De rijke geschiedenis van Gelderland is uitgegeven in een compleet en prachtig geïllustreerd overzicht, schrijft de uitgever.
In vier boeken behandelt Verhaal van Gelderland (2022) alle belangrijke thema's uit het Gelderse verleden, van de vroegste tijden tot nu. Van de mysterieuze grafheuvels op de Veluwe tot de machtige hertogen van Gelre. Van ordelijke Romeinse legerkampen tot weelderige adellijke landgoederen. Van de gewelddadige verovering van Grollo tot de mislukte slag om Arnhem.
Bij die rijke geschiedenis kunnen we toch heel wat vraagtekens zetten. Veel is een geschiedenis die niet van Gelderland is, maar van elders komt en allerminst rijk was, juist armoedig en betreurenswaardig.

Op de voorzijde van deel 1 prijkt pontificaal een afbeelding van (een deel van) de Peutingerkaart. Zie afbeelding rechts. Maar deze kaart is al net zo fout als veel van de inhoud van dit boek. Lees meer over de Peutingerkaart ofwel de Tabula Peutingeriana, dat aantoonbaar een falsum is.
Het Verhaal van Gelderland staat onder redactie van Dolly Verhoeven, Maarten Gubbels en Michel Melenhorst. De auteurs van de voor ons van belang zijnde hoofdstukken 4 t/m 8 in deel 1, zijn Paul van der Heijden, Joep Hendriks, Arjan den Braven, Michel Groothedde en Nico W.Willlemse.
Het Verhaal van Gelderland biedt als het goed is ruimte voor debat en reflectie, schrijft Dolly Verhoeven in de introductie.
We hebben op 21 juli 2023 het verhaal van p.334 (zie hier) aan alle auteurs (voor zover te vinden op internet) gestuurd, maar tot heden slechts twee reacties gehad in een 'automatic reply'.
Wanneer begint dat debat en die reflectie? Van een debat of reflectie is tot heden nog maar weinig sprake!
Het is onbegrijpelijk dat 'professionele' historici waarvan je toch mag verwachten dat ze geschiedenis hebben gestudeerd, zoveel onjuistheden bij elkaar weten te schrijven. Het is vergelijkbaar met de wijze waarop ze de opvattingen van Albert Delahaye op pagina 334 hebben beschreven: onvolledig, onjuist en in tegenspraak met de werkelijkheid.
Maar gelukkig geven ze ook zelf hun twijfel toe en erkennen ze regelmatig dat er problemen zijn in de traditionele opvattingen. Daarbij blijkt dat ze feitelijk te weinig kennis van zaken en deskundigheid bezitten, om de door henzelf opgeworpen problemen op te lossen. Vandaar dat wij hen helpen de twijfel en problemen op te lossen, vandaar dat deze besprekingen en opmerkingen over de geschreven teksten in hoofdstuk 4 t/m 8 erg uitvoerig is geworden.
Wat in dit Verhaal van Gelderland beschreven wordt raakt de kern van de mystificaties van de fundamentele verwarring in het eerste Millennium. Alle benodigde correcties die we ook noemen zijn al te lezen in de boeken van Albert Delahaye. Dat deze boeken in de literatuurlijst van het Verhaal van Gelderland ontbreken, is dan ook veelzeggend en 'vanzelfsprekend' (voor deze auteurs), maar niet voor de historische waarheid. Deze auteurs moeten nu eens erkennen dat ze het altijd fout gehad hebben. Maar ja, erkennen van eigen ondeskundigheid gaat niet gebeuren, zoals de geschiedenis leert. Wij kunnen slechts adviseren eigen artikelen nog eens na te lezen en te vergelijken met mijn opmerkingen. Ik wens hen daar succes mee en verneem graag wat hun bevindingen zijn.
Er zijn ook anderen die twijfelen aan de juistheid en historiciteit van deze uitgave van het Verhaal van Gelderland. Zie daarvoor bijvoorbeeld het commentaar van J.Brouwer samengevat aan het eind van Hoofdstuk 8.
Lees meer over:
Hoofdstuk 4, De Romeinen komen.
Hoofdstuk 5, Bloeitijd van Romeins Gelderland.
Hoofdstuk 6, Germanisering van de samenleving.
Hoofdstuk 7, Aan de rand van de Merovingische wereld.
Hoofdstuk 8, Het Karolingische en Ottoonse Rijk.
De visie van Albert Delahaye.
We gaan bij de besprekingen van de hoofdstukken 4 t/m 6 zeker niet ontkennen dat de Romeinen in Nederland zijn geweest, zoals de auteurs beweren dat Delahaye dat gezegd zou hebben. Ze zijn er zeker geweest. Maar hun aanwezigheid was allerminst van internationale allure, zoals W.van Es dat al eens constateerde. Het bleek meer te zijn zoals Tacitus de Agri Decumates beschreef. Helaas weiden de auteurs graag uit met allerlei verhalen die nergens op gebaseerd zijn dan op eigen fantasie. We zullen maar denken dat de verkoopcijfers hier debet aan zijn, immers aansprekende verhalen verkopen beter dan de nuchtere feiten. Maar ging het slechts om de verkoopcijfers? Of was de bedoeling van deze uitgave eens op een rijtje te zetten hoe ver de historische wetenschap tot dusver gevorderd is? Is het slechts herhalen wat traditioneel ooit aangenomen is? Daar blijkt toch heel wat op aan te merken te zijn: zie de rode teksten.
