De historische geografie van de lage landen.
Terug naar de beginpagina. Naar het overzicht in het kort.

Romeinse vindplaatsen in Midden-Nederland.

Archeologienet

Op de internet site van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB). vinden we in het rivierengebied de volgende vindplaatsen vermeld:
  1. Valkenburg: een Romeins fort.
  2. Leidschendam: een Romeins kanaal achter de duinen.
  3. Zwammerdam: een Romeins fort en een scheepskerkhof.
  4. Vechten: een Romeins fort in de Hollandse Waterlinie.
  5. Het Domplein in Utrecht: de kraamkamer van de kerstening.
  6. Elst: een Romeinse tempel.
  7. Arnhem-Meinerswijk: een Romeins fort langs de Rijn.
  8. Nijmegen: een Romeins legioenskamp op de Hunerberg.
  9. Malden: een wachtpost uit de laat-Romeinse tijd.
Totaal vier Romeinse forten, één legioensplaats, één wachtpost, een tempel, een kanaal (de gracht van Corbulo) en de "kraamkamer"(?) van de kerstening. Slechts twee plaatsen liggen in de Betuwe. Zowel de ligging, de grootte (Zwammerdam was feitelijk een wachtpost of een villa en geen fort) en het aantal komt totaal niet overeen met de 17 genoemde plaatsen in de Patavia op de Peutingerkaart.
De determinatie dat hier "de Patavia van de Peutingerkaart" lag, vindt ook geen enkele bevestiging in dit rijtje vindplaatsen.

De teksten in de kolommen zijn letterlijke citaten uit de onderhavige literatuur. De conclusies zijn duidelijk.
Nieuw archeologisch onderzoek zet de traditie op haar kop!
De Rijn was geen verdedigingsgrens tegen invallen van Germaanse volkeren, maar slechts een bewaakte transportroute!
Zie ARCHEObrief.


Gentse professor in de Romeinse archeologie bewijst het gelijk van Albert Delahaye.
Prof. Hugo Thoen: "Ik zoek al vijftig jaar naar bewijzen van Caesars aanwezigheid in België, maar heb nooit iets gevonden."

Als Julius Caesar nooit in België is geweest, dan is hij zeker ook nooit in Nederland geweest.

Alles in de Romeinse geschiedenis van Nederland en België wat van de foutieve veronderstelling is afgeleid dat Caesar tot in onze streken is geweest, zal herschreven moeten worden.


De visie van Albert Delahaye.

Het grote misverstand is dat Albert Delahaye Romeins Nederland naar Frankrijk wil verplaatsen. Dat wordt gesteld door historici die de kern van het probleem niet begrepen hebben. Romeins Nederland wordt door Delahaye beslist niet ontkend. Wel wenst hij de naamkaartjes die op Romeins Nederland zijn geplakt eraf te halen. Die naamkaartjes horen thuis in Frankrijk.

Het is aangetoond dat de Romeinse renus niet de Rijn was, dat het eiland van de Bataven in Gallia lag, dat de Peutingerkaart een falsum is en er niets mee te bewijzen valt, dat de transgressies wel degelijk bestaan hebben en dat de moderne archeologie gebaseerd is op oude opvattingen.

In historisch Nederland heeft men slechts één bewijs voor haar gelijk: de Peutingerkaart. Daarvan is momenteel toch wel aangetoond dat het een falsum uit de 16e eeuw is. Op de Peutingerkaart staan alleen maar de belangrijkste plaatsen. Daar horen die wachttorens langs de Rijn zeker niet bij. Bijna alle plaatsen die op de Peutingerkaart in de Patavia liggen dat toch de Betuwe was, liggen in Nederland helemaal niet in de Betuwe. Noviomagi zijnde Nijmegen ligt aan de verkeerde kant van de Patavus dat de Waal zou zijn. Aan de overkant van de Waal liggen onmiskenbaar Franse Plaatsen, zoals Bavay. Van de vermeende Romeinse wegen zijn in westelijk Nederland slechts enkele stukken teruggevonden en als men al een stukje weg vindt is het nog maar de vraag of het wel een weg van die Peutingerkaart is of misschien een lang bestaande inlandse weg. Ten oosten van Vechten is geen enkel stuk of stukje van de vermeende Romeinse wegen teruggevonden. Zie daarvoor Archeobrief 1, maart 2011: de Romeinse wegen in Nederland, door Paul van der Heijden.

