van die "doorsteek"? Een actieve invloed van de Romeinen kan pas in de 1e eeuw na Chr. hebben plaatsgevonden, maar blijft een hypothese. Voor die waterwerken van de Romeinen is geen bewijs te vinden (tenzij je de kanalen van Drusus en Cobulo er voor aanziet, maar die -eveneens foutieve- hypothese heeft men nooit gesteld).
    De afname van de Kromme Rijn als hoofdrivier is pas na 1122 aantoonbaar. Het voorgaande is hypothetisch. Het noemen van het jaartal "rond 800" is gebaseerd op de foutief toegepaste schriftelijke oorkonde van 777 en niet bewezen door geologisch onderzoek. Het noemen van bedijking geeft al aan dat het voorgaande hypothetisch is. De oudste bedijkingen van de Lage Landen (les Pays-Bas hebben plaatsgevonden in Zeeland en stammen allemaal van na de 11e eeuw. Bedijkingen in Utrecht dateren op zijn vroegst ook uit de 11e eeuw, vermoedelijk pas van na de 11e eeuw, de tijd dat ook een begin werd gemaakt met de eerste ontginningen van het veengebied in West-Nederland (Bron: o.a.Berendsen). Menselijk ingrijpen rond 900 is een volgende hypothese, gebaseerd op foutief geïnterpreteerde schriftelijke overleveringen die op Frans-Vlaanderen betrekking hadden.
    Het ontbreken van een stroomrug bevestigt dat de Lek geen oude bedding heeft, maar pas ontstaan is nadat er dijken waren aangelegd, dus in 12e eeuw.
    Er wordt overigens in dit artikel geen enkel bewijs geleverd dat de Lek, als die al bestaan heeft in de 8e eeuw, de naam Lockia gedragen heeft.


    [ad 2] E.J. van Ginkel vermeldt op blz. 16: "De Lek was daarentegen nog maar een jong en onbetekenend riviertje, dat vanaf het begin van de jaartelling een weg naar het westen zocht".

    Opmerking: In het betreffende artikel wordt dus geen enkel bewijs gegeven voor de stelling dat de Lek de in de oorkonde van 777 genoemde Lockia was.

    [ad 3] L.Toorians schrijft op blz.49: "De derde is de naam van de Lek die in de oudste bronnen verschijnt als Lokkia(m) en Loccham, naast vormen met e vanaf (waarschijnlijk) de eerste helft van de 9e eeuw. In het Gallische woord LOCU (meer) is de consequent verschijnende o onverklaard (en daarmee diagnostisch) en het ligt voor de hand de naam Lek ermee te verbinden." en "In de Romeinse tijd was de Lek nog een kleine en vrij onbetekende aftakking van de hoofdstroom die werd gevormd door de Kromme Rijn. Waarschijnlijk in de 3e eeuw werd de Lek actiever en ging zij meer water afvoeren, wat op den duur ten koste ging van de Kromme Rijn. Deze laatste rivier kreeg minder water en slibde langzaam dicht, tot hij in 1122 bij Wijk bij Duurstede werd afgedamd. De verplaatsing van de hoofdstroom van Kromme Rijn naar Lek deed zich voor zeker niet voor de tiende eeuw en mogelijk pas veel later."

    Opmerkingen: Dat het in de hier genoemde oudste vermelding over de Lek gaat, moet nu juist eerst bewezen worden. Zie bij de oorkonde van 777. Om van een "onverklaarbare" o maar een e te maken is iets te simpel gesteld. Locu is zeker niet het grondwoord van Lek, ook al omdat de Lek geen "meer" is, maar een rivier(tje). Ook stroomt de Lek niet uit in een "meer" en komt ook niet voort uit een "meer". Het gebruik van Locu als vorm voor Lek is een onzinnige hypothese. Ook hier wordt dus geen enkel bewijs geleverd dat de Lek in 777 al bestond en de naam Lockia gedragen heeft. Met bewoordingen als "het ligt voor de hand" en het is "waarschijnlijk" wordt geen enkel feitelijk bewijs geleverd. Slechts de mededeling over de afdamming is juist, maar vormt geen bewijs voor de situatie in de 8e eeuw.

