Terug naar de beginpagina. | Naar het overzicht in het kort. |
Servius (70 - 17 v. Chr.) schrijft: "De Renus is de rivier in Gallië die de Romeinen van de barbaren scheidt". Mela schrijft: "Brittanië ligt recht tegenover de mondingen van de Renus". Plinius gebruikt het woord Scaldis voor de Renusrivier, een Keltisch woord voor scheiding dat in deze betekenis zeer toepasselijk is op de taalgrens. Het woord 'renus' is hier in elk geval niet toepasbaar op de Rijn. De namen renus en scaldis zijn etymologisch hetzelfde. Het betekent bij beide grens-rivier.
De opvatting Renus=Rijn zit er er door de eeuwen heen zo vast ingeheid, dat een omvangrijke uitleg noodzakelijk is. Immers aan die opvatting zitten alle andere onjuistheden vastgeklonken. Of het nu om de Bataven gaat, of de Friezen of om Karel de Grote en St.Willibrord, steeds duikt de Rijn op in de plaatsbepaling van hun verblijf. Er kan niet volstaan worden met 'het is nu eenmaal zo', wat de enige vaststelling van de traditionalisten is. ![]() Belangrijke vragen zijn: Maar wat is de oudste vermelding van de naam Rijn voor de rivier in Nederland, Duitsland, op de grens van Frankrijk en Zwitserland? Kreeg de Rijn pas haar naam door de toepassing van Rheni of Hrenum op deze rivier? Bekijken we dit probleem taalkundig, dan ontstaat de -ij- (de lange ei) pas in de 16e eeuw en werd toen uitgesproken als -ie-. Taalkundig moet Rijn uitgesproken worden als Rien. Dat komt precies overeen met de vermelding van Pago Rien uit de 10e eeuw. De Pago Rien lag in Vlaanderen en helemaal niet aan de Rijn. Zie het Toponymisch Woordenboek van Maurits Gysseling. Wat dan als Rijn omschreven werd, is dat niet altijd. Rijn betekende soms gewoon 'de grote rivier'. Rijn betekent ook letterlijk 'wat vloeit'. Pagus Renensis is het land van de Schelde. De naam komt voor in de oorkonden van de abdij Aeftemacum (Eperlecques in Frans-Vlaanderen) uit de 8e eeuw. De Geograaf van Ravenna heeft het over Francia Rinensis en bedoelt dan dezelfde streek. Het was geen pagus in bestuurlijke zin doch een landstreek, die deel uitmaakte van de pagus Bononiensis, de gouw van Boulogne-sur-Mer (in Frans-Vlaanderen). Gysseling (77) schreef het volgende: 'Renus en Schelde zijn toponymisch verwant: Reno zal oorspronkelijk een lokale Keltische benoeming zijn geweest van de Schelde.' Rijn kan dus zowel Schelde als Rijn betekenen. Een zijrivier van de Schelde heet nog altijd Rhosnes-Ronne, met het toponiem Ronnemont bij de monding. Rang-duFliers bij Berck (Frankrijk) betekent Rein-Vliet: Rijnstroom. 'Groffliers' ligt aan de monding van de Fliers en de Authie. Het 'fliers' kan slaan op 'vliet'. De Authie is dan de Grote Vliet, die samen met de Fliers (Vliet) in de zee uitmondt bij Groffliers (Grote Vliet). Op de kaarten is te zien dat de Authie vroeger een veel grotere rivier moet zijn geweest. Zijn monding is nu te spectaculair voor zo'n riviertje. De Riengouw, een veel latere naam die D.P.Blok in de omgeving van Antwerpen situeert (met een héél groot vraagteken of deze al in de Karolingische periode bestond), was iets geheel anders dan de Pagus Renensis. De Griekse geograaf Strabo noemt de rivier ò Ρηvoς. Overstromingen van de Rijn gedurende het Holoceen. Studie over de Relevantie van de grootste overstromingen voor archeologie van het Nederlandse rivierengebied. (Deltares 2016). Enkel conclusies uit dit rapport: In de Romeinse tijd vonden er belangrijke veranderingen plaats in de relatie tussen bewoning en overstromingen. De eerste georganiseerde waterbouwkundige acties worden vanaf deze periode uitgevoerd, zoals het graven van greppels en kanalen, en het leggen van duikers en dammen. Dit diende de verbetering van afwatering van landbouwgronden, verbetering van transportmogelijkheden en ten dele ook een gunstiger verdeling van water en overstromingslast over de delta. Een gevolg van het oprichten van forten en wachttorens op permanente plekken vlak langs de actieve rivier (ter bewaking van de grensrivier en het achterland), en het vervolgens niet zozeer verplaatsen, maar langdurig onderhouden van deze structuren en functies (tot medio 270 na Chr. in west Nederland, tot in de 4e eeuw in Oost Nederland), was dat veel van de structuren in toenemende mate kwetsbaar werden voor overstromingen. De rivier bleef zich in de periode dat de militaire structuren werden onderhouden namelijk steeds verplaatsen, en locaties die bij oprichting van de forten nog relatief gunstig langs de rivier lagen (niet pal boven de actieve stootoever), lagen daar na verloop van decennia tot eeuwen in verminderd gunstige posities. Vanuit die optiek is het niet verwonderlijk dat langs de grote rivieren (anders dan bovenstrooms in Duitsland) maar een beperkt aantal Romeinse forten ook in de Vroege Middeleeuwen een bewoningslocatie bleef; dat het merendeel van de fort- en wachttorenstructuren langs Nederrijn en Bovenwaal als aan erosie ten prooi gevallen beschouwd moet worden, en dat de Middeleeuwse bewoningskernen overwegend op nieuwe locaties aangetroffen worden. Een middeleeuwse