Verder vond Delahaye dat de kanalen van Drusus en Corbulo nooit in Nederland gelegen kunnen hebben. Daarin werd hij bevestigd o.a. doordat het kanaal van Drusus aangelegd zou zijn ver voordat er ook maar één Romein in Nederland was geweest en Drusus het toch duidelijk heeft over Boulogne-sur-Mer en Itium heeft waar zijn kanaal gelegen moet hebben. Ook het kanaal van Corbulo ligt in Nederland op een onlogische, zelfs onmogelijke plaats. Het kan nooit de huidige Vliet geweest zijn, al was het maar omdat het waterniveau in de Romeinse tijd veel lager was.

Het is de fabel der fabels geweest, de " limes Germanicus" aan de Nederlands/Duitsee Rijn vast te knopen. De opvatting dat de Rijn deze rol van grens tussen Germanie en Gallie zou hebben gehad, wordt juist door de taalgrens ten stelligste weersproken. De Rijn is er bij de afbakening van de taalgebieden totaal niet aan te pas is gekomen, zelfs niet in Elzas-Lotharingen waar de taalgrens ver ten westen van de Rijn loopt.
Delahaye aanvaarde ook dat na het midden van de 3e eeuw Nijmegen en Xanten hebben gefungeerd als voorposten van de " limes germanicus" , die toen ver naar het zuiden was teruggetrokken, terwijl in het tussenliggende gebied tot Keulen geen sprake meer was van een Romeinse bezetting.

In De Ware Kijk Op deel 1 schetst Delahaye duidelijk zijn visie: Er dient een diepgaand onderzoek te worden ingesteld, op welke tijd men (ja men, want de stad Keulen heeft dit niet gedaan!) Keulen als Colonia Agripina is gaan beschouwen. In de tijd van Gregorius van Tours (ca. 530 - 590) was dit nog beslist niet het geval. Maar verreweg de grootste verdienste van deze nieuwe rekonstruktie is, dat zij een definitief einde maakt aan het gedaas over de " limes germanicus" in het midden van Nederland en verder langs de Rijn, daardie limes liep van boven Boulogne met een bocht naar Straatsburg. Noch in de eerste, noch in de vierde eeuw heeft het midden van Nederland de grens van het romeins rijk gevormd. De romeinse bezetting van ons land was er een van exploratie en expansie, voor de Romeinen zo onbelangrijk dat zij niet eens erover geschreven hebben. Nederland was de Agri Decumates van Tacitus.
Dit beeld van onbelangrijk werd al geconstateerd door W.A. van Es en A.W.Bijvanck die al beschreven dat Romeins Nederland nooit iets heeft voorgesteld en dat van een drieiging van Germaanse stammen nooit sprake is geweest. Ook tegenwoordige historici bevestigen dit beeld door te stellen dat de Rijn geen verdedigingsgrens tegen invallen van Germaanse volkeren was, maar slechts een bewaakte transportroute!



De Peutingerkaart wordt altijd als het ultieme (en enige) bewijs opgevoerd om Romeins Nederland mee te bewijzen.

Ondanks de vele fouten en andere onzekerheden blijven de historici de Peutingerkaart gebruiken voor de legitimatie van de Nederlandse opvattingen. Met een vals bewijs valt feitelijk niets te bewijzen, wat men in Nederland steevast wel probeert. Met de kaart van Buchelius uit 1643 (zie hiernaast) kun je toch ook niet bewijzen dat de Bataven in de Betuwe verbleven?