    [ad 4] In dit artikel wordt ingegaan op een aantal grondbeginselen over gedragingen van meanderende rivieren. Hypothese over ontstaan, bloeiperiode en eindfase van rivierlopen in de bebouwde kom. Er wordt geen enkel bewijs geleverd dat de Lek de naam Lockia gedragen zou hebben. Zoals hierboven genoemd leidde het actiever worden van de Lek tot een langzame dichtslibbing van de Kromme Rijn. De verplaatsing van de hoofdstroom door de Lek in plaats van de Kromme Rijn, gebeurde pas op zijn vroegst in de 10e eeuw.

    Opmerkingen: Het actiever worden van de Lek gebeurde dus pas op zijn vroegst in de 10e eeuw, vermeldt Bruynel. Het actiever worden van de Lek gebeurde ook pas na de afdamming van de Rijn in 1122 en was niet de oorzaak van het dichtslibben van de Kromme Rijn. Dat was de duinvorming waarna de wateroverlast die door de dichtslibbende Kromme Rijn in Utrecht ontstond de aanleiding was voor de bisschop van Utrecht om de Kromme Rijn af te (laten) dammen. De afdamming in 1122 weerlegt alle argumenten van de traditionele opvattingen in de discussie over de Lockia zijnde de Lek in de 8e eeuw.


    Duinvorming.
    "De duinen langs de Hollandse kust zijn te onderscheiden in oude duinen en jonge duinen. De oude duinen zijn enkele duizenden jaren geleden ontstaan en liggen nu enige kilometers van de kust. Veel dorpen en steden zijn ontstaan op de lage oude duinen, waaronder Alkmaar, Heiloo, Uitgeest, Beverwijk, Velsen, Haarlem, Heemstede, Wassenaar en Den Haag. De jonge duinen ontstonden vanaf zo'n duizend jaar geleden toen door zandverstuiving een nieuwe hoge rug van duinen ontstond. Deze vormen nu de meest westelijke begrenzing van de duinstrook langs de Hollandse kust. De jonge duinen zijn ook een stuk hoger dan de oude duinen en op sommige plaatsen enkele tientallen meters hoog."
    "Vrijwel langs de hele Noordzeekust vinden we jonge duinen die werden gevormd tussen de 12de en 16de eeuw. Waarom juist in deze periode duinvorming optrad is niet geheel duidelijk. Mogelijk had het iets te maken met ontbossingen, waardoor de wind vrij spel kreeg. Andere mogelijke oorzaken voor het vormen van de jonge duinen zijn schommelingen in de zeespiegel, of het feit dat er toen meer stormen waren". (Bronnen: Wikipedia en Natuurinformatie.nl).


    De Lockia/Loccha/Lek in de Bronnen.
    De Loccha komt voor in de het oudste cartularium van het Sticht Utrecht en het Oorkondenboek van het Sticht Utrecht tot 1301. Verder wordt de oorkonde van 777 vermeldt in de Diplomata belgica ante annum millesimum centesimum scripta. M. Gysseling en A.C.F. Koch. In de Lexicon van nederlandse toponiemen tot 1200 staat: de Lek, waterloop van Wijk bij Duurstede (Utrecht) naar Krimpen aan de Lek, (Zuid-Holland); Lokkia/Lokkiam, 777, kopie eind elfde eeuw; Legka, waarschijnlijk eerste helft negende eeuw; Laicam, 1021-1024, kopie eind elfde eeuw, Alpertus van Metz; Leccam, 1122, vervalst 1125-1126; Leccam, ca. 1170-1180; Leckam, 1200.