landschapsaanpassing in de delta was het bedijken van de rivieren. In de loop van de Middeleeuwen urbaniseerde een deel van de bevolking in steden, waarvan een belangrijk aantal aan de grote riviertakken gelegen was (om waterbeschikbaarheid en handels- en verkeersredenen). Door het verder toegenomen risico op overstromen –bepaald door toegenomen gevolgschade bij overstromen en vermoedelijk ingegeven door een wens van algemene voedselzekerheid onder de bisschoppelijke en adellijke machthebbers – werden dijkringen gesloten en dijken en kades verder opgehoogd en verstevigd. Dit was vooral effectief tegen relatief kleine overstromingen. De grotere hoogwaters, met terugkeertijden in de orde van 1/10 jaar, konden de dijken nog niet keren. Dat blijkt uit de overzichtscompilaties van historische bronnen van dijkdoorbraken: vrijwel iedere grotere afvoer uit de Late Middeleeuwen en het begin van de Nieuwe Tijd heeft op verscheidene plekken, langs meerdere riviertakken, via dijkdoorbraken schade toebracht. Het hoogteverschil tussen waterpeil tussen de oeverwallen/dijken en het maaiveld achter de dijken/voorbij de oeverwallen is in de afgelopen 1000 jaar dus sterk toegenomen. Dit heeft de verwoestende werking van overstromingen vergroot, met name in het Zuid-Hollands-Gelderse benedenstroomse deel van het rivierengebied, waar de polders door de venigkleiige ondergrond gevoeliger voor bodemdaling waren dan bovenstrooms in de wat kleiiger polders van de Betuwe en het Kromme-Rijngebied. Feitelijk bestaat de Rijn niet in Nederland. Vanaf het moment dat der Rhein Nederland binnenstroomt heet deze rivier het Bijlandsch Kanaal. Daarna stroomt het water verder als Pannerdensch Kanaal, rechtsaf IJssel, midden Nederrijn en Lek en linksaf de Waal, die later Boven-Merwede, Noord, Oude- en Nieuwe Maas en Nieuwe Waterweg wordt. Een zijtak van de Boven-Merwede wordt Nieuwe Merwede, Amer, Hollands Diep en Haringvliet. Elke naamsverandering bevestigt de transgressies (zie daar), die dit lage gebied overstroomden en het tot ver in de 11e eeuw ongeschikt maakten voor menselijke vestiging. Met het in bezit nemen van het land kreeg elk nieuw stuk 'vrijkomende' rivier een nieuwe naam. Klik hier voor een kaart van de waterwegen door midden-Nederland. "Caesar spreekt van de Rijn, maar of onder de naam renus ook inderdaad onze Oude Rijn verstaan moet worden, valt te betwijfelen" (Bron: J.van Es in Limes en Linie). De Rijn was niet alleen de grootste vervuiler van het milieu in West-Europa, maar is dat nog steeds op historisch geografisch gebied. Doordat historici de soortnaam 'renus' klakkeloos toepasten op de Duitse en Nederlandse Rijn, zonder op de contekst te letten, zijn de grootste misverstanden ontstaan. Veel teksten waarin de Renus genoemd werd, bleken niet toepasbaar op de Rijn. Sterker, de Rijn kreeg deze naam op grond van de historische verplaatsingen. De naam Renus werd pas in het tweede millennium op de Rijn toegepast, nadat de historische mythen waren ingevoerd en men meende dat met de klassieke Renus altijd de Rijn werd bedoeld. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de namen zoveel op elkaar lijken en dat er schijnbaar sprake is van één en dezelfde rivier. De oudste vermelding van 'renus' vinden we bij Julius Caesar in zijn "Commentarii de Bello Gallico". In dit boek beschrijft hij, zoals de titel aangeeft, de oorlog in Gallia. En in Gallië moet dan ook de 'renus' gestroomd hebben en niet in Nederland of Duitsland, waar Julius Caesar nooit geweest is. Bij de beschrijving van het 'renus-landschap' noemt hij ook het Eiland der Bataven. Dat heeft hij niet in Nederland gezien, maar in Noord-Frankrijk aan de kust van Het Kanaal. Vanuit het Eiland van de Bataven stak hij over naar Engeland. Wie daar de Betuwe van wil maken, moet eens een atlas aanschaffen en zich verdiepen in de omvang van het Romeinse Rijk ten tijde van Julius Caesar. Julius Caesar bedoelde met de 'renus' een snel stromende rivier die voor hem de grensrivier was. Daar komt de Rijn niet voor in aanmerking aangezien de Rijn in Nederland een meanderende rivier is en niet snelstromend is. Dat de Rijn in Nederland en Duitsland in de Romeinse tijd al de eigennaam Renus zou hebben gehad is een onbewezen veronderstelling van latere historici. Daar is geen enkel bewijs voor. Ook de Peutingerkaart (mits goed toegepast, zie daar) levert dat bewijs niet. Het Keltische woord renos betekent 'stroom' of 'rivier' en is van toepassing op een rivier die een grens vormt. Net zoals de Reno in Italië een grensrivier was. De Geograaf van Ravenna schreef circa 670 dat "tegen het aangezicht van de Renensische Franken het vaderland ligt dat Turringia heet en vanouds Germania werd genoemd". Het gaat hier niet over Duitsland aan de Rijn, maar over de omgeving van Doornik. Renus kan een Grieks woord zijn en stammen van reoo, vloeien. De Latijnen gebruikten het werkwoord reno, renavi, renatum in de zin van een opgaande stroom, een tegenbeweging die weinig gebruikelijk is: eb en vloed. In Vlaanderen heeft een rene, reie of reninge de betekenis