De vraag of de Peutingerkaart betrekking heeft op het Nederlandse rivierengebied is altijd aan twijfel onderhevig geweest.
Nadat eind 19e eeuw voor het eerst een deel van de kaart -overigens geheel foutief- op enkele plaatsen in Nederland was vastgepind, hebben meerdere interpretaties de revue gepasseerd. In de loop van decennia ontstond langzaam een vastere traditie, waarbij de geopperde mogelijkheden van de ene historicus de waarheid werden van een volgende. De zo ontstane traditie was uitgangspunt in het boek "De Romeinen in Nederland" waarbij archeoloog W.A. van Es een poging deed de archeologie aan de beschreven geschiedenis te koppelen. Bestudering van dit boek kan slecht tot één conclusie leiden: de Peutingerkaart heeft geen betrekking op Romeins Nederland.
Bestudering van uiteenzettingen van andere historici en archeologen leidt tot een opvallende overeenkomst met de voorgaande conclusie: nergens is ooit aangetoond met een vaststaand bewijs dat op de Peutingerkaart een gedeelte van het Nederlandse rivierengebied zou staan. Alle Romeinse plaatsnamen afkomstig van de Peutingerkaart en die op vindplaatsen van Romeins in Nederland zijn geplakt, zijn dan ook onjuist.
De Peutingerkaart is wat dat betreft duidelijk genoeg.

Zoeken naar namen en plaatsen.
Vanaf het moment dat men zich realiseerde dat Nederland een Romeins verleden had, is er geprobeerd om historische namen en gebeurtenissen met huidige plaatsnamen en streken te verbinden. Dat leverde interessante discussies op, die voortduren tot op de dag van vandaag. Want in feite is het niet absoluut zeker dat de plaatsen waaraan in de vorige hoofdstukken (van dit boek, red.) zo stellig een Romeinse naam is gegeven, ook werkelijk zo heetten. Bron: E.v.Ginkel & L.Verhart.

Vondsten van Romeinse relicten in Scandinavië bewijzen toch niet dat de Romeinen daar geweest zijn? Net zo min bewijzen Romeinse relicten in Nederland dat die door Romeinen zijn achtergelaten.

Reisboek voor Romeins Nederland en België.

In dit boek worden de bekende vindplaatsen van Romeinse overblijfselen beschreven. We bespreken hieronder alleen de Romeinse vindplaatsen in het Nederlandse rivierengebied. Zeeland, Limburg en België worden hier buiten beschouwing gelaten.


