De historische geografie van de lage landen.
Terug naar de beginpagina.
Het Bronnenboek van Nijmegen weerlegt de Karolingische geschiedenis van Nederland.
Naar het overzicht in het kort.



Liefst 685 fouten, onjuistheden en tekortkomingen op slechts 230 pagina's in de hoofdstukken 4 t/m 8 van deel 1!

Het Verhaal van Gelderland staat onder redactie van Dolly Verhoeven, Maarten Gubbels en Michel Melenhorst. De auteurs van de voor ons van belang zijnde hoofdstukken 4 t/m 8 in deel 1, zijn Paul van der Heijden, Joep Hendriks, Arjan den Braven, Michel Groothedde en Nico W.Willlemse.

We bespreken uit deel 1 van het Verhaal van Gelderland alleen de hoofdstukken 4 t/m 8, die de kern vormt van de mystificaties van de fundamentele verwarring in het Eerste Millennium.

We gaan bij de besprekingen van de hoofdstukken 4 t/m 8 uit van de letterlijke tekst en plaatsen daar steeds onze opmerkingen bij in rood. Hoofdstuk 1, 2 en 3 worden hier verder niet besproken.

Dat er de nodige twijfel bestaat omtrent de geschiedenis van (in dit geval) Gelderland, blijkt uit wat de auteurs zelf schrijven. Ze zijn daarin wel heel eerlijk. Die twijfel blijkt door het gebruik van woorden als 'mogelijk' (iets blijkt mogelijk te zijn, 'misschien' (was het misschien zo?), 'waarschijnlijk' en 'vermoedelijk', 'kennelijk', 'wellicht' en zinnen zoals: 'archeologen gaan ervan uit', er bestaan 'weinig aanwijzingen' en nog veel meer. Ze weten het dus niet zeker wat ze schrijven. We benoemen die onzekerheid bij elk hoofdstuk.

Ook het woord 'lijkt' komt ruim 100x voor in de teksten van hoofdstuk 4 t/m 8. Die twijfel spreekt ook uit het veelvuldig gebruik van het hulpwerkwoord 'zullen' (zal en zou). Dat komt in de hoofdstukken 4 t/m 8 meer dan 200 keer voor, zoals in zinnen als 'er zullen wel mensen gewoond hebben' en 'de ware toedracht zal ongewis blijven'. Lees je al deze zinnen achter elkaar, dan blijkt er van het Verhaal van Gelderland voor een groot deel geheel onzeker te zijn.

Dat wordt ook beeldend weergegeven in 'De oorsprong van de naam Gelre' (p.352). Het zou een drakenverhaal zijn geweest. Beter is het 'een draak van een verhaal' te noemen. Een spannend verhaal, maar zonder bewijs is het niet meer dan een nieuw ontstane mythe, schrijven de auteurs. Hetzelfde geldt voor meer verhalen in dit boek. Het zijn -zonder bewijs- inderdaad 'draken van verhalen'.

Het Verhaal van Gelderland biedt als het goed is ruimte voor debat en reflectie, schrijft Dolly Verhoeven in de introductie (p.11).

We hebben het verhaal van p.334 (zie in hoofdstuk 8) aan alle auteurs (voor zover te vinden op internet) gestuurd en daarop de volgende reactie gekregen:

Geachte heer Delahaye,
In antwoord op uw emails van 21 juli en 4 oktober jl. kan ik u laten weten dat de hoofdredactie en deelredactie van het Verhaal van Gelderland kennis hebben genomen van uw standpunten. Beide redacties staan geheel en op goede gronden achter het collectief van auteurs dat voor dit project is gevraagd. De redacteurs zijn zich er van bewust dat er een andere kijk op de historie van de vroege middeleeuwen bestaat en zijn van mening dat dit in de kadertekst van p. 334 afdoende tot uiting komt.
Met vriendelijke groet,
Namens de redacties,
Prof. dr. D. Verhoeven.


Op 8 januari werd daar (na een volgende mail van mij) nog aan toegevoegd:
Ik meen u hiermee voldoende antwoord te hebben gegeven. De redacties en auteurs zien af van verdere correspondentie over dit onderwerp. Met vriendelijke groet,
Dolly Verhoeven.

Dit schrijft dus een professor doktor in geschiedenis. Vooral geen discussie over geschiedenis. Verstaat zij dit onder wetenschap? Wetenschap bestaat toch uit discussie? Je zou tijdens die discussie eens kunnen ontdekken dat je het altijd fout hebt gehad? Dat zou wel pijnlijk zijn en pijnlijke situaties wil je toch altijd vermijden!


De vraag blijft dus wanneer dat debat en die reflectie dan plaats gaat vinden? Ik meld me er bij voorbaat al voor aan en doe er graag aan mee. Van enig debat of reflectie is tot heden nog geen enkele sprake geweest! Ik heb ook nog geen uitnodiging ontvangen. Met weet drommelsgoed dat Delahaye gelijk heeft, vandaar dat men een discussie uit de weg gaat. Immers bij slechts een begin van discussie valt men door de mand.
De eerste vraag zal zijn: "Waarom ligt de taalgrens niet langs de Rijn?" En de tweede vraag: "Waar op het vaste land van Europa kan met Engeland zien?"


Naast het Verhaal van Gelderland bespreken we ook Het Valkhof 2000 jaar Geschiedenis (2014), dat qua inhoud erg overeenkomt. Dat kan ook niet anders bij een aantal overeenkomstige redactieleden en auteurs. Lees meer
Het Valkhof 2000 jaar Geschiedenis.

Er zijn ook anderen die twijfelen aan de juistheid en historiciteit van deze uitgave van het Verhaal van Gelderland. Zie daarvoor bijvoorbeeld het commentaar van J.Brouwer samengevat aan het eind van Hoofdstuk 8.