van grensbeek of grensrivier tussen twee dorpen; in Wallonië heet dat un rène. Dit komt overeen met de begrippen “stroom” en “grens” Het Nederlandse woord 'rennen' heeft etymologisch gezien dezelfde betekenis, n.l. naast hardlopen ook doen vloeien(vergelijk: geronnen bloed), stromen en in beweging komen (van water, maar ook van een paard). Vergelijk hiermee ook: 'rinnen' (middel nederlands), 'rinnan' (oudsaksisch, oud engels en gotisch) en het oudfriese 'rinna', wat allemaal dezelfde betekenis heeft van vloeien, doen lopen, stromen. Denk ook aan de ren als loop (bijv. van kippen). Het is duidelijk dat bij Julius Caesar de renus een algemene soortnaam was en geen eigennaam van een rivier in een voor de Romeinen onbekend gebied. De Belgen waren volgens Caesar de naaste buren van de Germanen die aan de overzijde van de Renus wonen. En de Germanen woonden niet in Duitsland, wat latere historici ervan gemaakt hebben, maar in het Germania van Tacitus dat Frans-Vlaanderen was. Het gebied van de Belgen begint bij de uiterste grens van dat der Galliërs (dat was de Marne en Seine), reikt tot aan de benedenloop van de Renus en strekt zich uit naar het noordoosten. LET OP: op veel historische kaarten wordt Germania Secunda of Inferior steeds afgebeeld ten zuiden van de Rijn. Dat is in tegenspraak met wat Julius Caesar en andere Romeinse schrijvers vermelden. De Germanen woonden immers aan de overkant van de Renus. In boek I (Bello Gallico I.1.1) over de indeling van Gallië wordt de Renus drie keer genoemd. "Het eerst bij de beschrijving van het volk der Belgen, die voortdurend in oorlog zijn met de Germanen aan de overzijde van de Renus." De tweede keer dat de Renus wordt genoemd is in de volgende passage: "Het land der Belgen, komt ook aan de kant van de Sequanen en Helvetiërs tot aan de Renus en strekt zich verder uit naar het noorden." De derde passage luidt: "Het gebied van de Belgen begint bij de uiterste grens van dat der Galliërs, reikt tot aan de benedenloop van de Renus en strekt zich uit naar het noordoosten". Bekijkt men deze passages geografisch, dan zijn ze niet passend te maken op de Rijn in Nederland of Duitsland. Zie verder bij Julius Caesar. De naam van de Rijn in Duitsland was Obrinca. Zie Ptolemeus (tekst 58, WKO1) en Marcianus (tekst 65, WKO1). Bij A.W.Byvanck is de Obrinca de Vinxtbach, wat niet klopt met de rest van de tekst. Vandaar dat Byvanck de gegevens van Ptolemeus ooit als onbetrouwbaar kwalificeerde. Niet de tekst van Ptolemeus is onbetrouwbaar, maar de interpretatie van Byvanck! De Vinxtbach is een beek die ten z.w. van Schalkenbach-Obervinxt en oostelijk van Adert ontspringt en 19 km verder bij Burg-Rheineck in de Rijn uitmondt. Deze beek werd in de traditionele opvatting als de grens tussen Germania Inferior en Germania Superior beschouwd. Als je deze beek eens bezocht hebt, kan men slechts van verbazing achterover slaan bij zoveel onbenul! Zo'n onbenullig beekje kan toch niet als grens gediend hebben? Je stapt er zo overheen. Dat heeft geen legers tegen gehouden. Niet de gegevens van Ptolemeus zijn onjuist, maar de interpretatie van de historici. Sinds wanneer bestaat de -ij- als in Rijn? De Cronijck van Hollant en de Divisie Cronijck van Aurelius geven aan dat de -ij- uitgesproken werd als -ie-. De lange -ij- uitgesproken als -ei- bestond dus nog niet. Het woord Rijn dient dan ook vanoudst uitgespreklen te worden als Rien, wat overeenomt met de 'pagus Rienensium'. We moeten terug naar de middeleeuwen: toen werden woorden als 'prijs' en 'schijnen' geschreven als 'prise' en 'schinen' en uitgesproken als -ie-. Om in de schrijftaal duidelijker te maken dat het ging om een lange 'i', werd deze letter verdubbeld: 'priise' en 'sc(h)iint'. Uiteindelijk kreeg deze tweede 'i' een haaltje en werd het een 'j'. De letter 'ij' bestaat dus niet in ons alfabet, maar wel de letter 'y'. Jarenlang waren de 'ij' en 'y' ook inwisselbaar. De combinatie 'ij' werd uitgesproken zoals 'ei', en dus niet meer zoals 'ie'. Dat verklaart waarom we Wijlre schrijven, maar ter plaatse uitspreken als 'Wieler'. IJzendijke spreekt men er uit als Iezendieke. En zo zijn er legio voorbeelden te geven. Het woord Rijn (met lange ij) is dus niet ouder dan de middeleeuwen. Tevoren was het rene en gaf het een grens aan, zoals het in teksten voorkomt als 'pago renensium': de begrensing van een pagus. De verandering van de uitspraak van - in dit geval de ie- noemt men klankverschuivingen. De eerste sporen van deze klankverschuiving zijn in de late Middeleeuwen in het Brabants gevonden. In de zeventiende eeuw treffen we het verschijnsel ook in Holland aan. Uiteraard heeft de boekdrukkunst hier de nodige invloed doen gelden. Daarmee staat dan ook vast dat het woord Rijn niet ouder is dan de late Middeleeuwen, ofwel de 16de eeuw. De Schelde vormde destijds de grens tussen het Duitse Rijk en Frankrijk (Bron: Jaarboek 41 Zannekin). In (Frans-)Vlaanderen zijn in het stroomgebied van de Schelde meerdere taalrelicten aan te wijzen die verwijzen naar 'renus' als grensrivier. Te denken