Toch zijn de auteurs regelmatig heel eerlijk en spreken ze hun twijfel uit. Dat kan ook niet anders, want twijfel is er altijd geweest in de geschiedenis van Nederland. Die twijfel blijkt wel door het gebruik van woorden als 'mogelijk' (iets blijkt mogelijk te zijn, 'misschien' (was het misschien zo?), 'waarschijnlijk' en 'vermoedelijk'. Ook het woord 'lijkt' komt ruim 100x voor in de teksten van hoofdstuk 4 t/m 8. Die twijfel spreekt ook uit het veelvuldig gebruik van het hulpwerkwoord 'zullen' (zal en zou). Dat komt in de hoofdstukken 4 t/m 8 meer dan 200 keer voor, zoals in zinnen als 'er zullen wel mensen gewoond hebben' en 'de ware toedracht zal ongewis blijven'. Lees je al deze zinnen achter elkaar, dan blijft er van het Verhaal van Gelderland weinig over.
Dat wordt ook beeldend weergegeven in 'De oorsprong van de naam Gelre' (p.352). Het zou een drakenverhaal zijn geweest. Beter is het 'een draak van een verhaal' te noemen. Een spannend verhaal, maar zonder bewijs is het niet meer dan een nieuw ontstane mythe, schrijven de auteurs. Hetzelfde geldt voor meer verhalen in dit boek. Het zijn -zonder bewijs- inderdaad 'draken van verhalen'.
De Fundamentele verwarring bestaat uit de vraag of Noviomagus uit de klassieke teksten Nijmegen is of Noyon. Het kernpunt waar alles mee begon en waar alles om draait is deze hier genoemde fundamentele verwarring. Deze kwestie ligt aan de grondslag van talloze andere opvattingen, zoals de verwarring rond Trajectum: was het Utrecht of was het Tournehem en Dockynchirica, was dat Dokkum of Duinkerke? Immers als Nijmegen fout is, is Utrecht ook niet de bisschopszetel van Willibrord en werd Bonifatius niet in Dokkum vermoord en dan was de Betuwe ook niet het land van de Bataven. Dat gebeurde allemaal in Noord-Frankrijk!
|
|
De opmerkingen over de tekst in dit boek zijn vrij omvangrijk geworden. Het gaat immers niet alleen om het slechts ontkennen van nieuwe opvattingen, zoals onder de traditionele historici gebruikelijk is, maar het vraagt om een uitgebreide analyse en gedegen achtergrond-informatie om aan te tonen waarom de traditionele opvattingen onjuist zijn.
In deel 1 van de vierdelige serie over het Verhaal van Gelderland wordt in de hoofdstukken 4 t/m 8 de geschiedenis beschreven zoals die grotendeels traditioneel is vastgesteld. Echter, daar is heel wat op aan te merken. Niet alleen op die traditionele geschiedenis, maar ook op hoe en wat er in dit boek beschreven en geschreven is. Op pagina 334 wordt ook de visie van Albert Delahaye genoemd (zie daar), helaas onvolledig, onjuist en in tegenspraak met wat Delahaye zelf geschreven heeft. Het is kenmerkend voor feitelijk dit hele boek. Het is een onvolledig en een onjuist verhaal, met vaak tegenstrijdigheden van andere historici, ook al zijn de verwijzingen in noten naar 'gelijkgestemden'.
De grondfout van dit hele boek is dat men Nijmegen klakkeloos opvat als het Noviomagus uit zowel de Romeinse als de Karolingische periode. En daarvoor ontbreekt elk schriftelijk of archeologisch bewijs. Wie die bewijzen wel heeft, laat het alstublieft weten, want daarmee vervalt de visie van Albert Delahaye.
We bespreken hier hoofdstuk 4 geschreven door Paul van der Heijden. Er zijn meerdere opmerkingen over te maken: niet alleen over de gehanteerde traditionele standpunten, maar ook over compleet onjuiste en vaak al achterhaalde opvattingen. Maar toch! Soms komt Van der Heijden ook terug van traditionele opvattingen of worden fouten uit het verleden ook herkend en erkend en gecorrigeerd. Voor het onafhankelijk publiek is niet te controleren of opvattingen gewijzigd zijn, omdat men die oude geschiedenis te weinig kent. Vandaar dat we dat steeds vermelden en toelichten.
Is alles in deze boeken wel onbevooroordeeld en onafhankelijk beschreven, zoals de uitgever stelt? Zijn de auteurs op hun gebied wel de aangewezen deskundigen? Of lezen we vooral weer veel traditionele geschiedenis, ook die al sinds tijden achterhaald is? De hoofdstukken 4 t/m 6 over de Romeinse tijd en Germanisering zijn geschreven door slechts één auteur, namelijk Paul van der Heijden. Is hij de enige deskundige op dit gebied? Heeft niemand (van de redactie?) zijn verhaal gecontroleerd? Er is namelijk heel wat op aan te merken!