    In De Ware Kijk Op wordt de Lokkia, Loccha als de rivier de Locquin geïdentificeerd, zijriviertje van de Hem, die langs Tournehem stroomt. "De Lek opgevat als de rivier de Lokkia, waaraan volgens de oorkonde van 777 verschillende goederen van het bisdom Traiectum lagen, kan niet hebben bestaan. De onderscheiden namen van niet alleen deze, maar van praktisch alle rivieren in het westen van Nederland, waar één en dezelfde stroom meerdere namen heeft, is één der beste bewijzen om de fasen van de verlanding aan te tonen. De naam Leckia komt voor het eerst voor in een oorkonde van 1108. Een vermelding van Lake in een oorkonde van 944 slaat waarschijnlijk op een ander water".
    Prof.dr.D.P.Blok schrijft er het volgende over in De Franken in Nederland: "Als we lezen, dat Bonifatius in 716 per schip naar ons land komt en dan eerst in Dorestat landt en vandaar verder trekt naar Utrecht, hoe moeten we ons dat dan voorstellen, aangenomen dat de schrijver zich niet vergiste? Was misschien de Rijn tussen Harmelen en Utrecht dermate verland, dat het schip van de Rijn via de Linschoten, IJsel en Boven-Lek moest varen? Of voer de heiligman via Maasmond en Lek naar Dorestat, hetgeen zou impliceren, dat de Beneden-Lek al bestond en al een oeverwal had, geschikt voor een jaagpad, iets dat volgens sommigen hoogst onwaarschijnlijk is. Zo zouden we voor Midden- en West-Nederland bij elk streepje op de kaart een vraagteken kunnen plaatsen en daarom zie ik er van af". Blok vermijdt angstvallig de originele naam te noemen, omdat de professor in de naamkunde wel weet dat de Romaanse naam Lokkia niet tot Lek kan evolueren zonder aannemelijke tussenvormen. Die tussenvormen blijven tot heden onbekend, want die zijn er ook niet.
    De voor Holland-Utrecht gegeven vermeldingen horen, net als het cartularium en het oorkondeboek, in Noord-Frankrijk thuis.

  • W.A.van Es (1978) noemt in het artikel over de topografie van Dorestad dat "de Lek moet in een of andere vorm ook reeds in die periode aanwezig zijn geweest, getuige het voorkomen van zijn naam -in de Latijnse vorm Lokkia- in een document uit het jaar 777", maar hij zal toen nog niet, zoals thans, een overheersend belang hebben gehad. men mag aannemen dat in de dagen van Dorestad de Rijn nog de belangrijkste en grootste van de twee stromen was. Vermoed wordt dat de Lek na de Romeinse tijd ontstaan is en pas in de middeleeuwen de imposante stroom geworden is. De vroeg-middeleeuwse situatie van de Lek in het gebied van Wijk is grotendeels onbekend. Het is -nog?- niet mogelijk de toenmalige bedding van deze rivier op de kaart in te tekenen. (Bron:Spiegel Historiael)
    Het is natuurlijk een onbewezen stelling en de omgekeerde wereld wat Van Es hier beweert. Hij zal met andere teksten moeten bewijzen dat a. de lek al bestond in 777 en b. aantonen dat deze rivier de naam Lokkia droeg. En daar is hij tot heden niet in geslaagd.