Wat uit de literatuurlijst ook blijkt is dat de auteurs van deze hoofdstukken de bronnen van het betreffende verhaal vaak niet eens gezien hebben. Daarin ontbreken de werken die aan de grondslag liggen van de hele Nijmeegse geschiedenis, zoals de boeken van Johannes Smetius en Joannes in de Betouw, de Stedeatlas van Friedrich Gorissen, maar ook de boeken van prof.dr.R.R.Post en prof.dr.B.H.Stolte en van prof.dr.F.Hugenholtz, de grootste 'verdediger' van Karolingisch Nijmegen. Juist op hun boeken is nog steeds veel geschiedenis van Nijmegen en van Gelderland gebaseerd. Waarom ontbreken deze schrijvers? Geschiedenis blijkt ondanks dat nog steeds te bestaan uit 'naschrijverij' van soms illustere voorgangers. Men heeft hun geschrijf blijkbaar niet eens gecontroleerd op waarheid en mythe. Lees meer over de 'vergeten' 'Nijmeegse auteurs'. Uit deze hele lijst van 19 titels staat alleen het boek van Daniëls in deze literatuurlijst. Hoe zorgvuldig ben je dan geweest bij het nagaan van de bronnen?
Het kwalijke van dit boek over het Verhaal van Gelderland is, dat het weer als bron of 'wetenschappelijk' (?) naslagwerk gehanteerd gaat worden. De hierin voorkomende aannamen, onvolkomenheden en fouten blijven op die manier 'rondzingen'. De opvatting van Jona Lendering is ook hier weer zeker van toepassing. Lendering constateerde dat "honderden misverstanden voortkomen uit het rondpompen van verouderde kennis. Driekwart van deze fouten kwam voor in publicaties van mensen met een doctorstitel".

Zo krijgen we dus nooit kennis van de Ware Kijk Op de geschiedenis, zeker niet zolang de boeken van Albert Delahaye categorisch worden genegeerd. Ook in de literatuurlijst van deze uitgave missen we zijn boeken, terwijl op pagina 334 wel zijn visie wordt genoemd. Geen wonder dat je die visie totaal onjuist weergeeft, als je de boeken van Delahaye niet gelezen hebt. Dan kun je dat ook allemaal niet weten.

Het is ook wetenswaardig waarmee de Radboud Universiteit in Nijmegen zich profileert.

Waar kun je nou beter de geschiedenis induiken dan in Nijmegen, de oudste stad van Nederland? Er bestaat geen enkel bewijs dat Nijmegen de oudste stad van Nederland is! Foei Universiteit! Ze kennen hun eigen geschiedenis niet.
Hier ligt het verleden voor het oprapen. Dat verleden dat 'op te rapen is' begint in Nijmegen in de 11de eeuw met de St.Nicolaaskapel. Van Romeins is sowieso al helemaal niets 'op te rapen'.
Tijdens de opleiding maak je kennis met alle periodes en belangrijke onderwerpen in de geschiedenis en leer je hier kritisch naar te kijken vanuit verschillende perspectieven. Klopt het wat mensen schrijven over bijvoorbeeld de standensamenleving in de middeleeuwen of de economische voorspoed in de 'Gouden Eeuw'? Toevoeging mijnerzijds: "Klopt het wat er over de oudste geschiedenis van Nijmegen geschreven wordt? Kloppen de geschriften van Willem van Berchen en Johannes Smetius?"

Wat betekent het als we het hebben over ‘Europa’? Hoort Turkije daar dan ook bij? Waarom wel of niet, en hoe kun je dat beargumenteren vanuit verschillende bronnen? Met dit soort vragen ga je in de opleiding actief aan de slag.
"Klopt het dat Nijmegen in het eerste Millennium ooit bij Gallia of bij Francia hoorde?" Ga daar allereerst eens mee aan de slag, voordat je je druk maakt over huidig Europa? Het is toch geschiedenis wat je studeert en niet maatschappijleer?

Want Geschiedenis studeren betekent niet dat je alleen luistert naar docenten en passief de stof opneemt en reproduceert. Er is werk aan de winkel! Je moet een vak ‘actief veroveren' en eigen maken. Door schriftelijke opdrachten word je gestimuleerd om zelf kennis en inzicht te verwerven. Dankzij ons kleinschalige onderwijs krijg je direct feedback van je docenten. Zo ontwikkel je geleidelijk de kritische blik die een historicus eigen is.

Zouden ze dat (onderstreepte woorden) in Nijmegen ook weten en vooral ook toepassen?
Van een kritische blik is in de hier genoemde publicaties geen enkele sprake.
Gezien de beschrijvingen in de boeken het Verhaal van Gelderland en Het Valkhof 2000 jaar is er allerminst sprake van een kritische blik. Grosso modo blijkt geschiedenis studeren in Nijmegen slechts te bestaan uit passief de stof opnemen en te reproduceren, hetgeen wij 'naschrijverij' noemen.
Zie hiernaast wat professor doktor Dolly Verhoeven hier zelf over schrijft.
Bekijk ook de nieuwste historische studies en de ellenlange literatuurlijsten. Het bestaat slechts uit 'naschrijverij' van gelijkgestemden.

De literatuurlijst in het Verhaal van Gelderland bestaat uit ruim 900 titels, in Het Valkhof 2000 jaar ruim 500 titels.
Hoezo je vak actief veroveren en je eigen maken? Slechts naschrijverij!


Overigens met dit logo en de naam maakt de Katholieke Universiteit een dubbele miskleun. Het logo refereert aan de lijfspreuk van Karel de Grote die nooit in Nijmegen geweest is en verre van eerzaam en godsvruchtig was. Karel de Grote was een dictator die met het zwaard de bevolking tot het Christendom bekeerde. Radboud wijst op bisschop Radboud uit de 9de eeuw die nooit bisschop in Utrecht geweest. Radboud was een duistere figuur en handlanger en eerste kanselier van koning Zwentibold, maar verloor in 897 zijn positie en de steun van de koning. Hij verloor meteen ook de abdij van Eperlecques die hij als lekenabt bezat. Toen koning Zwentibold in 900 werd vermoord, heeft koning Arnulf zich over Radboud ontfermd en toegelaten dat hij 'bisschop' van Trajectum werd (dat was Tournehem en niet Utrecht!). Het schijnt meer een gedogen te zijn geweest dan een eigen beschikking van de koning. Zijn levenbeschrijver, een kanunnik van Utrecht uit de 14e eeuw, maakte van deze Radboud zomaar een heilige, wat nog een dubbele miskleun was. Op de eerste plaats heeft een kanunnik daartoe niet de minste bevoegdheid. Men vindt Radboud ook niet als heilige in oudere bronnen. Ten tweede was het een miskleun, omdat Radboud verre van heilig was, maar een misdadig intrigant.
Dan maakt de historie een van haar ironische grapjes en beschikt het zo, dat de lekenabt van Eperlecques, dat allang niet meer als klooster bestond, terugkeert naar de echte zetel van St. Willibrord, waar hij als laatste bisschop van Tournehem omstreeks 915 is overleden. Deze Radboud heeft dus ook niets met Nederland, Utrecht of met Nijmegen te maken gehad.