We geven hier enkele voorbeelden van opvattingen zoals die in dit deel 1 beschreven worden. Het gaat wat ons betreft over de periode vanaf het begin van de Romeinse tijd tot het einde van dit boek (p.134-369). We vergelijken deze met andere bronnen en komen zo tot opvallende conclusies. Nu gaan we hier niet alles bespreken. Dan zouden we de hele studie van Albert Delahaye nog eens over gaan doen. Daarom raden we iedereen aan een van de boeken van Delahaye te bestellen en daarin alles nog eens zorgvuldig na te lezen.
Over de Romeinse tijd (die we zeker niet ontkennen) hebben we toch meerdere opmerkingen te maken. We beperken ons tot de belangrijkste onderwerpen. Het is wel veelzeggend dat de tekst nogal veel twijfel bevat, wat blijkt uit bewoordingen als 'waarschijnlijk', 'kennelijk', 'archeologen gaan ervan uit', 'weinig aanwijzingen' enz. enz.
Vanwege het tussenvoegen van nieuwe bevindingen kan de nummering hieronder wijzigen.
- In het 'voorwoord' (p.139) wordt geschreven dat de Romeinse tijd een periode van vijf eeuwen omspant en in veel opzichten de basis heeft gelegd voor de huidige westerse beschaving. Het is de zoveelste stelling in dit boek die geen hout snijdt, ofwel onder de noemer duimzuigerij valt. Er zijn namelijk meerdere kanttekeningen bij te plaatsen. In De Standaard in België wordt tegenwoordig al geschreven over "Caesar, de massamoordenaar van de Lage Landen". En het bleef niet beperkt tot alleen Caesar! Wat versta je onder beschaving? De Romeinse overheersing kenmerkte zich vooral door machtsmisbruik, volkerenmoord, slavernij en 'brood en spelen'. Is de 'beschaving' in landen waar de Romeinen nooit geweest zijn, zoals Ierland en Noorwegen, dan achtergebleven? De 'beschaving' van de Romeinen was ver te zoeken, ofwel zoals Tacitus het beschrijft: "De Romeinen zijn de rovers en plunderaars van deze wereld". En wat de Romeinen aan beschaving voortbrachtten was 'gekopieerd' uit Griekeland. Daarnaast heeft de Romeinse tijd voor Nederland slechts 2 eeuwen geduurd (van ca.40 n.Chr. tot ca.260 n.Chr.) met meerdere onderbrekingen, zoals ook uit Het Bronnenboek van Nijmegen blijkt. Daarin worden over de Romeinse periode de volgend jaartallen genoemd: 50, 98, 117, 161, 180, c.200, 227, 250 en ca.400. Wat heeft men over de tussenliggende perioden aan bewijzen? Rond 260 trokken de Romeinen zich definitief terug uit laag Nederland vanwege de wateroverlast en kwam de noordgrens te liggen op de lijn Boulogne-sur-Mer via Bavay naar Keulen. En op deze grens is pas sprake van Limes. De Limes lag dus niet langs de Rijn, ook al lees je dat in veel boeken over de Romeinse tijd. De Limes die nu de kwalificatie van Cultureel Erfgoed heeft gekregen, lag dus in Noord-Frankrijk en wel op de taalgrens.
- Onderaan pagina 139 wordt verwezen naar een foto op p.138 met de tekst: 'Het Louisedal in Berg en Dal is een van de weinig plekken in Nederland met zichtbare Romeinse sporen -in dit geval een diep uitgegraven geul voor een aquaduct'. Het is dus een van de weinig plekken met zichtbare Romeinse sporen. Daaruit kunnen we concluderen dat op al die andere plekken dus geen zichtbare Romeinse sporen te vinden zijn. Dan blijkt nogmaals zonneklaar dat het Romeins in Nederland weinig heeft voorgesteld, precies zoals W.A.van Es dat al schreef in 1980. Het betreft hier slechts een geul. Diep uitgegraven? Hoe weet men dat? Zijn er graafsporen uit de Romeinse tijd gevonden? Het zal een door regenwater ontstane greppel zijn, zoals die op zoveel plaatsen in Nederland voorkomen. Uit de dikte van de bomen is op te maken dat het zo'n 20 á 30 jaar geleden heeft plaatsgevonden. Niks Romeins dus, gewoon een 'holle' weg, ontstaan door regenwater dat ter plaatse naar beneden stroomt. Dat het een Aquaduct zou zijn is pure fantasie bij gebrek aan enig bewijs: duimzuigerij dus. Het geheel is kompleet nep. Zie ook de Volkskrant van 27 juni 2014.