    Enkele opmerkelijke zaken.
  • Waarom werd de Lek niet de grens van het Romeinse Rijk als deze toen al bestaan had? Deze rivier was immers gemakkelijker te verdedigen dan de kronkelige Rijn, die steeds van bedding veranderde. Bestond de Lek dus wel in de Romeinse tijd?
  • En welke naam droeg die rivier dan in de Romeinse tijd? Bij de traditionele beschrijvingen van de Romeinse tijd wordt de Lek nooit genoemd als een rivier in Nederland. De Lek wordt ook nooit genoemd als één van de 3 hoofdstromen of mondingen van de Rijn. Daarvoor worden traditioneel steeds de (Kromme) Rijn, de Waal (soms de Maas ) en de IJssel genoemd. Of de IJssel in de Romeinse tijd wel bestond is een volgende vraag. Daarover zijn de historici het ook al niet eens. De meest recente opvatting is dat de Gelderse IJssel in de Romeinse tijd nog niet bestond. Zie bij de Gelderse IJssel.
  • Langs de Lek zijn geen plaatsen aanwijsbaar waar Romeinse nederzettingen zijn gevonden. Ook uit de vroege middeleeuwen zijn geen nederzettingen bekend langs de Lek. Het zijn aanwijzingen om te twijfelen aan het bestaan van de Lek, zeker aan het bestaan van de Lek als belangrijke handelsverbinding. De enige nederzetting die tot het jaar 1000 wel eens genoemd wordt is Vreeswijk. (Bron: Cultuurhistorische Atlas van de Provincie Utrecht) Echter dit is gebaseerd op een verkeerd toegepaste tekst uit 870 waarin Frisionowic wordt genoemd, wat de Franse plaats Fressenghe betrof. Deze dislocatie en naamgeving van Vreeswijk zijn een gevolg van de deplacements historiques. Frisionowic lag in het land der Friezen en daarvan is in Utrecht geen enkele sprake, ook al vinden sommige historici dat Friesland zich ooit uitstrekte tot de Rijn. Archeologisch is in Vreeswijk bovendien niets gevonden uit het eerste millennium. De vermelding van 'Fresionowic' in een register van de kerk van Utrecht uit 914 wordt in Vreeswijk gezien als het eerste bewijs van het bestaan van Vreeswijk. Dat deze vermelding geen enkele bewijs vormt, wordt zelfs door de bekendste naamkundigen (Blok, Gysseling) niet doorzien. Dan zal toch eerst aangetoond moeten worden of Fresionowic wel Vreeswijk was en de plaats Vreeswijk haar naam niet juist gekregen heeft door die verkeerde opvatting. Bovendien: waar liggen dan al die andere plaatsen in dit register genoemd, zoals Fresdore dat eveneens begint met Fres-? Waar in Nederland liggen de overige 204 plaatsen die in deze goederenlijst worden genoemd? Daarvan zijn er slechts 6 ooit door D.P.Blok aangewezen in Nederland, waarvan geen enkele in Friesland. De overige 199 namen slaat hij gemakshalve maar over. En dat nog afgezien van ruim 2000 andere in de bronnen genoemde maar nooit gevonden plaatsen in ons land, dat toen een onleefbaar en onbewoonbaar wadden- en moerasgebied was.
  • Volgens de Cultuurhistorische Atlas van de Provincie Utrecht was de splitsing van Rijn en Lek in het eerste millennium niet gelegen bij Wijk bij Duurstede, maar stroomopwaarts bij Maurik. (Bron: Cultuurhistorische Atlas van de Provincie Utrecht) Volgens dezelfde Atlas moet de Lek tussen de 4e en 8e eeuw ontstaan zijn. Deze opvatting is niet gebaseerd op geologisch onderzoek, maar op de oorkonde uit 777. Omdat men de daarin genoemde Lockia steeds heeft opgevat als de Lek (zonder dat dit ooit bewezen is), moet de Lek dus wel bestaan hebben in 777. Ziet U de cirkelredenering?
  • Uit archeologisch onderzoek is gebleken dat er in Utrecht en verre omgeving geen bewoning was in de tijd van St.Willibrord. Van wie zou de rivier de Lek dan een naam gekregen moeten hebben? En hoe kan die naam dan in Frankrijk bekend zijn geweest om daar in kronieken opgetekend te kunnen worden?
    Het zijn belangrijke aanwijzingen om ernstig te twijfelen aan het bestaan van de Lek in de Romeinse tijd en de vroege middeleeuwen. Temeer omdat degenen die blijven beweren dat de Lek wel bestond in die tijd, dat met geen enkel bewijs kunnen staven.