Historici ken uw zaak!
In het Verhaal van Gelderland wordt de geschiedenis van Gelderland beschreven, volgens "de stand van de wetenschap", zoals dr.D.Verhoeven (heel terecht) schrijft, ofwel zoals de historici in 2022 menen dat en waar die geschiedenis zich heeft voorgedaan. De kern van de geschiedenis is dus "de stand van de wetenschap" en die wetenschap blijkt op de universiteit vele decennia achter te lopen. Het is zoals Jona Lendering al constateerde: "honderden misverstanden komen voort uit het rondpompen van verouderde kennis. Driekwart van deze fouten komt voor in publicaties van mensen met een doctorstitel".

We hebben van deel 1 de hoofdstukken 4 t/m 8 grondig bestudeerd. Daarbij constateren we ruim 685 fouten, onjuistheden of tekortkomingen. Met leugens, onwaarheden, bedrog en fabels probeert de redactie de visie van Albert Delahaye onderuit te halen. Zie Verhaal van Gelderland pagina 334.

We hebben de redactie (en auteurs) meerdere keren om uitleg gevraagd, maar nooit enig antwoord gekregen, dan "de stand van de wetenschap". Elke inhoudelijke discussie blijft men ontwijken, hoewel de redactie er zelf wel toe oproept op p.11. Eindredactrice prof.dr.Dolly Verhoeven van de Universiteit van Nijmegen wil vooral geen discussie (zie haar reactie in de linker kolom). Zij blijkt niet eens op de hoogte van de vele fouten in de onder haar verantwoordelijkheid uitgegeven boek. Het is nu eenmaal de stand van de wetenschap, zoals ze dat overtuigend van haar eigen gelijk, maar voor ons treffend, verwoord. De stand van de wetenschap is dus blijven steken op verouderde kennis en achterhaalde opvattingen. Het is een wetenschap waarbij men fouten accepteert, ook al wordt op die fouten gewezen.
We kunnen concluderen dat mevrouw Verhoeven volkomen ondeskundig blijkt te zijn, wat de ware reden is dat ze geen discussie wenst. Die discussie, waartoe ze zelf opriep (p.11), gaat ze op alle punten verliezen en dat weet ze maar al te goed. Dan kun je maar beter zwijgen -wat vaker de houding van historici is-, om vooral je reputatie en gezicht niet te verliezen.


Is alles in deze boeken wel onbevooroordeeld en onafhankelijk beschreven, zoals de uitgever stelt? Zijn de auteurs op hun gebied wel de aangewezen deskundigen? Dat blijkt dus niet zo te zijn. Deze auteurs blijken niet deskundig te zijn, zelfs niet op hun 'eigen' vakgebied. Ze weten dan wel veel van de traditionele geschiedenis, maar niets van achtergronden en ook niets van reeds lang achterhaalde gegevens en nieuwe opvattingen. Men blijft de Bataven in de Betuwe plaatsen, terwijl er archeologisch geen enkel bewijs voor bestaat en enkele historici en archeologen al verklaard hebben dat "de gedachte dat de Bataven een verlaten gebied, de Betuwe en het Brabantse achterland, met hun aanwezigheid vulden, vindt thans geen bijval meer".
Toch meent de redactie dat in deze uitgave nu alles wat men weet bij elkaar verzameld is. We kunnen daaruit dan ook concluderen dat deze auteurs niet meer weten dan hier gepubliceerd is. Het is de waarheid van deze auteurs die hier gepubliceerd wordt. Het is hùn waarheid, maar niet dè waarheid. Dat men alle bronnen kent, wat men meent, is eveneens onjuist. Heel wat bronnen waarop de geschiedenis van Nijmegen en Gelderland vanouds is gebaseerd, staan niet eens in de literatuuropgave. Die bronnen kent men dus niet of als je die verwerpt, zoals publicaties van prof.dr.R.R.Post en prof.dr.B.H.Stolte, de ultieme verdedigers van Karolingisch Nijmegen, vraagt het wel om een toelichting waarom deze vervallen zijn!

Er blijkt nog steeds veel NEP te bestaan in de geschiedenis van Nijmegen. De grootste NEP wordt verkondigd in het Bronnenboek waarmee men Karolingisch Nijmegen meende te kunnen redden. Met het opvoeren van een bisschop van Nijmegen, die de bisschop van Noyon bleek te zijn, viel men onherroepelijk door de mand. Het Bronnenboek is een blamage voor de Universiteit van Nijmegen, dat immers ook onder de verantwoordeljkheid van de universiteit werd uitgegeven. De club van historici die tegen beter weten in aan Karolingisch Nijmegen blijven vasthouden, kunnen niet meer terug en hun ongelijk toegeven. Dat geldt ook voor de redactie en auteurs van dit boek over Het Verhaal van Gelderland. Er staan reputaties op het spel.

Uit verwijzingen naar het Bronnenboek van Nijmegen, dat regelmatig voorkomt bij de bespreking van de teksten, blijkt dat de auteurs van deze hoofdstukken niet deskundig zijn. Ze gebruiken het Bronnenboek als bewijs van hun opvattingen, terwijl datzelfde Bronnenboek hun opvattingen tegenspreekt. Het Bronnenboek bevat talrijke fouten, er zijn ruim 250 teksten die het tegendeel aantonen, nog meer teksten die ontbreken en er wordt nauwelijks over achtergronden gesproken. Het Bronnenboek kan gewoon niet als bewijs opgevoerd worden. Dat hebben de auteurs van deze hoofdstukken niet begrepen of doorzien, vandaar dat ze niet deskundig genoemd kunnen worden. Ze schrijven slechts hun voorgangers na, denken zelf niet na, maar spreken die 'voorgangers' regelmatig wel tegen. Lees meer over het Bronnenboek.

Deze auteurs hebben wellicht wel geschiedenis gestudeerd, maar niet de geschiedenis bestudeerd!

Volgens de redactie werden de auteurs gevraagd in hun synthese rekening te houden met de stand van het wetenschappelijk debat, maar zich in de uitwerking daarvan niet te richten tot specialisten maar tot een breed publiek. Nieuwe inzichten zouden vooral moeten voortkomen uit het integrale karakter van dit geschiedverhaal en uit de lange lijnen die daarin getrokken kunnen worden.

Hieruit blijkt zonneklaar dat de geschiedenis zoals beschreven in het Verhaal van Gelderland, slechts een herhaling is van ooit aangenomen tradities. Vooral geen nieuwe inzichten van specialisten, maar slechts herhalen wat al bekend is bij een breed publiek, ofwel wat men vroeger op school leerde en uit de schoolboekjes bekend is. Hieruit blijkt dat deze auteurs dan ook geen specialisten zijn. Blijkbaar verkopen hun sprookjes en mythen beter dan de bittere waarheid. Hun motto is: liever een gouden leugen, dan de keiharde waarheid.