- Het verhaal op p.141 begint met Julius Caesar en de verovering van Gallia, de strijd tegen de Eburonen en de verspreiding van munten (staters) (volgt op p.134/135). Dat de legers van Julius Caesar halverwege de eerste eeuw v.Chr. tot in Zuid-Nederland zijn opgetrokken en of ze ook echt op Gelders grondgebied hebben rondgelopen, is twijfelachtig (p.141). Het is niet alleen twijfelachtig, maar volkomen uitgesloten dat de legers van Caesar tot in Nederland zijn gekomen. In België is van hen geen spoor gevonden, laat staan in Nederland. Lees meer over Caesar in Nederland? Deze staters worden via een cirkelredenering gekoppeld aan de Eburonen, die daarmee geplaatst worden in het gebied waar deze munten gevonden werden. Het kaartje op p. 135 geeft dat precies (ongeveer?) zo weer. Dat deze staters ook in heel Midden-Europa en ook in Westelijk Frankrijk gevonden zijn, wordt dan wel vermeld, maar op het kaartje niet getoond. Deze staters zijn ook in grote hoeveelheden gevonden in Amiens en Soissons (staan niet op dit kaartje). De conclusie kan dus net zo goed zijn dat de Eburonen in Noord-Frankrijk gewoond hebben. Neen, de Eburonen blijven aan Limburg gekoppeld, immers dat was al door de traditie zo bepaald. Van 'Eburoonse nederzettingen' is overigens nergens iets gevonden. Historici en archeologen laten muntjes een woonplaats bepalen. Hoe mager is zo'n bewijs, dat slechts bestaat uit verplaatsbare en verhandelbare relicten? Als ik ergens in Nederland 2 Spaanse euromunten vind, ben ik dan in Spanje? (Onbenullig voorbeeld, maar snapt U de redenering die archeologen wel hanteren met betrekking tot staters?)
- Ongetwijfeld op uitnodiging van de Romeinen migreerde een groep Chatten uit Midden-Duitsland naar de Betuwe en vermengde zich hier met de lokale bevolking (noot 1). Het mengvolk zou bekend worden onder de naam Bataven. (p.141). In noot 1 wordt verwezen naar p.134-137. Wat daar te lezen valt tart elke wetenschappelijke historische kennis. Hier is sprake van de grootste klucht! Hoe is het mogelijk dat toch bestudeerde mensen (historici kan ik hen beter niet noemen) zoveel onzin bij elkaar kunnen schrijven. Wel begrijpelijk als je dit verhaal baseert op wat Nico Roymans zoal geschreven heeft. Onbegrijpelijk dat anderen hem klakkeloos volgen! Deze 4 pagina's (3 pagina's tekst) vragen om een nadere toelichting, die we ook uitgebreid geven, juist om aan te tonen waarop tegenwoordige historici hun opvattingen baseren. Lees meer over pagina 134-137.
- In 19 v.Chr. of kort daarna kwam een deel van deze legioenen aan op de Hunnerberg in Nijmegen-Oost, waar ze legerkamp optrokken (p.141). Over het jaartal 19, of 16, 12 of 10 v.Chr. bestaat al sinds jaar en dag discussie. In de Kapel op Het Valkhof wordt als eerste het jaar 10 v.Chr. genoemd van Romeinen op Het Kops Plateau. Zie afbeelding hiernaast. Het gaat hier niet over welk jaar nu juist is, maar over de discussie en de twijfel die bestaat. Centrale vraag is dan ook (wat ook geldt voor zoveel andere opvattingen): "Welke argumenten gebruikt men om een bepaalde opvatting te onderbouwen?"
En begin geen woordspelletjes over het verschil tussen Hunnerberg en Kops Plateau. Die lagen naast elkaar, waarbij de Hunnerberg zelfs iets noordelijker lag. Zie afbeelding hiernaast (onder). Lees meer over de jaren 19,16, 12 of 10 v.Chr.
- De reden waarom de Romeinen naar het uiterste noorden zijn gestuurd zal te maken hebben gehad met het verlangen controle te krijgen over de Germaanse volkeren aan de andere kant van de Rijn (lezen we op p.141). Te maken hebben gehad? Wiens verlangen? Welke volkeren? Wisten ze überhaupt van het bestaan van die volkeren? Waarom dan al in 19/16/12/10 v.Chr. als de Romeinen pas na het jaar 40 langs de Rijn forten gaan bouwen? Volgens zowel A.W.Byvanck, als W.A. van Es bestond er geen enkele dreiging van volkeren over de Rijn. Daar woonden 'niemand' volgens hen. De later genoemde 'Grote Volksverhuizing' heeft ook nooit plaats gevonden. De veel genoemde Germaanse volkeren woonden allang binnen het Romeinse Rijk ten zuiden en westen van de Rijn, wat de landstreken Germania Inferior en Germania Superior al overtuigend aantonen.
- De plannen om het vrije Germanië in te lijven kwamen op een lager pitje te staan. In de jaren 14-16 volgden wraakcampagnes, deels vanuit Nijmegen en de Betuwe. Over de campagne in het jaar 15 schrijft de Romeinse historicus Tacitus dat duizend schepen werden gebouwd en dat ze zich verzamelden in de Betuwe (p.144) Noot 5.
We komen hier tot de essentie van de traditionele opvattingen. De Nederlandse historici laten de 'wraakcampagnes' van de Romeinen vanuit Nijmegen en de Betuwe vertrekken, de Duitse historici vanuit Keulen en Xanten. Wie heeft er nu gelijk? Er wordt een situatie genoemd naar aanleiding van de klassieke teksten, in dit geval van Tacitus, Jaarboeken II, 6, waarbij dan vervolgens wordt aangegeven dat dit 'overdreven' is. Ofwel de historici menen het beter te weten dan Tacitus. Wat is echter de situatie? Men beseft zich terdege dat dit gebeuren zich niet kan hebben voorgedaan in of bij de Betuwe. Waar bouw je bij de Betuwe duizend schepen? Het genoemde 'eiland van de Bataven' lag dus elders. Misschien in de buurt waar Julius Caesar eerder duizend schepen bouwde voor zijn oversteek naar Brittannia? En dat was bij Boulogne in Frans-Vlaanderen, het gebied van zowel de Saksen, als de Friezen en de Menapiërs die ook Bataven werden genoemd.