    Lang heeft men gedacht dat de LEK een door de Romeinen gegraven kanaal was, door Corbulo tot stand gebracht. Die gedachte, waar overigens totaal geen aanwijzingen voor zijn, heeft men inmiddels losgelaten.
    Volgens J.H.J.Joosten zijn de Lek en de Hollandse IJssel ontstaan na de 3e eeuw. Bewijzen voor die stelling geeft hij niet. Of de Lek toen ook al de naam Lockia droeg vermeldt hij niet.
    Volgens Luit van der Tuuk was de Lek in de 8e eeuw nog een kleine zijtak van de Rijn, die als 'noodoverlaat' zal hebben gediend in tijden van grote wateroverlast. Bewijzen voor deze opvatting geeft hij niet. Over de aankomst van St.Bonifatius via Dorestad naar Trajectum vermeldt hij: "Bonifatius moet daardoor welhaast via de in die tijd blijkbaar bevaarbare Lek gekomen zijn". Liefst 3 aannames in één zin: 1. moet zijn; 2. welhaast; 3. blijkbaar. Of de Lek toen ook al de naam Lockia droeg vermeldt hij niet. "Als er later die eeuw in een oorkonde sprake is van een ripaticum of oeverrecht op de Lek dan wordt de suggestie gewekt dat deze rivier - hier voor het eerst genoemd- toen op zijn minst kon worden bevaren", schrijft Van der Tuuk, met een verwijzing naar de oorkonde uit 777. 'Wordt de suggestie gewekt". Dus erg overtuigd is Van der Tuuk niet. Hij vervolgt met: "Het splitsingspunt van de Rijn en de Lek heeft zich mogelijk al in de achtste eeuw stroomafwaarts verlegd. De zich naar het zuidwesten verplaatsende meander van de Rijn tussen het laatmiddeleeuwse stadje Wijk en Rijswijk zal de Lek zo dicht genaderd hebben dat een afsnijding het gevolg was. De oude en de nieuwe rivierloop omsloten een eiland, waarvan het oostelijke deel (A) als een waard tussen beide rivieren en het westelijke deel (B) als een waard nabij Rijswijk in de bronnen genoemd ".
    Opmerking: Volgens Van der Tuuk zijn nog sporen van de oorspronkelijke loop van de Lek in het landschap te herkennen. Blijkbaar heeft hij geen verdere bronnen nageslagen en zich nooit verdiept in de transgressies en de meanderende Rijn. Zijn hele verhaal klinkt vergezocht om vooral maar uit te komen bij de oorkonde uit 777. Ook zijn betoog over het Ubchirica, dat hij beschouwd als "stroomopwaarts" is natuurlijk een onzinnige hypothese. "Deze benamingen werden al terloops door Dekker genoemd", stelt Van der Tuuk. Een terloopse opmerking van Dekker wordt ongezien als een "bewijs" opgevoerd. Ook verwijst hij voor zijn hypothese naar Van Es, maar als er iemand besmet is met een Dorestadfobie, dan is het Van Es wel. Daar kun je dus niet op afgaan zonder feitelijke bewijsvoering. De "stroomopwaartse bovenstad" zou gelegen zijn bij het Castrum. Maar een castrum is in de buurt van Wijk bij Duurstede nooit gevonden. Dat zou immers zijn weggespoeld door de rivier! Van een kerk is bovendien ook niets gevonden. Een naam als "Ubchirica" komt niet in gebruik als men Utrecht en Wijk bij Duurstede als twee afzonderlijke ver uiteen liggende plaatsen kende en er tevens talrijke kerken zouden zijn geweest. Het Ubchirica moet dan ook niet als aanduiding voor een kerk, maar als aanduiding van een plaats gezien worden. Vergelijk het met Northkerque, Zutkerque, Dunkerque, Coudekerque, Broeckerque, Offekerque enz. allemaal in Frans-Vlaanderen.

    Uit de oude namen Lockia (777), page Lake (944), Loccha (960) en Leckia (1108) heeft men lange tijd opgemaakt dat de Lek eertijds de grensrivier vormde tussen het land van de Franken en de Friezen. Beide ideeën zijn inmiddels achterhaald.