valt aan plaatsnamen als Reninge en Lo-Reninge, Reningelst, verder aan Ryn-gasse, de Ryn-loop in Gent. Deze namen verwijzen niet naar de Rijn, maar naar de 'rene', een algemene benaming voor stroom, water, rivier die een grens aangeven. In Wallonië betekent 'un rène' ook nog steeds een grensrivier of grensbeek. In Noord-Frankrijk bestaan veel rénebecques, in dezelfde betekenis als grensbeek (van een akker- of weiland). Ook in delen van Nederland (o.a.Limburg) verwijst het woord 'rein' of 'rien' naar een grens. Een afbakening van een akker werd gedaan met 'reinstenen', de voorlopers van de grenspaaltjes zoals wij die kennen. Bij de plaats Reninge ligt een beek met de naam 'Elmare'. Ook hier weer een verwijzing naar het Almere dat in Frans-Vlaanderen lag. Een 11e eeuwse tekst1) spreekt over de Reninge, een rivier die door 'les marias de Saint-Omer' naar het noorden naar de kust liep en ook Aa of Nordstrom genoemd werd. Omstreeks 1100 is sprake van het oorspronkelijke Meere nabij Sint-Omaars, nu nog terug te vinden in een strook tegen de gekanaliseerde Aa: het Aa-Meere.. Zonder fantasie is daarin het Al-Meere terug te zien. Een rivier in de buurt heette Moerlake en vlak daarbij heette een andere rivier Lek. Lake is een Middelnederlands woord voor waterloop en Lek heeft een homoniem in Nederland gekregen (en niet andersom). 1) [Bron: Het Nederlands in Saint-Omaars door de eeuwen heen. In De Nederlanden extra Muros, Jaarboek Zannekin 1999 met een verwijzing naar'La Revue du Nord' (1980)] Renensis of (pagus) Renensium heeft in het klassieke gallo-romaans betrekking op civitas Tungrorum en later onder het diocees Cambrai (Kamerijk) ressorteerde. [Bron: J.Moreau, supplement au dictionaire geographie historiqu de la Gaule et de la France, Paris 1983]. Dit Tungrorum kan dus niet Tongeren zijn, maar is Douai, aangezien Tongeren niet in het diocees Cambrai ligt of lag, maar bij het bisdom Luik/Maastricht hoorde. |
Het is aan te raden aan iedereen die aan de visie van Albert Delahaye twijfelt eens te lezen wat P.A.Henderikx daarover schrijft in "De beneden-delta van Rijn en Maas", Landschap en bewoning van de Romeinse tijd tot ca.1000. Hollandse Studiën 19, 1987. Henderikx wordt door veel historici geciteerd en geldt als een autoriteit op het gebied van landschap en bewoning. Maar de twijfel die Henderikx regelmatig uitspreekt wordt door de historici blijkbaar niet verder onderzocht. Over de Rijn schrijft Henderikx het volgende: De Oude Rijn, ooit de hoofdstroom van de Rijn, was door de afvoer via de Waal al in de Romeinse tijd gedegradeerd tot een middelmatige rivier. Over de betekenis van deze Rijntak in de vroege Middeleeuwen is historisch maar weinig bekend! Het is dan ook de vraag of die middelmatige rivier op de Peutingerkaart staat afgebeeld. Henderikx schrijft verder: De Lek, ontstaan in de Romeinse tijd, nam steeds meer water af tot de Kromme Rijn uiteindelijk in 1122 bij Wijk bij Duurstede werd afgedamd. Ook hier kan de vraag gesteld worden waarom er dan langs de Lek geen Romeinse nederzettingen gevonden zijn? De Rijn kreeg een onjuiste naam, net als de IJssel. De Rijn kreeg zijn naam naar de opvatting dat het de Romeinse Renus zou zijn. Zowel Rijn als IJssel schrijven we met een lange -ij-. In het Grieks, Latijn als in het Frans bestaat de lange -ij- niet, daar schrijft men -y-, wat uitgesproken wordt als -ie-, in het Oud-Nederlands geschreven als -ii-. De vraag is dus wanneer is de lange -ij- ontstaan? Ofwel, wanneer kreeg de Rijn zijn naam? Daarvoor verwijzen we naar het Etymologisch woordenboek. Daaruit blijkt heel duidelijk dat de lange -ij- pas ontstond na de 15de eeuw en in plaats kwam van -ii-. De R-I-J-N kreeg zijn naam dus pas nadat de -i-i- veranderde in -i-j- (de lange IJ). Renus werd aanvankelijk geschreven als RIEN (naar analogie van -ii-), in pagus Rienensium.. Die pagus Rienensium plaats ook Gysseling aan de Schelde. Lees meer over de pagus Rienensium. ![]() De Rijn heeft in de loop van de geschiedenis niet alleen voor vervuiling van het milieu gezorgd, maar ook voor een historische vervuiling, zeker met betrekking tot de historische geografie. Liefst dertig (30!) getuigen, zoals Strabo en Zozimus, geven een keihard en onweerlegbaar bewijs dat de klassieke Renus niet de Rijn was, maar de Schelde. ca. 378 na Chr. De misstap van Renus (Schelde) naar Renus (Rijn). De rivier (Renus) valt met woelige golven in dit moeras en komt er tot rust, als het ware in het midden snijdt zij het peil van het water af (84-1). Zij vormt een element van eeuwige tweedracht en scheiding (84-2). Zij wordt niet vermeerderd noch verminderd door de watervloed, die zij erin brengt, maar zet zich met haar naam en haar volle krachten verder voort, ondervindt geen hindernissen meer en stort zich met haar mondingen in de Oceaan (Atlantische Oceaan) (84-3). Bron: Ammianus Marcellinus, XV, 4 ,4 (4e eeuw). In 395 na Chr. gaat Stilicho naar de Renus. In die dagen bedwong Stilicho (94-1) de Renus (Schelde). Alles wat tussen de Oceaan (Atlantische Oceaan) en de rivier Histris (Huistre) (94-2) lag, sidderde. De Salii (aan de Selle) (94-3) en de Sygambri (Cambrin) (94-4) gingen door de knieën. Aan de overzijde van de rivier (Renus) wordt het vee van de Belgae geweid zonder protest van de Chauci (Chocques) (94-5). Vanaf de Albis (Aa) trok hij midden door het Gallische (94-6) land van de Franci. Bron: Claudianus, De consulatu Stilichonis, I, 188 (eind 4e, begin 5e eeuw). 