We moeten na complete lezing en bespreking van het Verhaal van Gelderland constateren dat de historische kennis van deze auteurs niet verder komt dan wat traditioneel ooit is aangenomen over de geschiedenis. Van de traditie afwijkende studies hebben ze geen weet. Zij plaatsen de veldslag van Julius Caesar tegen de Usipeten en Tencteren nog steeds ergens (?) in Nederland, terwijl de echte deskundigen allang weten dat deze veldslag aan de Aisne in Noord-Frankrijk plaats vond. Julius Caesar is nooit ten noorden van de taalgrens geweest en heeft ook Nijmegen niet gesticht, wat ook lang, maar inmiddels een achterhaalde tradities is. De echte kennis over de geschiedenis vanaf Julius Caesar, ontbreekt bij de traditionele historici, zoals uit dit Verhaal van Gelderland wel blijkt. Zij baseren de plaatsing van de Bataven in de Betuwe nog steeds op een compleet onjuiste vertaling van Tacitus Historiën vers IV-12.3. Tacitus plaats de Bataven heel duidelijk in Gallia. Wat er vervolgens na de Romeinse tijd in de lage landen gebeurde, blijkt ook helemaal onbekend bij de traditionele historici. Zij komen niet verder dan het naschrijven van eerdere 'geschiedvorsers'.
Bij de hierna volgende letterlijke citaten uit dit boek, tonen de opmerkingen (in rood) dat tekort aan (achtergrond-)kennis ondubbelzinnig aan.

Toch blijkt er heel wat twijfel te bestaan over verschillende traditionele opvattingen.

Bij het kritisch doorlezen van de teksten (en dat heb ik zeker gedaan) blijkt veel geschiedenis wel als 'zekerheden' verkocht te worden, maar zijn het slechts aangenomen opvattingen van deze of gene 'geschiedvorser' uit het verleden. De auteurs spreken ook zelf regelmatig hun twijfel uit. Dus zo zeker is die geschiedenis helemaal niet. Daarin zijn deze auteurs soms wel heel eerlijk. Ze verzwijgen hun twijfel en de vele onzekerheden die bestaan niet, maar trekken daar niet de logische conclusies uit. Ze houden het liever bij het oude verhaal. Zo wordt weer bewaarheid dat de historici die voor deskundig moeten doorgaan, vooral veel verouderde kennis en achterhaalde opvattingen blijven rondpompen.

Die twijfel van de auteurs blijkt met name uit het gebruik van woorden als 'mogelijk, wellicht, waarschijnlijk, misschien, vermoedelijk, ogenschijnlijk, lijkt, suggereert, onzeker, aangenomen, enz.'. Op de 230 pagina's die we bestudeerd hebben, komen deze woorden ruim 455 keer voor. Kwestie van de 'wordprocessor' laten tellen. Daarnaast komt ruim 200 keer zal of zou voor, volgens Van Dale het hulpwerkwoord van aannemelijkheid, om twijfel uit te drukken dat het wel aannemelijk zal zijn of iets zo gebeurd zal zijn. Vele tientallen keren komt ook het woord 'moet' voor. We lezen dan niet 'het is zo geweest', maar 'het moet zo geweest zijn'. Blijkbaar 'moet' het van de historici om het passend te maken bij hun opvattingen. Het geeft slechts hun onzekerheid aan. Daarnaast wordt er zelfs meerdere keren rechtstreeks twijfel uitgesproken over bepaalde opvattingen, waarbij zelfs letterlijk het woord 'twijfel' (wel 30x) geschreven wordt.
Die 230 pagina's beslaan de pagina's van 139 tot 369 in de hoofdstukken 4 t/m 8 die we bestudeerd hebben en waarvan meer dan de helft van die pagina's bestaat uit afbeeldingen: het boek is rijk geillustreerd. Bij elkaar is dat 685 keer twijfel op 230 pagina's: dat is gewoon 3 keer twijfel per pagina!
Over hoeveel zekerheid hebben we het dan?

We hebben al onze opmerkingen en commentaar op een rijtje gezet. Er blijkt niet alleen veel twijfel te bestaan, maar ook blijkt bij de auteurs veel onbekend te zijn. De geschiedenis van Gelderland en Nijmegen (en van heel Nederland) zal herschreven moeten worden. Het is bij elkaar wel een erg uitvoerig verhaal geworden, wat ook niet anders kan. Je kunt niet zomaar alles afwijzen met slechts een ontkenning, zoals traditionele historici doen ten opzichte van nieuwe bevindingen. De onjuistheid van de traditionele opvattingen moet aangetoond worden met goede argumenten waarmee de geschiedenis dan meteen gecorrigeerd wordt. En juist die argumentatie vraagt om een uitvoerig verhaal. Hieronder een opsomming van de belangrijkste bevindingen waar de auteurs van dit deel van het Verhaal van Gelderland het zelf al mee eens zijn en waarmee de correcties al kunnen beginnen. Ze schrijven het immers zelf!
  1. Nijmegen, maar ook Gelderland, blijkt geen continuïteit in de geschiedenis te hebben gehad. Zie hoofdstuk 4 punt 10-f en 18-p.; hoofdstuk 6 punt 19 en 25; hoofdstuk 7 punt 14, 22, 33, 34, 35, 45 en 50, waarin dat erkend wordt .
  2. Nijmegen heeft nooit Noviomagus, Batavorum en Oppidum Batavorum geheten. Zie hoofdstuk 4 punt 16, hoofdstuk 5 intro en punt 3 en 21-i.
  3. Nijmegen heeft niet meer bestaan in de laat-Romeinse tijd. Zie hoofdstuk 6 punt 19.
  4. De Romeinse Limes als grens heeft in de Romeins Nederland niets voorgesteld. Zie hoofdstuk 6 punt 4, 6, 8, 9, 14, 15, 18 en 19.
  5. In de Betuwe of in Nijmegen is geen enkel archeologisch bewijs gevonden van de Bataven. Zie hoofdstuk 4 punt 4, 10, na punt 13-ak en punt 16; hoofdstuk 5 punt 4, 9, 19: hoofdstuk 6 punt 10, 12, 19.
  6. Invallen van Frankische volkeren, de grote volksverhuizing, heeft zich nooit voorgedaan. Zie hoofdstuk 6 punt 13; hoofdstuk 7 punt 7. Ook brandsporen van plunderingen ontbreken.
  7. Langdurige overstromingen en wateroverlast maakten Nederland vrijwel onbewoonbaar. Zie hoofdstuk 4 punt 1 en 11 ; hoofdstuk 5 punt 22; hoofdstuk 6 punt 14 en 17; hoofdstuk 7 punt 10, 11, 31 en 53.
  8. De auteurs blijken klassieke teksten onjuist te vertalen of bronnen onjuist te citeren. Bronnen blijken bij hen ook vaak onbekend. Zie als voorbeelden: hoofdstuk 4 punt 7, 11, na punt 13-ak, 14 en 18; hoofdstuk 5 punt 26, hoofdstuk 6 punt 10, 13, 25 en hoofdstuk 7 punt 11, 19; hoofdstuk 8 punt 2, 3, 4, 15, 16, 17, 20, 37 (Einhard), 42, 43, 45, 48, 49, 50, 51, 54, 55, 56, 57, 58 en 62.
Naast wat deze auteurs zelf schrijven geven we in onze argumentatie meerdere correcties van de geschiedenis, zoals die onjuist in het Verhaal van Gelderland gepresenteerd wordt.

