Terug naar de beginpagina. | Naar het overzicht in het kort. |
![]()
![]() Tekst op de steen van 'Tongerse' schippers. De Wilten en Wiltenburg. Beda Venerabilis die vanuit Engeland over het vaste land schrijft, verhaalt dat koning Pepijn aan St.Willibrord als plaats voor zijn zetel de beroemde burcht Wiltaburg aanwees, de stad van de Wilten, die in de Gallische taal Trajectum werd genoemd, in zijn taal (Engels/Latijn?) Aettreocum. De hier geschetste voorgeschiedenis is voor Utrecht totaal onaanvaardbaar; het bestaan van de stad is niet eens ten tijde van St. Willibrord archeologisch vastgesteld, nog minder twee eeuwen tevoren. De Gallo-Romaanse naam Trajectum kan in Nederland niet hebben bestaan. Een tekst uit 811 vermeldt: De Noormannen vielen voor de eerste maal Morinië binnen, de streek van Boulogne, St. Omaars en Cassel, waar zij van de kust verdreven werden door Roland, die door Karel de Grote als gouverneur over dit gebied was aangesteld. De keizer trok met een groot leger tegen de Noormannen op, die met een vloot op de kust van Frisia (dat Vlaanderen was) waren geland. Een vloot van de Franken, die Frisia had afgestraft, keerde naar huis terug. Een burcht, die door de Wilten was ingenomen, werd door de Franken heroverd. De Wilten, wier hoofdstad Trajectum de zetelplaats van St. Willibrord was, verbleven in het noord-westen van Frankrijk en niet in Nederland. Dit verhaal speelt zich dus af in Frankrijk aan de kust van Het Kanaal en niet rond Utrecht. In de berichten over de strijd van de Franken tegen de Saksen, Friezen en Wilten komt diezelfde trits van Albis, Amisia, Wisurgis en Lippia met de regelmaat van een klok terug, waardoor ten eerste blijkt dat bepaalde gebeurtenissen ten aanzien van de juiste plaats volledig op hun kop zijn gezet, en ten tweede een totaal vals beeld is ontstaan van het Merovingische en Karolingische rijk ten tijde van zijn expansies. De zogenaamde Karolingische residentie van Nijmegen (die dus nooit bestaan heeft: zie hierboven de Fundamentele Verwarring) ontleende voor een groot deel haar geloofwaardigheid aan het motief, door sommige historici zelfs als de diepste reden van haar bestaan aangehaald, dat Karel de Grote er een steunpunt had willen vestigen voor zijn strijd tegen de Saksen. |
In dit jaar boek staan zes interessante artikelen van verschillende schrijvers. Wat in al deze artikelen opvalt is dat de auteurs zelf ook steeds meer constateren dat de traditionele geschiedenis niet helemaal juist is, zelfs dat deze op meerdere punten geheel onjuist is. We bespreken hieronder de volgende artikelen: ① Utrecht anno 47 : verkenning van een donker tijdvak; / E.J. van Ginkel. p. 8-34 : ill., krt.. - Met lit.opg. ② Van Nijmegen naar Utrecht : de limes in Nederland; / J.K. Haalebos. p. 36-65 : ill., krt., plgr.. - Met lit.opg. ③ Een Romeins graanschip in Woerden; / J.K. Haalebos. p. 68-95 : ill., plgr., tek.. - Met lit.opg. ④ Antonia, Wiltenburg, Traiectum : de kennis van het Romeinse verleden van Utrecht door de eeuwen heen; / C.J.C. Broer en M.W.J. de Bruijn. p. 98-124 : ill., plgr., portr.. - Met lit.opg. ⑤ 'Dan zullen velen juichen'. Geschiedenis van twintig jaar conflicten over het archeologisch onderzoek op het Domplein te Utrecht (1929-1949); T.J.Hoekstra en S.L.Wynia. p.125-168. Met afb. & lit.opg. ⑥ Servatius en Johannes : over de vroegste geschiedenis van het Utrechtse vrouwenklooster van St. Servaas; Moolenbroek, J.J. van. p.169-204. ill., plgr., portr.. - Met lit.opg. Wat opvalt in deze zes artikelen is dat de auters wel een eerlijk verhaal geven, al wringen ze zich bij hun interpretaties of conclusies wel eens in vreemde bochten, om te proberen iets wat recht is, toch krom te praten. Dat kan ook niet anders als je kost wat kost wil blijven vasthouden aan de oude tradities, terwijl modern onderzoek (zoals de archeologie) dit tegenspreekt. Dan kom je al vlug op het terrein van speculeren en fantaseren. Opmerking onzerzijds in rood.
De visie van Albert Delahaye.