'Renus' blijkt een soortnaam te zijn van een grensrivier. De Duitse/Nederlandse Rijn kreeg de naam Rhein/Rijn naar analogie van die 'grensrivier', hoewel de Rijn vanouds nooit een grensrivier is geweest. Wel in WO.2 bleek van die grensrivier sprake, immers toen de geallieerden eenmaal de Rijn overgestoken waren, luidde dat het einde van het Derde Rijk in (maar dit terzijde). Wie meent dat de Renus-kwestie een theorie van Delahaye is, vergist zich. Die kent de klassieke bronnen niet. Het wordt hen vergeven. Niet Delahaye, maar de Griekse en Latijnse schrijvers uit de Oudheid en vroege Middeleeuwen hebben die ligging en mondingen van de Renus aan de Atlantische Oceaan aangegeven en niet aan de Noordzee. Delahaye trekt alleen de logische conclusie uit die teksten, door dan ook de ermee samenhangende geschiedenis naar die streek te verplaatsen, wat hem zeer adequaat gelukt is. Moeilijk was het feitelijk niet: alles bleek daar feilloos te passen. Moeilijk was (en is) slechts om de historici van hun verblindheid te overtuigen. Uit veel klassiek teksten blijkt dat Rene, Reine, Rhenum, Renum, Renus enz. ook heel iets anders dan de Rijn kan betekenen. Twee voorbeelden (die met meerdere uit te breiden zijn) mogen dit verduidelijken: 1. Julius Caesar schreef ca. 54 v.Chr. dat hij, nadat hij een brug over de Renus had afgebroken, naar het land van de Morini trok, "waar de dichtste oversteek naar Engeland was". Ook dit gegeven is wel duidelijk. Zou Caesar even (in dezelfde zin?) van Duitsland naar de kust aan het Kanaal getrokken zijn? Die brug over de Renus was in de omgeving van Calais, waar men met het blote oog Cantium (Kent) ziet liggen, schreef Strabo Geo. IV, 3,3. 2. De abdij van St.-Bertinus te St-Omer kreeg in een akte van Karel de Kale uit 847 het bezit van de gronden 'a Casello trans Rhenum'. Wie hier naar de letter wil vertalen 'te Kassel (D) over de Rijn', is voor geen rede vatbaar. Het zal toch wel te Cassel (F) over de rivier zijn, waarschijnlijk de rene-beek of de IJzer. Had de abdij van St.Bertinus iets aan gronden in midden-Duitsland? Had Karel de Kale (840/843-877) in 847 als koning van West-Francië zeggenschap in midden-Duitsland? Kon Karel de Kale zomaar gronden schenken die van zijn broer Lodewijk (foutief de Duitser genoemd) waren? De verstandhouding tussen beide broer was slecht, dus vrijwillig zou hij hieraan niet meegewerkt hebben. De historici hebben het woord 'renus' steeds klakkeloos opgevat als de Rijn, ook al klopte dat niet met de contekst. Vandaar dat er ook vaak de Waal of de Maas, maar ook wel eens de Schelde (!!) onder begrepen werd.Rijn (rhenus) en Schelde (scaldis) hebben van oorsprong dezelfde betekenis: grensscheiding door een water: het was een grensrivier. De grens tussen twee percelen land, werd afgebakend met reinstenen. Het Dietse woord rene, reninge, rijn is de oorsprong van het Latijnse woord Rhenus. Lo-Reninge is een stadje in Vlaanderen en had de betekenis van Lo aan de Rene (dat de IJzer was) en de grens was tussen twee landgouwen. Hoe vaak was en is juist een rivier de grens tussen landen?![]() Etymologisch betekent 'scailid' (af-)scheiden. Denk ook aan de afleiding daarvan 'schild', splitsing, afscheiding tussen twee rivalen. Het woord 'ren' of 'rin' is een waternaam die een grens, ofwel een afscheiding aanduidt. Zie hiernaast: uit Histoire Généalogique de la France. Het heeft dezelfde betekenis als 'scald' dat een drassig land aanduidt, waar men niet doorheen kan. Dat met Rhenus dus de Schelde aangeduid kan worden is geen uitvinding van Albert Delahaye, maar etymologische toponymie. Het is wel duidelijk dat 'renus' nog lang geen betrekking had op de Rijn. Daarvoor moest allereerst de -ij- uitgevonden zijn en dat gebeurde pas in de 16de eeuw. De etymologische betekenis van 'ren' of 'rin' die geen betrekking hebben op de Rijn wordt bevestigd door D.P.Blok (zie daar) en G.van Berkel (zie daar) in plaatsnamen als Renhem, Renkum. Rentilo, Renwijc, Rhenen, Rhenoy, Rhienderen (alle in Gld), Rien (Fr), Rinimera en Rennemeer (H), Rennemig (L), Rheebruggen (Dr), Rheeze (Ov), Renneborg (Gr) en Schildwolde (Gr), om er enkele te noemen, die niet allemaal aan de Rijn liggen. Volgens het Etymologisch Woordenboek van Van Dale (Utrecht/Antwerpen, 1989) komt Schelde - Scaldis van het oud-friese scalda dat grens betekent. Bij Poperinge (B) wijzen namen als Reninge, Lo-Reninge, Reningelst en bij St.Omer Renescue op die grens. Welke grens zult U vragen? De grens tussen de Romaanse en Germaanse talen, ofwel de taalgrens zie daar. Let op: oud-friese, dat was niet uit Friesland,maar uit Frisia in Vlaanderen. Lees meer over de Friezen. De klassieke