Nummer op het kaartje.Romeinse plaatsnaamWat is er werkelijk gevonden? Conclusie.
1. Ermelo: marskamp op de VeluweOnbekend: staat niet op de Peutingerkaart.In 1923 door J.H.Holwerda gevonden overblijfselen van wallen en grachten werden geïnterpreteerd als een marskamp. Afwezigheid van paalgaten (palisaden) wijst op een tijdelijk onderkomen. Welke rol het kamp had blijft vooralsnog duister. Het kamp kan nauwelijks gezien worden als een uitvalsbasis voor verdere veroveringen. Op grond van aangetroffen aardewerk is het kamp gedateerd op 2e of 3e eeuw. Nergens is aangetoond dat het ook werkelijk een Romeins kamp geweest is, het wordt aangenomen. Het kamp voldoet niet aan vergelijkbare kampen die binnen het Romeinse rijk met name in Engeland gevonden zijn. De vorm van het kamp die afwijkt van wat de Romeinen als standaard hanteerden, kan ook "afgekeken" zijn van de Romeinen (visie van o.a. Mildenberger: dat zijn visie geen bijval vond is geen argument om deze af te wijzen). Bovendien ligt het kamp op minstens 2 dagmarsen buiten de in 47 n.Chr. vastgestelde Romeinse Rijksgrens. Waar verbleven de Romeinen dan na de eerste marsdag? Dat kamp dat er beslist geweest moet zijn, is nooit gevonden. Aardewerk op zich bewijst niets, het is immers ook handelswaar en kan door iedereen daar achtergelaten zijn.
2. DodewaardOnbekend: staat niet op de Peutingerkaart.Grafsteen. Hoe deze in Dodewaard verzeild is geraakt is onbekend. Grafstenen vergelijkbaar met die van Dodewaard zijn ook elders in de Rijnstreek van Nederland en Duitsland aangetroffen.
Men heeft ooit Dodewaard als het Ad Duodecimum van de Peutingerkaart beschouwd, een opvatting die tegenwoordig door niemand meer als serieus wordt beschouwd.
Globale datering ten tijde van keizer Trajanus (98-117), wegens het gebruik van de naam Trajanus op de inscriptie van de steen.
3. ElstOnbekend:staat niet op de Peutingerkaart.Twee opeenvolgende Romeinse tempels uit de eerste eeuw. Wie er vereerd werd is ook onbekend. De tempels waren gebouwd door of met hulp van de Romeinen. De voor de tempel gebruikte bouwsteen was afkomstig uit het Rijn-Moezelgebied. De tempels verloren in de 3de eeuw hun functie. In die periode werd de Romeinse grensverdediging in midden-Nederland opgeheven [wegens toenemende transgressies: red.]. Op de plaats van de tempel verrees mogelijk reeds in de 8e (?) eeuw een éénbeukig zaalkerkje. In de 10de eeuw is de pre-romaanse kerk vergroot en vernieuwd. De tempels kunnen dus net zo goed gebouwd zijn door Romeinse ex-legionairs of door de inheemse bevolking naar voorbeeld van Romeinse tempels. De gevonden brandvlekken tussen tempel 1 en 2, worden zonder verder onderzoek meteen toegeschreven aan de opstand van de Bataven.
4/5. Nijmegen Noviomagus (?) op de PeutingerkaartIn Nijmegen zijn sporen van een amfitheater en een vesting aangetroffen. Tijdens de regering van keizer Augustus (27 v.-14 n.Chr) bouwden de Romeinen in Nijmegen (redactie: in welk jaar is niet bekend, dus geen bewezen feit) een eerste legerplaats (opp.42 ha.: capaciteit 2 legioenen, ca.12000 man) op de Hunerberg. Na de dood van Augustus raakte de legerplaats in onbruik. In 70 n.Chr. (ten tijde van keizer Vespasianus: 69-79) werd een vesting (ca. 23 ha.) voor één legioen aangelegd en vormde waarschijnlijk de verblijfplaats van Legio II Adiutrix in de winter van 70-71. De derde bekende legerplaats (ca. 29 ha) werd waarschijnlijk gebouwd in 71 n.Chr. Omstreeks 80 n.Chr werd deze verkleind tot 15 ha. Omstreeks het jaar 105 is het Tiende Legioen naar de Donaulanden overgeplaatst. In de periode tussen 88 en 105 n.Chr. is de laatste versterking opgetrokken in steen. Deze legerplaats is in de 2e eeuw nog lang door verschillende kleine eenheden o.m. van het 9e en 30ste legioen gebruikt. De gedachten gaan dat de legerplaats rond het jaar 172 n. Chr. is afgebroken.De plaatsnaam Noviomagus is een achterafse latinisatie van Nijmegen. De naam (Ulpia) Noviomagus is in Nijmegen nergens ooit aangetroffen, deze is afkomstig van een gedenksteen gevonden in Zuid-Duitsland [die vanwege de vermelding van een Bataaf op die steen, naar Nijmegen is getransponeerd: red.].
6. HeumenStaat niet op de Peutingerkaart.Er zijn in Malden/Heumesoord/Rauwschans overblijfselen van een laat-Romeinse wachtpost gevonden. In 1927 ontdekt en gedeeltelijk onderzocht door J.H.Holwerda (1931/32) en J.E.Bogaers (1973). Vermoedelijk gelegen langs de Romeinse weg die van Nijmegen via Cuijk langs de Maas zuidwaarts liep. Het maakte deel uit van het verdedigingssysteem, dat in de 4e eeuw in het noord-westen van het Romeinse rijk werd opgericht om het gezag te herstellen. Uit dezelfde periode dateert het eveneens aan de weg Nijmegen - Tongeren gelegen castellum te Cuijk.In de Nederlandse interpretatie van de Peutingerkaat lag Cuijk aan de weg van Nijmegen naar Blerick - Tongeren - Heerlen - Gulich- Keulen [Maastricht wordt hier niet genoemd. De vraag is dan ook of deze weg wel via Tongeren en Heerlen liep, aangezien Maastricht een belangrijkere Romeinse plaats -oversteekplaats over de Maas- was dan beide anderen].
7/8/9/10. Utrecht Trajectum, staat niet op de Peutingerkaart.Onder het Domplein zijn de resten van een castellum opgegraven. Deze Romeinse vesting deed dienst van 47 - 260 na Chr. als militair steunpunt en heeft 5 perioden gekend. Van het opgegraven Romeinse castellum is door C.W. Vollgraff aantoond dat de plaats Albiobola heette. De plaatsnaam Trajectum is een achterafse latinisatie van Utrecht [dat afgeleid is van Uit-rek, landaanwinst: red.].