Wat lezen we in de artikelen? Er zijn talloze citaten te geven waarbij de betreffende schrijver al de nodige vraagtekens plaats of waarin iets beweerd wordt wat nog nooit bewezen is, maar altijd is aangenomen als ware geschiedenis van Utrecht. ① Utrecht anno 47 : verkenning van een donker tijdvak; / E.J. van Ginkel. 'Utrecht anno 47' behandelt het landschap, de bevolking en de invloed van het Romeinse (militaire) bestuur in de provincie Utrecht aan het eind van de Late Ijzertijd en het begin van de Romeinse tijd. Daarbij komen onder meer de bewoningsmogelijkheden in de verschillende landschapstypen, het onderzoek naar inheemse nederzettingen in het Kromme-Rijngebied en het fort bij Vechten aan de orde Op dit artikel is het nodige aan te merken. Auteur Van Ginkel noemt het niet voor niets 'een donker tijdvak'. De hele geschiedenis is niet alleen donker, maar vooral duister. Er is weinig met zekerheid bekend. Over de Peutingerkaart merkt Van Ginkel (p.27) het volgende op: Als we aannemen dat tenminste de plaats waar het altaar is gevonden, Fectio heette, blijven er enkele vragen over. Bijvoorbeeld: was Fectio wel de naam van het fort? Of sloeg die naam vooral op de nabijgelegen burgerlijke nederzetting, de vicus? De altaarsteen van burgers en schippers doet in ieder geval dat laatste vermoeden. De vermelding op de Peutinger Kaart (gesteld dat Fletio = Fectio) geeft feitelijk geen uitsluitsel; van geen der op die kaart genoemde namen is zeker of het een fort betreft, van sommige wčl, dat het om een stad gaat (Forum Hadriani, Noviomagus). Toch wordt in iedere publicatie de fortenrij langs de limes aangeduid met de rozenkrans van namen van de Peutinger Kaart. Het is de vraag in hoeverre dat terecht is. ![]() Rechts een replica van de betreffende steen (die mogen ze wel eens schoonmaken! Het historisch besef is met mos bedekt -zoals wel vaker in Nederland- en onleesbaar 'duister'). De tekst op deze steen staat in de linker kolom met vertaling.
Bij de vermelding van de opschriften op altaar- of gedenkstenen is het belangrijk de vindplaats te vermelden. Nu wordt de indruk gewekt, dat we te maken hebben met een onbetwijfelbare Nederlandse documentatie, een indruk die reeds lang zijn wrange vruchten heeft afgeworpen, niet alleen bij leken maar ook bij de wetenschappers. Stenen van Bataven bijvoorbeeld, bevinden zich over het gehele voormalige Romeinse rijk, tot in Egypte en Irak. De vindplaatsen zijn even belangrijk als de teksten. Het gebeurt te vaak dat men wat gaat goochelen met stenen om die aan te voeren als bewijs voor de woonplaats van het vermelde volk. Op z'n minst zou men eens de in Nijmegen gevonden steen van een Moriniër uit de streek van Terwaan en Boulogne moeten bekijken, al was het maar om de lezers te waarschuwen dat stenen die overal verspreid waren, geen argument kunnen vormen voor de situering van de woonplaats van een bepaalde volksstam. Op de vierde plaats wordt Fectio (wat dus niet op die kaart staat!) altijd als Vechten (of soms toch ook als Vleuten?) opgevat, wat dan als een schrijffout wordt gezien. Op de Peutingerkaart staat nergens Fectio staat, wel Fletione (of staat er Eletione?). De Nederlandse traditie is dus gebaseerd op een schrijffout. Lees meer over Fectio. ② Van Nijmegen naar Utrecht : de limes in Nederland; Jan Kees Haalebos. Nederland maakte in de Romeinse tijd deel uit van de provincie Germania inferior, Neder-Germanië. De Rijn vormde niet alleen de grens van deze provincie, maar tevens van het Romeinse rijk. Langs deze grens, die tegenwoordig meestal met het woord limes wordt aangeduid, waren tal van forten (castella) opgericht die het rijk moesten beschermen en het transport langs en over de rivier moesten controleren. In het achterland was in Nijmegen een grote legerbasis gevestigd ter ondersteuning van dit verdedigingssysteem. De in deze legerplaatsen samengebrachte massa soldaten was ongekend groot en verenigde mensen van zeer verschillende herkomst: Romeinse burgers uit Italië en de provincies langs de Middellandse Zee en rekruten uit onderworpen stammen, Galliërs, Germanen, Spanjaarden, Pannoniërs, Thraciërs en Orientalen. Het leger vormde een belangrijke factor in de ontwikkeling van de provincie. Buiten de militaire centra en de paar steden (municipia) en grotere dorpen (vici) die tegen het einde van de 1 ste eeuw tot ontwikkeling kwamen bleef de Romeinse invloed op de lokale cultuur over het algemeen echter beperkt Onze opmerkingen en dat zijn er best veel: Haalebos beschrijft in dit artikel niet de hele limes, maar enkel het stukje tussen Nijmegen en Utrecht, zoals de kop van zijn artikel ook aangeeft. Toch noemt hij een aantal keren ook Valkenburg Z.