Vraag is ook of de historici de hele tekst vanaf vers 5 tot 9 in dit Jaarboek gelezen hebben. Als je de geografische details op een rijtje zet, past dit niet in Nederland en/of Noord-Duitsland. Blijkbaar hebben historici geen atlassen.
Er wordt het volgende geschetst: met duizend schepen willen de Romeinen hun legioenen met proviand en paarden transporteren en de cavalerie via de Oceaan en de mondingen van de rivieren in het hart van Germanië aankomen. Zie het kaartje op p.144. Volg de pijlen. Het Bataveneiland was gekozen als verzamelplaats, wegens het gemak waarmee daar aangelegd kon worden en de geschiktheid om troepen te herbergen en het krijgsterrein over te brengen naar de andere oever. Dat hart van Germanië wodt in vers 7 genoemd, namelijk het betreft het gebied van de Chatten (zie B op het kaartje). Welke rivieren worden hier dan bedoeld? In vers 8 worden de Eems en Weser genoemd. Via het naar Drusus genoemde kanaal ging men over meren en de Oceaan naar de Eems. De zeereis verliep voorspoedig, maar de troepen bleven in de Eemsmondig liggen. Er werd veel tijd verloren met het slaan van bruggen. Die bruggen zijn overigens archeologisch nooit gevonden aan de Eems. Men had er wel last van de getijden en slikken en de hulptroepen waaronder Bataven, werden door de golven verzwolgen. Wat wordt er over de Renus, Mosa en Vahalem geschreven? Want de Rijn stroomt voortdurend via één bedding of aan weerszijden langs kleinere eilanden maar splitst zich bij het begin van het Bataafse grondgebied als het ware in twee stromen en hij bewaart zijn naam en onstuimige loop waar hij langs Germanië stroomt tot hij in de Oceaan uitmondt; aan de Gallische oever is zijn stroom breder en rustiger [de oeverbewoners noemen hem met een andere naam 'Waal'], daarna gaat ook deze naam in de rivier 'Maas' over en via de geweldige monding hiervan stort hij zich in dezelfde Oceaan uit. De vertaler van deze tekst (B.Bijnsdorp) plaatst Waal en Maas tussen aanhalingstekend. Spreekt daar al zijn twijfel uit? Waar zijn die kleinere eilanden voordat de Rijn zich splits bij het Bataafse grondgebied? Wat wel duidelijk is dat je door deze rivieren wel in de Oceaan komt, maar niet in hartje Germanië in het gebied van de Chatten. Via de Noordzee en de Eems en Weser kom je beslist niet in hartje Germanië, wat historici ons wel willen laten geloven? Het is een grote omweg om vanuit Nijmegen (?) in het gebied van de Chatten te komen. Waarom zouden de Romeinen vanuit Nijmegen naar de Chatten getrokken zijn? Waarom niet vanuit Keulen of vanuit Mainz? Het geeft nogmaals aan dat de traditionele opvattingen aan alle kanten rammelen en er weinig van klopt. Lees meer over de rivieren, de Waal en de
In vers 5 schrijft Tacitus dat de Gallische gebieden het beu waren steeds maar paarden te moeten leveren; zijn lange legertros was een buitenkans voor hinderlagen en een hopeloze opgave voor verdedigers. Maar als ze de zee op zouden gaan, zou de inbezitneming gemakkelijk zijn en onopgemerkt voor de vijanden, tegelijk zou de oorlog vroeger begonnen kunnen worden en de legioenen en de proviand samen vervoerd kunnen worden; de ruiters en hun hun paarden zouden nog fris via de mondingen en beddingen van de rivieren midden in Germanië opduiken. Ziet U dit voor zich? Bekijk het eens in een atlas of op bijgaand aangepast kaartje (zie afbeelding hiernaast; klik op de afbeelding voor een vergroting).Volg de pijlen op dit kaartje die de route die Germanicus met zijn vloot afgelegd heeft om bij de Chatten (B) te komen. De vraagtekens staan bij de Eems en de Wezer. Bij A is de plaats van de Varusslag aangegeven, dat op zo'n 250 km van de Chatten ligt.