schrijvers plaatsen de renus in Noord-Frankrijk. De kroniek 'Hist.Ducum Normanniae et Regnum Angrliae' (M.G.S. 26, p.705) vermeldt over het jaar 1194 het merkwaardige bericht: "dat Boudewijn van Béthune... zich (van Béthune, waar hij resideerde) per schip over de Rin naar de zee begaf, en over de zee binnenvoer in een rivier, die de Schelde wordt genoemd; zo kwam hij bij een kasteel van de hertog van Leuven (Brabant), dat Antwerpen heet". Tegen het einde van de 12e eeuw wordt de naam Renus (Rin) nog gebruikt voor een rivier, die beslist niet de Rijn kan zijn geweest. Mela schrijft "Brittannia ligt recht tegenover de mondingen van de renus" (Chorographia III, 50). Plinius (Naturalis Historia, IV,90) gebruikt het woord Scaldis voor de renus, een keltisch woord voor "scheiding". Verschillende klassieke auteurs (Servius, Tacitus) beschrijven dat de renus de scheiding was tussen de Romeinen en de barbaren. Het oud-ierse 'scailid' betekent 'scheiden'. De Oud-engelse naam voor de Schelde is 'sceald'. Etymologisch gelijk aan 'skild' of 'skeld' wat 'afscheiden' betekent. Ook het Nederlandse 'schild' heeft die betekenis van scheiding, in dit geval tussen verdediger en aanvaller. Tacitus noemt de Rhenus in verband met Gallia, met de Batavi (Béthune), met de Chatti (Katsberg), met de Oceaan (Atlantische Oceaan), met de Canninefates (Genech), met de Fresones (Frans-Vlaanderen), met de Tungri (Douai), met Novaesium Feignies), met Gelduba (Elouges), met Mogontiacum (Mainvillers), met Bonna (Ohain), met Agrippina (Avesnes-sur-Helpe), met de Cugerni (Quaregnon), met de Ubii (Aubigny-en-Artois), met de Tencteri (Ennetières), “die door de Renus (Schelde) van de Agrippinenses (Avesnessur-Helpe) gescheiden worden” , met de Treveri (Trier), met de Bructeri (Broxeele) en met de Mosa (Maas). Ergo: Tacitus en de andere klassieke schrijvers hebben de Duitse en Nederlandse Rijn niet eens aangeraakt, om te zwijgen van beschreven. Dus staan Nederland en Duitsland wat bij elkaar te fantaseren met hun "limes Germanicus langs de Renus”. Zie "Historiae" (I, 51; II, 32; IV, 12, 16, 22, 24 - 26, 55, 59, 64, 73; V, 14, 17 - 19, 23, 24), die geheel handelen over de opstanden in Gallia en Germania van 68 - 70 na Chr. Plaats je dit in de traditionele opvattingen dat past de Renus niet bij de Tungri (Tongeren?), niet bij de Treveri (Trier?), niet bij de Chatti (Kassel?), niet bij de Fresones (Friesland?) en niet bij Gallia.
Volgens Caesar in zijn De BelloGallico belandde hij in Gallia aan de oevers van een hem onbekende rivier die hij "renus" noemde, naar precedent een grensrivier van voldoende sterkte om volken gescheiden te houden. In Italië bestond nl. al een "renus", de Reno, een zijrivier van de Po, beschreven door Plinius de Oude (Naturalis Historia 3,16, 20 par.118). Het blijkt heel duidelijk dat "renus" een soortnaam is en niet de eigennaam van een rivier. Verder bewijs van deze stelling vindt men bij de Geograaf van Ravenna die in IV, 24 spreekt over Francia Rinensis, dat is Francia aan de Renus = proto-Schelde met de daaraan gelegen steden (die niet in Nederland of Duitsland te vinden zijn) en in IV, 26 over een andere Renus schrijft met daaraan gelegen de (latere) Duitse steden. Als we ondanks die citaten toch van de Renus exclusief de Duits/Nederlands Rijn willen maken, moeten we inzien dat het waanzin is om Julius Caesar zijn westelijke trek naar de Oceaan te laten onderbreken door hem honderden kilometers oostwaarts naar - om hem de Vogezen te besparen - te laten trekken, daar een houten(!) brug te slaan om die Suevi eens mores te leren - van hen is nooit enig teken ten oosten van de Rijn gevonden - die brug later weer af te breken en dat zelfde later nog eens te herhalen. Maar het wordt toch maar rustig zo in alle standaardwerken gepresenteerd. De Romeinen kenden de Renus als een 467 km lange rivier die in de Fons Rheni nabij Langres ontsprong. De Rhein/Rijn is met 1230 km meer dan 2.5x zo lang! Waarom kan men niet inzien dat de mensen ter plekke het over een heel andere rivier hadden dan wat moderne historici ervan gemaakt hebben? Om nog maar te zwijgen van Strabo die de Renus beschreef als uitmondende aan de kunst van de Oceaan vanwaar hij Britannia kon zien. Caesar stelt dat de mondingen van de Renus zich al ver in het binnenland spreiden naar de Oceaan. Hij doelt hier op een brede zeebaai, wat bij St.Omer toen ook zo was (zie kaartje van La Morinie Ancienne). Immers Caesar koos op die kust een binnenhaven, de portus Itius, met een capaciteit voor 800 schepen voor zijn invasie op Engeland. De Portus Itius laag aan de kust van Het Kanaal, bij het land van de Menapii en Batavi. Dan kan er absoluut geen sprake zijn van Katwijk in Holland of de Betuwe. Tacitus schrijft dat de Attrebates op de oevers van de Renus vertoeven (Germania 28, 14). De Attrebates woonden te Arras/Atrecht. Daar is op geen enkele wijze de Rijn van te maken, wel de Schelde als je het gehele stroomgebied ervan neemt. Nog in de 9e eeuw is sprake van de Renus in Frans-Vlaanderen. Een akte van Karel de Kale uit 877 bevestigt de bezittingen aan St.Bertinusabdij te St.