Het blijft onbegrijpelijk dat historici en ook de auteurs van deze hoofdstukken, blijven vasthouden aan traditionele opvattingen die ze zelf tegenspreken. Dat er zoveel twijfel bestaat over die traditionele geschiedenis, is ook vanzelfsprekend. Telkens blijkt dat die traditionele geschiedenis, zoals van de Bataven in de Betuwe, in Nederland niet past.

Vooral geen discussie!
De in het verleden ooit aangenomen geschiedenis zal dan ook nooit veranderen, zolang men de broodnodige discussies uit de weg gaat, zoals professor doktor in geschiedenis, Dolly Verhoeven stelt. Men heeft, oh wonder (?), toch een pagina (p.334) over de visie van Albert Delahaye opgenomen, maar daarbij (bewust?) onvergeeflijke fouten gemaakt door hem vals te citeren en hem zaken te verwijten die hij nooit geschreven heeft. Met valse citaten en leugens probeert men hem de mond te snoeren. En dan vooral geen discussies over die leugens en fouten!


Het gelijk van de tradities: noten en verwijzingen.
De auteurs van het Verhaal van Gelderland menen hun gelijk te vinden in de verwijzingen naar gelijkgestemden of naar zichzelf (sic!). Boeken met afwijkende historische opvattingen vind je in deze literatuurlijst niet, zoals de boeken van Albert Delahaye ook ontbreken.
Het aantal noten in de hoofdstukken 4 t/m 8 bedraagt 351. In de literatuurlijst vinden we voor al die verwijzingen ruim 900 titels, waarbij een aantal over de hoofdstukken 1 t/m 3 gaan (hier niet besproken), wat omvangrijk genoemd mag worden. Deze literatuurlijst geeft wel een duidelijk overzicht hoe men tot de hier genoemde opvattingen komt. Het blijkt oud nieuws! De opvattingen blijken als vanouds gebaseerd te zijn op tal van ooit aangenomen, maar nog te bewijzen opvattingen. Met verwijzingen naar gelijkgestemden bewijs je feitelijk niets over de juistheid van de eigen opvattingen. Want geeft de verwijzing wel informatie uit onderzoek of naar klassieke bronnen? Wat bewijs je met een verwijzing naar een voorganger die klakkeloos wordt nageschreven? Wat bewijs je met een literatuurlijst waarin alleen gelijkgestemden worden genoemd? Is er sprake van een bewijs als je naar iemand verwijst die hetzelfde beweert, inclusief de fouten, zelfs inclusief blunders? Is er sprake van bewijs als je naar een eerdere eigen publicatie verwijst?
Hieruit blijkt tevens dat ook al zijn alle 'deskundigen' het met elkaar eens, ze nog geen gelijk hebben!

We geven hier een sprekend voorbeeld uit de literatuurlijst.
In de tekst en de literatuurlijst wordt het Bronnenboek van Nijmegen genoemd. Dat is onder supervisie van prof.dr.P.Leupen en de club van Nijmegen tot stand gekomen, maar samengesteld door studenten! In het Bronnenboek zijn alle teksten verzameld over Noviomagus die volgens Leupen c.s. steeds over Nijmegen gaan. Hierin volgt Leupen dus klakkeloos zijn studenten en controleert niet of de toepassingen wel juist zijn. En wat blijkt? Teksten over Noviomagus worden klakkeloos op Nijmegen toegepast, terwijl het over geheel andere plaatsen gaat die in de Romeinse tijd ook Noviomagus heette. Ligt Nijmegen dan in Duitsland? Ligt Nijmegen in Frankrijk? Ligt Nijmegen in Italië? Lees verder onder punt 2 hieronder. Wat blijkt uit deze werkwijze?
  • Dat men klakkeloos -zonder verder onderzoek- onjuiste zaken, zelfs blunders laat passeren, zoals het opvoeren van bisschop Harduinus van Noyon als bisschop van Nijmegen.
  • Dat er onzorgvuldig met teksten wordt omgegaan. Men kan niet afgaan op studenten, die het vak nog moeten leren.
  • Men ondeskundig is op het gebied van de oudste geschiedenis en kerkgeschiedenis.
  • Men geen weet heeft van geografie, toponymie en etymologie.
    Het Bronnenboek blijkt vanwege de vele fouten onbruikbaar als bewijs om eigen gelijk aan te tonen.

    Deze literatuurlijst geeft in elk geval duidelijk aan: meer is er niet aan 'bewijzen' ten gunste voor de traditionele opvattingen. En dat is een geruststelling voor de kritische geschiedenis onderzoekers.