Tongeren, ook op deze kaart, werd pas door de Romeinen bereikt in 7 vóór Chr. Keulen is archeologisch niet ouder dan 50 ná Chr. De Romeinse wegen op dit kaartje geven eveneens een vertekend beeld. Die bestonden nog lang niet rond het begin van de jaartelling. De Romeinen zouden volgens de traditionele opvattingen eerder in Nijmegen geweest zijn dan in Duitsland of in het noordelijk deel van Gallië? Dit kaartje geeft wel juist aan dat de Romeinen via Duitsland in Nijmegen aankwamen. De weg die hier te zien is van Boulogne naar Keulen is de werkelijke Limes uit de tweede helft van de derde eeuw toen de Romeinen Nederland verlaten hadden. Deze Limes lag niet in Nederland, maar op de taalgrens. Lees meer over de taalgrens. Het is duidelijk dat met dit en andere kaartjes (p.161 en p.166) de geschiedenis gemanipuleerd wordt in de richting van de traditionele opvattingen. Zolang er geen archeologische bewijzen zijn gevonden dat de Romeinen (met meerdere legioenen!) in Noord-Duitsland geweest zijn en er geen kampen gevonden zijn (de Romeinen bouwde dagelijks een nieuw kamp), blijft dit verhaal een mythe. Het is een hardnekkige mythe waarvan elke historicus weet dat het niet juist kan zijn geweest, maar men 'bedachtzaam' over zwijgt. Immers toegeven aan de valsheid van deze mythe houdt in dat de geschiedenis van Romeins Nederland herschreven moet worden. Dat herschrijven is al gedaan en wel door Albert Delahaye. Hij plaatst dit hele verhaal in Frans-Vlaanderen, aangegeven met de letter C, waar het in noordelijk deel van Gallia gebeurd en op aannemelijke schaal. Bedenk ook dat Drusus, die stadhouder in Gallia was, zijn werken begon met het bouwen van bruggen tussen Boulogne en Gessoriacum (=Le Portel, het tegenover Boulogne liggende schiereiland), waar hij een grote werkhaven met opslagplaatsen aanlegde. Dààr lag het beginpunt van zijn linie en de aanleg van de vele forten tegen het binnendringen van Germaanse stammen. Deze forten zijn in Nederland of Duitsland nooit gevonden. De rivieren Albis, Amisia en Wisurgis, waarlangs de linie verder liep, waren de Franse Aa, de Hem en de Lys en niet de Elbe, Eems en Weser. Lees daarvoor Germania van Tacitus.
Het verhaal dat hier ook verteld wordt is dat de broers Arminius en Flavius. Lees meer over bij Teutoburg.
Waarschijnlijk is dit aantal overdreven, maar ook de bouw van minder schepen zou al een behoorlijke impact hebben gehad. Bij het Traianusplein in Nijmegen vonden archeologen enkele tijdelijke kampen uit deze periode, kennelijk bedoeld als verzamelplaats van troepen (p.144) noot 6. In noot 6 wordt verwezen naar 'Willems, W. e.a. (red.), Nijmegen. Geschiedenis van de oudste stad van Nederland, deel 1, Prehistorie en oudheid (Wormer 2005)'. Maar wat schrijft Willems? Wat betreft de functie bestaan er drie interpretaties. De oudste is dat het kamp, gezien zijn ligging, diende ter bescherming en wellicht ook ter controle van de burgerlijke nederzetting Oppidum Batavorum en de handelsactiviteiten daar. Het Kops Plateau lag daarvoor natuurlijk veel te ver naar het oosten. Als dat inderdaad de functie was, dan moet de situatie nog tijdens de regering van keizer Tiberius zodanig verbeterd zijn dat het kamp, waar gemakkelijk een cohort (ca. 500 man) in gelegerd kan zijn geweest, al snel weer kon worden opgeheven. Een tweede, meer recente interpretatie is dat de bezetting van het kampement tot het leger van Germanicus behoorde, die tussen 13-16 verschillende veldtochten organiseerde tegen de Germanen aan de overzijde van de Rijn. Ten slotte is er nog een derde mogelijkheid, namelijk dat het kamp verband houdt met de formele stichting van Oppidum Batavodurum in 17 na Chr. Daarvoor benodigde menskracht zou dan door hier gelegerde soldaten geleverd kunnen zijn. Het zou dus kunnen zijn! Hoeveel zekerheid spreekt hieruit?
Deze drie mogelijkheden geven precies aan hoe de Romeinse geschiedenis van Nijmegen tot stand kwam: het is gewoon 'giswerk' op grond van twijfel. Mogelijkheid 2, wat dus een interpretatie is, zou hier van toepassing zijn. Een mogelijkheid is dus onzekerheid waaruit twijfel spreekt. Maar dit wordt in het Verhaal van Gelderland gepresenteerd als zekerheid, wel met het woord 'kennelijk'. Hoezo kennelijk? Waaruit blijkt dat we dat kennen?
Dat Germanicus vanuit Nijmegen op zou rukken naar Germanië is een mythe. Germanicus trok op naar de Chatten en herstelde de grafheuvel van Varus die door de Chatten verwoest was. Maar de Varusslag vond toch plaats in/bij Osnabruck? Dat is wel zo'n 250 km van het gebied waar men traditioneel de Chatten plaatst (zie kaart). Lees meer over de Varusslag. Opmerkelijk is ook dat hier genoemd wordt dat het Oppidum Batavodurum pas in 17 ná Chr. gesticht zou zijn. Daarmee vervalt een stichting in 20/19/16 of 10 vóór Chr.