-H., Zwammerdam, Woerden, Alphen a/d Rijn en Leiden-Roomburg ter onderbouwing van zijn opvattingen. Blijkbaar vindt hij de argumenten voor zijn onderbouwing niet op het gedeelte tussen Nijmegen en Utrecht, waar -volgens de kaartjes- tussen Utrecht en Nijmegen een groot stuk niemandsland van ruim 60 km ligt tussen Bunnik-Vechten en Arnhem, slechts onderbroken met Maurik waar een castellum of anderszins onvindbaar is. Lees meer over Maurik Haalebos geeft liefst vier definities van het begrip Limes. Dan is er altijd wel een bij die past bij de traditionele opvattingen. Het geeft meteen aan dat van eenduidige opvattingen ook hierover geen consensus bestaat. Let vooral op dat 'ook hierover'. Waarover dan nog meer? De Limes wordt gedefinieerd als 1. een grensdistrict met een bestuursgebied, ook als het niet aan de grens ligt. Ja, je moet Nijmegen er toch ook bij betrekken (!). Verder is de limes 2. een verdedigingsgrens tegen wilde volksstammen of 3. een transportroute of 4. een riviergrens. Hij relativeert het onderscheid met de definitie van (Ernst?) Fabricius (uit 1929: zijn geschrift ontbreekt in de literatuuropgave!) met ...daarbij wordt gedacht.... Het is dus maar een gedachte. Verder noemt hij Naar men meestal aanneemt... en met ...lijkt minder waarschijnlijk... of Er bestaan geen aanwijzingen... of er is wel vermoed. Toch geen echt overtuigend beeld. Van die wilde volksstammen is ten noorden van Rijn overigens nooit iets gebleken, zoals ook A.W.Byvanck en W.A.van Es (die in de literatuuropgave ook ontbreken. Byvanck wordt wel genoemd bij de afkortingen) al concludeerden. Ja, als je alles wat jouw opvattingen tegenspreekt weglaat, is je eigen gelijk wel gemakkelijk aan te tonen. Haalebos beschrijft ook de geschiedenis van Romeins Nederland en volgt daarbij strak de traditionele opvattingen. Dat kan ook niet anders als leerling van Jules Bogaers (zie daar) die hij liefst 25x citeert. In zijn artikel over het graanschip in Woerden (zie ③) noemt hij Bogaers ook "chef en vriend". Hij laat Romeins Nederland beginnen met Julius Caesar (zie daar) wat een eerste onjuistheid is. In Nijmegen laat hij de Romeinen in 12 voor Chr. of wat eerder (?) op de Hunerberg een kamp stichten. Ook dat is een onjuiste en nooit bewezen opvatting (zie daar). Dat kamp is er ook nooit gevonden. Dat Nijmegen de grootste vindplaats van Romeins in Nederland gaan we niet tegenspreken, maar veel van dat Romeins is overigens door Smetius c.c (zie daar) verkocht aan het buitenland (met name aan Duitsland) en vult daar menig museum. Wat bij al die opgravingen in de hele stad wel opvalt dat er niets uit de tijd van Karel de Grote is gevonden. Dat zou toch boven het Romeins gezeten moeten hebben en eerder gevonden moeten worden. Maar niets daarvan, nog geen steen, zelfs geen scherf, wat ook wel uit de informatie in Museum Het Valkhof blijkt (zie daar). Over de castella schrijft Haalebos: "Men kan de aanwezigheid van Romeinse soldaten daar alleen vermoeden aan de hand van de gevonden voorwerpen". Dat vermoeden noemt hij liefst 12 keer in de tekst, zoals in: 'In het zuidelijke rivierengebied kan men van enkele plaatsen, zoals Rossum en Kessel-Lith, vermoeden dat ze deel hebben uitgemaakt van de verdediging van de provincie Germania Secunda in de late oudheid, maar ook hier komen we voorlopig niet verder dan vermoedens'. Ook woorden als 'lijkt' (18x) en 'lijken' (8x) en 'waarschijnlijk' (8x) en 'aannemen of aannemelijk' (6x) geven evenzovele keren twijfel aan. Daarnaast is bij Haalebos heel veel mogelijk (liefst 27x). Maar hoe zeker zijn dan de traditionele opvattingen? Er zijn nog een hele serie opmerkingen uit dit artikel te bespreken, die evenveel vragen oproepen, zoals:
|
Terug naar de beginpagina. | Naar het overzicht in het kort. |