    In deze toch zeer omvangrijke literatuurlijst missen we echter meerdere publicaties die de tradities niet altijd of juist niet bevestigen, soms zelfs tegenspreken, zoals boeken van prof.dr.R.R.Post en van prof.dr.H.Stolte, toch niet meteen twee medestanders van Delahaye. Ook missen we de boeken van prof.dr.A.W.Byvanck, prof.dr.F.J.de Waele, prof.dr.P.Geyl en een hele serie Nijmeegse auteurs, die toch aan de grondslag liggen van veel traditionele opvattingen. Waarom worden zij niet meer geciteerd? Zijn hun bevindingen onjuist gevonden? Ook missen we de boeken van Albert Delahaye. Hoe kun je dan bespreken wat Delahaye allemaal beweerd heeft, zoals op p.334 is gebeurd? Dat blijkt ook niet te kunnen, immers op pagina 334 wordt hij hard onderuit gehaald met faliekante leugens. Zijn boeken niet noemen, maar hem wel van alles verwijten, is gemakkelijk scoren. Dat de boeken van Albert Delahaye niet genoemd worden, gebeurt in bijna alle hedendaagse publicaties. Het is 'gemeengoed' in de historische wereld: verzwijgen wat je niet welgevallig is. Je zult als auteur wel gek zijn om een klokkenluider op te nemen binnen het veilige bastion van de eigen club van gelijkgestemden. Men zwijgt ze dood. Men gaat ook niet in op zijn argumenten, zelfs op die argumenten die ook in de hedendaagse publicaties gevolg worden. Men heeft geen verweer en ziet de logica en de samenhang niet, waaruit slechts een gebrek aan deskundigheid blijkt. Als je met je mond vol tanden staat, is het ook beter om te zwijgen. De goegemeente mag niet de echte waarheid vernemen en ontdekken dat de historische wetenschap gefaald heeft. Dat kan toch niet? Je kunt dan in elke geval niet spreken van een historisch wetenschappelijke publicatie als er geen hoor en wederhoor heeft plaats gevonden. Het is zoals Dolly Verhoeven het beschrijft: "De redacties en auteurs zien af van verdere correspondentie over dit onderwerp!" Alsof het slechts over één onderwerp gaat! Vooral in je eigen gelijk blijven ronddartelen. Kijk ons eens gelijk hebben! Die Delahaye weet er gewoon niets van! Lees maar wat er op pagina 334 geschreven staat!

    Deskundig en toegankelijk.
    Op deskundige en toegankelijke wijze schetsen de auteurs van Verhaal van Gelderland het eigen karakter van de Gelderse geschiedenis, lezen we in perscommuniqués. Aan het Verhaal van Gelderland werkten ruim dertig auteurs en redactieleden mee: allen kenners van hun specifieke tijdsperiode en van de regionale geschiedenis van Gelderland. Over die 'deskundigheid' kun je wel wat twijfels hebben, als je leest wat ze schrijven. De vraag is in hoeverre het ook hier weer gaat om het rondpompen van verouderde kennis en er slechts sprake is van het gemeengoed van de onnavolgbare 'naschrijverij' in de historische wereld..
    Het eerste deel heeft onze speciale belangstelling.
    Onze belangstelling gaat men name uit naar het eerste deel waarin de geschiedenis in het eerste millennium vanaf de Romeinse tijd tot de Karolingen beschreven wordt. De kaft van dit boek bestaat uit een afbeelding van de Peutingerkaart waarop Noviomagi afgebeeld is. Zie afbeelding hieronder. Maar wat bewijs je met een kaart uit de 16de eeuw? Bovendien ligt Noviomagi daarop dan aan de verkeerde kant van de Waal als het Nijmegen was. De Patabus was toch de Waal? Daarnaast heeft Jan Verhagen aangetoond dat Romeins Nijmegen Castra Herculis heette en niet Noviomagi. Dat is toch een heel andere opvatting.


    We bespreken de afzonderlijke hoofdstukken die elk een eigen pagina hebben.
    Hoofdstuk 4, De Romeinen komen.
    Hoofdstuk 5, Bloeitijd van Romeins Gelderland.
    Hoofdstuk 6, Germanisering van de samenleving.
    Hoofdstuk 7, Aan de rand van de Merovingische wereld.
    Hoofdstuk 8, Het Karolingische en Ottoonse Rijk.
    De visie van Albert Delahaye op p.334.


    De hoofdstuk 4, 5 en 6 zijn geheel en alleen geschreven door Paul van der Heijden. Blijkbaar heeft hij geen co-auteur (nodig?) gehad, hoewel op p.13 in de introductie geschreven wordt dat "de teksten werden geschreven door 21 auteurs en co-auteurs, van wie de meesten gespecialiseerd zijn in een bepaald tijdvak of een bepaald aspect van de geschiedenis" . Is Van der Heijden dan de autoriteit op het gebied van de Romeinse geschiedenis? Is hij de enige deskundige in Gelderland? Heeft de redactie zijn werk wel gecontroleerd op waarheid en mythe? Of is Van der Heijden blindelings afgegaan op zijn verwijzingen in de literatuur? Het zijn vragen die je vanzelf gaat stellen, als je leest wat hij zoal hier schrijft, maar ook in andere artikelen en boeken van zij hand. Lees meer over Paul van der Heijden. Dat hij een Nijmegenaar is, is op zich geen verwijt, maar hij preekt toch teveel voor eigen parochie.

    We gaan ook zeker niet ontkennen dat de Romeinen in Nederland zijn geweest, zoals op p.334 gesteld wordt. Ze zijn er onmiskenbaar geweest. Maar hun aanwezigheid was allerminst van internationale allure, zoals dr.W.van Es dat al eerder constateerde. Het bleek meer te zijn zoals Tacitus de Agri Decumates beschreef. Helaas weiden de auteurs graag uit met allerlei verhalen die slechts gebaseerd zijn op wat hun voorgangers beweerden. Een aansprekend verhaal verkoopt beter dan de nuchtere feiten. Maar gaat het slechts om de verkoopcijfers? Of was de bedoeling van deze uitgave eens op een rijtje te zetten hoe ver de historische wetenschap tot dusver gevorderd is? Is het slechts herhalen wat traditioneel al ooit aangenomen is? Daar blijkt toch heel wat op aan te merken te zijn: zie de rode teksten.

    1. In de introductie schrijft Dolly Verhoeven dat Het Verhaal van Gelderland als het goed is, ruimte biedt voor debat en reflectie (pagina 11).
      We hebben de redactie en alle auteurs (voor zover te vinden op internet) op 21 juli en 4 oktober 2023 en op 4 januari en 20 februari 2024 emails gestuurd over het verhaal van p.334 (zie hier). Het te verwachten antwoord vindt U in de linker kolom. Een inhoudelijke reactie is tot heden uitgebleven. Kan men niet aantonen dat Delahaye ongelijk heeft? Of blijft men zwijgen, omdat men geen weerwoord heeft? Blijkbaar is zwijgen de tactiek om het gebrek aan deskundigheid te verbergen! De historische faculteit van de Universiteit van Nijmegen blijkt kennis en deskundigheid te missen!

      Ik heb de redactie en auteurs op de reactie van 4 januari op 9 januari 2024 een volgende email gestuurd:

      Beste mevrouw Verhoeven, redactie en auteurs.
      Uiteraard had ik geen andere reactie van Uw kant verwacht, hoewel wel gehoopt, tenminste als het een serieuze historische publicatie zou betreffen.

