Terug naar de beginpagina. Naar het overzicht in het kort.

Naamkunde - etymologie.

Er komen steeds meer websites die actief zijn op het uitgebreide gebied van de geschiedenis.
Daarbij moet scherp onderscheid gemaakt worden naar de vorm en de inhoud van die websites.
Vind je op een website geen mededelingen over de nog alom aanwezige twijfel, dan is zo'n website te beperkt.
Vooral op het gebied van naamkunde is er nog steeds veel twijfel en discussie en dat mag dan ook op geen enkele website ontbreken.

Naamkunde is de sleutel tot de oplossing van veel historische problemen.



Een voorbeeld van een onzinnige naamsverklaring is Antwerpen. Het zou afgeleid zijn van HAND-werpen waarbij de held Brabo de reus Antigoon zou hebben verslagen, zijn hand afgehakt en wegggeworpen zou hebben. Deze onvoorstelbare stupiditeit wordt in Antwerpen ook nog met een groots beeld herdacht. Het is de 'Mannekepis' van Antwerpen.
Op grond van een plaatsnaam kun je geen geschiedenis claimen, zoals prof.dr.D.P.Blok (kijk daar) steeds gedaan heeft, als in Noord-Frankrijk een plaats bestaat met dezelfde naam. Dan zal eerst uitgezocht moeten worden welke plaats(en) precies bedoeld (worden) in die (meestal Franse) oorkonde(n). Men kan deze oorkonde niet klakkeloos toepassen op Nederland, al worden er rivieren, streken of andere zaken genoemd die ogenschijnlijk in Nederland bestaan. Want ook de namen van rivieren, streken en andere zaken in Nederland zijn te vaak doublures van die in Noord-Fankrijk. De levensbeschrijving van St.Lebuinus kan hier als schoolvoorbeeld dienen. In Noord-Frankrijk bestaat St.Liévin die een volledige doublure is van Lebuinus, compleet met de plaats Daventria en de rivier de Isla. In Nederland zijn dat Deventer en de IJssel, In Noord-Frankrijk Desvres en de Lys. Ook de geschiedenis van St.Ludger is zo'n voorbeeld. Zijn plaatsing in Nederland is een complete fabel. Wat zou hij hier hebben komen doen, toen laag- en midden-Nederland een groot moeras- en waddengebied was. Het hele gebied was onbewoond. Zie verder bij de transgressies.

De visie van Albert Delahaye.
Geschiedenis zonder naamkunde is onvolledig. Naamkunde is het ijkpunt voor het bepalen van de juiste plaats van de beschreven geschiedenis. Daarin is in het verleden nogal eens wat fout gegaan. Etymologie mag dan ook in geen enkele historische publicatie ontbreken, want juist daarover bestaat veel twijfel en bestaat de nodige discussie.
Naamkunde moet aan 3 voorwaarden voldoen:
  • ter plaatse moet ten tijde van de vermelding in de schriftelijke bron een nederzetting hebben bestaan;
  • deze nederzetting moet aantoonbaar de naam gedragen hebben waarover het gaat;
  • er moet een continuïteit hebben bestaan tussen de historische en de huidige plaats.



    Wat weten we nu feitelijk echt?
    Alle teksten over de geschiedenis in het eerste millennium zijn in het Latijn geschreven. In geen enkele tekst vind je moderne namen. Het is dus zaak aan te tonen welke huidige plaats bedoeld wordt met die Latijnse naam. Dat daarbij nogal wat fouten zijn gemaakt valt niet te ontkennen. Als uit de Latijnse tekst geen directe gegevens te halen zijn, zal de contekst de doorslag moeten geven bij het zoeken naar de juiste plaats.
    Welke plaats wordt bedoeld met ???
  • Aladna???
  • Humella???
  • Theodon???
  • Hesi???
  • Nuazfelde???
  • Asnon???
  • Lanhara???
    die allemaal vookomen in een oorkonde uit het jaar 828 waarbij Geroward, volgens erfrecht, een schenking doet aan de kerk van Vetus Trajectum.

    De discussie over plaatsnamen is de kern van de studie van Albert Delahaye en van de historische geografie.

    Als in een oorkonde 10 plaatsen genoemd worden, kan men met de determinatie van slechts één plaats niet beweren dat het over Nederland gaat, terwijl over de overige 9 plaatsen wordt gezwegen.
    Namen in één oorkonde genoemd moeten altijd in samenhang in een beperkt gebied gezocht worden. Vind het gebied en de plaatsen rollen vanzelf te voorschijn. Laat je hierbij niet verrassen door doublures en let vooral op continuïteit van een plaats.

    Er zijn drie voorwaarden voor determinatie en lokalisatie ven een plaatsnaam:
    1. ter plaatse moet ten tijde van de vermelding een nederzetting hebben bestaan. Zonder nederzetting heeft er geen plaatsnaam bestaan die in schriftelijke bronnen vermeld werd.
    2. die nederzetting moet aantoonbaar die naam gedragen hebben, waarbij doublures en historische verplaatsingen scherp bestudeerd moeten worden.
    3. er moet een continuïteit hebben bestaan in historische en geografische zin, wil men de klassieke naam op de huidige plaats toepassen, ook al lijkt de huisdige naam nog zo veel op de klassieke naam. Veel plaatsnamen zijn gegeven naar het landschap waarin ze voorkwamen.


    Zie voor een uitegbreide documentatie over naamkunde de boeken van Albert Delahaye. Kijk ook eens wat de 'deskundigen' prof.dr.D.P.Blok en prof.dr.M.Gysseling hierover vermelden en bekijk er vooral de opmerkingen over hun manier van naamkunde bedrijven.

    Lees het boek "De Ware Kijk Op" en oordeel zelf.