-Omer "a Casello trans Renum" dat zeker niet te Kassei over de Rijn in Duitsland kan betekenen, maar te Cassel in Frans-Vlaanderen over de Rene-arm of rene-water. Men heeft in het verleden (in de zestiende tot eenentwintigste eeuw), met behulp van de citaten van Julius Caesar en anderen, geprobeerd deze toe te passen op Duitsland en een relatie proberen leggen met Keulen, Trier, de Moezelvallei, Jülich, Koblenz, Andernach enz. Dat is tot heden volledig mislukt. Met De Bello Gallico in de hand is het onmogelijk om de Renus met de Rijn te vereenzelvigen. ![]() Deze en andere gegevens (zie De Ware Kijk Op deel 2 vanaf p. 575) zijn niet op de Rijn en Maas toepasbaar. Dat is ook geen enkele historicus ooit gelukt om het wel toepasbaar te verklaren in Nederland of Duitsland. Vandaar dat er regelmatig ook gesproken wordt van 'tekstvervalsingen', 'onduidelijkheden' of dat historici de bronnen 'onzeker' noemen. Zie bij A.W.Byvanck en W.A.van Es De grootste en meest ingrijpende fout in de historische geografie is de toepassing van de naam 'Renus' op de Duits/Nederlandse Rijn geweest. Daarmee werden alle historische feiten vanaf Julius Caesar die zich in werkelijkheid in Noord-Frankrijk hebben voorgedaan, verkeerd op Duitsland toegepast. In de historische geografie wordt de Renus wel eens aangeduid als 'het Renus-probleem'. Past men echter de klassieke teksten op de meest directe geografische wijze toe, dan is er van een probleem geen enkele sprake en zijn de historische mythen in één klap opgelost. De Limes in Nederland? Dick Gagel (Aberdeen, Schotland) protesteerde bij het RCE te Amersfoort tegen het plaatsen van de Limes in Nederland op de erfgoedlijst van de UNESCO. Lees meer over de voordracht bij de Unesco Dat de Rijn de noordelijkste grens van het Romeinse Rijk zou zijn is dan wel gemeengoed geworden, maar historisch gezien volkomen onjuist. Het is niet zo gemakkelijk, zelfs onmogelijk om iets dat over eeuwen heen is ingeburgerd, te ontzenuwen. Maar toch - het is volslagen onzin. Het antwoord op het schrijven van Dick kwam van Cees van Rooijen, Accounthouder Limes, en was een beetje magertjes: "Bij deze wil ik u bedanken voor uw reactie d.d .15 september op het artikel over de voorbereidingen voor de nominatie van de Romeinse Limes in ons tijdschrift. Te uwer informatie, wij houden ons bij de Romeinse Limes aan de gangbare, wetenschappelijke zienswijze". Ook hier werd weer niet ingegaan op de argumenten, maar hield men het bij de oude onbewezen opvatting, die dan wel 'wetenschappelijk' wordt genoemd, maar in feite slechts de eenmaal aanvaarde traditie inhoudt. Er is namelijk geen enkel wetenschappelijk bewijs voor de juiistheid ervan geleverd. Wetenschappelijk? Het Bronnenboek van Nijmegen wordt ook 'wetenschapppelijk' genoemd, maar is dat allerminst. Zie bij wetenschap. Voor wetenschappelijk geldt nog steeds het gezegde: "Ook al zijn alle geleerden het met elkaar eens, dan hoeven ze nog geen gelijk te hebben". In pago Rienensium (of Renensium) (692), in Rien (868), in pago Rien (974) was de gouw aan de Schelde. De oudste vormen Rien wijzen erop dat de vocaal -e- in Renus een zogenaamde -ej- is. In leenwoorden uit het Latijn of Frans ligt de tweetoppige êê hieraan ten grondslag. Deze heeft een heterogene oorsprong en valt samen met de -ii-, wat later in de schrijf- en in de spreektaal de lange -ij- werd, maar in feite een lange -ie- moet zijn. LET OP: de tweede -i- in -ii-, de -j- in -ij- en de -e- in -ie- geven aan dat de letter ervoor een lange klinker is. Vergelijk ook namen als -laer, dat uitgesproken dient te worden als -laar. De lange -ij- is feitelijk een dubbele -ii-, uitgesproken als -ie-, maar in het middelnederlands (oud-nederlands) ook geschreven als -ii-. Deze dubbele -ii-, ook geschreven als -i-j-, is nadien (feitelijk foutief) de lange -ij genoemd. Men had dit de lange -ie moeten noemen, zoals de -y- een ie-grec (Griekse ie) heet. Het woord -rien- verschijnt ook in plaatsnamen als Rindern, Rinharim, maar ook in het nederlandstalige Riemen, dat in het Frans Reims is en waar de -ie- veranderde in -ei-. In relictwoorden uit de subtraattaal ontwikkelde de -ie- zich vaker tot een -ei-. Vergelijk daarmee het later ontstaan van de naam Rijn, voortgekomen uit Rien en Renus. De naam Rijn (met lange -ij-) is pas ontstaan na de 16e eeuw. De naam van de rivier de Rijn zou men dus moeten uitspreken als R-i-i-n, ofwel Rien, wat de oorspronkelijke uitspraak geweest zal zijn. Vergelijk het Franse Paris (Parie) met het Nederlandse Parijs: -ie werd -ij-. Ook Lille en Rijsel is zo'n voorbeeld van verandering van -ie in -ij. Vergelijk daarmee ook andere taalkundige ontwikkelingen zoals in 'kiekje' en 'kieken' waaruit het woord kijken is ontstaan. In enkele dialecten is het nog steeds 'kieken' voor kijken. Ook hier is de lange -ij- van oorsprong een lange -ie-. Zie ook het ontstaan en de discussie rondom de Y en IJ De naam van de rivier de Rijn is een typisch voorbeeld van de het hergebruik van namen, net