      U meent dat de visie van Albert Delahaye op p.334 voldoende tot uiting komt, maar U maakt er een karikatuur van. Als U ooit een van zijn boeken gelezen of liever bestudeerd zou hebben, had U een eerlijke weergave van zijn visie kunnen geven. Helaas is het bij belachelijk maken gebleven.

      Het door U vermelde debat en reflectie zoals vermeld in de Introductie in Verhaal van Gelderland, blijkt een dooddoener. U wenst namelijk geen verdere correspondentie over dit onderwerp en vooral geen discussie met degenen die een andere opvatting hebben. Waarom eigenlijk niet? Waar bent U bang voor? Dat U Uw verhaal moet herzien? Dat blijkt sowieso al noodzakelijk, want het bestaat voor een groot deel uit twijfelachtige aangenomen opvattingen en vooral uit naschrijverij van wat ooit zonder feitelijke onderbouwing beweerd werd. Het is zoals Marco Mostert het eens verwoorde: "Wat de Nederlandse historici als deskundigen over de Nederlandse geschiedenis te berde brengen is tenenkrommend". En Jona Lendering constateerde terecht: "Men blijft tegen beter in verouderde kennis rondpompen". Hij voegde er nog aan toe: "driekwart van deze fouten komt voor in publicaties van mensen met een doctorstitel". Waarvan akte.

      Als hoofdredacteur kunt U zich ook niet 'verschuilen' achter andere auteurs. Heeft U ooit de geschiedenis van Gelderland en met name van Nijmegen zelf op feiten en mythen bestudeerd? Dan zou U toch tot een andere conclusie gekomen moeten zijn dan nu gepubliceerd is in het Verhaal van Gelderland of in Het Valkhof 2000 jaar geschiedenis, een andere publicatie onder Uw redactie. Of is de palts Noviomagus van Karel de Grote ondertussen al gevonden op het Valkhof?

      Overigens ben ik niet de enige die commentaar heeft op deze uitgave. Heeft U gelezen wat J.Brouwer schrijft over de slag bij Arnhem? Hij somt liefst 44 fouten op. Vierenveertig fouten in enkele bladzijden tekst. Hij schrijft letterlijk: "Schande voor deze prietpraat! Onbegrijpelijk dat men zo'n prutswerk durft te publiceren!" Daar kan ik mij volledig bij aansluiten als we het over de hoofdstukken 4 t/m 8 uit deel 1 hebben.

      U wilt natuurlijk blijven volhouden dat het een verantwoorde uitgave is en U geheel en op goede gronden achter het collectief van auteurs (ruim 30 'specialisten') blijft staan. Welke 'goede gronden' dat zijn verneem ik graag van U. Maar is het echt een wetenschappelijk verantwoorde uitgave? Dat kan ik ernstig betwijfelen. Zie mijn opmerkingen op www.noviomagus.info/verhaalgelderland.htm. Als eindredactie bent U ook verantwoordelijk voor alle onvolkomenheden, fouten en zelfs blunders in het Verhaal van Gelderland. Hopelijk volgen er nog aanvullingen of correcties, zoals ook aangekondigd in Uw introductie. Ik wil daar zeker aan meewerken.

      Ik wacht Uw uitnodiging voor dat debat en die reflectie in goed vertrouwen af. Misschien is er toch iemand van die 30 specialisten bereid om met mij te corresponderen of een discussie aan te gaan. Ik ga ook deze uitdaging zeker niet uit de weg ter wille van De Ware Kijk Op de geschiedenis van Nederland in het eerste millennium.
      Met vriendelijke groet.


      De vraag blijft dus wanneer dat debat en die reflectie dan eens gaat beginnen? Debat is discussie, reflectie is nadenken over eigen opvattingen. Van een debat of reflectie is tot heden (zie datum op de beginpagina) weinig sprake geweest!
      En zolang die discussie uitblijft en de standpunten van voor- en tegenstanders niet vergeleken zijn, kun je dit boek ook geen wetenschappelijk verantwoorde uitgave noemen. Hoor en wederhoor horen bij elkaar, wil men van wetenschap spreken!

    2. De auteurs van dit boek hebben in hun tekst zoveel mogelijk de laatste stand van het wetenschappelijk onderzoek meegenomen, lezen we op p.17. Daar valt nog het nodige op af te dingen, als je de noten en de literatuurlijst bekijkt. Met verwijzingen naar boeken uit 1896, 1901, 1950 (M.Gysseling) en 1960 (D.P.Blok) kun je toch niet beweren dat het de laatste stand van het wetenschappelijk onderzoek is? Maar ook recenter bronnen zijn twijfelachtig, zelfs het toppunt van ondeskundigheid. Zo wordt Het Bronnenboek van Nijmegen van P.Leupen genoemd. Nou dan weten we het wel. Is dit dan de laatste stand van wetenschappelijk onderzoek? Onderzoek? Wat hebben die studenten van Leupen anders gedaan dan klakkeloos teksten verzamelen waarin een Noviomagus genoemd wordt en die zonder verdere uitleg of toelichting op Nijmegen toepassen? Terwijl er teksten over Noviomagus bij zijn die over Neumagen in Duitsland, Novillare in Italië of over Nyon of Noyon in Frankrijk gaan! Zo wordt bisschop Harduinus van Noviomagus klakkeloos in Nijmegen geplaatst, terwijl het onbetwist de bisschop van Noyon was. Nijmegen heeft nooit een bisschopszetel gehad. Het Bronnenboek van Nijmegen is een schande van historisch wetenschappelijk onderzoek. Lees alles over het Bronnenboek. Uit nog recentere tijd worden de publicaties van Nico Roymans uit 2018 genoemd over 'Caesar en de massamoord in het Nederlands rivierengebied'. Dit verhaal dat Roymans presenteerde o.a. in DeWereldDraaitDoor van 9 december 2015, werd nadien volledig afgekraakt door meerdere historici. Zie bij Was Caesar in Nederland? En nu duikt dat hier toch weer op als de laatste stand van wetenschappelijk onderzoek? Hoe kan dat? Verstaat de redactie en de auteurs dit onder de laatste stand van wetenschappelijk onderzoek? Slecht napraten wat eerder beweerd werd, zonder verder onderzoek of toevoegingen?