    De schrijfwijze.
    In een oorkonde uit 1122 is sprake van Leccam, in 1238 van Lecka in 1255 van Lecka en van Lecca, in 1265 nogmaals van Lecca. De schrijfwijze is steeds met een -e- en zonder een -i-. Volgens Sloet gaat het hier steeds over de Lek -Leck.

    De naam Lexmond (Leksmond- mond van de Lek) en Nieuwpoort (nieuwe haven) bevestigen de trans- en regressies.

    De afdamming van de Rijn bij Wijk bij Duurstede vond plaats in 1122 en werd in opdracht van bisschop Godebald van Utrecht uitgevoerd. Deze afdamming is slechts te verklaren vanuit het oogpunt van de toenemende wateroverlast. Die wateroverlast werd mede veroorzaakt door de duinvorming bij Katwijk, waardoor de afwatering van de Rijn stagneerde en het de lagere veen- en moerasgronden rondom Utrecht steeds vaker en langer overstroomden. Omdat men de gebieden rondom Utrecht wilde ontginnen was het nodig de aanvoer van steeds nieuw Rijn water te beperken. De ontginningen rond Utrecht gaan beslist niet verder terug dan de 11e eeuw. Slechts de instroom van Rijnwater kon die overstromingen beperken.
    Het meeste Rijnwater stroomde sinds de afdamming via de Lek, dat toen van een (onbeduidend?) beekje een brede rivier werd. Dat geeft meteen aan dat de Lek als belangrijkste afwateringsrivier in 1122 nog niet bestond. De plek waar de dam in het jaar 1122 werd gemaakt staat enigzins ter discussie bij historici. Aangenomen wordt dat deze dam is neergelegd op de plek van de huidige Lekdijk, ter hoogte van Kasteel Duurstede. In 1165 wordt de dam in de Rijn vernieuwd of verbeterd, in welke oorkonde Wijk bij Duurstede slechts Wic heet. Het "bij Duurstede" is een toevoeging die pas in de 15e eeuwse gebeurde. Vanaf ongeveer het jaar 1500 is de naam Kromme Rijn pas in gebruik geraakt.

    Met de afdamming van de Rijn sneed men de gebruikelijke handelroute van Utrecht af, waardoor men later genoodzaakt werd een alternatieve verbinding naar zee te maken. Dit werd de Vaartse Rijn waarvan de aanleg in het midden van de 12e eeuw begon. (Bron: www.rivierkrommerijn.nl).

    De eerste fase van de Vaartse Rijn, ook wel Rechte Rijn genoemd, in tegenstelling tot sterk verlandde Kromme Rijn, werd gegraven in 1127, waardoor dit een van de oudste kanalen van Nederland is. In het midden van de twaalfde eeuw werd de Vaartse Rijn verlengd richting de oude stad Geyne. In 1285 damde Graaf Floris V van Holland de Hollandse IJssel af. De dam met de Vaartse Rijn werd doorgeslagen (de huidige Doorslag) en hij zorgde er voor dat in 1295 de Vaartse Rijn met de Nieuwe Vaart werd verlegd richting Vreeswijk. Dit zette Vreeswijk op de kaart en in 1373 werd de Vaartse Rijn verdiept en werd in Vreeswijk een houten sluis gebouwd, later bekend als de Oude Sluis. De geschiedenis van Vreeswijk gaat ook zeker niet verder terug dan tot in de 10e eeuw. De exacte locatie van dit dorp is niet bekend. In de 14e eeuw verplaatste de kern van het dorp zich naar de directe omgeving van de rivier de Lek en is tegenwoordig een wijk in Nieuwegein. Eeuwen daarna bleef de Vaartse Rijn één van de belangrijke vaarroutes van Nederland.
    De conclusie kan kort en bondig zijn: de Lek als bevaarbare rivier bestond nog niet in het jaar 777. De in de oorkonde genoemde Lockia kan ook geen betrekking hebben gehad op de Nederlandse Lek.

    Bestel het boek "De Ware Kijk Op" , lees de klassieke teksten en oordeel zelf.