11. Katwijk aan ZeeHet fort Brittenburg staat niet op de Peutingerkaart.Ca. 500 meter uit de kust op een diepte van 6 m. ligt het fort Brittenburg. De conclusie dat de Brittenburg een Romeins grensfort was en deel uitmaakte van de Romeinse Limes is algemeen. Of het toendertijd de vorm bezat die wij nu algemeen kennen is aan twijfel onderhevig. De uitspringende halfronde torens zijn in dergelijke castella onbekend en dateren pas uit de 4e eeuw of later en dan is de Brittenburg zeker niet Romeins. Acceptabel lijkt daarom dat de ommuring met zijn halfronde en op twee hoeken dubbele uitspringende torens niet thuis hoort in de midden-Romeinse periode, maar als versterking is gebouwd in een latere periode, echter met gebruikmaking van de steen van het ter plaatse in de 2de/3de eeuw aanwezige Romeinse castellum.Met de ligging van de Britenburg wordt aangetoond dat de zeespiegel in de Romeinse periode zeker 5 meter lager lag. Trek die lagere waterstand door in de rest van Nederland en de Zuiderzee wordt vele malen kleiner. Ook het peil van de rivieren daalt met 5 á 6 meter, ofwel veel rivieren vallen droog. {Dit wordt tevens bevestigd in Nijmegen waar Romeinse overblijfselen gevonden zijn in de Waal op een diepte van -alweer die- 5 á 6 meter: red.]
12. ValkenburgPraetorium Agrippinae Castellum Valkenburg dateert van vermoedelijk 40 na.Chr. en heeft bestaan uit 6 of 7 perioden. Van de laatste periode die dateert van omstreekt 178 n. Chr. waren enkele gedeelten in tufsteen opgetrokken. Het castellum lag niet direct aan de Oude Rijn. Het 1200 meter naar het zuid-oosten gelegen terrein van De Woerd lag wel direct aan de Oude Rijn. Hier lag ca. 50 n.Chr. een haven die zich in de 2e eeuw geleidelijk ontwikkelde tot een uitgestrekte nederzetting (vicus). Twee aparte en verschillende Romeinse locaties (castellum en vicus) op zo'n korte afstand van elkaar, komt niet overeen met de gegevens van de Peutingerkaart. Bovendien komt het vignet -badplaats met (warme) bronnen- niet overeen met de gevonden overblijfselen. De verschillende perioden spreekt een continuïteit in bewoning/bezetting tegen.
13. ZwammerdamNigrum Pullum.Castellum met een oppervlakte van ca. 1 ha. is het kleinst bekende fort langs de Romeinse grens. Van de 3 geconstateerde perioden was alleen de laatste (ca.180- ca.230) gedeeltelijk opgetrokken in steen waarvan de principia (hoofdgebouw) naar verhouding erg groot was. Vondsten zijn aardewerk, munten, schildknop en gereedschap.Er is alles voor te zeggen dat het hier helemaal niet ging om een castellum, maar een Romeinse villa.
14. Voorburg / ArentsburgDe plaats van het Municipium Aelium Cananefatium.In het park Arentsburg staat een bord, waarop de volgende tekst te lezen is: "Classibus hinc scaldim Romanus et ostia Rheni quae boream spectant imperio tenuit, condidit atque archem, cujus de sede docemur nomine quod 'Voorburg', pagus amoenus habet. ±80- ±120 na Chr."
Vertaald is dat: 'Van hieruit beheerschte de Romein de Schelde en de monden van den Rijn met zijn schepen, die naar het N.N.O. gelegen zijn. Hij stichtte er ook een burgt, van welks ligging wij onderricht worden door den naam 'Voorburg', dien er een lieflijk dorp heeft.'
Ter plaatse of in de omgeving van het huidige park Arentsburg bevond zich in de Romeinse tijd, gelegen aan de Fossa Corbulonis, een nederzetting die na 70 na Chr. uitgroeide tot het bestuurlijke centrum binnen het woongebied - de Civitas - van de Cananefaten. ln 121 reeds schonk keizer Hadrianus marktrecht aan dit Forum Adriani. Ca.162 werd het met stadsrechten begiftigd en vormde het aldus, evenals Noviomagus, een stad naar Romeins recht, het Municipium A(elium)of A(urelium) Cananefatium.
Door C. J. C. Reuvens en J. H. Holwerda zijn van 1827-1833 en van 1908-1915 gedeelten opgegraven, waarbij Holwerda resten van een later aangebrachte ommuring en gracht aan het licht bracht. Aan de bewoning in deze ca. 12 ha grote stad is omstreeks 260/270 een eind gekomen.
De opgraving in Arentsburg is een typisch voorbeeld van de archeologie verklaren vanuit de geschreven bronnen.
Foro Adriano was geen castellum, maar een vicus -Foro=markt. Hoe men van hieruit toezicht kon houden op de Schelde of de monden van de oostelijke Renus (in de Nederland interpretatie is dat de IJssel) blijft een vraag. Daarmee wordt gewoon aangetoond dat genoemde tekst niet op Voorburg betrekking heeft.
15. Rijswijk.Opgravingsterrein 'De Bult'. Inheems Romeinse nederzetting uit de 1ste-3de eeuw na Chr. gevonden, geen castellum. Er zijn woonkernen vastgesteld met in totaal 23 huizen, enkele graanschuurtjes en wellicht een tempeltje. Bewoond geweest tot rond 270 na Chr. Na de Romeinse tijd is de woonplaats verlaten. De hogere ligging heeft nadien tot nieuwe bewonign geleid. Er is een middeleeuwse boerderij gevonden die rond 1200, toen de polder ontgonnen werd, bewoond is geweest. Hier treft men een duidelijk voorbeeld van de bewoningsgeschiedenis van laag Nederland aan. Na de Romeinse periode die rond 270 eindigde, was er pas na het jaar 1200 weer sprake van enige bewoning. Er is hier dus duidelijk sprake van een gat in de bewoningsgeschiedenis van bijna 10 eeuwen. Dit komt niet overeen met de geschreven bronnen, die dan ook geen betrekking hebben op deze streek.