    3. In de inleiding (p.16/17) stellen de auteurs dat het leven ten noorden van de Rijn -de grensrivier van het Romeinse Rijk- in veel mindere mate veranderde. De Limes was geen hermetisch gesloten grens, maar wel duidelijk een culturele barrière. Hierop is toch het nodige aan te merken. De term 'Limes' is een uitvinding van moderne historici. De Romeinen kenden en gebruikten dit woord niet voor de begrenzingen van het Romeinse Rijk. Het Latijnse woord Limes is van oorsprong een landmeterterm en betekende aanvankelijk "grenspad/grens", bijvoorbeeld tussen twee akkers of wijngaarden. Een steen die dergelijke grenzen aangaf werd een reinsteen genoemd. Zie hier de etymologische betekenis van renus en Rien, daarna (via Riin) werd het Rijn. Later kwam daar de betekenis van "weg" bij. De betekenis van "grensweg" (in de zin van een geplaveide weg langs forten) werd pas in de 4e eeuw gebruikt in de specifieke, militaire betekenis van grens tussen het Romeinse Rijk en de niet-onderworpen gebieden. Maar die grens liep in Noord-Frankrijk tussen Boulogne=sur-Mer en Keulen en daar hoorde Nederland allang niet meer bij, waar de Romeinen in ca.260 vertrokken zijn vanwege 'de niet te winnen strijd tegen het water'. In de 19e eeuw werd het woord Limes voor het eerst door Duitse archeologen gebruikt als het vaste begrip voor de versterkte grens van het Romeinse Rijk. De Limes was dan ook niet de grens langs de Rijn, maar was de grens in de vierde eeuw, die toen van Boulogne-sur-Mer naar Keulen liep.

      Het genoemde punt dat de grens langs de Rijn niet hermetisch gesloten was, moeten de auteurs van deze inleiding toch ook geweten hebben? Hebben ze de eigen kaartjes op p.140 en 166 niet bekeken? Daarop is toch duidelijk te zien dat tussen Vechten en Arnhem slechts één 'vermoedelijk (tijdelijk) fort' wordt aangegeven? Op het kaartje op p.176 komen daar de vermoedelijke castella Rijswijk en Kesteren bij. Maurik is hier plots een zeker fort. Maar waar dat gelegen heeft is nog steeds de vraag. Ja. meters onder het maaiveld, zoals aangegeven op p.153. Hoe weet men dan dat het daar op 10 á 12 meter diepte ligt? Als de auteurs van dit verhaal de meest recente literatuur gelezen zouden hebben (zie ook het vorige punt) dan hadden ze geweten dat de Rijn een bewaakte transportroute was en als grensrivier 'zo lek was als een mandje'. En die culturele barrière is al helemaal nergens aantoonbaar. Is men in Utrecht qua cultuur achtergebleven ten opzichte van Brabant? Dat zou ik toch eens met duidelijke bewijzen toegelicht zien! Overigens is van gevaar van invallende Germaanse volken ook nergens sprake geweest. Lees wat A.W.Byvack daar al over schreef in 1942. Maar ja, dat konden de auteurs ook niet weten, want dit boek van Byvanck (2 delen) ontbreekt in de literatuurlijst. Hoe wetenschappelijk ben je dan bezig geweest? Bovendien woonde de Germanen allang binnen het Romeinse Rijk waar toch de provincies Germania Inferior en Germania Superior bestonden. Waarom zou je een land binnenvallen waar je al woont? Logica blijkt niet het best ontwikkeld te zijn bij historici.



    De Fundamentele verwarring bestaat uit de vraag of Noviomagus uit de klassieke teksten Nijmegen is of Noyon. Het kernpunt waar alles mee begon en waar alles om draait is deze hier genoemde fundamentele verwarring. Deze kwestie ligt aan de grondslag van talloze andere opvattingen, zoals de verwarring rond Trajectum: was het Utrecht of was het Tournehem en Dockynchirica, was dat Dokkum of Duinkerke? Immers als Nijmegen fout is, is Utrecht ook niet de bisschopszetel van Willibrord en werd Bonifatius niet in Dokkum vermoord en dan was de Betuwe ook niet het land van de Bataven. Dat gebeurde allemaal in Noord-Frankrijk!

    De visie van Albert Delahaye.
    Als archivaris in Nijmegen ontdekte Albert Delahaye dat de Karolingische geschiedenis van Nijmegen vals was. Deze bleek gebaseerd op aangenomen, maar nooit feitelijk bewezen opvattingen. Zowel tekstueel als archeologisch was er geen spoor te vinden van Karolingisch Nijmegen. Archeologisch bleek na Wereldoorlog 2 (toen het centrum van Nijmegen door het vergissingsbombardement van de geallieerden platgegooid was en omvangrijke opgravingen zijn verricht) dat er niets gevonden werd uit de Karolingische tijd. De zogenoemde Karolingische kapel op Het Valkhof bleek uit de 11de eeuw te dateren. Men vond niets uit de tijd van Karel de Grote, net zo min iets van zijn Paleis dat er ruim 400 jaar gestaan zou hebben.
    De klassieke teksten die in Nijmegen gebruikt werden om het een Karolingische statuur te geven, bleken teksten van Noyon te zijn. In Noyon werd Karel de Grote in 768 tot Koning van de Franken gekroond, welke gebeurtenis plaats vond in het Paleis van Noviomagus, wat door verschillende auteurs met verschillende plaatsnamen werd bevestigd. Al deze plaatsnamen hadden dus betrekking op Noyon en niet op Nijmegen. Bij het bestuderen van alle teksten over Noviomagus die men in Nijmegen hanteert, bleek het dan ook steeds over Noyon te gaan (soms -tot schande en bewijs van ondeskundigheid- zelfs over andere plaatsen in het Romeinse Rijk die de naam Noviomagus droegen). Het bleek een grote, neen, de grootste misvatting in de vaderlandse geschiedenis te zijn, welke misvatting uiteraard verstrekkende consequenties heeft voor de gehele vaderlandse geschiedenis in het eerste millennium.
    Het boek De Ware Kijk Op geeft antwoord op alle vragen in de historisch geografische geschiedenis. Het zou voor elke student geschiedenis verplichte kost moeten zijn, al was het maar als handleiding voor de juiste wijze van historisch onderzoek. Het boek is zelfs gratis te verkrijgen. Zie hieronder.




  • Lees het boek "De Ware Kijk Op" voor al deze en andere teksten en oordeel zelf!

    Wenst U een GRATIS exemplaar? Slechts tegen betaling van verzendkosten te verkrijgen: klik hier.
    Terug naar de beginpagina.
    Het Bronnenboek van Nijmegen weerlegt de Karolingische geschiedenis van Nederland.
    Naar het overzicht in het kort.