Op pagina 145 wordt de 'godenzuil' getoond en besproken. Er worden helaas weer enkele voorbarige conclusies uit getrokken, zoals 'het belang van Nijmegen'. Er wordt dan wel bij vermeld dat die zuil 'elders' gemaakt moet zijn. Dat laatste is uiteraard vanzelfsprekend, aangezien de steensoort (kalksteen) in de buurt van Nijmegen niet voorkomt. De zuil is dan ook versleept. De twee nog bestaande blokken zijn gevonden in een laat-Romeinse gracht. De vragen die te weinig gesteld worden zijn: "Waar is de rest van deze zuil?" en "Hoe kwamen deze brokstukken in Nijmegen terecht?" Kwamen die in Nijmegen terecht zoals zoveel andere Romeinse artifacten? Als je de reconstructietekening op deze pagina bekijkt, is slechts een kwart van de vermeende zuil in Nijmegen terecht gekomen. En wat bewijs je met 25% van een overblijfsel zolang niet de overige 75% gevonden is? Niets toch? Duidelijk is wel dat met deze toevallig ter plaatse gevonden brokstukken niets te bewijzen valt ten gunste van Nijmegen en al helemaal niet voor de aanwezigheid van Trajanus in Nijmegen of voor Nijmegen als oudste stad.
In tegenstelling tot wat de naam suggereert, was er weinig Bataafs aan Oppidum Batavorum. Het stadje zag er Romeins uit en archeologen vonden nog weinig aanwijzingen dat de inwoners van Bataafse oorsprong waren. Wat was de functie dan wel? Het idee van zo'n hoofdstad past in de administratieve indeling van dit noordelijkste gedeelte van Gallië. De Romeinen hechtten grote waarde aan administratie, om praktische, bestuurlijke, fiscale en juridische redenen. Ergens rond 20 v.Chr. zal de Romeinse overheid het Bataafse gebied hebben afgebakend, de latere Civitas Batavorum. De Bataven woonden vooral in de Betuwe, met name in de omgeving van Tiel en Rossum. Ze hadden geen versterkte nederzetting op een heuvel, een oppidum, zoals de meeste andere Keltische volkeren. Wellicht hadden de Romeinen het idee van zo'n oppidum voor ogen toen ze de Bataafse hoofdstad aanlegden op de dichtstbij gelegen hoge plek, onder de rook van de militaire kampvuren van het Kops Plateau. Maar de Bataven waren in eerste instantie niet te vermurwen met stedelijke perspectieven en bleven wonen in hun boerderijen op het platteland. Ze leverden weliswaar trouw hulpsoldaten aan het Romeinse leger, maar de eerste tientallen jaren vertikten ze het om al te veel te integreren (p.145-146).
Gaat men in Nijmegen nu eindelijk inzien wat Albert Delahaye altijd al geschreven heeft? Wat hier geschreven wordt is niet alleen zeer verhelderend, maar lost ook enkele problemen op, tenminste als men de Betuwe, Tiel en Rossum schrapt. Dat de Romeinen al in 20 v.Chr. in Nederland waren is een farce. Ze waren al wel in noordelijkste deel van Gallië, precies zoals Tacitus schreef waar de Bataven zich vestigden. Het oppidum van de Bataven was gelegen op de Castberg te Cassel (hoogte 164 meter, met een fenomenaal uitzicht over het West-Vlaams heuvelland), dat het Castellum Menapiorum van de Menapiërs was. Van een Oppidum Batavorum is in Nijmegen nooit sprake geweest. W.Willems heeft er ook lang naar gezocht, maar zijn conclusie was 'we hebben het niet gevonden'. Dan houdt toch ook deze mythe op?
Op p.147 en 149 wordt over het watermanagement van Drusus geschreven. In de tekst staat dat 'volgens Romeinse bronnen' Drusus een strekdam aanlegde in de Rijn en worden Waal, Eems, Elbe en zelfs de Waddenzee en de Utrechtse Vecht genoemd. Dan zou ik toch graag zien welke Romeinse bronnen hier bedoeld worden. Een verwijzing naar die Romeinse bronnen ontbreekt en dat is precies het probleem bij alle geschrijf over Romeins Nederland. Immers, nergens in de Romeinse bronnen staan de tegenwoordige namen. Dat zijn dus allemaal hypothesen, ofwel eengenoemen nog te bewijzen opvattingen. In noot 10 wordt verwezen naar Jan Verhagen die er een dissertatie over hield aan de VU in 2022. Nu kennen we Jan verhagen al langer die immers Castra Herculis in Nijmegen plaatste bij zijn dissertatie over de Peutingerkaart. Lees meer over Jan Verhagen. De Romeinse bronnen die over de 'fossa Drusiana' gaan, zijn te vinden bij Florus, Epitame II, 30 en bij Tacitus, Annalen II, 8. Daar lees je niets over de Utrechtse Vecht (een eerdere opvatting dat het de Gelderse IJssel zou zijn geweest wordt dus al als onjuist los gelaten), of over de Waddenzee. Wel over de Oceaan, maar dat was bij de Romeinen de Atlantische Oceaan en beslist niet de Waddenzee of de Noordzee.