Totaal een marskamp (Ermelo), een grafsteen (Dodewaard), een tempel (Elst), een legerplaats (Nijmegen), een wachtpost, twee castella (Utrecht, Valkenburg) en klein castellum (Zwammerdam, was feitelijk een wachtpost of een villa), een fort in zee (Brittenburg) en twee nederzettingen (Arentsburgh en Rijswijk). Slecht twee vindplaatsen (Elst en Dodewaard) liggen in de Betuwe. In de traditionele opvatting worden uit dit rijtje slechts 4 plaatsen (Nijmegen, Zwammerdam, Arentsburg en Rijswijk) gedetermineerd met plaatsen op de Peutingerkaart. Zowel de ligging als het aantal komt totaal niet overeen met de 17 genoemde plaatsen in de Patavia op de Peutingerkaart.
De determinatie dat hier "de Patavia van de Peutingerkaart" lag, vindt dan ook geen enkele bevestiging in dit rijtje vindplaatsen.


Het noorden van Gallië in de laat-Romeinse tijd. (Klik op de kaart voor een vergroting).
Deze kaart bevestigt de visie van Albert Delahaye op alle punten.

Conclusies

De Romeinse aanwezigheid in Nederland wordt door Albert Delahaye allerminst ontkent; de Romeinen zijn zeker in Nederland geweest. Maar het is een onbewezen en eenvoudig te weerleggen aanname dat de plaatsen van de Peutingerkaart in de Patavia genoemd, op Nederland betrekking zouden hebben.
Nergens wordt een overtuigend bewijs gegeven van het gelijk van de Romeinse traditie zoals die zo graag gehanteerd wordt! Waar al beweringen worden gedaan, worden die nergens bewezen met feitelijke gegevens. Overal schieten de vraagtekens tussen de loze beweringen door. De archeologie in Nederland is duidelijk genoeg!
Terug naar Archeologie: de Romeinen.



Lees het boek "De Ware Kijk Op" voor al deze en andere teksten en oordeel zelf!

Terug naar de beginpagina. Naar het overzicht in het kort.