zoals die van de Elbe (Albis), Weser (Wisera), Lippe (Lippia), IJssel (Isla), Maas (Mosa) en Eems (Amisia). Voor meer en andere voorbeelden zie: de Deplacements Historiques. Een vergelijkbare taalkundige ontwikkeling als bij Rijn ziet men bij andere woorden met een lange -ij-, zoals 'wijk' en 'dijk". Het woord 'wijk' is afkomstig van 'vicus' (de -i- uitgesproken als -ie), later als wiic en wic geschreven, waarbij de -ii- of -i- een lange -ie was. Vergelijk plaatsnamen als Audruicq [oo-dre-wiik] en Wiic bij Duerstede, waarbij de -ij- uitgesproken wordt/moet worden als een -ie-. Het woord 'dijk' is etymologisch afgeleid van 'dik' en in het middelnederlands geschreven als 'diic', dat onder invloed van het Frans geschreven wordt als 'digue' (spreek uit als 'diek'). Het woord dijk is afkomstig uit Frankrijk en niet -wat doorgaans beweerd wordt- andersom. In Frans-Vlaanderen komt het woord 'diic', 'dicq' en 'dyck' al in geschreven bronnen voor in de 8e eeuw, voordat er in Nederland ook maar één dijk was aangelegd. Denk aan namen als 'Meldicq', 'Snaekedyck', 'Boudyck' of 'Moldyck' die daar voorkomen en waar ook andere waternamen bestaan als 'watergang' en 'becque' (waarvan het 'Nederlandse' woord 'beek' afkomstig is). Deze woorden lijken Nederlands, maar zijn afkomstig uit Frans-Vlaanderen, dat tot 1713 een deel van de Verenigde Nederlanden was en waar het Nederlands nog steeds gesproken wordt (voornamelijk door ouderen). De eerste dijken werden in Zeeland ook aangelegd door monniken uit St.Omaars, die ook als eersten Zeeland ontgonnen. Zie ook bij de naam Holland in Frans-Vlaanderen. Een ander voorbeeld van de veranderde uitspraak en schrijfwijze is de bij, geschreven met -i-j-, maar in Brabant en Vlaanderen uitgesproken als b-ie. Het woord 'bienkorf' gebruikt men ook vandaag de dag nog. Ook hier is de uitspraak een -ie-, welke in de schrijftaal vervangen wordt door de -ij-. Een hele reeks woorden met een -ij-, voorafgegaan of gevolgd door een (lip-)medeklinker worden in het dialect uitgesproken als -ie-: ijzer (ieser), pijp (piep), rijk (riek), pijn (pien), krijgen (kriegen), wijf (wief), vijf (vief), wrijven (vrieven) enz. Ook in plaatsnamen ziet men dit zoals in Nijkerk (Niekark). Nijmegen-Nimwegen. De naam van de stad Nijmegen zelf is een volgend voorbeeld van hetzelfde probleem. De oudste vorm was Nymegen, uitgesproken als Niemegen. De schijfwijzen van de y of de lange -ij- is in de uitspraak dus hetzelfde als de -ii-. De uitspraak als een -ie- blijkt ook uit het Franse Nimègue en het Duitse Nimwegen, waarin de -ie- behouden is in de uitspraak. Ook dialectisch wordt Nijmegen er nog steeds uitgesproken als Niemeugen. Aan de schrijfwijze van het woord Rijn, met een lange -ij-, kan men dus zien dat de naam pas is ontstaan nadat de -ij- is ontstaan uit de -ii-. En dat gebeurde pas ver na de 15e eeuw, op het moment dat de mythen ontstonden. (Zie Genootschap Onze taal: oorsprong van de lange -ij.) De visie van Albert Delahaye. De Renus was de Schelde. Het stroomgebied van de Schelde was in de Romeinde tijd en de vroege middeleeuwen anders dan nu. Het in de tijd van de Duinkerkse transgressies overstroomde "Pays-Bas " in Noord-Frankrijk, was het meandergebied van de Schelde. De klassieke schrijvers geven die veranderende loop van de Schelde o.a. aan door het aantal mondingen te vermelden: de ene noemt er twee, een ander drie. Ze hebben beiden gelijk gehad in hun tijd. In 'La Revue du Nord' (1980) is sprake van 'les marais de Saint-Omer'. De rivier die daar doorheen stroomde naar het noorden had verschillende namen: Nardstroom, Oude Aa en Reninge. Een rivier in de buurt heette Moerlake en vlak daarbij heette een andere rivier Lek. Lake is een Middelnederlands woord voor waterloop en Lek heeft een homoniem gekregen in Nederland. Zoekt men de plaatsen die door de klassieke schrijvers aan de renus worden genoemd, dan komt men steeds in de streek van de Schelde uit. Veel van die plaatsen zijn aan de Nederlands/Duitse Rijn/Rhein onvindbaar. Men dient wel opmerkzaam te blijven op de Deplacements Historiques, waarbij gedoubleerde plaatsnamen op de nieuwe plaats geografisch merkwaardig overeen kunnen komen met de oorspronkelijke plaats. Van een plaats als Riswic [r-ie-s-w-ie-k] bestaan meerdere locaties. Wat weten we nu feitelijk echt? ![]() "waar men op Engeland uitziet" |
renus, Rhin, is een keltische naam, die waterloop of stroom betekent. Het heeft dezelfde betekenis als het woord "Rin", beek, een naam die in Boulogne en Normandië meermalen voorkomt. Andere voorbeelden van deze naam met eenzelfde betekenis, naast de Reno in Italië, zijn in Frankrijk: Reins of Rhins en Renaison (departement Loire), Rinsonnet (bij Roanne), Le Rhénot en de Rhoin of Rains en Reins (Cote d'Or), Renon (Sarthe), Renne (Haut-Marne), Reigne (Haut-Saône), en de lacs de Rino (Corsica). De Cours-du-Rhoin (Cote-d'Or: Rains en Reins XIIIe eeuw)) wordt in direct verband gebracht met renus. (Bron: A.Dauzat) |
![]() In Rinxent zijn vanouds marmergroeven, tegenwoordig in dagbouw, eertijds in grotten.
| |