Het grootste misverstand is dat archeologen en historici de Romeinse water- en wegwerken op het niveau van het huidige maaiveld veronderstellen. Dat wordt tegengesproken door de Romeinse resten die gevonden worden tot wel op zeven meter diep. Op de foto hiernaast zijn resten van een Romeinse weg te zien, die gevonden werd in Vleuten-De Meern. Ze liggen op ruim 2 meter diep. Zouden de Romeinen hun wegen onder de grond gestopt hebben? Of was het maaiveld toen veel lager gelegen? Dit houdt ook in dat de Drususgracht en andere waterwerken (Corbulo-gracht) niet op het huidige niveau van rivieren gelegen kan hebben. De waterwerken lagen toch lager dan de wegen. Dat is op deze foto ook te zien. Op de voorgond zijn scheppsdelen te zien die hier eveneens te zien zijn. Die scheepsdelen liggen lager dan de weggedeelten. Zie ook het verhaal onder punt 7 hierboven, waar de veronderstelde veldtocht van Germanicus beschreven wordt. Het zou een onmogelijke omweg geweest zijn op het gebied van de Chatten te bereiken. Lees meer over de kanalen van Drusus en van Corbulo en over de transgressies en laag Nederland
De aanwezigheid van de Romeinen in (westelijk) Europa 'kwam voort uit een onweerstaanbare drang om de wilde natuur te temmen en een uiterst praktische instelling' (p.149). Bij welke klassieke schrijver heeft Paul van Heijden, de auteur van dit hoofdstuk, dit nu weer gelezen? Kwam die expansiedrift niet voort uit wat we nu kolonialisatie noemen, waarbij het ging om grondstoffen (tin in Brittannia) en slaven voor al hun bouwwerken. Van der Heijden somt nog enkele wetenswaardigheden op die toch om de nodige uitleg of discussie vragen, zoals:
- Verkenningen in het westen en noorden van het latere Nederland, gecombineerd met de af en toe moeizame verplaatsingen in dit drassige terrein, zullen de Romeinse interesse in dit gebied niet hebben vergroot: hier viel letterlijk en figuurlijk niet veel te halen. Archeologisch is ook vastgesteld dat de Romeinen nauwelijks ten noorden van de Rijn geweest zijn. Zouden ze dan wel via de Utrechtse Vecht en Waddenzee naar de Eemsmond getrokken zijn?
- Tacitus, die in onze streken is geweest, doet er behoorlijk schamper over. Dat Tacitus in onze streken geweest zou zijn is een compleet onjuiste veronderstelling. Lees nu eens alles wat Tacitus daarover zelf schrijft en pik er niet één zin uit. Tacitus is nooit boven de taalgrens geweest, zoals hij ook zelf duidelijk schrijft. Lees meer over Tacitus.
- Kennelijk was de drang om hier beschaving te brengen gering. Door het gebrek aan grondstoffen als zink, zilver, tin, koper en goud was het ook economisch geen interessant gebied. Hier wordt de ware reden van de expansiedrift van de Romeinen genoemd. Het ging hen slechts om grondstoffen, maar ook om graan dat vanuit Brittannia werd 'geroofd'. Overigens trok Julius Caesar naar Brittannia vanwege een wraak op de Angelsaksen, die de Saksen op het vaste land te hulp waren gekomen in hun strijd tegen de Romeinen. Dus niet vanwege een drang om de natuur te temmen (hoe doe je dat?) of om beschaving te brengen, wat uiteraard een gotspe is.
- Kennelijk vonden ze het ook geen bedreiging, want de Rijn werd ter hoogte van de Veluwe nauwelijks beschermd, in tegenstelling tot het westen met zijn ontoegankelijke veenmoerassen Let ook hier weer op het gebruik van het woord 'kennelijk'. Daaruit blijkst slechts dat het om speculaties gaat. Wat hier ook vastgesteld kan worden is dat er van over de Rijn geen enkele dreiging van Germaanse stammen bestond, zoals ook A.W.Byvanck al in 1942 vaststelde. Lees je klassieken! Daarmee vervallen enkele cruciale uitgangspunten van Romeins Nederland, met name ten aanzien van de Bataven, de Friezen en andere stammen die men graag in Noord-Nederland of in Duitsland plaatst. Germania Inferior lag ten zuiden van de Rijn: zie de historische atlassen die dat heel juist afbeelden.
- Plinius de Oudere geeft in zijn Naturalis Historie als een van de eersten een landschappelijke beschrijving van het latere Nederland (p.149). Plinius geeft geen beschrijving van Nederland, maar van het landschap in Frans-Vlaanderen, waar het landschap precies overeenkomt met Nederlands Friesland. Enkele details bestaan er nog steeds, zoals de 'watergangs'en de 'terres flottantes' (drijvende eilanden), wat ook het woongebied van de Stadingi was. Lees daar meer over bij Plinius.
- Zulke mooie beschrijvingen ontbreken voor het Rivierengebied, maar dankzij archeologisch onderzoek is het wel mogelijk een beeld te schetsen. Het was een zeer afwisselend landschap, voor een groot deel nat en deels onbegaanbaar, maar ook vruchtbaar (p.150). De verondestelling die hier wordt gevolgd is dat Plinius wel Friesland beschreven zou hebben, waar geen Romein is geweest, maar niet Zuid-Holland, waar de Romeinen wél verbleven. Let vooral op dat nat en deels onbegaanbaar. Het houdt in dat de Romeinen steeds een strijd tegen het water hebben moeten voeren en het tenslotte (om de woorden van prof.D.P.Blok te citeren) het maar hebben laten gaan en uit Nederland vertrokken zijn.
|